geen zwarigheid zien om hun aan het been een kogel
te laten medeslependie hen in hunne bewegingen
genoeg belemmertom vrees voor doodslag, verwonding
of uitbreken hunnerzijds te doen verdwijnen Tegenover
zulke sletten, wier vrije beweging iu het gesticht
toch iets minder waard schijnt te zijn dan hel leven
en de veiligheid van brave beambten bij de vervulling
hunner gevaarlijke bediening, ziju zulke geheel
exceptionele dwangmiddelen wel te regtvaardigen.
We hopen van harte dat de Eerste Kamer dit
ontwerp moge verwerpen, maar dat de Mini-ter van
Justitie spoedig een nieuw aan de Vertegenwoordiging
aanbiede waarbij, met afschaffing der doodstraf, tegen
een zestal van de zwaarste misdaden de levenslange
tuchthuisstraf onvoorwaardelijken tegen de verdere
thans nog met den dood gestrafte misdrijvenin plaats
daarvan 1025jaren tuchthuis worde bedreigd, met
bevoegdheid om, alleen bij de laatste, door aanneming
van verzachtende omstandigheden tot een minimum van
5 jaren tuchthuis afte dalenen waarin levens straffen
worden bepaald tegen dc misdrijven van tot levenslange
tuchthuisstraf gecondemneerden die blijken daardoor
-aog niet voldoende onschadelijk te zijn gemaakt
Zoodanig nieuw wetsvoorstel zoude bij vele deskun
digen gerezen bezorgdheid voorde rampza'ige gevolgen
van het thans aanhangige ontwerp doen wijken en aan
de geschokte gemoederen het vertrouwen teruggeven
dat der burgeren leven en bezittingen, onze staatsinstel
lingen en onze onafhankelijkheid ook na de afschaffing
der doodstraf voldoende beschermd zullen blijven.
J.
(Met verwijzing naar N°. 1781 van 5 Junij jl.
4 e bladz., herinneren wij onzen lezers, dat wij tegen-
standers van de afschaffing der doodstraf zijn, hou
dende steeds voor oogen kei regt van gratieeen der
schoonste prerogatieven der kroon. Wij beoogen omtrent
den moordenaar: als uilzondering de doodstraf vol
trekking, maar als regel het doodsdreigement.
Red. Amersf CL)
Vreewelljkc met den dood bedreigde
miodaad gepleegd op eea bedie
nend beambte In fanette.
Art. 231. fftlb. ran Straft. Id j*?»I de gewelddadigheden
«epen de amhienaren en agentenbg artikel 228 en 230
•eraaeld, bloedtloriingkwelling of liekle eoortgebregt heb
ben zal de itraf bet tochtboii zqo in goal er biaoen de
eerrlig dagen de dood op «olgl, aal de tchaldige met de*
dood gestraft worden.
Voor het Provinciaal Geregtshof in Utrecht zal
op 20 September e. k teregt staan Reinier Cornells de
Grootoud 34 jarenarbeidergeboren en wonende
te Ingen, thans gedetineerd in bet huis van arrest
te Utrechtbeschuldigd dat hijin den nacht van
43 op 44 Junij jl.omstreeks halfdrie, en alzoo
in gesloten jagttijd, zich met zekeren Pieter van Wamel
ieder van een geladen geweer voorzien, bevindende
in het veld op den zoogenaamden Uiterwaard onder
Rhenen, op Evert Bos, veldwachter dier gemeente,
tevens onbez. rijksveldwachter, die, gekleed in zijne
gewone uniformmet de rijks-veldwachters R. van
der Burg en T. van Lunteren surveilleerde, en hem
beklaagde, toen hij door de vlugt trachtte te ontkomen,
achtervolgde ten einde hemals onbekendaan te
houdenonverhoeds en moedwillig, onder het toeroepen
van «terug!" meteen met grove hagel geladen tweeloops
geweerhetwelk by op hem aanlegde, op twee passen
afslands heeft geschoten, met het gevolg dat deze het
volle schot heeft ontvangen in den buik, diens leven
door die verwonding reeds terstond in gevaar is gebragt,
en hij aan de gevolgen dier verwonding in den nacht van
48 op 19 Junij is overleden; misdaad waartegen
is voorzien bij art. 231230 en 228 van het Wetb
van Sirafregt
Het volgende is gebleken:
Sedert eenigen tijd was het der Rijksvcldwacht
bekenddat op de zoog. Uilerwaarden onder Rhenen
herhaaldelijk wild werd gestroopt, waarschijnlijk door
personen die, aan den overkant van den Rijn in
Gelderland woonachiig, daartoe des nachts met een
bootje de rivier overstaken. Ten einde daartegen te
waken en zoo mogelijk hendie zich daaraan schuldig
maaktente dier zake te ealangcrenbegaven zich
in den nacht van 43 op 44 Juny 1870 derwaarts
de Rijksveldwachter, opziener der jagt en visscherij
R. van der Burg, de onbez. rijksveldwachter 7*. van
Lunteren en de gemeente- tevens onbez. rijksveldwachter
E. Bos, allen te Rhenen woonachtig, de laatste
gekleed in zijne gewone uniform als gemeente-veld
wachter aldaar.
Voor halfdrie ter plaatse aangekomen, zagen zij al
spoedig twee, ieder met een geweer gewapende hen
onbekende personen over den Uiterwaard gaan in de
rigting naar de plaats waar zij, door neder te bukken,
aan hun oog dachten 1e ontgaan, in de hoop dal zij
ben voorbij zouden loopen en hnn op die wijze de
terugtogl naar de rivier afgesneden zou kunnen worden.
In die hoop werden zij echter teleurgestelddaar de
onbekenden tot op ongeveer acht meters van de plaats
waar zij zich sohoil hielden genaderd, ben schenen
te bemerken eensklaps omkeerden en ijlings in de
rigting naar de rivier toe op dc vlugt gingen. On
middellijk zetten de beambten hen achterna, waarbij
E. Dos meer bepaald den eenen, van den Burg en
van Lunteren den anderen onbekéftde trachtten in te
halen en te grijpen.
Toen E. Bos, die sneller bleek te kunnen looien
dan de door hem vervolgde, dezen reeds digt op de
hielen wasnam die persoon een sprong teneinde aan
den overkant te geraken van een vrij breededestijds
droogc sloot, dienende tot keering van het aldaar
weidende vee. Hij nam evenwel zijn sprong te kort;
althans in stede van er over te springen, kwam hij er
midden in teregt en vervolgde zönc vlugt door de drooge
sloot. Terstond sprong Bos hem achterna en zette zijne
vervolging in de sloot voort. Toen hij tot op een paar
passen van hem genaderd was, keerde de onbekende
zicli onverhoeds omhaalde den haan van zijn geweer
over, legde, onder het uitroepen van het wooru«terug!"
dat wapen op den veldwachter aan en loste onmiddellijk
den regter-loop. met het gevolg dat die beambte het
volle schot in de regterzijde kreeg en, onder den kreet:
«moordenaar, gij vermoordt mij" nog wel de kracht
had om op hem toe te gaanhem bij de keel te
grijpen en op den grond te werpenmaar hem spoedig
daarop moest loslaten Van der Burg en van Lunteren
die zeer nabij waren, staakten, op het hooren van
het schot, hunne vervolging van den anderen onbe
kende, en kwamen hunnen verwonden makker te
hulp, door diens aanvaller aan te grijpen cn dezen zijn
geweer te ontweldigenwaarvan ook de linkerloop later
nog geladen bleek te zijn, en waarmede hij ook hen
bedreigdehebbende het bun niet mogen gelukken dal
wapen te bemagtigen dan na den houder met hunne
stokken zoodanig op den reglerarm te hebben geslagen
dat deze de kracht om het langer vast te houden had
verloren. Daarna maakten zij zich van den onbekende
die hun toen op„if B. C. de Groot te heeten en te Ingen
te wonen, meester en geleidden hem, evenals den
verwonde naar den straatweg Daar den laatste echter
de kracht om verder te loopen ontbrakwerden zij door
H. Vonk Cs. met diens wagen naar Rhenen gebragt,
waar de aangehoudene in het huis van bewaring opge
nomen de verwonde op eene burrie naar zijne woning
vervoerd en onder geneeskundige behandeling gesteld
werd van den aldaar practiserenden Med.Chir en Artis
Obsl. doctor P. Boodt, daartoe door den Burgemeester
gerequirèerd en vooraf beëedigd.
Na vier dagen van onbeschrijfelijk lijden,
in den avond van den 48 Junij stervende, gaf de
verwonde ten 2 ure in den opvolgenden nacht den geest.
Koewei zichmet het oog op de te houden lijkschou
wing van het geven van een elogium medicum onthou-
dendcwees dis deskundige al dadelijk op de beves
tiging van zijn terstond geuit gevoelen, dat de buikwond
als levensgevaarlijk te beschouwen wasterwijl hij er
de stellige overtuiging bij uitsprak dat naar zijn
oordeel de verwonding en daaruit ontstane inflara-
matie als oorzaak des doods moet worden beschouwd.
De juistheid van dat oordeel werd ook ten volle
bevestigd toen hij en Dr. J H. Coolhaas te Amcrongen
met de lijkschouwing belast, den volgenden dag ten
raadhuize te Rhenen lot het uil-en inwendig onderzoek
van het lijk overgingenen hebben zij na een zeer uit
voerig en zaakkundig schriftelijk verslag van hun on
derzoek verklaardonder verband van den vroeger
afgelegden eeddat de dood van E. Bos het on
vermijdelijk gevolg is geweest van het gangreen ver
oorzaakt door de toegebragte wond."
De verklaringen omtrent het gebeurde door R. van
den Burg, komen geheel overeen met die van E Bos,
en worden in alle opzigten bevestigd door T. van Lunteren
Alleen verzekerde v. L niet gehoord te hebben dat de be
klaagde den baan van zijn geweer spande of liet woord
terug" uitriep, doch wel heeft hij gezien' dat, toen Bos
den beklaagde tot op twee passen genaderd was, deze
zich eensklaps omdraaide, zijn geweer, zonder het aan
het hoofd te brengen, omhoog bragt en het terstond in
de rigting van Bos afschootzonder toen cenige moeite
te doen om uit de sloot te klimmen. Ook hy houdt het
voor onmogelijk dat het schot van zelf kan zyn afgegaan.
Vervolgens dat hij zijn kameraad t». d B. verder heeft
bijgestaan in het ontwapenen, vasthouden en gevankelijk
naar Rhenen overbrengen van den beklaagdenadat Bos
hem het gat in de regterzijde van zijn jas ter hoogte
van den buik vortoond en onder het uilen der klagle
mijn arme vrouw en kinderen I hem betuigd had hevige
pijn in de zyde te hebbendie hem dan ook heeft belet
verder dan 150 passen van de plaats des misdrijfs
te loopen.
Evenzoo heeft Pieter van Wamel de opgaven der
veldwachters bevestigd door optegeven dat hij, gedurende
de drie laatste maanden met den beklaagde zand ge
baggerd hebbende in den Rijn ten behoeve van den
steenoven des heeren van Wijk te Ingenin dien
lijd meermalen met den beklaagde aan den overkant
der rivier uit stroopen is geweest; dat hij, na vooraf
daartoe gemaakte afspraak ten 9 ure in den avond
van 13 Junij jl. met den beklaagde dc rivier is over
gevaren waarna zij te zamen aan hel slroopen zijn
gegaan tot ongeveer middernacht, toen zij tot hel
gebruiken ven koffij en brood naar de aak zijn
teruggekeerd; dat zy een paar uren later inet hetzelfde
doel op nieuw over den Uiterwaard zijn gegaan
naar een boscbje ten einde aldaar de hazen ople-
wachten, die "s avonds te voren uit het weiland
derwaarts gegaan zouden zijndat, terwyl hij zelf een
eenloops geweer bij zich had, de beklaagde gewapend
was met een dubbel jagtrocr, hetwelk hij als hebbende
'Jl den voornpcht reeds de beide loopen afgeschoten
versch geladen haddat zoowel van zyn als van des
beklaagden geweer de hanen tfaren nederselaten
dal daarop, omdat hel gebruikelijk is tegen heljjchtig
wordenwel papier tusschen banen en schoorsteen-
tjes zal gelegen hebbenen dat hij niet heeft
gezien dat de beklaagde de hanen voor of op het
oogenblik hunner ontdekking door de veldwachters
beeft gespannen, betgeen te doen dan ook niet ge
bruikelijk is dan op het oogenblik dat men zich tot
wildschieten gereed houdt, als wanneer van een dubbel
geweer de beide hanen gelijktijdig plegen te worden
gespannen; dat, toen zij, na het overgaan van den
Uiterwaard, zeker boscbje bij den straatweg naderden,
de beklaagde eene zekere beweging maaktewaaruit
hij begreep, dat deze iets zag, en opkijkende aan
.de overzijde een of meer naar beneden duikende
personen ontdekte; dat hij, dadelijk begrijpende dat
het veldwachters zouden zijn, omkeerde en naar de
rivierzijde op de vlugt ging; dat, nadat zij een heining
overgeklommen warende beklaagde over een akker
links, bij zelf over een regts van zekere sloot hunne
vlugt hebben vervolgden bij alleen ter zijde heeft
gezien dat de beklaagde de sloot oversprong, en gehoord
dat kort daarna een schut vieldal hijwel denkende
dat de veldwachters hen vervolgden en vermoedende
dat zij het waren die schotenzonder om te zien zijne
vlugt vervolgd, den aak bereikt heeft en daarmede
de rivier overstakzoodat hij niet weel wal er in
middels met den beklaagde is voorgevallen.
De beklaagde B. C. de Groot heeft, van het oogen
blik der verwonding af, niettegenstaande de zoo stellige
en eenparige opgaven der drie veldwachters aan het
gebeurde den glimp van een ongeluk willen geven,
namelijk dat hijover eene droogc sloot willende
springenmet zijn geweer daarin is gevallen, waarop
Bos hem daarin is nagesprongen en dat vervolgens
zijn geweer, waarvan slechts de regterhaan was ge
spannen onverhoeds en legen zijnen wil is losgebrand,
doordien hij met zijne borst op het geweer was ge
vallen.
Hij staat bekend als een eerste wildstrooper, zijnde
hij tc dier zake tweemaal door den rijks veld
wachter opziener der jagt en visscherij G. J Sik te
Lienden bekeurd
Hij zal worden verdedigd door den Heer Mr.
S. M. A. Dumoschadvocaat te Utrecht.
Anna l'auwlowna Bewaarschool
(e Amersfoort»
Op Maandag 15. Aug. II. bad de jaarlijksche ver
gadering van liet Bestuur met Leden plaats, waarin
een uitgebreid Verslag over de Iorigting werd uilge-
bragt, door den Penningm. rekeningen verantwoording
geschieddeen tot Lid van het Bestuur is gekozi-u
de Heer A. A. baron Quarles de Quarlester vervanging
van den Heer Jhr. Quarles van U/ford, die zich
ambtswege te Almelo heelt gevestigd
Uit de rekeningter vergadering nagezien en goed
gekeurd bleek een actief van f434,59bevattende
f 6,51 als saldo der vorige rekening; schoolgelden
/4,08; aan contribntiën ƒ335,50; aan giften f 78,50
en eene kleine inkomst van 10.
Het passief bedroeg aan belasting f 6,60aan sa
larissen ƒ326,20; een afgelost deel derieening ƒ25;
tol onderhoud van het gebouw ƒ41440} en aan bij
zondere uilgaven voor sclioolmiddelenenz. ƒ75 Dus
te zamen ƒ473,90. Alzoo een tekort van circi /40.—
Hoognoodige kosten dreven de uilgaven eenigzins
boven de ontvangstenbijzondere weldadige gitten
hebben de ontvangsten zeer gesteund en een minder
tekort voorkomen.
Volgens het verslag zullen de uilgaven voor het
nu loopende jaar met uiiuder zijn, naardien al de
deur- of raamkozijnen gedeeltelijke herstelling behoefden,
en het gebouw, de spoeiloods eu de brug noodig
gcvcrwd moesten worden.
Ook vond de Commissie de aanvrage van dc hulp
jufvrouw en van de meid, om ecnige verhooging van
salaris niet onbillijk en in T belang der school,
omdat zij zeer gewenschte dieusteu bewijzen en hare
bezoldiging niet hoog is.
Evenzeer zou de Commissie gaarne bij magte zijn
om aan de Bewaarmuedcrdie steeds met loffelijken
ijver te midden van meer dan derdlialfhonderd kinderen
zoo nuttig werkzaam is, ook eenige verhooging van
salaris te doen genieten, doch zij is daartoe voor
alsnog niet in staat.
Uit het getal kweekelingen Blijkt genoegzaam, dat
door den armenstand de Bewaarschool gewaardeerd wordt.
Sedert dc Verg. inet Leden in Aug des vorigeu
jaars zyn er 84 aanvragen lot plaatsing gedaan,
meest met overlegging «Ier bewijzen van aanbeveling
door de Leden der Vereeniging, bun daartoe uit
gereikt. Deze 84 kinderen zijn geplaatsten vulden meer
dan dc plaatsen der kinderendie bij gelegenheid der
twee halfjarige examens ryp werden geacht tot het
ontvangen van onderwijs op de lagere school.
De gezondheidstoestand was zeer gunstig, cn het
schoolbezoek in 'talgemeen getrouw, ofschoon hierop
de koude winterdagen eene uilzondering maakten.
De reinheid wordt op alle mogelijke wijze bevorderd
aan do kleeding wijdt de Dames-vereeniging hare
welwillende zorgen. Op 6 Dec. II deelde zij aan
259 kinderen klecdingstukken uit, en verstrekt nu
en dan het een of ander, waaraan bepaald behoefte is.
Eene Inrigling als dezedie zulke zegeningen af
werpt voor de behpcfligcn in ons uiidijrn, kan niet
genoegzaam gekend en gewaardeerd worden, en mag
inet vrijmoedigheid cu nadruk in du Liefde en deu