vaderliem levend le begravenomdat hij van niemand anders dan van Toean Allah onderwijs wilde ontvangen. De vader vond het verzoek des zoons zeer billijk en voldeed aan zijnen wenscli Hel hoold van het gewestelijk bestuur was echter van meeuingdat er achter ■deze geschiedenis wat meer kon schuilen en heelt den gedienstigen vader gevangen genomen. Velen met ons zijn overtuigddal indien moor den gepleegd uit fanatismemala glap, hallu cinaties, enz., gelijk gestraft werden als moord met voorbedachten iade, de inlander dan spoedig meester van zijne hartstogten en zenuwen zou blijken tezijn. Men verneemtdat op dit oogenblik eene nieuwe indeeling van hel leger een punt van bewerking bij het departement van Oorlog uit maakt. Volgens deze zouden er bestaan 3 divisien, elke van 3 brigades, benevens 2 reserve-brigades; iedere brigade zou 4 bataljons infanterie met de noodige artillerie en kavallerie bevatten; de reserve-brigades ieder 5 bataljonszoodat het gezamenlijk aantal bataljons 46 zou bedragen. De Pruisische Minister van Landbouw heeft op de vraag: «neemt de Regering ook voorzorg- maatregelen tegen de Amerikaansche paarden- ziekte?" geantwoord: «deziekte is niet zoo hevig als in 't begin dezer eeuw en buitengewone maatregelen zijn niet te nemen, zonder overleg met Engeland Frankrijk Denemarken en de Nederlanden." In het begin dezer eeuw vond men in een marmergroef te Carrars waarin sedert geruimen tijd niet gewerkt was geworden, een reusachtig blok marmer, waarop de volgende verleidelijke inscriptie stond «gelukkig hij, die mij omkeeren zal." Men kan nagaan hoezeer de nieuwsgierig heid door deze inscriptie gaande gemaakt werd; men dacht niet andersdan dat een schat onder den steen rusten moest. Binnen korten tijd vormde zich dan ook een gezelschapdat dc kosten, om den steen omteleggen, bij elkander bragt. Eindelijk was het kolossale blok marmer omgewenteld en wat vond men Niets, dan eene inscriptie, die luidde »goed zoo I op die andere kant te liggen had mij al zoo lang verveeld." In de Nota door den heer mr. L. Oldenhuis Gralama betrekkelijk de wijziging van de kieswet van 4 Julij 1830, bij de Tweede Kamer inge diend zegt hij Iedere census is onregt. Ieder onregt moet vermeden althans tot het onvermijdbare teruggebragt worden. Het algeïneen stemregt is wat zijn regtsgrond betreftonwraakbaar. Eene voorzigtige en vooruitziende staatkunde raadt hare invoering aan. Ik ben voor het wetsontwerp, als toenadering tot het algemeen stemregt. Het wetsontwerp echter gaal mij niet ver genoeg en kan naar art. 76 der Grondwet verder gaan. De gewone wetgever is geheel bevoegd tot het oordeelwelke som niet beneden 20 en niet boven ƒ160, overeenkomt met de plaat selijke gesteldheid en dus ook tot hel oordeel, dal er geen verschil van plaatselijke gesteldheid bestaatzooals er dat ook niet meer is. Ik wcnsch een uniform cencus van /20 voor alle gemeenten. Wilde men het meer of min gew ijzigd stelsel (met aflatingen en bijvoegingen) van Hare in voeren en min of meer naar dat denkbeeld, om de minderheden gelegenheid tot vereeniging te geven, van het gansche land één kiesdislict makenzoodat ieder kiezer 80 leden koos dan kon er nog eenig belang gedacht worden (hoezeer ook minder gegrond) om aan eene of meer zeer groote plaatsen eene soort van breidel op te leggen. Maar met kiesdistricten van 45000 zielen die ieder een bepaald aantal kiezen waardoor groote plaatsen of alleen, of met kleine omge ving toch reeds een of mesr kiesdistricten uitmaken, bestaat daarvoor niet de minste reden. En waarom dan aan 't zoogenaamde iplatle- land" meer kiezers gegeven Er is een zekere nimmer voldoend gestaafde drang onderscheid te maken lusschen «steden" en i platteland", welligt afkomstig van vroegere toestanden in dc Republiektoen steden en eigenerfden (het platteland) twee standen waren. Dat onderscheid volstrekt niet in verband staande met het onderscheid lusschen gemeen ten gemaakt in de wetten op het personeel en het palent, is met al zijne gevolgen vervallen. En vreemd genoeg men wil de kiesbevoegd heid beperken in steden door een grooter be- la«tingsbedrag te eischenterwijl juist in de steden meer verslandsontwikkeling, meer oplei ding, meer doorzigt kan worden verwacht dan op het »zoogenarmde platteland," waarde mtd delen tot ontwikkeling dikwijls geheel ontbreken. Ik voer dit laatste slechts aan in den geest zelf van het wetsontwerp. Want ik ben zoo zeer overtuigd van den regtsgrond van 't algemeen stemregt, dat ik van gevoelen bendat wij elkanders geschiktheid om kiezers te zijn naar strik l e regtsbeginselen evenmin mogen of moeten beoordeelen en ten gevolge van dat oordeel ontnemen als het eene lid van de Kamer het intellectuele radicaal van eenige colega om mede te stemmen mag be twisten. Io dit denkbeeld kan de kiesbevoegdheid nimmermaar de verkiesbaarheid wel worden beperkt. Politieke Revue. De iede, door den 75jarigen president Thiers verleden week gehoudenhad de volgende interessante historische schets tot finale «De linkerzijde, zegt hij, zou niets liever verlangen dan dat men aanstonds de definitieve republiek ging uitroepen. Ik zou graag zien dat men in ons lend niet zoo hechtte aan het denkbeeld van eeuwige, deGnilieve gouverne menten. Denkt gij, mijne lieeren 1 dat liet vol doende is zich zeiven zulk een titel te geven Weet gij wat het dikwijls is Eenvoudig be- lagchelijk 1 Sedert drie vierde van eene eeuw heeft elk gouvernementte beginnen met de republiek zich ecuwig en definitie! genoemd. De eerste repnbliek noemde zich «een, ondeelbaar en onvergankelijk." Wat is zij geworden Gij weet het. Toen de ongelukkige Lodewijk XVI zijn edel en onschuldig hoofd op 't schavot had gelaten (Beweging), zeide men: «Het koning schap past ons uiel. Het was eene dwaling van onze voorvaders. Wij moeten de republiek hebben «eenondeelbaar en onvergankelijk." «En toen men stroomen bloeds had vergoten voor dat denkbeeld, zeide Frankrijk; «Ik heb het toch mis gehadik had geene behoefte aan eene republiek, maar aan eenen meester." «Onze overwinnende wapenen schonken ons eenen meester Napoleon I) even schadelijk als roemrijk, maar roemrijk. (Beweging.) Welnu, men verklaarde hem ook eeuwigdurend. Men stelde zich niet tevreden met hem tot consul le benoemenmen maakte hem consul voor zijn leven en toen was hel nog niet genoeg hij werd erfelijk keizer, nog niet voldoende; men wilde hem de kinderen bezorgen, die hij niet had(Algemeen en langdurig gelach.) Baron Eschasseriaux«Hij heeft er gehad." De president der republiek »Ik werd toen opgevoed in een keizerlijk lyceum en bij elke prijsuitdeeling moesten wij Latijnsche verzen maken op den held, die ons bestuurde; ik heb er ook gemaakt. (Gelach.) Die held moest na tuurlijk eeuwig leven en men was geneigd het te gelooven. Een der grootste geesten van onzen tijd, Hoyer-Collardheeft mij gezegd: «Iedereen achtte hem (zijn gouvernement) eeuwigdurend; er waren maar twee menschen in Euiopa, die daaraan twijfelden, hij en ik", (Beweging) «Hij ging van Cadix naar Moskou, en Frankrijk heeft gezegd «Ik heb mij weder bedrogen ik moest geen meester hebben zelfs geen meester van genie maar onze oude koningsfamilie". En men wierp zich aan hare voeten en zij verbeeldde zich ook eeuwigdurend le zullen zijn. Zij meende het tijdvak der revoluties gesloten te hebben iedereen meende dat; ik was toen nog jong en meende het ook. (3eweging.) Vijftien jaren verliepen (Gedruiscli.) Mijnheeren I ik vertel eenvoudige geschiedenis. Vijttien jaren verliepen en Frankrijk zeide weer: »Ik heb mij bedrogen. Ik moest wel mijn steun zoeken bij den oude., boom van het koningschap, maar ik heb mij in den tak vergist." (Uitroepen en gelach.) «Mijnheeren I de lijd verliep en Frankrijk herhaalde nogmaals dat woord, dat zij herhalen zal tot allen die de pretentie hebben van zich eeuwig te wanenanders dan door hunne werken: «Ik heb mij vergist." Zij zal nalleen hetzelfde niet zeggen zoo gij in plaats van u zeiven definitieveeeuwige titels te geven, wijs zijl en voorzigtig. Laten wij geene wonderen beloven, ons niet eeuwigdurend noemen, niet het eerste en beste van alle gouvernementen wanen, laat ons iets goeds doen. Ik smeek de mannendie opregl de republiek wcnsclien, haar aan te bevelen door hunne werken en niet door ijdele titels die de wind der tijden medevoert." Verheven is dal niet, maar het is gezonde, verstandige taal en dat is eene groote verdienste. Eene enkele maal heeft Thiert zich ook be zondigd aan eene woordspeling, die hij later wel als eene vergissing wilde laten voorkomen, maar die hem zonder twijfel niet bij ongeluk is ontvallen. Hij sprak -- de noodzakelijkheid beloogcndc van zijn regt om op dc tribune gehoord te worilen van de discussie over de legerwet, waarbijzijn invloed zooveel heeft uitgewerkt en vroeg daarbij: Wat zou er van geworden zijn, zoo ik de rust verkozen had in het palait de la penitence ik meen: ede la prtsidence?' (Gelach.) De vergaderzaal is volgens de corresponden ties uit Versailles zelden of nooit zoo vol geweest als in deze zitting, waarin niemand dan Thiert sprak. Het is geen wonder, dat de oude man na znlk eene inspanning een weinig ongesteld is geweest. Gelukkig is hij er alweer boven op. Niet alleendat de president hersteld i» maar als bewijs voor de volkomenheid daarvan kan dienendat hij tot middernacht receptie gehouden heeft. Dat de man een sterke consti tutie heelt, bewijst maar al te zeer hel berigt dat hij, ondanks dit laat naar bed gaan, te vijf uren reeds bij de hand was en aan den arbeid g<nS* Hij maakt alle jongere en oudere staatslieden der wereld beschaamd, zijnde kleinmaar dapper 1 Het Oosten verliest door de invoering der Weslersche beschaving zijn Oostersch karakter. Niet alleen dat Alexandriè bijna niet meer op een Oostersche stad gelijkt dan Marseille of Bor deaux zal weldra de afgetobde pelgrim niet meer van zijn tog' kunnen spreken want in plaats van de statige bedevaarten naar liet HJlige graf, met die onafzienbare lastdierenzal men dood eenvoudig, als gold het een uitstapje naai den Bosch een spoorbiljel iu de eerste, tweede of derde klasse plaats nemen en in hel dutje, dat men uit verveling van den woestcn omliek doet, gewekt worden door de stem van den conducteurdie de passagiers voor Jeruzalem verzoekt uit te stappen. Het kan dan ook niet uitblijven, of weldra zal zich eene maatschappij vormen tot landver huizing naar hel Heilige land voornamelijk naar Jeruzalemmet plan aldaar prachtige hólels kantoren en winkels te bouwen. Wie gaat meè? De Groote Turksche Heer heefteen minister president aangesteld en daarvan wordt veel goeds gehoopt, evenals van de Turksche finanlién die nog altijd in ziekelijken toestand verkceren. Don Carlos staat aan de grenzen van Spanje met den hoorn des overvloeds. Hij belooft goede soldij aan de soldaten erv deze loopen met gansche troepen naar liet door hem ontplooide vaandel. Desorganisatie niet dat woord wordt Spanjc's toestand kort en bondig geschetst. Isabella zelve durft in den Augias-stal niet toetasten en laat het werk voorshands over aan Don Carlos. Later zal zij komen met haar zoon. Die eenigzinc betere gedachten hebben van de toekomstverheugen zich over dc waar schijnlijke vereeniging van verstandige Repu blikeinen en radicalen. Wij hopen dat een Ministerie door deze geformeerd de noodige kracht aan de Repu bliek zal geven opdat deze blij re bestaan. Maar in Spanje hebben ministeriën altijd eene zware, bijna onmogelijke taak om met klem ter uitvoering te kunnen brengen, wal vastgesteld is. De Spanjaarden haJden wijzer gedaan, als zij koning Amadeus hadden verzocht te blijven. Zij gevoelden en wisten toch dal hij een knap, braai en eerlijk vorst was. De Spanjaarden lieten hun goeden vorst vallenevenals de hond in de fabel deed die, het goed stuk vleescli, dat hij in den bak had, in het water liet vallen, willende happen naar een stuk vleeschweerkaatsende het zijne, dat hem grooter en beter toescheen Van geaccrediteerde zijde ontvingen wij hel volgende verslag Woensdag 5 Maart jl. was er in Amicilia te Amersfoort des avonds eene vergadering van de Amersfoorltche afdeeling der Vereeniging tol be vordering van het Volksonderwijs in Nederland. N'a een kort woord van den vooizitter, die mede deelde, dat deze afdeeling naar aanleiding van de redevoering van prof. Drum,nelkamp was op- gerigt en reeds 90 leden telde; en dat zij vooral ten doel had de zaak in openbare bijeenkomsten te besprekenen pief. bad uitgenoodigd deze bijeenkomst bijtewoncn, trad Dr. Menalda van Schouwenburg op, en gaf in zjjne rede eerst een verslag van het doel der vereeniging- a. bescherming en verdediging der beginselen van de wet op het lager onderwijs van 1857 J. verbetering van het Volksonderwijs en vcr- beffinj van de Onderwijlen door betere op leiding en voldoende jaarwedden 0. bet veatigen ccnor volksovertuiging van de onmisbaarheid van opvoeding et, onderwijs en het nadeel van schoolverzuim - d. grondig onderroek naar - en xoo mogelijk opheffing ,a„ de beswaren tegen eene tos- schenken.» van de regering 00! het onderwijs algemeen cn verpligtcnd te maken.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1873 | | pagina 2