m 4129.
Maandag* 7
Maart 1892.
OU hUS linikljil W—mtlsf n OtndrrdtfmM*?. ikoutaul j»r I nuitd** f l.—Fr.«« par
HL TAN CLKITF V«» /1.IS, AdurWrti»*, l-« neb «O O*. .Ik. «#.1 -«« tO CW. Oi*ot. l.tWn iur
pl»b»«i«U j »»T nibl Him Mb* ia*>f«i«« (neklwM kMf« Lag*1"
tn Amersfoort. .«ei.«i«* ..MiM u« r» t» «mu-m p* net t» ct*. - 10 et*, hoak Kortegraoht, Wjjk B #0.
Bureau
lUDBHDISlir
MGKZOIDEK.
Om elerwijmer*.
M. <L rt.
Veel wordt er in den leatsten tijd gesproken
en geschreven over den onderwijzer en het
onderwijs en men moet sich gedurig verwon
deren over de driestheid waarmede vaak wordt
Seoordeeld en veroordeelddoor menschen
ie hot onderwijs ni«l anders kennen, dan van
uil de verte.
Het is bedroevend voor den onderwijier,
gedurig te hoorenhoe in vele verguderialen
cells in Lands vergadertaai. woorden worden
geuitdie als aardigheden «ouden kunnen gei
den als zij niet xoo onjuist waren en niet
door de menigte gretig als waar worden aan
genomen. Uitdrukkingen hoort men soms daar,
uitgesproken door mannen waarvan men dete
in 't geheel niet «ou verwachten. Grove on
dankbaarheid en miskenning liggen dikwijls ten
grondslag. Men bezigt ze, om daardoor den
schijn aan te neinenvan eon onrechtvaardigen
toestand le mogen laten bestendigen zich xelven
en anderen diets te maken dal men recht heelt
te handelen xoo men handelt.
De tegenwoordige positie van den onderwijier
deugtover 'l algemeen genomenniet. Over
deze stelling is men 'l echter nog niet volkomen
eens. Wij evenwel beamen di« bewering vol
komen.
Wat de traktementen betreftdie zijn zoo
grillig vastgesteld en buiten die der hoofden
(én die ook nog bij langen na niet altijd) zoo
onvoldoende dal het ons verwondertdat de
onderwijzers niet telkens en telkens weer aan
kloppen om verbetering te verkrijgen en dat
er nog ouders sijn. die hunne zoons tol on
derwijzer doen opleiden
Dat er onder de onderwijzers ontevredenheid
heerschtkan men algemeen opmerken en wij
achten algeineene ontevredenheid onder hen
voor de Maatschappij hoogst noodlottig. Elk
bevroedt wel waarom.
«tiebben zij waarlijk récht ontevreden te zijn?»
hoort men dikwijls vragen «Hun werkuren
zijn toch niet veelbovendien is de betrekking
heel eenvoudig en niet moeilijkde verant
woording weinig en hebben xij hunne acten
behaald, din behoeven zij ook niet inear te
sludeereiii:ij weten dan voor de school reeds
in overvtoeu genoeg
Hun weikrien zijn niet veel. Is dat waar?
Wanneer men onder die werkuren alleen
verslaat den tijd bij instruction voorgeschreven,
beeft men voor een deel gelijkmaar wanneer
men in aanmerking neeinldal de onderwijzers
voor en na schooltijd geruiinen lijd moeten bezig
zijn om zich voor de verschillende werkzaam
heden in de school voor te bereiden, komen er
per week aardig wal uren bij. Bovendien is
bun op straffe van ontslag bij art. 36 der wet
op 't L. 0. verboden «ambten of bedieningen
te hekieeden ol te gedoogendat le hunnen
huize hsndel ol nering gedreven ol eenig beroep
uitgeoefend worde door de leden van hun ge
zin;» bij art. 35 is bepaald, dal, «op gelijke
straffegeen onderwijzer handel mag drijven of
eenige nering of beroep mag uitoefenen.» Een
en ander is door den wetgever goed gezien
tnen kan geen twee heeran te gelijk dienen,
liet onderwijs neemt alle toewijding in beslag.
Hunne betiekking niet nioeielijk f Zij is eene
der moeielijkste. Over de voorbereiding spreken
wij nietolschoon ook daarover veel te zeggen
sou zijn, wal verbetering in den toestand der
onderwijzers dringend gebiedt. Wij beschouwen
hem thans als reeds bekwaam en bevoegdin
de school. Voortdurend moet hij met geheel
zijne ziel bezig zijn; zijne gedachten mogen
volstrekt niet builen het lokaal zijnbij moet
acht geven op alleszelfs op 't geringsteveel
moet hij voorkomen en daarbij allen tact en
overleg gebruikenmet heterogene karakters of
karaktertjes steeds omgaan. Bij een ander vak
is het mogelijk, dal men na 't maken van eenig
plan, machinaal voortwei kt; een tuin kan
worden opgeharkt, zonder nu juist veel inspan
ning der hersenen te vorderen; een balk kan
worden glad geschaafd zonder dal de werkman
voortdurend om dat schaven denkt, maar jon
gelieden onderwijzenleiden vormen en be
schaven vereischen onverdeelde toewijding en
afmattende inspanning. De betrekking is dus
•iet gemakkelijk. tij eenvoudig 1 Wij ant
woorden er is geen enkel vak wat in doel
an strekking too verbeven is, dan dat van den
onderwijzer.
Onderwijlen, die hunne plichten nakomen,
hebben aan 5 6 uren schooltijd per dag genoeg.
He verantwoording weinig Neende ver
antwoording ia veelverbazend veel. Kinderen
van heden sijn menschen van morgen. En die
menschen roepen de onderwijzers ter verant
woordingmet beschaming moeten zij het hoofd
afwenden, als zij den misdadiger naar de
gevangenis zien leiden. De moreele verantwoor
ding van den onderwijzer is ontzettend groot.
«Ja.» hooren wij zeggen «dat, betreft den stand,
maar de individueels verantwoording?» Wij
antwoorden: aan wien anders dan aan den
onderwijzen wordt, verantwoording gevraagd
wanneer da leerling, door dat hij te weinig
weetniet in eene andere klasse kan over
gaan of later met vrucht zich in een ol
ander vak kan bekwamen. Gaat alles goed
dan zeggen de ouders in den regel«mijn
kind is goed bij de pinken» en g-ven Au» kind
de eergaat het niet goeddan is de onder
wijzer de schuldige. Van waardeering der
onderwijiers is bij ons lot heden weinig sprake.
In Duitschland zegt men«de Schoolmeester
heall den onrlog tegen Frankrijk doen winnen;»
hierin moge misschien of wei waarschijnlijk
veel overdrevens voorkomenwaardearing voor
de onderwijiers spreekt er toch uit.
Hebben tij hunne acten behaald, behoeven
tij dan nog te studeeren f Gebiedend ei te hl dit
de vervulling van hun ambtvoorlduiend moeten
zij op de hoogte blijven van alle resultaten der
nieuwe ondersoekingenen al behoeven zij de
zaken niet doctrinair te wetende groote omvang
er van maakt hel den onderwijzers zeer lastig.
Een onderwijzer moet een schat van algemeens
kundigheden en kennis bezitton. Een goede
gezondheidgoed voorkomen en aangename
beleefdheidsvormen mogen hem niet vreemd
zijnzin voor orde en netheid moeten ul zijn
handelingen kenmerken goed gezicht en scherp
gehoor zijn bij hem onmisbaar. Welbespraakt
heid an welsprekendheid wordt bij hem door
de wet L. O. in art. 66 geëisclit.
We zien dus, dal de betrekking van onderwijzer
in plaats van gemakkelijk moeieiijk en in slede
van weinig beteekenend hoogst gewichtig is.
Wordt dit nu algemeen erkend Neen Was
dit wel het gevaldan zou de posilia der
onderwijzen, vooral de geldelijke veel beter
moeten zijn.
De ontevredenheid van veel onderwijzers in
den Lande an de uitingen er van zijn vaak
niet le vergoelijken maar le begrijpen evenwel
zien wij met ernstige bezorgdheid de toekomst
in dezen tegemoet. Men zal moeten toegeven,
dat een voortdurend door de Maatschappij
miskend onderwijzer ongemerkt in de gemoe
deren der kinderen zaad kan stortendat on
kruiden doet wassenvoor de Maatschappij
hoogst noodlottig. De bodem is zoo vruchtbaar,
onkruiden lieren zoo welig.
Autoriteiten moeten met de meeste zorg dit
beletten. Afdoende verbetering der onderwijzers-
tractementen is noodzakelijk; daarna moeten
gezagliebbenden met alle krachtdie onrust
barende ontevredenheidzoo zij dan nog blijft
bestaanwal wij niet geloovendoor strenge
middelen en afschrikwekkende besluiten tegen
gaan.
Een en ander zou waarschijnlijk in de pen
zijn gebleven, wanneer ook hier niet evenals
op vele andera plaatsen eene regeling der
onderwijzers-lraclementen weldra aan de orde
zal worden gestelden ook als een inwilliging
of verwerping van een daartoe gedaan verzoek,
geen zaak was van publiek belang zij het dan
ook indirect.
Yoor de plaatsing M. d. R. dankt U
VKKKMKXtHG KV.
Verkiezingen en hel daaraan verkonden wark,
dat, wat men in da wandeling de politiek noemt,
heelt altijd het voorrecht gehad de hartstochten
en de zenuwen in beweging te brengen.
Onze vaderen en wij spreken niet van dn
lagendaire Batavieren, die ze best kunnen ge
had hebbenmaar wij weten zoo weinig van
daze dapperen onze vaderen in de vorige
eeuw, misten de kiesvereenigiugen. Er was
hoegenaamd geene kansom door een immera
welbespraakte» mond zich een brevet van bur
gerdeugd en goed gedragmin of meer officiéél
te booten toekennen. Van de openbaarheid
waren de deftige heerendie staartpruikjaa
droegen en in plaata van «en bittertje een
glaasje rataffla dronkenbij het rooken van vele
pijpen, in den regel alkeerig. Maar welbeschouwd
sijn de menschen altijd de menschen en men
kan in de tijdschriften van de vorige eeuw ouder
soortgelijke omstandigheden helzeh'de slag van
politici vinden dat nog heden onze bewondering
wekt.
Zoo men de kiesvereeniginr niet hadmen
had hel koffiehuis. Waarschijnlijk hadden onze
voorvaderen in dit door de betere helft der
schepping geregeerde land, in hun eigen hon
derdmaal schoon gemaakt huis al even weinig
in te brengen als hun dierbaar nakroost. Maar
het kolfiehuis was hun terrein. Daar behandelden
zij met ernst en ijver de algeraoene zaken. Daar
vertoonden zij hunne aardigheden en soms
hunne onaardigheden. De merkwaaidige ge
schriften waarvan van Eflon'a Spectator
in ons land het voorbeeld waa geven
talrijke slaaltjea. Misschien zijn wij op het punt
van geestigheden eenigszins vooruitgegaan
dit is zekerdal grappendie onze vaderen
deden lachendal de staartjes van hunne pruiken
trilden nog een ball uur na dato, thans zelfs in
een koffiehuis van den derde rang geen opgang
zouden maken- Er wordt bv. een snaak spre
kend ingevoerd, de schrijver noemt hem
den heer Snaak die een geheel kolfiehuis
in beweging brengt door le vertellen dal «een
bekend man zich aan 't leven heeft te kórt
gedaan,» want, dal de persoon in quaestie
zich heeft verslapen en deze akelige aardigheid
wordt zoo langdradig verteld en toegelicht
dat men er tureluurs onder wordt en denver-
haler met pleziei een klap om de ooren zon
geven Dit zonder voor een Fransch minister
gehouden le willen worden.
Daar in 't kolfiehuiswerd in de vorige eeuw
dus ijverig gepolitiseerd in 'l algemeen. Men heelt
de sociale quaestie en de wcuschelijkheid van het
algemeen kiesrecht, mitsgaders den walsenden
stroom der dumocralie» nog niet uitgevonden.
Maar de leer der Volktsouvereinileit kwam toch
reeds op.
Het komt ons voordal de volgende schets,
die wij letterlijk ontleenen aan een tijdschrift, dat
anderhalve eeuw oud is, nog zekere actualiteit
bezit «Die eens alle de KolTyhuizen der Stad
bezoekt zal de bcdreevenste Regenten, de schran
derste Veltbeeren en de doorsleepengie Staats
ministers ontmoeten, welke, uil e«n pyp Tabak
of uit een glaasje Rood, de vet bovenste lessen
van Staats- en Oorlogskunde trekken, en aan de
luisterende menigte opdissen. Deze Maats weegen
de Overlieden op een aas keuren die onbekwaam
voor hun ampt, en hebben de rofl'elschaaf voor
deezen gereed, orn nel zoo veel van een verkooren
Wethouder af te sloolon. als noodig zv om hem
bekwaam in zyne bediening le maaken. Üfy dunkt,
dat in eene Stad als deeze, waar zo veel arbeida
en neerstigheids aangewend moet worden en
daar de begeerte naar Winst de grootste harlstogt
is, de Inwuoners min geschikt moesten zijn om
mot zo veel viers de neus in de Raadzaal te
steeken
Hel grootste ongeluk is dal «schoon ieder
een (dien door de liefde tot zyn land, da
herssenen niet gekrenkt zyn) (oertaal, dal het
gemeen geene reden heelt om zich metzeskea
van Regeering te beinoeijen elk echter ontkent
tol dal Gemeen te belioorenen zich verbeeldt,
dal zyne eigen byzoiidera bekwaam!.eid hem van
deze uitsluiing uitzondert, hem roe; en een recht
geeft, om over zaaken van staat... ie oordeelon,»