Nov. 1892. Een Amersfoortsche Woelwater 37e Jaargang. Uitgave A. H. VAN CLEEFF te Amersfoort. Dit blad verschijnt Maandag en Donderdagmiddag. Abonnement per 3 maanden f 1. Franco per post f 1.15. Advertentiën16 regels 60 Cents.elke regel meer 10 Cents. Groote letters naar plaatsruimte. Legale-officieële- en onteigeningsadv. per regel 15 Cents. Reclames per regel 25 Cents. Afzonderlijke nummers 10 Cents. Bureau MUURHUIZEN hoek Kortegracht, Wijk B. 60. KEN N I 8 G E VIN G. DE BURGEMEESTER van AMERSFOORT, Gezien het bericht van den heer Commissaris der Koningin in de provincie Utrecht, van den 16 November 1892, No. 1, Az. (Provinciaal blad no. 127), betreffende te nemen voorzorgs maatregelen inzake de Aziatische Cholera-, Brengt ter openbare kennis, dat artikel 8 van het Koninklijk besluit van den 4 September 1892 (Staatsblad no. 215) krachtens hetwelk een ieder die een of meer personen komende uit Rusland, Hamburg, Altona of Hflvre, in zijne woning huisvest, verplicht is onmiddellijk na aankomst van dien persoon of die personen daarvan kennis te geven aan den Burgemeester, der gemeente, en evenzoo kennis te geven aan den Burgemeester van elk verdacht ziektegeval in zijne woning, mitsgaders van het vertrek van bovenbedoelde personen en van de plaats waar heen zij alsdan vertrokken zijn ingevolge beschikking van den heer Minister van Binnen- landsche Zaken van 15 November 1892,1. c, af- deeling M. P., niet meer zal worden toegepast op personen komende uit Rusland, Hamburg, Altona of Hflvre. Amersfoort, den 18 November 1892. De Burgemeester voornoemd, F. D. SCHIMMELPENNINCK. Het nieuwe leger-ontwerp. Wij hebben reeds medegedeeld, dat bij de Tweede Kamer is ingekomen een Ontwerp van wet tot regeling van de samenstelling der landmacht. Het is een uitvloeisel van de overtuiging der Regeering, dat men bij een wettelijke rege ling van den dienstplicht in den blinde tast, zoolang de organisatie van de levende strijd krachten niet wettelijk vaststaat, een oordeel dat ook verdedigd werd door De Roo van Aldewerelt. Bij dit ontwerp gaat de Minister uit van de stelling, dat de inrichting van ons krijgs wezen moet gegrondvest zijn op de weer baarheid van gansch het volk, gepaard aan de natuurlijke sterkte van ons geconcentreerd verdedigingsstelsel. Algemeene dienstplicht moet dus de grondslag wezen van de inrich ting der levende strijdkrachten en kan ver kregen worden door voor alle dienstplichti gen denzelfden diensttijd te eischen. Zulk een stelsel mag wellicht het ideale systeem der toekomst zijn, het is op het oogenblik niet te bereiken. Daarom wenscht de Minister een anderen weg te volgen, door de dienst plichtigen in twee categorieën te splitsen (door loting aan te wijzen voor zoover geen andere gegevens tot de splitsing leiden) en waarvan in tijd van vrede, die der eerete categorie een langeren werkelijken dienst Feuilleton. STEVEN VAN DER HAGEN. geboren te Amersfoort in 1563 begraven te Utrecht, 25 Juli 1624. Twee oorzaken hebben medegewerkt tot het onvolledige onzer bekendheid met de geschiede nis van een aantal beroemde landgenooten. Die kennis bepaalde zich, vóór de uitbreiding der nieuwere historische nasporingen, geheel en al tot de berichten van uitnemende daden. Wat daaraan voorafgegaan is, had geen genoegzame wetenswaardigheid voor de historieschrijvers, die alleen acht gaven op daden van ongemeenen persoonlijken of zedelijken moed. Waren deze volbracht en keerden de helden of heldinnen, die zich daardoor roem hadden verworven, tot de rustigheid van een eenvoudigen levenskring terug, dan werden zo niet meer nagegaan, en niemand weet, wat later van deze vermaardheden geworden is, evenmin als op te sporen valt onder welke omstandigheden de kiem ontwikkeld werd eener zeldzame afwijking ten goede van den ge wonen levensloop der menschen. Om bij weinig voorbeelden te blijven uit een tjjdvak waarop wij met klimmende bewondering terugzien, herinneren wij ons drie oude zeelieden uit de dagen der wonderverhalen en een jonge vrouw uit bescheidener kring, wier naam hebben en tot het eigenlijke leger behooren, terwijl die der tweede categorie een meer beperkte werkkring wordt toegedacht. Voor deze laatsten kan het beginsel van plaatselijke oefeningen in hoofdzaak worden toegepast om een zoogenaamd territoriaal leger te kunnen vormen. Het gedeelte der dienstplichtigen, dat is aangewezen voor de militie, wordt ingedeeld bij net leger in eerste Linie, dat verder uit vrijwillig dienenden is samengesteld; de overige dienstplichtigen, die voor de schutterij zijn aangewezen, vormen het leger in tweede linie, de territoriale wapenmacht, waarbij eveneens vrijwillig die nenden worden toegelaten. Behalve deze mobiele troepen zijn er be zettingstroepen noodig, bestaande uit de ver schillende wapens, die tot het eigenlijke leger moeten behooren. Voorts rekent de Minister op een reserve in de depots als eerste aan vulling, saamgesteld uit hen, die behooren tot de lichting welke pas uit het militie- of schutterij-verband is ontslagen, en op een aan vullingsreserve, waartoe moeten worden aan gewezen de oudere lichtingen voor militie en schutterij, volgende op die, welke voor de reserve in de depots is bestemd. Einde lijk, als de nood zeer hoog stijgt, moet nog een beroep kunnen gedaan worden op allen, die medewerken tot op zekeren leeftijd; dezen vormen den landstorm. De mobiele- of veldtroepen moeten bestaan uit 3 division, elk van 12 bataljons infanterie, met de noodige cavalerie, artillerie, genie troepen enz. Met behoud in 't algemeen van de samenstelling der veldtroepen. volgens de thans bestaande organisatie, zijn daarvoor noodig, pl. m. 45 000 man zoodat, rekenende op ongeveer 9450 vrijwilligers, bij de veld troepen 34850 man van de militie moeten worden ingelijfd. De bezettingstroepen zullen volgens het voorstel bestaan uit 48 compagnieën infan terie, 46 comp. vesting-artillerie, 4 comp. pantserfortartillerie, 2 comp. torpedisten en 4 comp. vesting-genietroepen, totaal 21750 hoofden, waarvan 3900 vrijwilligers, zoodat 17850 ingelijfden bij de militie tot de be zettingstroepen zullen behooren. De totale sterkte van de korpsen van het leger, met de staven en de depotkaders, (thans 19100 vrijwilligere en 44980 dienst plichtigen) zal bij aanneming der wet worden 13400 vrijwilligere en 52 700 dienstplichtigen. Dat getal kan worden bereikt door aan te nemen een jaarlijkscli contingent van 11000 man en een zesjarigen diensttijd. Het getal zal, met het oog op mogelijk tekort aan zelfs aan dc minst geoefenden in 'a Lands his torie beleend is. Wij bedoelen Jochem, wiens bijnaam ontleend is aan een herberg Den Swer- ten Hondt op den Amsterdamsehen Zeedijk. Hij is bekend door een gelukkig bevelhebberschap in een zeetocht naar Spanje, maar het bleef lang onvermeld, dat hij reeds tegen de Spaansche armada, de Onoverwinlijke, had gediend en dat hij tot zijn dood, ondanks zijn admiraalsrang, een aanzienlijke herberg hield in de Nes, een tijdelijk verblijf voor Prinsen en ambassadeurs, in welk bedrijf hij werd bijgestaan door zijn wakkere wederhelft Lysbeth Bas, aan de geheele beschaafde wereld bekend wegens haar over- schoone beeltenis in het Rijksmuseum te Am sterdam onder de benaming van „het Oude Vrouwtje van Rembrandt." Op een grafzerk in de Groote Kerk te Rotter dam leest men van Cornelis Matelieff den jongen Die Malacca heeft besprongen, en inderdaad, zooals hij dit deed in 1605, kon het doorgaan voor eene algeheele plichtsver vulling jegens het lieve Vaderland. Daarmede begon en eindigde het verhaal; thans kennen wij zijn grootouders zelf zijn gansohen levens loop, van zijn jonkheid tot zijn dood, op 52-ja- rigen leeftijd, in 1632. Piet Hein, van wien kinderen en dronken lieden zoo hard zingen als zij vermogen, was langen tijd niet veel beter dan een zecroover, kaper of zoo iets, «lie veel „spaansche matten en appclties van Naranjen" thuis bracht. Zijn moeder achtte het nemen van de Zilvervloot zoowat die ven werk en betuigde, zuchtend en hoofdschuddend, dat zij het altijd met vreeze vrijwilligere bij de bereden korpsen, op 11500 moeten worden gesteld. De depot-reserve (dienstplicht 1 jaar) wordt gerekend 8632 man te zullen opleveren, ter wijl de aanvullings-reserve (diensttijd 3 jaar) 7628 man zou opleveren. Alles bij elkander wordt dus de geheele diensttijd in leger en reserve 9 jaar, waar van 6 als werkelijke militaire diensttijd kun nen worden beschouwd, omdat daarin de tijd valt voor eerste oefening (op den be- staanden voet) en voor herhalingsoefeningen (ten hoogste 3 maal) voor niet langer dan /5 dagen in 't geheel. Ieder, indien bij niet vrijwillig dient, zou dus na zijn 22ejaar van alle, zelfs van de minste militaire verplich tingen zijn ontslagen. Voor de schutterij wordt de jaarlijksche lichting gerekend op 20706 man, met ge lijken diensttijd als bij de militie. Rekenende op 200 vrijstellingen en 1500 aanwijzigen voor diensten bij de zeemacht, blijven er '19000 voor de schutterij der landmacht over, die in een eerste dienstjaar de eerste oefening krijgen en na atloop van het eerete jaar, voor dadelijk gebruik beschikbaar komen in de schutterij-aldeelingen, waarvan zij de vol gende 5 jaar deel uitmaken. Uit de schuttere, wier hoofdtaak zal ziju terrein-verdediging van den vaderlandschen bodem, zullen slechts infanterie en vesting-artillerie worden ge trokken. De depot-reserve der schutterij wordt ge rekend op 16770 man, de aanvullings-reserve op 13970. De invoering van dit Ontwerp zal een ver hooging van de uitgaven voor liet leger ten gevolge hebben, welke geraamd wordt op ƒ86120. BUITENLAND. Eene licht te begrijpen belangstelling heeft de Fransche pers bevangen voor de door de pen van dr. Hans Blum gedane onthullingen van Bismarck, nu deze op de onmiddellijke aanleiding Mt den oorlog van '70, althans op het onvermijdelijke van een oorlogsverklaring, een bijzonder licht beeft doen vallen. Toen Bismarck sprak over zijn verschijnen in den Rijksdag, zeide hij o.a. dat hij dit slechts in de uiterste noodzakelijkheid zou doen, omdat hij wilde vermijden, dat de persverslagen hem iets anders zouden doen zeggen, dan hij er c. q. zeggen zou. »Door een kleine toevoeging of een kleine weglating is zoo iets licht mogelijk," zeide hij, want hij zelf is eens als redacteur opgetreden en had zich toen ook een tekstwijziging ver oorloofd, namelijk in dedépeche, in Juli 1870 door den Koning van Pruisen uit Ems aan den Franschen Keizer gericht. Dat gewijzigde telegram werd toen publiek gemaakt en hier mede bereikte Bismarck zijn doelden diplo matiek en terugtocht af te snijden en den oorlog onvermijdelijk te doen worden. Deze cynische inededeeling geeft aan de Fransche pers gelegenheid oi de onrecht vaardigheid der Duitsche zaak in den oorlog van '70 in 't licht te stellen. »Is het langer vol te houden," vraagt zij, adat Frankrijk den oorlog moedwillig uitlokte, waar de leider der Duitsche staatkunde zelf komt verklaren, dat hij door sluwe wijziging eener oflicieele dépeche den oorlog onvermijdelijk maakte T De Temps legt de authentieke en de ge wijzigde telegrammen naast elkaar en indien deze teksten inderdaad volkomen juist worden weergegeven, dan heeft Bismarck op echt Machiavellistische wijzeden oorlog doorgezet, g De Engelsclie pers laat zich zeer scherp over deze avervalsching" uit. Daily News zegt, dat de moreele verantwoordelijkheid voor den oorlog, die men tot nu toe meende, dat op Prankrijk drukte, de hoofdreden geweest is, dat het overwonnen land zoo lang in gëisoleerden toestand gebleven is. Bismaerk's cynische bekentenis toont, dat Frankrijk door een misdrijf, dat in de wereldgeschiedenis nauwlijks geëvenaard wordt, in den oorlog gejaagd is alzoo behoort de algemeene svm- Bithiê nu aan Frankrijk ten deel te vallen. et blad noemt het verblijdend, dat ook {ijt Duitschland stemmen tegen zulk een bedrijf opgaan en dat sommigen zich daar schamen over een staatsman, bij wien het doel ook het schandelijkst middel hedigt. Over deze conclusiën is nu weer het Beid. Tagell. hoogst verontwaardigd. Het blad is echter ook met de zaak verlegen, want het weet slechts het oude praatje te herhalen, dat te Parijs alles dwong tot den oorlog. »Bismarck heeft door de formeel niet volko men correcte, maar door de omstandigheden gerechtvaardigde redactie der Emser depêche, met het oog op de overmijdelijkheid van den oorlog, geheel alleen den furor teutonicusde Duitsche woede met vrucht weten te ontketenen. Voor deze op het juiste oogen blik volbrachte daad is Duitschland hem de grootste dankbaarheid verschuldigd." Het blad keurt echter Bismarck's onnoo- dige onthulling nu, na ruim 22 jaren, af en schrijft haar aan de ijdelheid van den ouden staatsman toe. voorzien had, dat Piet eenmaal tot een groote „boeverije" zou vervallen en dat hij nooit had willen deugen. Eerst in onzen tijd bleek hot, dat dc groote Dolfshavenaar iemand geweest is die in karakter en goede zeden De Ruijter nabij kwam of zelfs evenaarde, en dat is toch waar lijk wel de grootste lofspraak die aan oen mensch gegeven kan worden. Bovendien willen wij hier aanteckenen, dat Piet Hein zich on eindig meer verdienstelijk gemaakt heeft jegens den lande door het geheel en al reorganiseeren van onze marine (gelijk Prins Maurits dat met de landmacht deed) dan door het veroveren van de Zilvervloot. Nog éen enkel voorbeeld, thans van do niet sterke, maar daarom redelijkerwijze slimme, kunne: Elselina van Houwcningen, in haar jonk heid Elskon gcheeten. Langen tijd was zij al leen bekend door haar kordaatheid, betoond op den 22 Maart 1622; voor 't overige had het er wel iets van of zij slechts éen enkelen levens dag had. Echter heeft zij nog bijna zestig jaar na haar heldinncnstuk geleefd, want zij werd ten jare 1681 in de Nieuwekerk te 's Gravcnhagc begraven. Ook was zij niet maar een kinder meisje of zoo iets, maar oen dochter uit eon aanzienlijke, doch sinds het ontstaan van den Bieschboseh achteruitgeraakto familie; zij toont meer dan gewoon onderwijs ontvangen te hebben, en sprak Franseh, toen zij voor het eerst zich te Parijs bevond om haar werkzaamheden in het huisgezin van Hugo de Groot aldaar weder op te nemen. Een andere oorzaak onzer beperkte kennis in dergelijke aangelegenheden is, (lat bij onze Voor ouders weinig aunteekeningen gehouden zijn, bestemd om vroeger cf later openbaar l te worden, van hetgeen hun en de hunnen we dervaren iswat hun kennis was van en hun oordeel over ons bekende tijdgenooten, derhalve binnen zekere afmeting de geschiedenis hunner dagen. Het Voorgeslacht schreef op het schut blad van een foliant, liefst van een grooten Bijbel (die echter elkeen niet maar zoo bezat) de dagen op van het wel en wee hunner familievoor vallen in het huisgezin: geboorten, huwelijken, begrafenissen zeer enkele malen rampen en zegeningen, zelfs gebeurtenissen buiten den engen kring, die indruk gemaakt hadden, gelijk alles in 'tkort gebracht werd, doch zichtbaar in een gemoedsstemming, overeenkomstig den aard der voorvallen. Aldus heeft men wel gegevens om een min of meer uitgewerkte historie daaruit samen te stellen, maar wat een beredeneerende - levensbeschrijving zou moeten heeten ontbreekt. Mémoires, in de beteekenis, die de Franschen daaraan geven, hebben wij heel weinig. Reeds ontbreken die veelal van personen, wier loopbaan- hen in aanraking bracht met aanmerkelijke ge beurtenissen, en wier hooger maatschappelijk standpunt recht en gelegenheid geeft tot oordeel^, vellingen die een blijvende waarde hebben. Komt men van hen tot personen van den twee den of van minderen rang, dan moet de dege lijkheid van den inhoud vergoed wordeu door het onderhoudende vau allerlei onbelangrijkheden.' aan het nageslacht over te brengen. Hiertoe ia een bevallige ijdelheid noodig, waarvoor onze meer practischo neigingen een geringen zin hebben. Wordt Vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1892 | | pagina 1