Donderdag 1 Dec. 1892. No. 4200. 37e Jaargang. Een eereschuld. ■m Uitgave FIRMA A. H. VAN CLEEFF te Amersfoort. Dit blad verschijnt Maandag en Donderdagmiddag. Abonnement per 3 maanden f 1. Franco per post ƒ1.15. Advertentiën16 regels 60 Cents.elke regel meer 10 Cents. Groote letters naar plaatsruimte. Legale- oflicieële- en onteigeningsadv. per regel 15 Cents. Reclames per regel 25 Cents. Afzonderlijke nummers 10 Cents. Bureau MUURHUIZEN hoek Kortegracht, Wijk B. 80. Zij, die zicli met 1 Januari op dit blad abonneeren, ontvangen de tot dien datum verschijnende nummers GRATIS. De BURGEMEESTER van AMERSFOORT Brengt ter kennis van de ingezetenen dezer gemeente, dat het door den provincialen Inspec teur van 's rijks directe belastingen in Noord- Holland en Utrecht executoor verklaard kohier van het patentrecht over het tweede Kwartaal en de Kohieren No. 4 en 5 van de personeele belasting over het dienstjaar 1892/93 aan den Ontvanger van 's rijks directe belastingen alhier zijn ter hand gesteld, aan wien ieder verplicht is zijnen aanslag op den bij de wet bepaalden voet te voldoen. Amersfoort, den 29 November 1892. De Burgemeester voornoemd, W. A. CROOCKEWIT, Weth. lo. Br. De Directeur v/k POSTKANTOOR alhier maakt bekend, dat Zondag 4 Dec. e.k. het kantoor ook voor den dienst der Pakketpost zal geopend zijn: SPOORTIJD, van 8.tot 10.u. v.m. en 12.30 1.30 n.m, Wijdere wordt onder de aandacht gebracht dat van 2 tot en met 6 December bij elk postpakket een adreskaart behoort gevoegd te zijn. Amersfoort, 29 Nov. 1892. De Directeur. C. SMITT. Den 5den October 1830 riep Koning Wil lem I het volk te wapen en uit alle kringen en standen werd aan dien oproep gehoor gegevenvan alle plaatsen en plaatsjes stroom den vrijwilligers toe, om de goede zaak te helpen verdedigen en zeldzaam groot was allerwege de geestdrift als in Noord-Nederland tijdingen kwamen van hetgeen in het Zuiden geschiedde. Hemelhoog prees men de «helden"; in alle tonen zong men van de «schaar der dappe ren" en verguisde men de «blauwkielen". Aan loftuitingen voor de zonen des vaderlands was er evenmin gebrek als aan harde woorden voor het «muitziek rot." In schrift en beeld werden de heldendaden den volke kenbaar Feuilleton. STEVEN VAX DER HAGEN IV. Op een ongunstiger! dag voor zijn fortuin slentert hij daar andermaal heen en weer en ziet, o! schrik, neef Guillaume in levenden lijve te paard komen aanrijden. Beide neven hadden siherpe oogende zoon van Steven's oom en patroon had den deserteur dadelijk op een afstand ontwaard en deze had niet minder vlug de onaangename ontdekking gedaan, dat zijn spel bedorven was. Om er zich bij tijds uit te redden nam Steven nog een deugnieten-middel te haat, door weg te schuilen, een boevenman ier die niet bijs ter veel baatte. Aan de haven stond een groot steenen kruis, op een vrij hoog voetstuk met trappen, gelijk onze standbeelden en gedenktee- kenen. Daar deden de vertrekkende zeevarenden en reizenden hun gebeden en geloften, en spra ken de behouden en wel -terug gekomencn hun dankzeggingen uit. Steven kroop achter dit monument en liep er zoodanig om heen, dat zijn vervolger hem niet kon bereiken; de ruiter had hem evenwel spoedig achterhaald en begon een verstandige toespraak tot den deugniet. Deze zeide tot zijn verontschuldiging, dat zijn oom hem hard had bejegend, dat hij hem gedurig „afgeklopt" had, dat hij niets anders in 't voor uitzicht had dan een nieuw pak slagen en zulks bij herhaling, somma, dat hij niet verkoos, met hem mee terug te keeren. Neef Guillaume be handelde de zaak der afstraffing met niet ge ringen tact en stelde den vluchteling zooveel mogelijk gerust, door hem te zeggen dat alles niet zulk een vaart zou loopen en beter zou gemaakt en toen de Koning, door de groote Mogendheden gedrongen, net bevel gaf tot den terugtocht, was ganseh ons kleine land vol verontwaardiging. De troepen werden met den meest moge lijken luister ingehaaldofficieren en minderen werden overal met gejuich ontvangen, en aan de bijvalsbetuigingen scheen nimmer een einde te zullen komen. Slechts zeer weinigen van hen, die getuige waren van deze opflikkering van ons natio- nalitr 'tsgevoel, zijn nog in leven. Het getal dergenen, die een werkzaam aandeel hadden in de gebeurtenissen van den Tiendaagschen veldtocht, beloopt nog geen drieduizend. En van die paarduizend zijn er achttienhon derd armlastig, ziekelijk, gebrekkigde krach tige jongelingen van voor ruim zestig jaren zijn nu meestal behoeftige grijsaards geworden. Doet het niet pijnlijk aan, hier en daar, naast de officieele publication, te zien de poging van de ereeniging Trouw aan Koning en Vaderland tot vorming van een onder steuningfonds voor behoeftigen, gerechtigd tot het dragen van het Metalen Kruis enue Citadel-medaille Is het geen nationale schande, dat een vreemdeling een Belg bijvoorbeeld, wiens Regeering de mannen van '30 een behoorlijk pensioen verleende op onze muren en aanplakborden dit biljet ziet? Is het geen wreede spot, om op die op roeping het beeld van een oud-strijder te plaatsen, wiens vereleten jasje met het ridder kruis gesierd is Het bestuur der vereeniging «Trouw aan Koning en Vaderland", die zien het lot dier mannen heeft aangetrokken, wien men bij alle gelegenheden luide en warme hulde b-acht (maar die men inmiddels in hoogst benarde omstandigheden hun leven liet slij ten), heeft, toen zij het eerst een beroep op de natie deed, van alle zijden de stelling vernomen«niet de openbare liefdadigheid, de Regeeriug moet die mannen helpen; zij hebben Koning en Vaderland gedienduit 's Rijks kas moeten zij dus gepetisionneerd, of althans ondersteund worden." Het hoofdbestuur der vereeniging heeft, in overeenstemming met die gedachte, zich tot de Regeering gewend, en naar werd de niet onbelangrijke bijdrage van 10000, toe gestaan. Niet onbelangrijk op zich zelf, maar geheel onvoldoende als, men bedenkt, dat gaan, als hij maar geliefde op te possen. Maar het bescheid was, dat de overtreder zich ver bonden had naar Spanje te varen met eenige heeren, die hem in dienst genomen hadden en voor hem zouden zorgen. Daar Neef ook gewoon was zijn intrek te nemen in Den Noem Iesu, had hij weldra een verstandige conferentie met Steven's beschermers. Het gevolg was, dat van weers zijden werd overeengekomen, dut hier met geweld mets te doen wasde snaak zou toch weer weg- loopen en misschien in slechte handen komen; hij zou dan maar meetrekken en „werde wel gereeommandeert" door den ruiter, die thuis kwam met de boodschap, dat Steven naar Spanje gereisd was. De reizigers verlieten Calais in October 1575 en kwamen te San Lucar in November. Daar werd onze held voor twee jaren besteld bij een linnenkoopman om achter de toonbank te staan. De meester was een goed man, doch ziju weder helft, naar de bescheiden meening van des lin- wardiers leerknaap, niet veel beter dan „een quaet spin van een wijf', die niets deed dan „kiuen en smiten." Dat kijven en slaan ging de „patiëntie" van den woelwater te bovenhet deed hem zien, dat in dit ondermaansche de volmaaktheid, zelfs in een Spaansch linnenma gazijn, niet zetelde. Hij nam zijn bij ervaring proefhoudend gebleken middel bij de hand en, zonder een basc-los-inanos, zonder boe of bah te zeggen, trok hij tegen Pinksteren 1576 naar Sevilië, waar de vriendelijke beschermers, die hij te Calais had leeren kennen, hun vcrblyf hielden. Als hij zoo door de stad dwaalde, met vrij onbepaalde vooruitzichten, doch met een onwrik- baren moed en gesterkt door de kennis van een beetje Spaansch, dat de vlugge jongen zich eigen had gemaakt, mocht het gebeuren, dat een zijner oude vrienden juist voor de deur van zijn winkel ongeveer 1800 armen daarvan ieder een deel moeten hebben, want wel berekend kan daar van slechts anderhalve cent per dag worden uitgekeerd aan eiken deelgerechtigde. Wel is het uitzicht geopend op een hoogere bijdrage, doch (laarbij werd op den voorgrond gesteld, dat de Staat slechts steunend en hel pend zou optreden, indien de natie voorging. Naarmate de burgerij dieper in de beurs tast, zal ook de Regeering en de Volksver tegenwoordiging genegen bevonden worden, om krachtiger bij te springen. Men kaatse nu niet langer elkander den bal toe. Zij, wie het geldt, hebben niet veel jaren levens meer voor de borst, en afwachtende wie het 't langst zal volhouden de Regee ring of de natie dalen er eiken dag ten grave, voor wie niets, of slechts zeer weinig kon worden gedaan. Het zal niet lang meer duren, dat we hen helpen kunnen. Karakteristiek is, dat, op een verzoek van het hoofdbestuur aan de Regee ring om jaarlijks een collecte te mogen houden, de vergunning slechts voor éen jaar gegeven werd, omdathet eei. volgend jaar wel eens niet meer noodig zou kunnen wezen te collecteeren voor die mannen, die allen den 80jarigen leeftijd te boven zijn! Die verwachting der Regeering zal wel niet verwezenlijkt worden. Maar heef lang en heel veel zal voor de dragers van het Metalen kruis en de Citadel-medaille niet meer ge vraagd worden. Bij Koninklijk besluit van 7 October heeft de hierboven genoemde Vereeniging machti ging ontvangen tot het houden eener alge- meene coilecte voor de oud-strijdei's. Ruim achttienhonderd ouden van dagen, m..nnen, die in de kracht hunner jaren bloed en leven veil hadden voor Koning en Vader land, zien nu verlangend uit naar de onder steuning, welke hun, uit het door die collecte te vormen fonds, kan ten deel vallen. Tegenover die achttienhonderd behoeftigen heeft Nederland een plicht der dankbaarheid te vervullen, een eereschuld te delgen. Lang hebbeu de oudjes niet meer te leven; de meesten dier meer dan tachtigjarigen neigen ten grave. Welaan dan. Laat ons de handen ineenslaan om huil den avond huns levens draaglijk te maken. Ieder geve naar de mate zijner krachten en bedenke voor deze achttienhonderd braven, die het hun door den Koning geschonken eermetaal dragen op een met lompen bedekte borst, niet met hoe weinig hij er af kan, doch hoe veel hij voor hen kan missen. Wellicht zal binnenkort ook hier ter staf» een inzameling gehouden worden. Intusschen is jhr. mr. J. E. Huydecoper van Nigtevecht, te Utrecht, de Penningmeester der Vereeni ging, gaarne bereid alle giften in ontvangst te nemen. Men schrijft uit Den Haag: De terugkeer van onze Koninginnen is hier inallekringen metgrooteblijdsehap tijding ontvangenniet alleen door hen, wier belang bij de aanwezigheid van het Hof is betrok ken, want algemeen is men tegenwoordig gelukkig onder alle rangen en standen der bevolking verlangend naar onze Vorstinnen en vooral ik mag dat gerust zeggen, niet waar naar onze kleine Koningin, die zoo ongeveer, zonder afspraak of ontmoe ting, laat staan omgan" met haar, het «vrien dinnetje" is van alle Haagsche meisjes, Hó[- fdhig of niet, arm of rijk. Doch bovenal (en dit laat zich verklaren) verheugt zich de handel over dien terugkeer, in dezen tijd van grooter voorraad op elk gebied. Ofschoon het ten Hove geen gebruik is van het St. Nicolaasfeest werk te maken en de Regentes liefst den Kerstboom voor de verrassingen bezigt, mag men toch verwachten, dat de komst der vorstinnen voor menigeen niet zonder vruchten zal zijn. Doch ook afgescheiden van <le aanstaande feestdagen kan de komst der Koninginnen voor de Residentie het sein van hernieuwd opgewekt leven worden en daar hoopt men wel eenigermate op. Het was verleden week twee jaren geleden, dat Koning Willem overleedde Koningin-Regentes heeft nu een rouwtijd van twee volle jaren in acht ge nomen en men vermoedt, dat zij zich thans weder in het publiek bij concerten en opera- en tooneelvoorstellingen zal gaan vertoonen en soiree's en bals ten Hove zal teven, die dan als van zelf in de kringen er highlife worde" gevolgd door groote partijen, waarvan de voordeelen gedurende tal van jaren zijn gemist of althans slechts in geringe- mate genoten. Veler belang is er aus bij betrokken; maar bovenal, het is stond. Deze stuurde Steven een bediende achterna met de uitnoodiging om even bij hem aan te komen. Steven had dadelijk een leugen klaar, die een dertionjarigen Amersfoorter eer aandeed. Hij was door zijn patroon uit San-Lucar naar Sevilië gezonden om een boodschap te doen bij een van diens handelsvrienden, en na deze missie volbracht te hebben, zou hij zich de onderschei dende eer geven, zijn opwaehting te komen ma ken. Daar Hij echter ongeneigd was m de on vermijdelijke opheldering te treden aangaande zijn volstrekt particuliere aangelegenheden, stapte hij verder en dank ziju geographisehe kennis besloot hij zich te begeven naar het vader land van de sherry. Aan een burger, dien hij ontmoette, vroeg hij doodbedaard de poort naar Xeres de la Frontera en sloeg den weg in, die hem leidde naar de slagvelden, waarop de macht der Gothen vernietigd was, nu meer dan zeven eeuwen geleden, en waardoor de Mooren zich in het schiereiland gevestigd hadden. Des avonds kwam hij in aanraking mot een schaapherder, die hem een avondmaal en een nachtverblijf verstrekte, wel eenvoudig, maar hartelijk gemeend. Zoo kwam hij in de stad, die het doel was zijner onversaagde onderneming. Hij verhuurde zich bij een edelman, eeu voor namen Don, die zeer goed voor hem was en bij wien hij twee jaar inwoonde, „als een kint ten huise." Misschien had hij zijn aangeboren on gedurigheid voorgoed overwonnen, als het nood lot hem niet in aanraking had gebracht met een nieuwe avontuurlijkheid op grooter schaal, dan hem nog was voorgekomen. Dom Sebastiaan, de jonge koning van Portu gal, had tweeërlei leermeesters gehad, die zijn ontvlambaar gemoed hadden gestemd tot on dernemingen, welke in den geest vielen van des linnenkoopmans leerling. Geestelijken hadden hem ingeprent, dat een Christenkoning geen andere roeping had, dan de bescherming, ver dediging en uitbreiding der Heilige Kerk; Rid ders en Edelen hadden zijn hoofd vervuld met het denkbeeld om zich voor te bereiden tot het strijden voor dezelfde Kerk tegen ketters en on- geloovigen. Zoodra hij den minsten leeftijd had bereikt, waarop hij de koninklijke waardigheid mocht uitoefenen, maakte hij groote toebereid selen tot een ontzaglijke kruisvaart naar de overzijde der Straat van Gibraltar. Daar waren de Mooren, verdeeld door de grootste oneenig- heden welke in een saamgeraapte bevolking kunnen ontstaan. Maar dit gemis aan volkeu- cenheid had een tegenwicht gevonden in éen vereenigingspunt, den Islaam. Onderling ver deeld, werden zij een onverbreekbare eenheid, wanneer zij stonden tegenover de Christenen, de grootste tegenstanders van den Profeet, die den laatsten der Abencerages uit Granada en daarmede uit het gansche Schiereiland, waar zij bijna acht eeuwen glansrijk hadden geregeerd, hadden verdreven. De jonge Koning had een groote scheepsmacht te Cadiz bijeengebracht, waarop een leger was aan boord gegaan zooals men nimmer te voren aanschouwd had, en niet meer zien zou vóór de uitrusting der Armada van 1588. Zoo iets was alles voor Steven. Met toestemming van Don Garcia d' Avila althans zoo doetnii ons ge- looven ging hij een kijkje nemende afstand was niet groot en het schouwspel zou eenig zijn. Te Cadiz aangekomen, werd de zaak hem te machtighij wilde volstrekt meevaren. Er wa ren ook Netlerlandsche vaartuigen gehuurd voor transportschepen, en hij zal zich wel dadelijk in betrekking gesteld nebben met de landgo- nooten. (Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1892 | | pagina 1