Maandag 20
Febr. 1893.
No. 4225.
37e Jaargang.
Armenzorg.
Toen en nu.
Uitgave
FIRMA A. H. VAN CLEEFP
te Amersfoort.
Dit blad verschijnt Maandag- en Donderdagnamiddag. Abonnement per 3 maanden/l.
Fr anco per post ƒ1.15. Advertentiën16 regels 60 Cents.elke regel meer 10 Cents.
Groote letters naar plaatsruimte. Legale-, officieële- en onteigeningsadvert. per regel
15 Cents. Reclames per regel 25 Cents. Afzonderlijke nummers iO Cents.
Bureau
MUURHUIZEN
hoek Kortegracht, Wijk B. 60
K ENNISGEVINGE N.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS
van AMERSFOORT doen te weten, dat in dit
jaar de navolgende markten alhier gehouden
worden
PAARDENMARKTEN
Maandag 13 Maart, Donderdag 6 April, Maan
dag 21 Augustus en Dinsdag 17 October.
RUNDVEEMARKTEN
Donderdag G. 13. 20. 27. April, 4-18. 25. Mei
en Woensdag 18 October (Ossenmarkt.)
RUNDVEE-, 8CH '.PEN- en VARKENSMARKT
{weekmarkt.)
lederen Vrijdag.
Amersfoort, den 20 Febuari 1893.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
F. D. SCHIMMELPENNINCK.
De Secretaris,
W. L. SCHELTUS.
I.
Bij de behandeling door de Eerste Ka
mer van hoofdstuk V der Staatsbegroo-
ting, besprak de heer Wertheim de wer
king der Armenwet. De minister erkende
in de andere Kamer de noodzakelijkheid
harer herziening. Ongelukkig echter
wordt die herziening door enkelen tot
een machine de guerre gemaakt; ze is
echter dringender dan misschien de mi
nister hetiuziet. Humanitaire beginselen
wilde spreker laten rusten, hij wilde zich
Feuilleton.
Het was ongeveer twee uren 's middags. Lang
zaam steunende op dikke stokken, wandelden
twee oude lieden over den Haarlemmerdijk te
Amsterdam, in de richting van den Dam. Het ge
makkelijk plaveisel droeg zeer hun goedkeuring
weg, doch de groote drukte, de krioelende raen-
schenmassa, het gedreun van de elkander kruisen
de trams maakten hen in de war. Het was jaren
geleden dat beiden, oud-gedienden van ons kranig
Indisch leger, hun vaderstad hadden bezochten
waarschijnlijk was het de zucht die nog eens
wéér te zien vóór hun dood, die hen had doen
besluiten hun dorp in Noord-Holland te verlaten
en de gelegenheid te baat te nemen, dat een
goedkoope boot voer, om Amsterdam nog eens
te bezoeken.
Wat was de stad veranderd! Het Y, vroeger
zoo'n liefelijkcn aanblik opleverend, was verdwe
nen en had slechts een brecden stroom achter
gelaten; een reusachtig statiou was aan den
oever van den stroom verrezen en aan dat sta
tion, waarin de beide oudjes bijna verdwaalden
en waaruit zij eindelijk, na net onnoodig op
en afdwalen van vele trappen, te voorschijn
kwamen, zagen zij het Damrak.
„Dat is het Damrak niet!" riep een hunner,
„dat is nu óok al wegdat was immers een
gracht." De andere keek onderzoekend rond en
kwam tot de slotsom, dat het gedeeltelijk ge
dempt was, doch herkennen deed hij het even
min als zijn metgezel; want dat Victoria Hotel
dat Bijbel Iiotel, dat Meubelmagazijn van Hil-
len, die groote Katholieke Kerk links, die vele
totaal veranderde gevels, waren hun nieuw, even
als de boomperken, de „kleine Bteentjes" en de
Bteeds af- cn aanrijdende trams. En de Koren
beurs, waar was die Ook al verdwenen
Slechts één ding was hetzelfde gebleven en
wel de politiepost aan de Oudebrug en heiden
wezen daarop lachende, zich herinnerend hoe eens
op een avondDoch stil, dat behoort tot
hun jeugd en thans gelijken zij even weinig
op de wildzangen van vroeger als dc ge
helmde politieagenten van thans op de door
petten gedekte dienaren van Hermandad van
voorheen, die toen in het belang der openbare
orde zoo krachtig waren opgetreden.
De Dam werd bereikt nadat beiden zich te
vergeefs hadden afgevraagd wat toch het nut
en de bestemming waren van een houten gebouw,
vlak achter de Beurs, dat geheel beplakt was
met aanlokkelijke voorstellingen van al de in
de café-obantants van Warmoesstraat en Nes te
niet door zijn gevoel laten medesleepen;
maar een feit is het, dat de kerkelijke
ondersteuning absoluut onvoldoende is.
De kerkelijke bedeeling schiet feitelijk
tekort. De Hervormde gemeente te Am
sterdam bg voorbeeld moet op haar kapi
taal teren en kan dan nög niet doen wat
zij behoeftook in de It -K. diaconxeén
heersebt geen overvloed en bij het Ned.
Israël, armbestuur heerscht bepaald hon
gersnood. De bedoelingen zijn uitstekend,
maai- men vermag niet meer dan de
middelen toelaten.
De particuliere liefdadigheid, vervolgde
spreker, is niet georganiseerd en staat
doorgaans op de schouderen van betrek
kelijk weinigen. Is er dan zooveel meer
gebrek en armoede Het is niet volkomen
bekend, of de werkloosheid toegenomen
is; maar het is een feit, dat de ar
moede eu het gebrek tegenwoordig
luide verkondigd worden. Nu zijn degenen,
die het luidruchtigst hun nood klagen,
niet de meest beklagenswaardige^ de
eigenlijk nooddruftigenmaar honderd
duizenden zijn er werkelijk die gebrek
lijden, al zeggen zij het niet luide. Dezen
kan de gemeenschap toch niet aan hun
lot overlatenen nu is het eeu waar
heid, dat de meesten daarheen komen,
waa. burgerlijke gemeenten het meest
kunnen helpen, „op de lucht van het ge
braad." Zulke zaken mogen inderdaad
niet langer worden geïgnoreerd. En zal
nu van dezen minister alsnog een ver
betering van de Armenwet uitgaan 1 Spre
ker zou willen, dat in de eerste plaats
de gemeenten geholpen werden en dat het
Elberfelder systeem verplichtend gesteld
werd in ons land, waar de particuliere
liefdadigheid niet behoorlijk georgani
seerd is, waar honderdduizenden worden
uitgegeven aan hen, die het niet ver
dienen. De particuliere liefdadigheid zal
dan zeer zeker toch niet verdwijnenzij
is voor den mensch even noodig als gods
dienst en poëzie. Maar daarnevens be
hoort een officieele organisatie.
Een ander lid kon niet geheel met
deze zienswijze meegaan. Wel moest hij
erkennen, dat de kerkelijke liefdadigheid
niet meer zooveel vermocht te doen als
voorheen, doch hij meende, dat wat daar
aan ontbrak niet door de Staat moest
worden aangevuld, maar door particulieren.
Is de bijzondere liefdadigheid dus ver
volgde hij, niet georganiseerd, dan moet
zij zich organiseeren. Geen dwaug, geen
overdreven staatsinmenging, een ieder
moet vrijheid behouden om te handelen.
Tegen uitbreiding van staatsinmenging
vooral ook op het gebied der Armver-
zorging was die 3preker ten zeerste.
Bedoelde de heer Wertheim zoo besloot
hij, terugkeer tot het vroegere „domicilie
van onderstand", dan bedenke hij de
groote schaduwzijde eu de moeilijkheden,
welke aan dat stelsel, in 1870 terecht
opgeheven, verbonden waren.
Ziedaar het begin van een hoogst be
langrijk debat, dat voorshands tot geen
conclusie leidde, doch tot heel wat na-
denkens aanleiding geeft.
Wat Armenzorg in het algemeen is
weet ieder, doch indien men de vraag
stelt wie van beide, de Kerk of de Staat,
moet hoofdzakelijk daarmede worden
belast, dan is het antwoord niet gemak-
kelijk te geven. Beschouwt men de Ar
menzorg als een plicht, door zedelijkheid
en men schel ij kheid voorgeschreven, als
I een ondersteuning van den zwakkere
j door den sterkere, als een deugd, als de
betrachting van een godsdienstig gebod,
dan behoort zij, even als elke andere
deugd, geheel tot de bemoeiing der Kerk,
die in dit opzicht evenmin als bij barm
hartigheid, trouw, oprechtheid, zelfver-
I loochening, enz. regels en wetten van
wereldsche macht behoeft te dulden en
I deze dan ook nimmer duldt of dulden zal.
Wordt vervolgd).
genieten heerlijkneden. Zij vroegen het daarom
aan eenige voorbijgangers, die antwoordden het
niet te weten en maakten hieruit op, dat dit
gebouw voor vele Amsterdammers een raadsel
is cn waarlijk zij hadden het niet geheel mis.
Da:ir was dan de Dam, dadr stond het Paleis
van den Koning, daar het Commandantshuis,
d&Ar was Zeemanshoop, maar, ook al weer hier,
wat veranderingen! Die winkels van Hajenius
en Kattenburg, die Groote Club, die trammassa,
ja, van al wat onze oudstrijders zagen, maakten
die nog het meeste indruk op hen, als getuige
nissen van de enorme uitbreiding welke het ver
keer in de laatste 20 jaren heeft ondergaan.
„Tramkaartje meneer?" riep een jongen die
op een kruk voorthinkte. Smit, de oudste van
twee, kocht er een paar, bepaald van plan van het
hem nieuwe vervoermiddel eens ter (lege gebruik
te maken; alleen zag hij het voordeel er niet
van in kaartjes te koopen a 10 cent wanneer
men, naar hij gehoord had, aan den conducteur
óók maar een dubbeltje te betalen had. De
snelheid evenwel waarmede de jongen met den
kruk zich verwijderd had, bracht hem op een
boos vermoeden en tot de overtuiging, dat ten
minste de Amsterdamsche straatjongen van thans
volstrekt niet verschilt van dien van voorheen.
„Anpie meneer?" riep een koetsier tot Muller
den jongste en deze werd ernstig boos. Wat?
hij een oud-gediende die ettelijke duidelijk zicht
bare expeditie-medailles op de borst droeg, een
aap? Dat was te kras, wat dacht die kwajon
gen wel? En veel moeite kostte het, den ruim
zeventigjarige te beduiden, dat er van een huur
rijtuig sprake was en de veranderingen in Am
sterdam hadden teweeg gebracht, dat men vroe
ger de apen alleen vond in Artis en thans
zoo'n beetje overal door de stad.
Hij wreekte zich door in den aap te kruipen
en zijn vrind er mede in te trekken en nu ging
ons tweetal naar het Vondelpark, waar zij de
Kiosk van vroeger ook al niet mochten terug
vinden en in de plaats daarvan een statig Pa
viljoen, uit ruime beurs gebouwd en keurig in
gericht.
Van 't Vondelpark naar 't Museum, van het
Museum naar 't Frederiksplein, naar 't Aquarium
in de Plantage, voorbij Artis-schouwburg, Fras-
cati en Park-schouwburg naar 't. Panopticum.
Dat was een aardigheidDie beeldengroepen,
die Oo8tersche dwaaltuin, die gruwelkamer wek
ten de bewondering op, doch in zulk een mate
dat beiden eindelijk doodmoe te land kwamen
in de eonfiseura-afdeeling boneden, van waar zij
bemerkten, dat de Amstelstraat niet veel ver
anderd was. Alleen Café Londres was nieuw,
doch Judelscn Van Lier waren hetzelfde gebleven
en zij verdiepten zich in herinneringen aan den
goeden ouden tijd toen zij naar Ju dels gingen,
met Toos en met. Ka, voor ,,7") cents in'vertering."
De Munttoren liet inmiddels vijf slagen hoo-
renom zeven uur ging de boot, en er was nog
zooveel te zien, zoodat zij besloten maar op te
stappen.
Zij daalden de trappen af en stonden op straat,
doch waarschijnlijk door vermoeidheid vergisten
zij zich in den weg en sloegen rechts om, in
plaats van links. Bij dc brug gekomen, die de
Amstelstraat met het Waterlooplein verbindt,
begrepen zij echter hun vergissing; want dat
was immers (1e Amstel, en hoewel thans over
brugd door heel wat anders dan de houten wip-
brug, bij vele Amsterdammers nog welbekend,
het water bleef toch het water en de diamant
slijperijen links waren niet veranderd.
„We zijn verkeerd. Hoe moeten wij loopen?
Jongen waar is de Botermarkt?" zoo vroegen
ze aan elkaar en aan een klein manneke, dat
voorbij ging. De jongen keek vreemd op bij het
hooren van die hem onbekende markt; hij kende
de Nieuwmarkt en ook de Appelmarkt, maar van
de Botermarkt had hij nog nooit gehoord; hij
liep dus maar door, denkende dat de twee oudjes
hem beet wilden hebben.
„Weet jij ook waar de Botermarkt is, moe
der?" werd toen aan een stokoude vrouw ge
vraagd.
„Je loopt net mis, mensch, draai ie precies
om en loopt rechtuit dan kom je op net Rem-
brandtplein, zoo heet tegenwoordig de Boter
markt."
Rembrandtplein De Botermarkt dus ook al
weg, geen ijzer en lood, geen kippen en duiven,
geen kleine vogels en witte muizen meer des
Maandags, hoe was het mogelijk! „De Amster
dammers hebben niets meer over van hun
oude namen en herinneringen," zeide Muller;
doch Smit antwoordde niet, waarschijnlijk bij
den aanblik van het inmiddels bereikte plein,
waar het beeld van den grootsten schilder die Neer
land ooit heeft voortgebracht zoo vreedzaam prijkt
te midden van het groen, en bij de gedachte dat hoe
groot de schatten ook zijn door de boter aan Hol
land toegevoerd er geen onsterflijker naam is dan
die van Rembrandt.
De drukte op het plein was grootluidsprekende
en gest iculcorende, waren eenige heeren bezig op
een aantal huizen te wijzen gelegen tussehen Mast
cn (1e Bakkerstraat, éen hunner mat zelfs met ecu
stok de lengte van het terrein, om terug gekomen
uit te roepen„63 Meter."
„Het is ongelooflijk" sprak een ander, „dat moet
een terrein geven van ru im 2000 vierkante Meter
„Natuurlijk" sprak eenderde, een nog jonge man
van hoogo gestalte met vastberaden uiterlijk
en blonden knevel, „met minder kunnen wij het
niet doen; al wat men in Amsterdam op kleine
schaal doet, is niets waardalleen groote zaken
rcusseeren en daarom moet men alleen die doen en
de kleinen laten rusten." en dit zeggende rookte
hij bedaard zijn sigaar, alsof het reusachtig, door
hem geopperd en voor de hoofdzaak reeds door
hem uitgevoerd plan, kinderspel ware.
Onze oudjes waren inmiddels, nieuwsgierig
als alle oude lieden, naderbijgekomen en wilden
er meer van weten; een, met den rug tegen een
muur leuneud werkman, die toch niets te doen
had, was zoo goed hen te woord te staan en nu
vernamen zij net volgende:
Dat het geheele terrein, tussehen Café Mast
en de Bakkerstraat, thans ingenomen door 17
huizen, was aangekocht door een combinatie,
die al die huizen zou sloopen, om op het daar
door verkregen terrein éen reusachtig Magazijn
van Manufacturen, levensmiddelen, meubelen,
boeken enz. enz. te stichten. In dat eene magazijn
zou men alles kunnen koopen wat de vaderland-
sche en buitenlandsche industrie vermochten te
scheppen; in dat eene magazijn, bediend door
een personeel van eenige honderden mannen en
vrouwen, zouden millioenen 's jaars worden om
gezet; het zou een wereld in het klein worden,
een tot nu toe te Amsterdam ongezien iets, dat
bovendien het groote voordeel zou aanbrengen
van voortaan in Holland te houden al het geld
dat nu voortdurend over de grenzen gaat naar
Parijs, omdat men daar, door den inkoop op
groote schaal, tegen lager prijzen verkoopen Kan.
„En hoe moet dat gebouw dan heeten?" vroeg
Muller, die het nieuwtje in zijn geheel in zijn
dorp wilde overbrengen.
„A la Métropole" antwoordde de werkman,
trotsch op zijn kennis dezer drie Fransehewoor
den.
„En wat moet dat alles wel kosten, met al
die goederen die er in moeten?"
„O man, millioenen!"
Smit haalde zijn tramkaartjes voor den dag;
het werd hem te bang. Die millioenen dansten
hem voor de oogen: de tram kwam bellende
nader, beiden stapten er in en weinige uren
later waren zij benouden in hun dorp terug.
Zij hadden Amsterdam weergezien, wel niet
het Amsterdam zooals zij dat hadden gekend,
doch een verjongd Amsterdam, dat den strijd met
I andere wereldsteden heeft durven aav.hinden, dat
i niettegenstaande tegenwerking of onspoed der
1 tijden, pal bleef staan en voorwaarts streefde en
I niet zou rusten eer, door aanbrengen vau verbetc-
j ring, vergrooting en verfraaiing, de vreemdeling in
massa naar Amstels boorden zou worden gelokt.
I Zij hadden het begrepen, hoeveel ijzeren wils-
kracht, hoeveel verpletterende energie er noodig
I waren om de groote dingen tot stand te brengen
waarvan zij hadden gehoord en beseften, dat al
leen taaie volharding en verbazende werkkracht
in staat waren om tegenwoordig iets tot stand
te brengen.
Zij hadden Amsterdam niet teruggevonden
met de Amsterdam: ïcrs van voorheen, doch
waren volkomen tevreden met die van thans.
B.