Maandag 4
Dec. 1893.
St. Nicolaas.
No: 4307.
38e Jaargang.
Uit het dagboek van een dokter.
Sint Nicolaas.
Uitgave
FIRMA A. H. VANCLEEFF
te Amersfoort.
Dit blad verschijnt Maandag- en Donderdagnamiddag. Abonnement per 3 maanden fi.
franco per post f 1.1b. Advertentiën, 1o regels 60 Cents.; elke regel meer 10 Cents.
Groote letters naar plaatsruimte. Legale-, oflicieële- en onteigeningsadvert. per regel
Cents. Reclames per regel 25 Cents. Afzonderlijke nummers iü Cents.
By advertentiën buiten dc stad worden de incasseeringskosten in rekening gebracht.
Bureau
MUURHUIZEN
hoek Kortegracht, Wijk B. 60
Met beleefden aandrang verzoeken
wij H.H. advertenten, ons hunne
annonces TIJDIG zoo mogelijk
vóór 2 uur des middags te doen
toekomen, opdat de uitgave van ons
blad niet te zeer vertraagd worde.
Wij herinneren er tevens aan, dat
ons blad omstreeks half zes van de
pers komt en in gewone gevallen te
ZEVEN UUR door de geheole stad
verspreid is.
KENNISGEVINGEN.
De BURGEMEESTER van AMERSFOORT.
Brengt ter kennis van de ingezetenen dezer
gemeente, dat de door den provincialen Inspec
teur van 's rijks directe belastingen, enz. in Noord-
Holland en Utrecht executoor verklaarde kohieren
Nos. 4. en 5 van de personeele belasting en van
het patentrecht over het 2. kwartaal van het
dienstjaar 1893/94 aan den Ontvanger van 's rijks
directe belastingen alhier zijn ter hand gesteld,
aan wien ieder verplicht is zijnen aanslag op den
bij de wet bepaalden voet te voldoen.
Gedaan en op de daarvoor gebruikelijke plaat
sen aangeplakt te Amersfoort, den 1 December 1893.
De Burgemeester voornoemd,
W. A. CROOCKEW1T
Weth. lo. Br.
Hl 4TIOH1 LI] MILITIE.
De BURGEMEESTER kn WETHOUDERS van AMERSFOORT
Gelet op de avtt. 87 en 8S der wet betrekkelijk de nationale militie van den
19. Augustus 1861 (Staatsblad No. 72) en de artt. 25 en 26 van het koninklijk
besluit van den 8. Mei 1862 (Staatsblad No. 46);
Gezien de kennisgeving van den heer Kolonel, Militie-commissaris in de provincie
Utrecht, van den 14. November 1893;
Doen te weten, dat de eerste zitting van den Militieraad voor deze gemeente op
Di»$<la&', den 19. December 1^93, des voormiddags te IO uren in
het openbaar wordt gehouden in eene der zalen van het stadhuis te UTRECHT, en
bestemd is tot het doen van uitspraak: omtrent de verschenen vrijwilligers voor
de militie, ue lotelingen die redenen van vrijstelling hebben ingediend, de lote-
Uingen die van den dienst uitgesloten of daarbij voorloopig niet toegelaten
1 worden, en alle overige lotelingen, behoort:ade tot de lichting vau het jaar 1894.
Voorts, dat de tweede zitting van den Militieraad, bestemd tot het doen van
uitspraak omtrent alle in de eerste zitting niet afgedane zaken, en ten opzichte
van hen die als plaatsvervanger of nummerverwisselaar verlangen optetreden, ter
voormelde plaatse in het openbaar gehouden wordt op WoCKSdaff. den IO.
Januari 1*>94, des voormiddags te IO uren.
En breugeu tevens ter kennis van de belanghebbenden, dat de tijd en plaats
der zittingen aan eiken loteling zullen worden bekena gemaakt door middel van
een ai-v zijne woning of aan die van zijnen vader of voogd te bezorgen biljet,
>alhoewel het uiet-ontvangen van zoodanig biljet niet ontheft van de verplichting
tot bet verschijnen voor den Militieraad, of tot het indienen van de tot staving
der redenen van vrijstelling gevorderde bewijsstukken; zullende de loteling, die
vrijstelling verlangt wegens ziekelijke gesteldheid, gebreken of gemis van de ge-
vorderde lengte, en de plaatsvervanger of nummerverwisselaar in persoon voor
den Militieraad moeten verschijnen, ieder op het voor hem hierboven vermeld tijdstip.
AMERSFOORT, den 2. December 1893
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
De Secretaris, W. A. CROOCKEWIT,
W. L. SCHELTUS. Weth., lo. Br.
Feuilleton.
4.
„Ilij is zeldzaam gehecht aan haar," op de
bewustelooze vrouw wijzende, „en het scheen,
dat zij een merkwaardig groote macht over
hem hadmaar van nacht is hij losgebroken en
heeft overal brand willen stichten. Dat is zijn
manie en hij wordt 's nachts dan ook altijd op-
_i gesloten. Hoe hij van nacht heeft weten loste
"i'-i..komen, zou niemand weten te zeggen, maar hij
is ontsnapt en zou misschien het neele hnis in
vlammen hebben doen opgaan, doch zij heeft
hem gezien of onraad geroken of zoo. Wij zouden
u niet kunnen zeggen, wat er eigenlijk gebeurd
is, want toen mijn kameraad Jone en ik hier
heen kwamen snellen, vonden wij haar zoo be
wusteloos als gij haar nu ziet, en kletsnat, alsof
zij met water was begoten; hier is Tommy
maar Tommy zal in de eerste vier-en-twintig uur
geen woord willen spreuen, en daarom zou het
nutteloos zijn, iets uit hem te willen krijgen."
„Hoe weet je dat er brand is geweest?"
vroeg ik.
„Kijkt u maar eens hier, mijnheer dit hout
is neelemaal verkoold en wij hebben een doosje
lucifers in Tommy's zak gevonden. En haar kleeren
ook verbrand, het arme ïnensch. Ik denk,
0 dat zij de waterkraan heeft opengezet en toen
van haar zelve is gevallen. Zij heeft altijd veel
last van haar zenuwen. Jongens, ik moet zeggen,
het was kranig van haar om den brand alleen te
blusschen en Tommy in een van zijn vlagen
meester te worden."
„Gaat eens wat op zij," zeide ik. „Ik moet
eens zien, wat er voor deze dame kan gedaan
worden."
De omstanders maakten terstond ruimte voor
mij en ik knielde op den grond neder, om tot
de ondekking te komen, dat het bleeke, leven-
looze gelaat waarover ik mij heenboog, aau het
mooie meisje behoorde, dat ik dien avond in de
gezelschapskamer zoo had bewonderd.
Met behulp van een paar mannen en een
vriendelijk uitziende verpleegster, wier naam
Hooper was, pracht ik mejuffrouw Whittaker
naar haar slaapkamer en in korten tijd hadden
wij haar ontkleed en lag zij te bed.
Zooals ik wel gevreesd had, had zij ernstige
brandwonden aan linkerarm en zijde. Haar
rechterhand was ook opgezwollen en gekwetst
en een harer vingers was uit het lid gerukt.
„Met deze hand heeft zij zeker Tommy vast
gebonden", riep juffrouw Hooper uit „Hoor
eens, het is een moedig klem ding; iedereen
mag haar graag, omdat zij zoo voorkomend en
minzaam is! Denkt u, dat zij ernstig gekwetst
is, mijnheer?"
„Wij moeten haar omdraaien, wil ik dat met
zekerheid kunnen zeggen," antwoordde ik. „Ik
heb het niet op zoo'n iangc bewusteloosheid."
De verpleegster hielp mij met een handigheid
en na ongeveer een uur tij as toonde groote diepe
ademhaling van de patiënte, dat zij langzaam
bijkwam. Deze ademhaling werd gevolgd door
Spoedig breekt de lang verwachte dag
weder aan, de dag van illusiën en ont
goochelingen, van hoop en teleurstelling,
van de gift en de gard!
Gij zijt ons allen we'kom,
Sinterklaas, goed, heilig man!
omdat gij als een goeden, ouden groot
vader met u laat spelen en sollen, tot het
maskeradepak u van de schouders
en het masker u van het aangezicht
valt, en gij dan een meusch blijkt te zijn,
van gelijke beweging als wij, een mensch
van vleesch en been, maar met een hart
vol van de edelste, reinste menschliefde.
Wat al veel goeds en schoons is er in
uw naam verricht; wat al bedroefdeoogen
hebt ge doen tintelen van dankbre vreugde
Hoe dikwijls hebt ge al niet de waar
heid bewezen van de heerlijkste uitboe-
zeming der raenschenliefde„Het is zaliger
te geven dan te ontvangen
Eu wat hebben onze kleine dreumessen
al niet weken vooraf gedaan, om zich
uw geschenken waardig te maken'! Wat
hebben ze dagen, weken achtereen in
hoop en vrees geleefd, onzeker, of Sinter
klaas zulke ondeugende bengels wel de
eer van een bezoek zou gunneu; of de
Zwarte knecht hem ook zou meenemen
naar Spanje! Spoedig is de beslissing daar;
laat uw uitspraak toonen, dat gij gena
dig recht spreekt, maar toch recht
koek of gard!
Maar, vergeet ook, bij uw aanstaande
rondreis op uwen schimmel, de meer be
jaarden niet. Ook zij zien met verlangen
uw komst te gemoet.. Reeds geruimen
tijd zijn ze bezig met het maken vau
pakketten en voorwerpen van allerlei
aard, waarmede zij familieleden of ken
nissen willen verrassen en daartoe uw
tusschenkomst zoo gaarne gebruiken.
Zorgt er voor, eerwaarde Sint, dat zooveel
mogelijk ieder bevredigd wordt; doch,
mocht soms de een den ander tevens een
nuttige waarschuwing voor zijn volgend
leven ten beste willen geven, belast u
ook daarmede, want voor de ouderen
geldt in de eerste plaats koek of
gard
Nog iets, edele weldoener! Er zijn zoovele
kinderen, die, zonder tusschenkomst van
meer bevoorrechte kindervrienden, niets
van het heerlijke, het jolige St. Nicolaas-
feest zouden genieten. Bezorgt die kleinen
een recht aangenamen dag, maar ver
geet daarbij tevens niet de ouders dièr
kinderen te gedenken, die zoo gaarne
voor hun kroost een kleinigheid zouden
afzonderen, doch daartoe niet bij machte
zijn, die voor zich zelf het benoodigde niet
eens kunnen verkrijgen, die u weinig
meer dan bij name kennen.
Beste St. Nicolaas, stort in de harten
van de meergegoedeu een milden geest;
zorgt er vooral voor, dat de werkelijk
behoeftigen niet vergeten worden, en ge
kuut er van verzekerd zijn, dat de juich
toon der kinderen, de tranen van dank
baarheid en blijdschap der ouders, de
grootste en schoonste belooning zijn, die
iemand zich denkeu kan.
Ook in 't belang vau onze winkeliers
hopen we, dat de goede, milde geest van
St.-Nicolaas over onze stadgenooten
vaardig zij; dat zij niet in den vreemde
zullen zoekeu, wat eigen ingezetenen
even goed, zoo niet beter kunnen leveren
en dat onze nijvere medeburgers een
voordeelig St. Nicolaasfeest mogen heb
ben waut waarlijk, aau een buitenkansje
is in dezen tjjd van malaise voor de
meeste onzer magazijnen en winkels wel
behoefte.
Dat ze hun best deden om tot koopen te
nooden en om te laten zien wat ze kun
nen geven, is met éen oog te overzien,
als men aan de etalage-kasten voorbij
gaat; een opsomming van al het moois
zou te ver leiden.
Worde ook hun een prettige Sint Ni
colaas gegund.
En niet alleen hun, ook onzen lezeressen
en lezers wenschen we een aaugename
eenige zware zuchten en gekerm van pijn, en
daarop zette zij haar grijze oogen wijd open.
Zij hadden een glazigen blik en het was dui
delijk, dat zij zich in het eerst niet wist te her
inneren, wat er met haar geheurd was.
„Ik denk, dat ik mijn wil geheel verloren
heb," zeide zij met zachte stem. „Ja, met de
pijn gaat het beter. Het doet mij goed, als ik
op u rust. Ja, ik onderwerp mijn wil aan de
uwe. Ik gehoorzaam u onvoorwaardelijk."
„Waar spreekt gij over?" vroeg ik op vrien
delijken toon. „Ik verlang volstrekt niet, dat
gij uw wil aan de mijne zult onderwerpen, be
halve dat ge mij moet toestaan, dat ik deze
brandwonden verbind. Kunt ge niet een beetje
meer op uw rechterzijde gaan liggen? Zoo,zoo
is het goed."
Zij gehoorzaamde terstond. Een zwakke blos
Bteeg hiiar naar de wangen en zij zeide op een
toon van verontschuldiging:
„Neem mij niet kwalijk; ik dacht dat umijn
vriend, dokter Walter Anderson, waart."
Hierop gaf ik geen antwoord, maar na het 't
arme meisje zoo gemakkelijk mogelijk te hebben
gemaakt, gaf ik haar een slaapmiddel in, en zei
juffrouw Hooper, bij haar te blijvennu ik ging
eens naar Tommy kijken en de overige ver
pleegden van het huis geruststellen.
Ik kon dien nacht maar weinig slapen, want
het voorval, dat juist had plaats gehad, had meer
dan éen ve^ileegde in een toestand gebracht,
die aan razernij grensde.
Vroeg in den ochtend ging ik naur de kamer
van jullrouw Whittaker, ora eens naar haar te
kijken. Ik vond haar in oen bedenkelijken toe
stand; zij had zwaar de koorts en vertoonde
neiging om te ijlen.
„Arm kind, net is gedeeltelijk haar waanzin,
dat is zeker," zeide juffrouw Hooper, de ver
pleegster, „maar zij slaat zonderlinge taal uit.
Het is jillemaal over het opgeven van haar wil
alsof er iemand was, die haar dien zou willen
ontnemen, en zij zegt telkens, dat zij dokter
Anderson wil zien."
„Weet u ook, wie dat is?" vroeg ik.
„Neen, mijnheer, ik heb zijn naam nog nooit
gehoord."
Ik keek weer naar mijn patiënte en wenkte
toen de verpleegster naar de deur van de kamer.
„Luister eens," zeide ik tot haar, „ik zie, dat
ge goed wilt zijn voor dat wrme jonge meisje."
„Goed! Wie zou niet goed voor haar willen
zijn?" riep iuffrouw Hooper uit. „Zij is het
mooiste en net minst zelfzuchtige meisje, dat
ik ooit heb ontmoet."
„Maar u weet toch wel. waarom zij hier is
„Ja, dat weet ik." Juffrouw Hooper schudde
smadelijk met haar hoofd. „Ik weet, wat er van
haar gezegd wordt, maar u moetnietdenken.dat
ik het geloof. Die jonge dame zou geen vlieg
kwaad kunnen doen, laat staan een man dooden.
Neon, ik zie direct, of iemand een goed karakter
heeft, en dat heeft zij,"
„Ik zal hier wel een oogenblikje bij haar blij
ven," zeide ik. „Dan kunt u even gaan ontbijten,"
Toen do verpleegster weg was, opende juf
frouw Whittaker de oogen. Zij keek mij vlak
in het gelaat en ik zag, dat zij weder bij haar
bewustzijn was.
„Is u de nieuwe dokter?" vroeg zij.
„Ja," antwoorde ik, „ik ben dokter Halifax."
Wordt vervolgd.)