BIJVOEGSEL
behoorende bij de
Amersfoortsehe Courant
van
DONDERDAG 7 DECEMBER lSftÜ.
KENNISGEVING.
De BURGEMEESTER van AMERSFOORT,
Gezien artikel 41 der gemeentewet,
Brengt ter kennis van de ingezetenen, dat de
Raad dc-r gemeente zal vergaderen op Dinsdag,
den 12. December aanstaande, des namiddags
te half twee ure.
Amersfoort, den 7. December 1893.
De Burgemeester vooroemd,
F. D. SUHIMMELPENNINCK.
STADSNIEUWS.
Dinsdag, den 12. December 1893, des na
middags ten li ure, zal de Raad der ge
meente Amersfoort eene vergadering houden
waarin de punten van behandeling zijn
'1. Onderzoek van den geloofsbrief van het
benoemd raadslid den heer D. Gerritsen.
2. Benoeming van een tweeden heelmeester
belast wiet de armenpraktijk.
3. Benoeming van een curator van het
Gymnasium, wegens periodieke aftreding.
4. Idem lid der commissie van toezicht op
liet middelbaar onderwijs.
5. Idem lid der eommisse van toezicht op
het lager onderwijs.
6. Idem lid van de openbare gezondheids
commissie.
7. Idem twee leden van het burgerlijk
armbestuur.
8. Idem drie leden der commissie van fa
bricage.
9. Idem twee leden der commissie voor
de gemeentereiniging.
10. Benoeming van eene onderwijzeres
aan de openbare school 3e soort (Beekstraat),
met vaststelling der jaarwedde.
11. Benoeming van een herschatter be
doeld bij art. 5 der verordening tot heffing
van vergunningsrecht voor den verkoop van
sterkedrank.
De beer M. W. Scheltema Ez, directeur
secretaris van de Maatschappij tot opvoeding
van weezen in het huisgezin, had de wel
willendheid ons het negentiende jaarverslag
over 1892 der Maatschappij toe té
zenden.
We herinneren er aan, dat de zoo nuttige
Maatschappij den 1 Mei 1874 werd opgericht
en he.t voorrecht geniet onder Beseherm-
vrouwlSbhap te staan van H. M. de Koningin-
Regentes.
liet zoogenaamde «doorgangshuis" op
Zandbergen en het doei der Maatschappij
mogen als te zeer bekend worden beschouwd
om er hier veel over te zeggen en we raeenen
dus te kunnen voldaan inet aan het verslag
het volgende te ontleenen:
Had de Maatschappij in 1874 slechts 557
leden en werden in den loop van dat jaar
een tiental ouderloozen aan haar zorg toe
vertrouwd. iu 1892 telde zij 2500 leden
eu is het aantal verpleegden tot 135 ge
stegen, tegen 417 in 1891. Van deze 225
jongens en 210 meisjes behooren 259 tot de
Ned. Hervormde Kerk, 88 tot de Roomsch
Katholieke, 32 tot de Doopsgezinde 25 tot,
Israëltische, i7 tot do Luthersche en 14 tot
de Rernoustrantsche. Van hen zijn 127 door
burgerlijke armbesturen, 24 door regenten
van weeshuizen, 44 door kerkelijke armbe
sturen, 73 door bijzondere commissies en
vereenigingen ter verzorging toevertrouwd.
Het bestuur der Maatschappij brengt in
het verslag alle hulde aan de wijze, waarop
de weezen door hun pleegoudere werden
behandeld, inzonderheid bij ziekte. Twintig
ouderloozen werden door hun pleegoudere
geheel als kinderen aangenomen en ver
zorgd: 192 weezen werden door de be
moeiingen der Maatschappij, op den ge
stelden leeftijd, in den regel het 18e jaar,
in onderscheidene betrekkingen geplaatst,
zoodat zij in eigen onderhoud kunnen voor
zien: 184 zijn nog in (eerdienst. De meisjes
worden voor het meerendeel tot dienstboden
opgeleid; de jongens voor verschillende
vakken.
De financieele toestand der Maatschappij
is niet ongunstig.
Dit is een gunstig verschijnselgunstiger
evenwel achten wij de uitnemende resulta
ten door deze Maatschappij bij het streven
naar haar doel verkregen. Wat zij zich
voorstelt: een goede opvoeding* wordt vol
komen bereikt.
BINNENLAND.
H. M. de Koningin-Regentes heeft, als
blijk van belangstelling, laten informeeren
naar den gezondheidstoestand van den oud
minister mr. L. W. C. Keuehenius.
De Standaard deelt mede, dat de ziekte
haar laatste stadium is ingetreden, «zoodat
alle hope is afgesneden".
Het heeft H. M. de Koningin Regentes
behaagd, bij Kon. besluit van 6 December
met ingang vaa 1 Januari 1894, te benoemen
tot buitengewoon gezant en gevolmachtigd
Minister van H. M, de Koningin bij het Hof
van Groot-Britannië mr. W. baron Van
Goltstein tot Oldenallcr.
In verband met, hetgeen reeds over deze
zaak is meegedeeld, verdient het aandacht,
dat de Minister van Binnenlandsche zaken in
zijn Memorie van antwoord mededeelt, dat
hij, met handhaving van het Kon. besluit
van 1890, overweegt, tegemoet te komen aan
de sehoolbestucen, die door het bestaaade
gebrek aan onderwijzers niet in staat zijn
reeds op 1 Januari 1894 liet gevorderd on
derwijzerspersoneel in hun school te doen
werkzaam zijn en dientengevolge voor dit
jaar de toelage uit 's Rijks schatkist zouden
missen.
Het wetsontwerp betredende den Leer-"
plicht, waarover de Raad van State is gehoord,
zal bij de Tweede Kamar worden ingediend,
zoodra de loop van den wetgevenden arbeid,
naar het oordeel der Regeering zulks mogelijk
maakt.
Vereenvoudiging en bespoediging der straf
procedure voor overtreding is, naar de Mi
nister van Justitie aan de Tweede Kamer
mededeelt, een onderwerp, dat door hem
steeds van groot belang werd geacht en
waarop hij voortdurend de aandacht ge-
vestig hield, voor zooveel andei-e aangelegen
heden van zeer uiteenloopenden aard hem
dat veroorloofden. Een nieuwe regeling
levert eigenaardige bezwaren op, zoo vele,
dat ze tot dusver nimmer werd beproefd.
Dat die bezwaren niet te overwinnen zijn,
neemt de Minister evenwel niet aan. Hij
vleit zich wel niet met algemeene instem
ming met zijn denkbeelden, maar acht zich
toch verplicht een wetsontwerp, dat daarom
trent in behandeling is, verder te bewerken,
en hoopt het te kunnen voltooien.
Den 23en December hoopt de heer J. V.
F. Boeschoten den dag te herdenken waarop
hij vóór 25 jaren tot Secretaris van Lensden
werd benoemd.
Het zal den zeer geachten jubilaris op
dien dag stellig niet ontbreken aan talrijke
bewijzen van sympathie.
Door de Staatsspoorwegmaatschappij is
bepaald, dat reizigers, die voorzien zijn van
plaatskaarten naar «stopplaatsen" het recht
hebben om op de heenreis door te rijden
tot op het eerstvolgende station en (met
een retourkaart) ook op dit station de terug
reis te beginnen.
Wij kunnen op de meest stellige wijze
verzekeren, dat de berichten aangaande de
vaststelling van het rapport der Neerbosch-
commissie, die door sommige bladen verspreid
worden, van allen grond ontbloot zijn.
Het eindrapport is in bewerking, en zal
in een eindvergadering der commissie vastge
steld worden. Wanneer deze vergadering
gehouden zal worden is echter zelfs den
commissieleden nog niet bekend.