Maandag 9
April 1894.
No. 4343.
38e Jaargang.
KIESRECHT.
Binnenland.
Uitgave:
A. H. VAN CLEEPP
te Amersfoort.
Verschijnt Maandag- en Dcmderdagnamiddag met gratis Zondagsblad, Abonnement per 8 maanden ƒ1 Franco
per post ƒ1.16. Abonnement alleen op het Zondagsblad voor Amersfoort 40 ct., voor binnenland 50 et» per
8 maanden. Advertentiën 16 regels 60 ct.; elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Legale-,
officieële- en onteigeningsadvert. per regel 15 et. Reclames per regel 25 ct» Afzonderlijke nummers 10 cent.
Dienstaanbiedingen en aanvragen, uitsluitend voor- en betreffende den werkenden stand, van minstens 5 regels, in het
Zondagsblad, per regel 5 cent
Bij advertentiën van buiten dc stad worden de incasseer kosten in rekening gebracht.
Bureau MUURBUIZEN
hoek Kortegraoht, Wijk B. 60
Telephooiinumnier 19.
Het hoofdbeginsel der behandelde wet
ter regeling der Kiesbevoegdheid was
vervat in art. 3, luidende:
„Deze wet houdt voor kenteokenen van
„geschiktheid en voor keiiteekenon van
„niiintschappelijkou wolstandhut voorzien
„in eigen onderhoud en in dnt van het
„huisgezin."
Het schjjnt eene nogal nuchtere ver-
ouderstelling, dat het voorzien iu eigen
onderhoud en behoeften voldoende zou
zijn te achten, otn ook regeeringswijsheid
te bezitten. Wel kan men zeggen, dat
die uitdrukking geheel onbepaald is en
dat het er op aankomt, wat men al onder
dat voorzien in eigen onderhoud wensclit
op te nemen en tot hoever uittestrekken,
en dat men dat wel zoover kan uitstrek
ken, dat bet bezit van regeenngswijsheid
kan worden geacht er mede in te zijn
begrepen.
Wanneer men echter nagaat tot hoever
men dat, volgens verder voorgestelde be-
palingen en daarover gehouden beschou
wingen, wil uitstrekken, dan blijkt het,
dat men dat niet verder wcuscht te doen,
dan tot het voorzien in de allereerste en
onmisbaarste voedings- en levensbehoef
ten, buiten welke het bestaan van een
merisch onmogelijk .zou worden. Wel wil
men daaraan nog de zoogenaamde schrijf
proef toevoegen, maar toch worden door
zeer velen daartegen (niet zonder grond)
gewichtige bezwaren gemaakten, wat
betreft het hebben van een eigen tehuis,
om zich tegen nadeelige en bedreigende
invloeden eenigermate to kunnen bescher
men, zoo men dat al verlangt, dan toch
ook slechts het alleronmisbaarste. Wat
betreft heel- en geneeskundige hulp,
daarvan wil men eigenlijk niets weten
en van het voorzien in onderwijzing en
onderrichting, daarvan was zelfs in het
geheel geen sprake.
Wil men nu echter het voorzien in
eigen onderhoud en dat van het gezin
niet verder dan dit uitstrekken, dan moet
men zeggen, dat het dier daarin ook
voorziet, voor zoover dat namelijk afhan
kelijk is van zijn zelfstandig handelen,
want niemand zal toch willen beweren,
dat hij ook de planten kan doen groeien
en de dieren laten worden van welken hij
en moet leven. Zijne zelfstandige werking
strekt zich, niet verder uit, dan tot het
opzoeken, verzamelen en bemachtigen,
zoo noodig met strijd, van zijue onmisbare
levensbehoeften, en die naar een ingericht
tehuis te brengen, om eenigermate be
veiligd te zijn tegen van buiten dreigende
invloeden.
Maar voor den mensch geldt dit even
zeer. Al moge hij ook al eeuigen invloed
kunnen uitoefenen op den planteugroei
en op de wording van het dier, waardoor
zijne zelfstandige werking zich wat verder
uitstrekt dan die van het dier, niemand
zal willen en kunnen beweren, dat hij
plantengroei en dierwording geheel en al
in zijn macht heeft.
Zal men aan het dier dan ook kiesrecht
geven 1
En wat nu aangaat het voorzien in
de onontbeerljjkste voedingsbehoeften, zoo
is het ook de vraag hoever men die
heeft uit te strekken?
Is water en brood voldoende, of moet
daar nog iets meer bijkomen Eenig vet,
boter, vleesch, kaas, melk, bier, wijn enz.?
Het zal bezwaarlijk gaan, zooals ook
is gebleken, daarvoor grenzen aantegeven.
Wil nu echter de mensch, behalve het
voorzien in eigen onderhoud en in dat
van het huisgezin, ook deel uitmaken
van eeue maatschappij en zich de ver
bazingwekkende voordeeleu ten nutte
maken, welke dat maatschappelijk, ge
meenschappelijk werken verschaft, dan
dient hij ook nog te kunnen voorzien
in de behoeften van anderen, in die van
de maatschappij. De maatschappij is geen
zelfstandig eigenmachtig wezen, wat uit
zich zelf iets vermag, en dus allerminst
een almachtig, alvermogend wezen. Al
wat zij vermag ontleent zij aan de
samenstellende deelen, de menscheu, de
burgers, zonder welke zij zelfs geen be
staan zou hebben. Zij heeft geene armen
en spieren om te werken, geene hersenen
om te denken, geen geldbuidel, om te
beloonen.
Daarom is het particulier, het persoon
lijk initiatief, het uitgangspunt voor alles,
wat zij vermag, eu zonder dat is zij niets.
Wat is eigenlijk de beteekenis van die
uitdrukking, particulier initiatief, welke
thans zoo veelvuldig wordt gebruikt; wat
heeft men daarmede willon uitdrukken?
Particulier is afkomstig van het latijn-
sche woord particula, particulae, het
verkleiningswoord, het deminut iv urn, van
pars, parteseen deel, deelen. Het betee-
kent alzoo kleine, zeer kleine deeltjes.
Initiatief is afkomstig van liet latijn-
sche woord initium, de aanvang, het begin,
het uitgangspunt.
Particulier initiatief befeekent alzoo,
de aanvang, het begin, hel uitgangspunt
der kleine, zeer kleine deeltjes, der samen
stellende deelen van liet geheel, waaruit
dat geheel zijn oorsprong, alles wat het
vermag en is, ontleeut De vrije werking
van die deelen is alzoo de grondslag van
alles, wat het geheel vermag, dat geene
eigene zelfstandige werkingsvrijheid be
zit, om die te stellen tegenover de vrijheid
der hem vormende, samenstellende deelen.
Toen de Amsterdamsehe afgevaardigde
ter Tweede Kamer der Stat en-Generaal,
mr. W. H. de Beaufort, bij de alge-
meene beschouwingen over de begrotings
wetten voor dit jaar in dé zitting van
Vrijdag 1 December 18'J3, die beschou
wingen inleidde, met eene hoogst belang
rijke rede, waarin hij eene schets gaf van
de verschillende partijen eu daaraan
toevoegde zeer belangrijke beschouwingen
over de sociale richtingen, die tegenover
elkander staan en van welke hij het
opnam voor die, welke van staatsinmen
ging eu van staatsvoogdij over de burgers
voor de vrijheid groote gevaren en aan
wakkering van het igoïsme vreest, zonder
dat men het doel om allen te bevredigen
bereiken kan toen werden die beschou
wingen door verschillende andere leden
van tegenovergestelde richting bestreden
en werd onder anderen door den heer
Kerdijk betoogd, dat maatregelen in het
belang der zwakken geenszins het egoïsme
zullen aanwakkeren, maar noodzakelijk
en staatkundig zijn ora de ontevredenheid
te verminderen. Hij stelde iu het licht,
dat naast de socialisten en de voorstan
ders van geheel vrije mededinging er nog
plaats is voor eeue derde richting, die,
behalve aan de individueele vrijheid, ook
aan de rechten der maatschappij denkt.
Wij zullen niet beweren, dat de tegen
woordige maatschappij alleen en uitslui
tend het gevolg, het uitwerksel is van
de thans levende menschen, maar dat
alle geslachten die beu z\ju voorgegaan,
daaraan hebben medegewerkt^ even als
alle tegenwoordige menschen, burgers,
die te samen aan eene verdere volmaking
gemeenschappelijk medewerken dat die
maatschappij alzoo iets anders is, dan
de persoonlijke werking van iederen
burger afzonderlijk; dat. men alzoo niet
kan zeggen dat ieder afzonderlijk die
maatschappij vertegenwoordigt, en dat zij
alzoo iets anders is, dan ieders persoonlijke
vrijheid. Dit neemt echter niet weg, dat
de grondslag, de oorsprong van die maat
schappelijke werking is gelegen in het
afzonderlijk particulier initiatief der haar
vormende burgersdat die maatschappij
geene eigene zelfstandige rechten en
vrijheden heeft, maar dat die geene
andere zijn, dan de rechten en vrijheden
der haar samenstellende burgers, niet van
ieder afzonderlijk, maar van allen te
samen.
De maatschappij is geen zelfstandig
wezen, dat zich uit eigen kracht heeft
ontwikkeld, maar het zijn de haar vor-
mendesamenstellendedeeien, de menschen,
de burgers, die zich in den loop der tij
den hebben ontwikkeld, en die nu, met
de eenmaal verkregen ontwikkeling, de
tegenwoordige maatschappij vormen, niet
van ieder afzonderlijk, maar van allen
gezamelijk Daaronder zijn er van zeer
verschillende graad van ontwikkeling,
van de minst ontwikkelden tot de meest
ontwikkelden toe, terwijl er onder die
minst ontwikkelden altijd nog voorkomen
van den meest oorspronkelijker!, nog
weinig ontwikkelden en onbeschaafden
vorm, zooals helaas de af en toe nog
steeds gepleegde gruweldaden maar al
te zeer bevestigen. De tegenwoordige
maatschappij vertegenwoordigt alzoo de
ontwikkelingsgraad van allen te samen
en het eenigste, wat men kan beweren
is, dat het aantal der meer ontwikkelden
steeds toenemende is, en dientengevolge
de gemiddelde ontwikkelingsgraad der
maatschappij steeds toeneemt Ware tlat
zoo niet, maar ging de ontwikkelings
graad der burgers in haar geheel terug,
dau zou ook de maatschappij dien terug
gang volgen. De maatschappij zal steeds
eene getrouwe afspiegeling zijn van den
ontwikkelingsgraad der haar vormende
burgera.
Zal men nu aan h"H allen geljjken
invloed toekennen ter regeling en in
standhouding, van het voorzien in de be
hoeften, in het onderhoud der maatschap
pij, zoowel aan de minst als aan.de meest
ontwikkelden
Zal nieu meenen, dat ieders stem van
gelijke waarde is? Zal men aan hen,
die weinig of niets bijdragen, om in die
behoeften en dat onderhoud te voorzien,
zoowel de vergunning geven om zich de
verbazende voordeelen, welke die maat
schappij hen verschaft, zich kosteloos ten
nutte te maken, als ook het recht om
aan hen, die daartoe zeer veel kunnen
en weten bij te dragen, de wetten voor
te schrijven, waarnaar zij zich zullen
hebben te gedragen om in die behoeften
eu dat onderhoud te voorzien?
Wij meenen alzoo dat kiesbevoegdheid
moet worden toegekend aan ieder, die
bijdraagt ter instandhouding, ter voor
ziening in de behoefte, het onderhoud
der maatschappij; en dat eerst daarna,
als iets bijkomende, sprake kan zijn van
het vocu'zien in eigen onderhoud en dat
I van het huisgezin.
Indien er ter voorziening iu de be
hoeften der maatschappij alleen directe
I belastingen werden geheven, dan zou dat
bjjkomeude achterwege kunnen blijven.
Dan toch zou ieder, die niet io eigen
onderhoud kon voorzien, ook niet kunnen
voorzien in de behoefte der maatschappij,
en zou hij dien tengevolge reeds voor
kiesbevoegheid zijn buitengesloten.
Wanneer er echter ook indirecte be
lastingen en accijnsen worden geheven,
dan draagt ieder, die in eigen onderhoud
en dat van het huisgezin voorziet, reeds
claaidoor mede bij ter instandhouding
der maatschappij en heeft hij dienten
gevolge mede aanspraak, om tot het
bestuur van die maaschappij mede te
werken. Wanneer hij echter in die eigen
behoeften niet kan voorzien, maar anderen
dat voor hem moeten doen, dan zijn het
mede die anderen, die tevens voorzien in
de bijdrage ter instandhouding der maat
schappij, zoodat de geholpene daarop geen
annspraak kan maken.
Wat nu echter betreft dat geldelijk
bijdragen ter voorziening in de behoeften
der maatschappij, zal het nuttig zijn
daaromtrent eeuige toelichting te geven,
hetgeen ik mij echter voorstel in een vol
gend opstel te doen.
dr. M. C. VerLoren v. Th.
De Standaard verneemt, dat op de aanvrage om ont
slag van den gouverneur van Suriname door H.
M. de Koningin-regentes afwijzend is beschikt
Het was Znterdng juist vijf en t wintig jaren geleden,
dat dc Eerste Kamer der Sta ten-Generaal met 24
tegen 12 stemmen het wetsontwerp aannam tot
afschaffing van liet zegelrecht op couranten.
De Tweede Kamer nam het ontwerp den 1?. Maart
aan, met -11 tegen 31 steramen.
De destijds zoo vurig geweuschte maatregel trad
1 Juli 1869 iu werking.
Naar aanleiding van de benoeming van den zoo-
veelslen commandant der Amsterdamsehe stelling
in eon zóo kort tijdsverloop wordt geschreven
Voor onze defensie wordt jaarlijks twintig inillioen
en meer uitgegeven; dat is veel geld, maar niet te
veel, wanneer daardoor onze weerbaarheid wordt
gewaarborgd. Een belangrijk deel van die weerbaar
heid bestaat in liet bezit van doeltreffende verdedi
gingsmiddelen voor de Hoofdstad des lands. Welken
indruk maakt liet echter wanneer men het volgende
leest:
De heer K. Eland, van don generalen staf, sprak
in de jongste vergadering der Vereeuiging ter be
oefening van krijgswetenschap over „Oucl en
neiuw betretfeude de inrichting der stelling van
Amsterdam."
In de eerste plaats besprak hij de vestingwet-Van
Mulken 1870 en de verschillende wijzigingen daarin
gebracht door dc Ministers Engelvaart, Van Stirum
en de aanneming der gewijzigde wet onder generaal
Weitzel. In de wet was echter meer de aandacht
geschonken aan de Noord-Hollandsche Waterlinie,
dan aan de stelling Arasterdam; dit gebeurde eerst
in 1876, toen de heer Klerck Minister van Oorlog
werd. Toen echter Klerck was afgetreden gaf zjjn
opvolger Beven (1877) een geheel ander ontwerp
en ook diens opvolger. De Roo van Alderwerelt (1878)
kwam weer met een nieuw plan. Door den dood
van den Minister volgde iu 1879 Den Beer Poortu-
gncl hein op, die zich neer vereenigde met de
stelling-Eugeivaart, op enkele kleine onderdeelen na.
Een ministerieele crisis deed kolonel Reuther als
Minister van Oorlog optreden en het plan dat deze
gaf, is tot dusver in hoofdzaak gevolgdin dc laatste
10 jaar heeft het echter eenige wijzigingen onder-
Tusschen al die Ministers van Oorlog bestond ver
schil van gevoelen, soms een zeergroot, en wanneer
nu toch maar aan eiken Minister dc roillioenen
worden toevertrouwd tot uitvoering van zijn plan,
dnt door zijn opvolger weder geheel of gedeeltelijk
gewijzigd wordt, dan ligt het in den aard der zaak,
dat er aanzienlijke sommen nutteloos worden uit
gegeven. En daarvoor is ons land niet rijk genoeg.
Zou het geen zaak zijn, dat eens voor goed wem
uitgemaakt, iioe dc stelling Amsterdam moet worden
verdedigd?
Donderdag werd te Amsterdam de eerste alge-
tneeno vergadering gehouden van de „Vereeuiging
tot. vereenvoudiging onzer spelling en verbuiging
Dr. U. A. Kollewijn herinnerde aan de verrichtingen
in het nfgeloonen jaar. De beginselen der vereeniging
zijn in verschillende binden en brochures verdedigd
en men is er in geslaagd een officieel orgaan te
De penningmeester bracht daarna een kort verslag
uit, De vereeniging die begon met 59, telt thans
reeds 31" leden. Met eenige wijzigingen werden
de statuten vastgesteld, waarna de vaststelling der
vereenvoudiging word behaiuftld.