Maandag 25 Juni 1894. No. 4365. 38e Jaargang. Een monument. Het gestolen tractaat. Binnenland. Uitgave FIRMA A. H. VAN CLEEFF Verschijnt Maandag- en Donderdagnamiiddag met gratis Zondagsblad. Abonnement per 3 maandenƒ1,Franco per post ƒ1.15. Abonnement alleen op het Zondagsblad voor Amersfoort 40 ct, voor binnenland 50 ct. per 8 maanden. Advertentiën 16 regels 60 ct.elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Legale-, officieele- en onteigeningaadvert. per regel 15 ct. Reclames per regel 25 ct. Afzonderlijke nummers 10 een/. Dienstaanbiedingen en aanvragen, uitsluitend voor- en betreffende den werkenden stand, van minstens 5 regels, In het Zondagsblad, per regel5 cent Bij advertentiën van buiten dc stad worden de inensseerkosten in rekening gebracht. Bureau MuukHUIZEN hoek Kortegracht, Wijk B. 60 Telephoonnammer 19. Reis-abonnementen. Wij zijn gaarne bereid om, tegen vergoeding van porto, aan geabon- neerden, die voor korten of langen tijd op reis gaan, de Amersfoortsohe Courant en de bladen, welke zij door onze tusschenkomst ontvangen, na te zenden. Opgave van duidelijk adres is vol doende KENNISGEVING. KOSTELOOZE WAARSCHUWING. Hoofdelijke omslag. De Gemeente-ontvanger van Amersfoort brengt ter kennis van de belastingschuldigen, die de verschenen termijnen van hunnen aanslag over het jaar 1894 nog niet hebben aangezuiverd, dat in het begin der maand Juli aanstaande tot eene vervolging moet worden overgaan. Degenen, die voor hen beschikbaar gestelde gelden uit de gemeentekas wenschen te ontvangen, worden uitgenoodigd hun aanslagbiljet ten kan tore medetebrengon, opdat de verplichte inhou ding van belasting door afschrijving daarop kunne worden aangeteekend. Amersfoort, den 23. Juni 1894. De Ontvanger voornoemd, J. C. LEINWEBER. De gecombineerde SU Pietcs- en Bloklandsgasthuizen Ie Amers foort. Een bijdrage to: de ge schiedenis der liefdadige instel lingen in ons Vaderland, door mr. J. van der Leeuw. Reeds meer dan vijf eeuwen geleden open baarde zich de bijzondere gezindheid van dien tijd ook te Amersfoort, om zich te ver eenigen, in de oprichting van instellingen, aan godsdienstige en lietdadige doeleinden gewijd, liet was destijds een algemeen verschijnsel in Westelijk Europa; ons Vader land onderscheidde zich daarin met weinig geëvenaarde» ijver, en het Sticht was uitter- aard niet het minst werkzaam in hetgeen het karakter van dit gedeelte der middel eeuwen kenmerkte. De oorsprong van der gelijke vereenigingen, die ten bate der lijdende en hulpbehoevende menschheid in het aanzijn werden geroepen, bestond in de zoogenaamde broederschappen, die gezamenlijk eene stich ting vormden, deze in stand hielden en onder de bescherming der Overheid bestuurden. Zoo deze broederschappen al niet geheel uitvloeisels waren van godsdienstige over wegingen, lag daarin ten minste een kerkelijk element. Van nature was de verzorging der Feuilleton. Naar het Engekch van A. CON AN DOYLE. III. Ik antwoordde bevestigend. „Neem het tractaat dan mede en berg het daarin op. Ik zal orders geven, dat gij kunt blijven, als de anderen vertrekken, zoodat ge het op uw gemak kunt kopiëeren, zonder vrees van Sezien te worden. Als ge er klaar mee zijt, sluit an hot origineel en de kopie weer in uw lesse naar en kom ze mij morgenochtend persoonlijk beide ter hand stellen." „Ik nam de papieren en „Excuseer me een oogenbnk," zeide Holmes; „waart gü alleen gedurende dit gesprek?" „Zeker." „In een groote kamer?" „Dertig voet lang en breed." „In het midden?" „Ja, ongeveer." „En spraakt ge zachtjes?" „De stem van mijn oom is altijd opmerkelijk zacht. Ik heb bijna in het geheel niet gespro- ken," „Dank u," zeide Holmes, zijn oogen sluitend „ga voort, als het u belieft." „Ik deed precies wat hij mij had gezegd en noodlijdenden de zaak van het christelijk beginsel, dat door de kerk werd verper soonlijkt, en met deze was de wereldlijke macht van oudsher vereenzelvigd. Maar de armoede was in de middeleeuwen zóo groot, dat de voorgeschreven en bereidvaardig vervulde eischen der vaak zwaar bezochte maatschappij te hoog waren voor bet ver mogen der kerkelijke personen, die oin Gods- wille aalmoezen uitreikten aan de ware armen. Zoo riepen zij de hulp in van de wereldlijke overheid, die mocht verhinderen, dat de liefdegaven niet door list en geweld ontwrongen werden aan de weldoende hand door zulken, die zich niet meer schaamden het brood der luiheid te eten. Allengs, toen de ijver van goede menschen, als de bekende Broederen des Gemeenen Levens, den jammer van den volkstoestand in de stoffelijke en hoogere belangen begonnen ter harte te nemen, wekten zij alom gegoede en wel dadige burgers en aanzienlijken op om met kracht en overleg het kwaad te keeren of te verlichten. Dit nu was de aanleiding tot de vorming van broederschappen, die de grondslagen gelegd hebben tot onze tallooze inrichtingen van liefdadigheid. Voor ons, die alleen gewoon zijn. min of meer vrijwillig deel te nemen in zulke zaken door ons te verbinden tot een jaarlijksche bijdrage in geld, en ons verder niet meer met de zaak in te laten dan wanneer de Penningmeester weder over dit bedrag laat beschikken, hebben deze oude vereenigingen een eigenaardigheid, die ons moetbevreemden, wanneer wij den oorsprong daarvan niet kennen. De meer gegoeden dan vereenigden zich tot gezelschappen, mannen, vrouwen, of wel ongehuwdeu; zij hadden imeggelden, gaven een penning tot dank voor bijzóndere zegeningen, bedachten de stichting onder hun laatste goede werken in hun testament, en betaalden hun jaarlijksche som. Uit hun midden kozen zij hoofden, achtbare mede broeders en hunne echtgenooten. Zij hadden hun eigen priester, als vicaris hunner kapel, stelden opzichthebbenden en bedienden in hun gesticht aan, en verpleegden de inwo- nenden. Maar het stond vast, dat de wel doende» eene vriendschappelijke vereeniging vormden en dit moest ook voor hen iets aantrekkelijks hebben. En het bestond in een feestmaal, waarop allen zich vereenigden in de volle gezelligheid van het voorvaderlijk leven. De kas werd aangesproken, want daartoe dienden ook de jaarlijksche bijdragen, zoo goed als voor de nooddruft der ver pleegden; wie rijk en edelmoedig was, gaf wachtte tot de andere heeren van het kantoor waren. Eén hunner, Charles Gorot. had nog wat achterstallig werk in te halendaarom ging ik maar eerst dineeren. Toen ik terug kwam op het kantoor, was hij weg. Ik wilde mijn werk gaarne spoedig afmaken, want ik wist, dat Joseph, mijnheer Harriman, dien ge zooeven gezien hebt, in de stad was en hij met den trein van 11 uur naar Woking zou gaan, en zoo mogelijk wenschte ik dien trein ook te halen. Toen ik het tractaat doorlas, zag ik terstond, dat het van zóo groot belang was, dat mijn oom zich waarlijk niet aan overdrijving had schuldig gemaakt met wat hij er van gezegd had. Zonder in détails te treden, mag ik wel zeggen, dat het de houding van Engeland bepaalde tegenover het Drievoudig verbond en de politiek voorschreef, die dit land zou volgen, wanneer de Fransche vloot overwicht verkreeg op de Italiaansche in de Middellandsche Zee. De in het tractaat be handelde quaesties waren van zuiver maritiemen aard. Het droeg de handteekeningen van de hooge dignitarissen, die bet verdrag gesloten hadden. Ik las het door en zette mij toen aan het kopiëeren. Het was een groot document, in het Fransch geschreven, en zes-en-twintig afzonderlijke artikels bevattend. Ik kopiëerde het zoo snel als ik kon, maar om negen uur had ik nog pas negen artikels overgeschreven en het scheen mij hopeloos toe om te beproeven den treinnog te halen. Ik gevoelde my mat en traag, gedeeltelijk tengevolge van myn diner en gedeeltelijk tengevolge van de nawerking van een zware dagtaak. Een kop koffie zou myn geest verhelderen. In het kleine kamertje beneden aan de trap zit 's avonds altijd nog een geschenk in geld, of in eetwaren, of in wijn, of verbeterde en vermeerderde het tafelgerei, of gaf een verkwikking aan de arme zielen op den feestdag van bet huis. Van alles kan misbruik worden gemaakt, al zou men er de waarheid voor te baat nemen en zeggen, dat het beter ware dit geld aan de armen te geven, om met Judas te spreken. Zeker is liet een misbruik te noemen, om die overdadigheid te genieten als de emolu menten van een onbezoldigde betrekking. Het is gevaarlijk, naar schijn en opvatting te oordeelen, en niemand kan gedwongen worden de edelmoedigheid te hebben, van. in ons geval, de kosten van den maaltijd in de kas der vergleegden le storten en zich te verzadigen met het zalig bewustzijn van eene weldaad te hebben bewezen. In ons land bestaan nog van die broederschappen, waaraan slechts iemand kan deel nemen, die eenigszins bemiddeld is, en die niet aan te bevelen zijn, als men zuinig moet wezen; vooral omdat men het lidmaatschap niet kan opzeggen, zonder een uitgangsgeld te voldoen, nat met enkele iaren contributie gelijk staat, en dat dus ieder lid blijft. Uit zoodanige broederschap werd te Amers foort in het laatst der veertienden eeuw het Gasthuis gesticht, dat in 1404, gelijk wij dat noemen, eene constitutie verkreeg van de Stedelijke Regeering, en toegewijd was aan den Apostel Pe'rus. Veel jaren naderhand, in 157R, hebben twee weldadige kinderlooze 'echtgenooten, Wouter van Blokland en Johanna Piek, bij hun testament oorsprong gegeven aan het Bloklands-gasthuis en dit toegewijd aan het H Sacrament. De omwente ling van 1795 heeft het beheer daarover onder dezelfde bestuurders gebracht, en negen jaar later de administratie ineen doen smelten. Zoo bestaan beide gasthuizen als éen enkele stichting in hun nuttige en weldadige werkzaamheden. Het geschrift-, dat hierover het licht heeft gezien, is een stuk stadsgeschiedenis van vijf eeuwen. Gelijk altijd en overal heeft ook deze historie donkore bladzijden, die spreken van leed en van zorgen Regenten waren niet altijd eendrachtig, doch door bun toe wijdende volharding hebben zij velen gered van de uiterste ellende en zijn velen ten zegen geweest, die inderdaad behoeftig en goede hulp waardig waren. De opgenomenen waren niet altijd dankbaar en moesten vaak ondervinden, dat hunne verzorgera plicht matig de tucht wisten te handhaven, doch het nageslacht kan met zekere fierheid ge tuigen, dat de weldadige betrekkingen van W. F. A. GROENHUIZEN, Havik, hoek Lavendelstraat HORLOGE- en INSTRUMENTMAKER. een portier, die gewoonlijk koffie zet voor de heeren, die overwerken. Ik schelde hem. Tot mijn verwondering was het een vrouw, die op mijn schellen verscheen een groote, bejaarde vrouw, met een ruw uiterlijk, in een katoenen japon. Zij zeide, dat zij de vrouw was van den portier, en ik gaf haar order, mij een kop koffie te brengen. Ik schreef nog twee artikels over en, mij daarop loomer en matter dan ooit gevoelende, liep ik het kantoor eens op en neer om mijn beenen wat uit te rekken. Mijn koffie was mij nog niet gebracht en ik vroeg mij verwonderd af, wat de oorzaak van dit uitstel wel kon wezen. Ik opende de deur en ging de gang in om eens te kijken, waar myn koffie bleef. Van de kamer, waar ik had zitten werken, was een zwak verlicht portaaltje de eenige uitgang. Het eindigde in een trap, met de portiersloge beneden. Halfweg deze trap is een klein portaal, met een andere gang, die er rechthoekig op uitloopt. Deze tweede gang leidt met een klein trapje naar een achter deur, die door de bedienden wordt gebruikt. Ik zal het u eveu uitteekenen." „Neen, dank u," zeide Holmes, „ik volg u nauwkeurig." „Het is van het meeste belang, dat u dit goed weet. Ik ging de trap af en de gang in, waar ik den portier in zijn hokje slapende vond, met den dampenden waterketel op het spirituslatnpje: het water kookte over. Ik strekte myn hand uit en wilde den man, die nog in diejien slaap de menschlievende voorouders gemoedelijk en zegenrijk vervuld werden. In een geschrift van 414 bladzijden is eene groote menigte bijzonderheden medegedeeld. Voor den Amersfoorter is het een belang wekkend onderwerp, omdat heir samenhang wordt aangetoond tusschen het Voorheen en Thans, met herinnering aan gemeenzame namen van personen en plaatsen. De be oefenaar onzer maatschappelijke geschiedenis, en inzonderheid van ae kennis onzer lief dadige vaderlandsche instellingen, vindt hier een gewaardeerde aanwinst van hetgeen in den laatsten tijd dienaangaande is openbaar gemaaktvooral waar het noodig is geworden, den ooi-sprong en de geschiedenis van het beheer der gestichten te leeren kennen. Mr. J. van der Leeuw, de volijverige pre sident van het college van regenten, heeft zijn onderwerp duidelijk en volledig beschre ven, bondig en eenvoudig bewerkt Grooten dank komt hem toe voor de ern stige wijze waarop hij alle in de archieven van het gesticht aanwezige bescheiden heeft geraadpleegd, deze heeft aangevuld met elders berustende archiefstukken en in voor ieder hoogst bevattelijken trant de belangrijke geschiedenis dezer gasthuizen gesteld heeft Het is een lust, deze studie wegens inhoud en vorm met veel belangstelling te lezen. J. G. F. II.H. M.M. de Koningin en Koningin regentes zullen van Haar buitenlandsche reis den 16 Juli op het lustslot Soestdijk terugkeeren. Jhr. De Ranitz heeft tot H. M. de Koningin- Regentes het verzoek gericht, te mogen worden ontheven uit zijn betrekking van adjudant van H. M. de Koningin en het leger met pensioen te mogen verlaten. De aan de Eerste Kamer der Staten-Ge- neraal toegezonden bescheiden betreffende de jongste ontbinding van de Tweede Kamer, zijn ook rondgedeeld aan de leden van laatst gemeld lichaam. De werkzaamheden in de afdeelingen van de Tweede Kamer zijn Vrijdag geëindigd. Het afdeelingsonderzoek van het ontwerp betreffende de veiligheid in fabrieken en werkplaatsen zal aanvangen na de openbare vergadering welke morgen zal worden ge houden. lag, wakker schudden, toen de bel boven zijn hoofd luid begon te luiden en hij verschrikt opsprong. „Mijnheer Phelps 1" zeide hij, mij verbysterd aanziende. „Ik kom eens kijken of mijn koffie nog niet klaar is," zeide ik. „Ik had juist het water opgezet toen ik in slaap viel. mijnheer." Hy keek mii aan en daarna keek ny naar de nog altijd slingerende bel, terwijl zijn gelaat toenemende verwondering uitdrukte. „Als u hier was, mijnheer, wie heeft er dan gescheld?" vroeg hy. „Gescheld?" zeide ik. „Wat is dit voor een schel?" „Het is de schel van de kamer, waar u heeft zitten werken." Het was, alsof een koude hand zich om myn hart legde. Er was dus iemand in de kamer, waar het kostbare tractaat op de tafel lag. Ik rende de trap op en de gang in. Er was nie mand in de kamer. Alles was precies zooals ik het had achtergelaten, behalve dat de mij toe vertrouwde papieren verdwenen waren van den lessenaar, waarop zy gelegen hadden. De kopie was er nog, maar het origineel was weg." Holmes zat in ziin stoel zijn handen te wry- yen. Ik kon zien, dat hij met zijn geheelen geeei in het probleem opging. „En wat deedt gij toen?" vroeg hij. „Ik begreep terstond, dat de dief de trap moest zijn opgekomen van uit de zijdeur. Na tuurlijk zou ik hem ontmoet hebben, als hy van den anderen kant gekomen was." {Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1894 | | pagina 1