Donderdag 6 Sept. 1894. No. 4386. 38e Jaargang. Onder den pereboom. Von BENDA Sr. en Jr. Uitgave Firma A. H. VAN CLEEPP te Amersfoort. Verschijnt Maandag- en Donderdagnamiddag met gratis Zondagsblad. Abonnement per 3 maanden 1,Franco Ser post /1.1S. Abonnement alleen op het Zondagsblad voor Amersfoort 40 et, voor binnenland 60 ct. per maanden. Ad verten tiën 16 regels 60 ct.elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Legale-, officieële- en onteigeningsadvert per regel 15 ct. Reclames per regel 25 ct. Afzonderlijke nummers lü cent. Dienstaanbiedingen en aanvragen, uitsluitend voor- en betreffende den werkenden stand, van minstens 5 regels, in het Zondagsblad, per regel5 cent Bij advertentiën van buiten do stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. Bureau MUURRUIZEN hoek Kortegr&cht, Wijk B. 00 Telephoonnnmnior 19. Reis-abonnementen. Wij zijn gaarne bereid om, tegen vergoeding van porto, aan geabon- neerden, die voor korten oflangeren tijd op reis gaan, de Amersfoortsche Courant en de bladen, welke zij door onze tusscbenkomst ontvangen, na te zenden. Opgave van duidelijk adres is vol doende. i. »De boom ontluikt, de bloesems komen uit," jubelen de "kleinen als in de lente een frissche windvlaag door zijn takken suist en hun kinderkopjes met zijn tienduizenden reine bloesemblaadjes bestrooit. En als hij latei- zijn overtallige bloesembolletjes bij duizenden aan zijn voet neerstort, verzamelen de kleinen ze gretig, om er «bouquetjes" van te maken. »Waur is Jacob 7" O guitige jongenEr zal van den pere boom, op een plaat afgebeeld, verteld worden hij z>et echter liever den levenden boom en houdt zich achter zijn omvangrijken stam verscholen. »Kom Jaapje, dan mag je «smid" wezen Jacob komt,, omkijkend den boom als een geliefden vriend toewuivend, iu zichzelven opzeggend „Eu als ge braaf zijt, kleine man, „Dan krijg j'er °°k een peertje van." »Ja jongen, peren zult ge er van hebben hoor; als de tuinman ze zal schudden, mag jij ze oprapen," beloof ik hem. Het roodvonk heerscht. Hier en daar, in de hoofd- en zijstraten zoowel als in de achterbuurten, grijnzen zwarte letters aan de deurposten van ver scheidene woningen, waarin angst en zorg heerscht, u toe: «Blijf daar, treed niet binnenhier dreigt gevaarDe dood staat achter de deurhij aast op de onschuld en voert moederschatten straks meedoogenloos uit moederarmen mee." 't Is een liellijke, zoele Septemher-Zondag. Van onder mijn groot natuurzonnescherm, btaar ik door de groene omlijsting van den tuin, en zie «ie oudjes uit het Gesticht hier naast met wankelen tred naar 't Huis des Heer en opgaan. Feuilleton. Naar het Duitsch. 4.) Hetzij door de stemverheffing van den generaal of wel door een onvoorzichtige beweging van Miska, ontwaakte het kind en begon het natuur lijk onmiddellijk weer te schreeuwen. Miska had daarvoor op het oogenblik weinig gevoel, zóo was hij onder den indruk van de laatste woorden van Von Benda. Hq vroeg slechts Oók als het een meisje is, generaal? Niet onmiddellijk antwoordde de generaal; hij scheen met zich zeiven in tweestrijd. Ein delek zeide hij langzaam, maar vastbesloten Ook als het een meisje is. Intusschen was de kleine nog niet tot betlaren gekomen en schreeuwde huizen hoog, ondanks al het gesus van Miska. Deze vond nu bet. oogen blik gekomen voor de plechtige onthulling. Hij legde het kind op tafel en kwam al spoedig tot de overtuiging, datschoone luiers dringend noodig waren. Schoone luiers I De twee mnnnen bleven elkander een oogenblik wanhopig aankijken. Toen gaf Miska den raad. servetten te gebruiken, maar de generaal gaf de voorkeur aan banddoeken. Miska ging naar de linnenkast om een paar handdoeken te halen intusschen zou de generaal op het wurm passen. Een lange dubbele rij. Wat gaat ze lang zaam voort. Daar is vrouw Van T. op twee krukken zij kan baar kerkboek niet dragen, evenmin als vrouw R. het hare in de door jicht kromgetrokken, pijnlijke banden houden kan. Het »(loofstomrnetje", nog jeugdig van jaren en kracht, draagt, ze voor die zwakken ze vertelt me «lat uit de verte, met levendige gebaren de boeken opheffend. Is die achterste vrouw niet vrouw V., de moeder van Jaapje Die hoort er toch niet bij Ze loopt achter de rij aan, alsof ze zelf niet weet waar ze is. En hoe krom ge bogen Zij is toch nog niet zoo oud, dat O neen, ze steekt rechts al', ze komt naar me toe. Nu weet ik alles alOch Daar is in Neerlands schoone, rijke taal geen woord om de smart uit te drukken, die zich over 'tgeheele wezen dier vrouw heeft uitgespreid. Zij is smart. Maar evenmin is er voor mij een woord te vinden waarin of waarmee ik die moeder troosten kan of durf. Eerbied en weemoed maken zich meester van mij. Ik wensch baai- te naderen, schuif een stoel onder den boom en zij laat er zich inzetten. Nu is't stil, pijnlijk stil, wel tien minuten lang. Een guitige ekster springt uit den boom en hipt en tipt met nieuwsgierig oog om ons heen. Hij is zulk een stilte niet gewoon. De tak waarvan hij zijn beet uit een sappige peer heelt gekaapt, trilt nog. De diep verslagen moeder zit star voor zich uit te turen. Toch schijnt de bontgekleurde schalk den macht te bezitten haar even aiteleiden. Zij richt het oog op hem en o weldaad, daar blinken ze, die lang weerhouden tranen Ze druppelen langzaam, twee voor twee... Schrei maar arme moeder, ja, schrei ge rust uit. Eensklaps doet een windvlaag de takken beven. De bladeren trillen, ze ruischeo en knetteren tegen elkander aan. 't Is of ze elkaar fluisterend het diepe geheim van deze moe dersmart meedeelen, of ze een zachten lijk- zang aanheffen voor den kleinen knaap, die zoo gaarne hoog tot hen opzag. Het ritselt en trilt nog voort. Ik luister diep bewogen; maar toch krijg ik kracht mijn band op a en schouder der arme vrouw te leggen en te stamelen»Arme moeder Een nieuwe windvlaag doet de marche In zenuwachtige spanning wachtte hij de terug komst van zijn oppasser af en zijn hart klopte bijna hoorbaar, toen deze zeer voorzichtig, maar tevens zeer onhandig, het kind van zijn oinhul- selen begon te ontdoen. En waarlijk, het bleek een jongen te zijn Ontroerd boog Kilian von Benda zich over den kleine heen en drukte zijn lippen op het kleine voorhoofdje. Daarbij kwamen hem de tranen in de oogen, hem, Kilian von Benda, die duizenden om zich heen had zien vallen op het oorlogs veld, zonder dat éen spier van zijn gelaat ver trokken was. Zoo goed en zoo kwaad het ging, wikkelde Miska net kind in de schoone doeken, maar aan het schreeuwen kwam geen eind. Eindelijk zeide de generaal Miska, hij zal honger hebben, we moeten hem wat te eten geven. Om u te dienen, generaal. Wat zal ik halen Wat je zult halenDomkop, je kunt toch wel begrijpen, dat hij geen gebraden vleesch zat eten Haal een glas melk. Miska was reeds bij de deur toen de generaal hem terug riep. Wacht eensWe zullen hem goed, dege lijk voedsel geven, haal dus liever een kom room. Eenige oogenblikken later keerde Miska terug met een kleine kom voortreffelijken room. Met opgetogen gelaat hield hij het kind de kom voor. blijkbaar verwachtend, dat heter met zijn beide handjes naar zou grijpen en den room in een paar teugen zou uitdrinken. De generaal werd woedend over zulk een onhandige manier van doen. funèbre crescendo voortgaan en stort een gele, aan éen zijde roodgekleurde peer in den schoot der neergebogen moeder. Zij neemt de peer in de hand. staart er eenige oogenblikken op en o verlichtingnu springen de smart- fonleinen open en breekt ze in hartroerend snikken en weenen uit. »llij was zoo lief, zoo wijs, zoo goedig en altijd even zacht!" Die volzinnen ontglippen nu nokkend haar mond. »Ja, lief was hijIs hij nog erg benauwd geweestVaag ik nu eerst te erkennen en te vragen. En nu treft me een verwijtende blik, met de woorden »Ja, ziet u, ik dacht, dat u m'n Jaapje nog al mocht; en dat u niet eenmaal gekomen is u hadt hem peren beloofd, daar neeft hij zoo om geroepen O lichtzinnig gegeven belofte »Ik mocht niet; ge weet immers, dat de dokter dit verboden heeft, voor mijn andere kindertjes." «Zult u dan aan mijn man schrijven Het hooge woord is er uit. Dat had haar onder alle smart nog op 'thart gelegen, en ik had niet durven vragen «En je man «Ik aan je man schrijven, naar" «Ja, zegt u maar gerust naar de gevan genis maar omdat m'n Greta en m'n Jaapje bij u op school geweest zijn, dacht ik, dat u liét wel voor me zoudt willen doen." «Kunt ge dan zelf niet schrijven 7" »Ik net zoo min als m'n man; want toen we k; aderen waren we woonden naast mekaar, in de cupido's, u weet wel moes ten we spoelen en haarspinnen. Sedert er zooveel machines zijn, kunnen we dat niet meer doen. En nu is mijn man sjouwer; den eenen dag wat, den anderen weinig of niets. En als er dan eens wat extra verdiend wordt, gaat het 's avonds met de anderen naai de herberg, en zoo is 't gekomen, met die ruzie, dat hij »Stil nu maar, ik weet het al Ik wenschte dien woordenstroom niet te doen vervolgen; 'tis me eigenlijk onver schillig te weten waarom hij zitik weet dat hij zit. Ik weet, dat hij een slachtoffer is van dien verschrikkelijke» geesel der maatschappij de drank Ik ken de jammerlijke rampen door dat afschuwelijk gif ontstaan. Maar daarover kan ik nu niet spreken nu krimpt mij 't hart ineen om het lijden van man, vrouw en kinderen, teweeg gebracht door dien onzaligen hartstocht des mans. W. F. A. GROENHUIZEN, Havik, hoek Lavendelstraat. HORLOGE- en INSTRUMENTMAKER. Ik vervolg slechts«Weet hij dat Jacob zoo ziek is 7" «Ziek 7 Zeg u maar doodJa mijn lieve jongen is dood. En hij kon zijn vader nog wel eens van het slokje afhouden en als ik slaag kreeg, kon hij zoo lief zeggen «Stil maar moedertje, als ik groot ben, drink ik nooit slokjes; ik lust ze immers niet eens, als vader me laat proeven, al zegt vader ook, dat ik een laffe jongen ben, als ik 't niet neem." «Houd je nog van je man 7" «Van m'n eigen man houden 7" Een blik vol innige verontwaardiging rust nu op me. «Geen beter man op de wereldals hij maar geen drank op beeft, is hij éen en ai goedheid en zachtheid. En als hij me 's avonds slaat en 's morgens naar zijn werk gaat, zeg ik altijd«Nu vader, 't is vergeten hoor en danVeel van hem houden 7Daarom zijn we immers getrouwd Tegen die logica kan ik niet op. Is mijn taal te arm, de hare is rijk genoeg om mij te doen begrijpen, dat liefde en huwelijks trouw voor haar geen ijdele klanken zijn. «Hoe moet ik dien brief schrijven?" «Doet u dat maar n et of ik 't zelf deed, met Lieve man «Lieve man."De grootste onwaarheid welke ik ooit uitgesproken heb, staat daar neergeschreven. Ik vertel mijn man hoe Jacob ziek geworden is, hoe hij .aan zijn vadertje dacht, hoe blij ik zijn vrouw ben dat hij mijn man zich in de ge vangenis zoo goed gedraagt, hoe braai'Greta oppast, dat ze school gaat en nu al breien kan (dat ze over keelpijn klaagt, zwijg ik); dat ik hoop hem spoedig weer bij me te hebben en eindig met hem meetedeelen, dat de engeltjes uit den Hemel zijn gekomen om zijn Jaapje bij onzen lieven Heer te brengen. De zware taak is volbrachtmaar ik gevoel diep hoe ik dien brief toch liever schrijf, dan dat ik hem ontvangen en lezen zou. Dan lees ik haar den brief voor, bestuur haar bevende hand om haar zoo 'tslot: «Uwe Mina" te laten zetten en adresseer hem aan «Jurgen V, No. Huis van arrest te U." 't Schijnt of zij min of meer getroost is, nu ze den brief heeft voor hem, die haar sloeg, maar dien ze lief heeft, den brief waarin ze voor 't eerst haar schrijfproeve heeft gegeven. {Wordt vervolgd) Uilskuikenriep hij uit. Begrijp je dan niet, dat een klein kind die kom zelf niet naar zijn mond kan brengen Geef hier Hij nam de kom uit de handen van Miska en hield hem vlak voor de lippen van den zuige ling. Maar het scheen wel, dat deze geen gevoel had voor de goede gave, want zonder er de minste notitie van te nemen, bleef hij gillen en sloeg hij met zijn kleine handjes in het rond. De generaal hield de twee handjes vast en raakte toen met de kom even de lippen van het kind aan. Maar toen volgde er een gegil, waar van beide mannen letterlijk ontstelden. Dan eens met zachtheid geprobeerd, meende de generaal. Kom, lieve jongen, wees nn eens zoet en verstandig. Drinken moet je zelf doen, ventje, dat kunnen wij niet voor je doensuja, suja suja kereltje.Wees nu toch eens even stil.Kom, drink nu eens van dien lekkeren room, en als je zoet ben dan gaan we met de groote hu-hu- paardjes rijdenStil, stil, stil toch jongentje 1 Maar het hielp allemaal niets en zij slaagden er met hun beiden niet in het kind te bewegen, éen enkelen droppel van het kostelijke vochtte nemen. Wachtzeide de generaal op een denk beeld komend geef eens een theelepeltje 1 Miska haalde een klein lepeltje en terwijl hij het kind vasthield, goot de generaal den jongen tegen wil en dank eenige lepeltjes room in den mond, die de bengel er met zijn tongetje echter voor het grootste gedeelte weer uit werkte, want de room scheen alles behalve in zijn smaak te vallen. Iets ervan kreeg hij evenwel toch naar binnen, en dat scheen voldoende om zijn honger te stillen. Zoodat hij ten slotte toch weer in slaap viel. In een hoek van de canapé werd met een kussen en een wollen deken een bedje voorden kleine gespreid. Miska moest er naast gaan zitten om op te passen dat hij er niet afviel. De generaal ging intusschen zijn gewone wan deling doen in het boscli. Gaarne zou hij ter wille van het kind zijn thuisgeblevenmaar hg kon toch niets doen en bovendien wilde hij nog eens ernstig over de geheele zaak nadenken, waartoe hij op zijn eenzame wandeling alle ge legenheid zou hebben. Door het dorp komend, ontmoette hij toe vallig den burgemeester die hem onder meer vertelde, dat er den vorigen dag landverhuizers door het dorp waren getrokken, Hongaren, die elders hun brood gingen zoeken. De generaal zeide niet6, maar het bericht deed hem onuitsprekelijk veel plezier. Nu wist hij tenminste tets van het kind, want men kon toch vrijwel met zekerheid aannemen, dat de landverhuizers het hadden achtergelaten. Magy- aarseh bloed dus INu, daar had hij niets tegen. Het zou een flinke, ridderlijke knaap worden. Von Benda nam zich stellig voor, te zorgen, dat er iets goeds uit den jongen zou groeien. Opzettelijk deelde hij den burgemeester niets mede van het geval. (Word! vervolgd

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1894 | | pagina 1