Maandag 7 m Jan. 1895. a No. 4421. 44e Jaargam Binnenland. VREDE. ii musiok. .'•va "M Uitgave Firm a A. H. VAN CLEEFF te Amersfoort. Verschijnt Maandag- en Donderdagnamiddag met gratis Zondagsblad, Abonnement per 3 maanden ƒ1,—Franco per post 1.10. Abonnement alleen op het Zondagsblad voor Amersfoort 40 et., voor binnenland 60 ct per 3',laa"den- Advertentiën 1—6 regels CO ct.; elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Leeaie- officieele- en onteigenmgsadvert. per regel 15 et. Reclamei per regel '25 ct. A.fzonderliike nvmmers 10 oent. Dienstaanbiedingen en aanvragen, uitsluitend voor- en betreffende den werkenden stand, van minstens 5 regels, in het PM" reflel '5 Mnt Bij advertentiën van buiten dc stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. Bureau MUURHUIZEN hoek Kortegracht, Wijk B. Telephoonnnmmer 19. KENNISGEVING. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS vao AMERSFOORT, Gezien art. 8 der wet van het 2. Juni 1875 (Staatsblad No. 95), Brengen ter kennis van het publiek, dat bij Koninklijk besluit van den 19den December 1894 No. 31. aan de Hollandsehe IJzeren Spoor wegmaatschappij en hare rechtverkrijgenden vergunning is verleend tot het plaatsen en in werking brengen van een stoomketel in de locomotief-remise op het station Amersfoort (Staat) kadastraal bekend onder sectie C. No. 647. Amersfoort, den 5. Januari 1895. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, F. D. SCHIMMELPENNINCK. De Secretaris, W. L. SCHELTUS. De Raad van Voogdij over II. M. Wilhel- helminu. Koningin dei- Nederlanden, inge steld bij de wet van 14 September 1888. maakt bekend, dat mr. A. J. Swart, eerstbe- noeind lid van den Raad van State en als zoodanig, van rechtswege lid van den Raad van Voogdij, in 's Raads vergadering van 4 Januari den voorschreven eed, in handen van den voorzitter heeft afgelegd en daarna heeft zitting genomen. De Redactie van het Sociaal Weekblad komt in een artikel over Graanrechten tot de conclusie, dat een helling van deze rech ten altijd in karakter onderscheiden moet blijven van verder reikende protectionnis- tische maatregelen. De helling van graanrechten, zegt de heer Treub o.a., is een kwaad, dat op zijn best onder bepaalde omstandigheden een nood zakelijk kwaad zijn kan. Óf dit laatste wer kelijk thans bier te lande het geval is, hangt hiervan af, of zonder zulk een helling de landbouw in den eigenlijken zin, behalve voor enkelen die in een bevoorrechte positie verkeeren, een onmogelijkheid is geworden of staat te worden. Op dit punt zijn de land- bouw-specialiteiten het niet eens. Ik wil echter aannemen, dat zij gelijk hebben, die van oordeel zijn dat het tot een heffing van graanrechten zal moeten komen indien men niet gevaar zal loopen, dat op groote schaal bouwland in weiland zal worden omgezet; doch dan moet ook goed op den voorgrond worden gesteld, dat alleen en bij uitsluiting de exceptioneel ongunstige toestand van den landbouw de grond van de helling is, waar Feuilleton. (SLOT). „St," zegt hij fluisterend, „er is een ongeluk gebeurd," en hij loopt haar voorbij naar de achterkamer. Bij de deur blijft hij staan; zij welen nog niets: hoor, hoe vroolijk ze daar binnen lachen en praten, hoe zal hij den moed hebben hun vreugd te storen, hoe zal hij die vroolijke kinderen kun nen zeggen, dat hun vadermaar het moet. Hij tast naar den knop van de deur, een paar maal te vergeefs, dan stoot zijn hand met zenuw achtige kracht de deur open. hij strompelt over den drempel, doet een schrede het vertrek in en blijft onzet, versteld staan. Bij zijn onverwacht binnentreden is het vroo lijke gedruisch verstomd en alles is stil, maar slechts voor een oogenblik. Dan grijpen een paar forsche mannenbanden de zijne en een welbekende stem, o God, hij meende dat hij die nooit meer hooren zou, roept trillend van blijde ontroering „ben jij daar Anton, welkom, driewerf welkom hier! Kinderen gauw den leuningstoel bij het vuur, daar is oom. Oude jongen, wat kijk je versuft koui, doe die jas uit en schuif bij den haard.'' Breenian begrijpt er niets van. „Ik kwam," begint hij aarzelend, maar zijn broed r laat hem niet uitspreken. „Juist, gij kwaarat, dat is vl Idoende, zonder dat ge er een onkel woord by voegt, gij kwaamt, van voor het overige de nadoelen de voor lieden ver overtreffen. «Doet men dit, dan zijn hieruit verschil lende gewichtige consequenties te trekken voor de wijze waarop men de heffing regelt, en wel deze le. Er zal voor moeten worden gezorgd, dat de steun, dien inen den boeren wil ge ven, hun niet wordt afgenomen door hen die hun landerijen beschouwen als een geld belegging, waarvan zij de hoogst mogelijke rente trachten te maken. Na de invoering van graanrechten zal bij openbare verpach ting van landerijen het voor den boer be doelde voordeel geheel, of voor verreweg het grootste deel, in de beurs van den landheer terecht komen. Hierover is twijfel zelfs niet mogelijk. De invoering van graanrechten zal dus noodzakelijk voorafgegaan moeten wor den door, of ten minste gepaard moeten gaan met, een herziening van ons burgerlijk recht ten aanzien van buur van landerijen, waarbij een bindende kracht wordt toege kend aan de taxatie der huurwaarde door offieieele pachtcommissiën. Zonder zulk een maatregel zou door een heffing van graan rechten slechts zeer ten deele worden bereikt wat er mee beoogd wordt. 2o. Uit de omstandigheid, dat graanrech ten op zich zelf beschouwd een kwaad, en uit een zuiver fiscaal oogpunt bekeken, een onding zijn, volgt, dat er geen voordeeltje voor de Schatkist mee beoogd mag worden. Zuiver als belasting opgevat, bebooren zij tot de slechtste heffingen die denkbaar zijn de motie van den heer Dobbelmann is daar om niet alleen onaanneemlijk, omdat hij er de industrie heeft bijgehaald, maar vooral ook omdat, hij, »in het belang der Schatkist" invoerrechten op graan zou willen belten. Daarvoor mogen voorstandei's van graan rechten, die op het standpunt staan van den heer Zijlma, hun stem niet geven. 3e. Indien het dan ook t.ot de heffing van graanrechten moet komen, moet door voor standei's er aan worden vastgebonden, dat daartoe niet wordt besloten, zonder dat de waarborg is verkregen, dat de opbrengst zal worden besteed tot de opheffing of vermin dering der nog geheven wordende accijnzen op levensbehoeften. Voor hen, die in de heffing van graanrechten geen goed maar een noodzakelijk kwaad zien, is het éene een noodzakelijk uitvloeisel van het andere. Worden graanrechten geheven, dan die nen de accijnzen op geslacht, suiker, bier, azijn en zout te verdwijnen; wordt dan nog een surplus ten bate der Schatkist verkregen gij, de oudste, de beleedigde, het eerst lot mij ik heb ultijd we! geweten, dat ge beter waart dan ik, en ge zult er ditmaal althans geen be rouw van hebben. Ik ben zoo blij, dat ge ge komen zijt, o zoo blij mijn vrouw kan getuigen of ik naar je verlangde, niet waar Mina," en als zij haar schoonbroeder met tranen in de oogen de hand reikt, denkt de heer Breeman voor het eerst weder aan haar briefje, maar hij begrijpt er nog niets van. Hij laat zich zijn natte overjas uittrekken, hij zit in den leuning stoel bij net vur.r, het is of de lamp hier hel derder brandt, of de atmosfeer aangenamer is dan op zyn kamer; maar hij is versuft als in een droom. „De kinderen zouden eens zingen, go hebt er immers niet tegen vraagt zijn broeder, die zich verbaast over zijn verward, ontdaan uiterlijk, en dit een geschikte afleiding vindt voor de ge dwongenheid van deze eerste oogenblikken van vernieuwd samenzijn. Breeman schudt het hoofd, hij zal spoedig genoeg ontwaken tot de werkelijkheid, en hij hoort vijf heldere kinderstemmen de liederen aanheffen, die zij den vorigen Kerstdag hebben gezongen. Onder hun gezang begint hij tot besef te komen van do werkelijkheid. Hij zit bij zijn broeder aan den haard; het is geen droom en daar, tegenover hem, die broeder zelf. Maar wat is er dan toch gebeurd? Zijn schoonzuster zit naast hem en stoot hem aan. „Ik ben blij, dat ge gekomen zijt," zegt ze fluisterend terwijl de kinderen zingen, „maar mijn plannetje van verrassing is mislukt. Guus kwam veel vroeger thuis dau ik dacht," voegt en bestaat er bezwaar om dat voordeel ge heel te besteden tot vermindering van den accijns op het gedistilleerd, dan behoort deze bate te worden besteed tot bestrijding van de kosten van sociaal-politieke maatregelen ten behoeve de arbeidende klasse." Evenals de vorige Regeering bij besluit van 20 December 1893 gedaan heeft, is ook door de tegenwoordige uitstel verleend voor het naleven der voorschriften, omtrent het vereisclite getal onderwijzers aan de gesub sidieerde bijzondere scholen. Intusschen zijn aan die vrijstelling thans eenige voorwaarden verbonden, die in bet vorige besluit niet gesteld werden. De maatregel strekt zich namelijk in de eerate plaats alleen uit tot »de bijzondere scholen die over 1893 genoten hebben de rijksbijdrage bedoeld in art. 54bis der Wet op het lager onderwijs, en ook over 1894 voor die rijksbijdrage in aanmerking komen." Daaruit volgt, dat scholen, «lie eerst in 1894 zijn geopend en dus over 1893 geen bijdrage hebben genoten, niet gerechtigd zijn tot de vrijstelling. Om bet subsidie over 1895 te behouden, moeten de nieuwe scholen dus zorgen bun personeel volledig te maken of te houden. In de tweede plaats is als voorwaarde ge steld «dat het aantal kinderen, hetwelk op 15 Januari 1894 als werkelijk schoolgaande bekend stond, sedert die dagteekening niet is of' wordt vermeerderd in zoodanige mate, dat daardoor vermeerdering van het aantal onderwijzers gevorderd wordt, zonder dat in deze vermeerdering is voorzien." Door deze voorwaarde wordt tegengegaan, dat aan scholen met een onvoltallig personeel de toestand nog wordt verergerd door rneer kinderen op te nemen dan er op 15 Januari 1894 scboolgingen. Uit de bewoordingen schijnt men te moeten opmaken, dat in zulke scholen waar de bevolking sedert dien datum is vermeerderd, bet getal leerlingen moet worden terugge bracht tot dat van 15 Januari 1894. Een derde voorwaarde dat het thans aanwezige personeel niet mag worden ver minderd kwam reeds in het besluit van 1893 voor. In de gestelde voorwaarden, ligt voor de schoolbesturen een prikkel om het ontbre kend personeel zoo spoedig mogelijk aan te vullen. Oud-Beierland heeft een diensdoende schut terij. die geen dienst doet. Althans sedert 20 jaren is zij niet onder de wapenen ge W. F. A. GROENHUIZEN, Havik, hoek LavendeUtraaL HORLOGE- en INSTRUMENTMAKER. ze er met eeu glimlach bij. Breeman haalt diep adem. Nu begrijpt hy het pns. Dus zijn broeder was niet in den trein, dus er is eigenlijk niets veranderd sinds gister of ja, dat toch wel, o, dat toch wel. Het lied der kinderen is ten einde. De heer Breeman wil iets zeggen, maar„nu de Engelen zang" roept een vlug donkeroogig meisje van elf jaar, „maar dan behooren de groote menschen ook mee te doen." De ouders glimlachen, de piano klinkt reeds twijfelendvragend ziet de vader zijn broeder aan, maar de oudere broeder knikt vriendelijk toestemmend. Zeker hij zal dan óok meezingen. „Halleluja, looft den Heer," zijn gansche hart stemt er immers mede in. Bij het „Vrede op aarde" zien de broeders elkander aan. Zonder woorden verstaat de een wat er bij den ander omgaat. Als later de kinderen den ernst van hun lied hebben afgewisseld door een vroolijk, luidruchtig spelletje, reikt Breeman zijn broeder nog eens de hand. „Guus, ik wil niet beter schijnen dan ik was; ik kwam hier niet om vrede te sluiten, ik dacht, dat dat je een ongeluk hadt gekregen en toen," zijn lippen plooien zich tot een glimlach, maar zijn stem trilt, „toen vergat ik alles in de droefheid over je verlies, en eerst terwijl wij rustig hier tegenover elkander zaten herinnerde ik mij weer, dat er ooit twist of oneeniglieid tusschen ons had bestaan." lOOlt uw- weest. Gedurende bijna 15 jaren is er de betrekking van kapitein-commandant ensedert eenige jaren die van le- en 2e- luitenant en officier van gezondheid onvervuld ge bleven. Wanneer men van Utrecht naar Duitsch- land wil reizen in een «harmonica-wagen" betaalt men tot Wesel daarvoor een •an f0.60 van Duitschland komende, wordt van Emmerik tot Utrecht f 1.20 geëiseht Vanwaar dit verschil Naar men aan het Centrum meedeelt, be droegen de ontvangsten van de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen in 1894 ongeveer f300 000 minder dan in 1893. Tegenover dit bedrag staat voor 1894 een vermeerderde uitgave van circa f200 000 bo ven die van 1893. Sedert zijn oprichting, 1 October 1894, bad het 1 Januari overleden Amsterdamsehe Dagblad een feuilleton«In nood en dood". Hetstuk daarvan, dat in het nummer van 31 Decem ber voorkomt, eindigt«Wij zouden nooit gelukkig kunnen zijn. Vaarwel!" Opmerkelijke coïncidentie. Volgens den regenmeter der Rijkslandbouw school te Wageningen, bedraagt de gevallen regen in het vorig jaar 769 mM., 628.5 mM. over 1893. De gemiddelde remonte prijs strekkende tot grondslag van de som die bij mobilisatie van het leger mag worden besteed voor den aankoop van paarden tot patrooncaissons, bagage-, zieken-,smids-, gereedschaps-, kruit- karren, enz. over het jaar 1894, beeft be dragen f583. Op 1 dezer waren bij de Ned. Hervorade Kerk 353 predikantsplaatsen vacant tegen 370 op 1 Januari 1894, en wel in Gelder- land 35, Zuid-Holland 58, Noord-Holland 29, Zeeland 40, Utrecht 17, Friesland 78. Over- ijsel 20, Groningen 40. Noord-Brabant 20, Liraburg 4 en Drente 12. Het aantal va caturen is derhalve in 1894 met 17 ver minderd. St. Nicolaas heeft Woensdag terecht ge staan, dat wil zeggen de diefachtige St Ni colaas, die kort vóór het feest, zijn ver momming misbruikte om bij een koekbak ster te Roermond /50^X) te stelen. De man, de AmsterdamSSCfc tapper A. d. K„ zal, als het O. M. zicb zyn eiscb ziet toe gewezen, in geen drie jaar St Nicolaas kun nen vieren. Naar het Duilsch. Tusschen Salzburg en Reichenhal staat, inde onmiddellijke nabijheid van de Beiersche grens maar nog op Oostenrijksch grondgebied, een heel oude eik, die zijn prachtige takken heel ver uitstrekt, eu aan ziju voet een bank, die reeds aan menigen moeden wandelaar een raat plaats heeft geboden. Aan die eik is eer» interessante geschiedenis verbonden, welke ik u thans wil verhalen. In overoude tijden moet hier een offerplaats der oude Duitscners zijn geweest; nog neden ten dage gelooft het volk, dat goede en boots geesten onder dezen boom verblijf houden, en menigeen, die 's nachts voorbijgaat, slaat een kruis, terwijl de angst zijn hart sneller doet Koning Lodewijk de Eerste vaD Beieren, die vaak in deze streek vau zijn land vertoefde, had van jongs aan een bijzondere voorliefde voor den ouden boom. Dikwijls kon men hem op de bank onder den eik zien zitten, en om te voorkomen, dat de eik geveld zou worden, kocht hij dezen alsmede den grond, waarop hij stond. In de nabijheid van den eik, op Oostenrijksch grondgebied, staat eea koffiehuis. Het werd ten tijde, dat koning Lodewijk den Eerste reeds een hoogen ouderdom bereikt had, bewoond door waardig echtpaar, dat een eenige dochter v i .i.-. jomtrek niet anders bezat, die in den ganse', bekend was, dau als „mooi Mieke. WardU vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1895 | | pagina 1