Donderdag 17 m Jan. 1895.
No. 4424,
44e Jaargang.
Buitenland.
Feuilleton.
hl G EUS ROK.
Binnenland.
i Dmderdagnamiddag met jjratl» Zondagsblad. Abonnement per 8 maanden ƒ1.Franco
Firma A. H. VAN CLEEFF
te Amersfoort.
Verschijnt Maandag-
rt post ƒ1.15. Abonnement alleen op het Zondagsblad voor Amersfoort 40 et., "voor binnenland 60 ct. per
maanden. Advorlentiën 16 regels 0Ö ct.elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Legale-,
oflicieêlc- en onteigeningsadvert. per regel 16 ct. Reclaniet per regel 25 ct. Afzonderlijke nummers 10 cent.
Dienstaanbiedingen en aanvragen, uitsluitend voor- en betreffende den werkenden stand, van minstens 5 regels, In het
Zondageblad, per regel 5 cent
Bij advertontiën van buiten do stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
Bureau MUURRUIZEN
hoek Kortegracht, Wijk B. 60
Telephoonnummer 19.
KENNISGEVING.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
AMERSFOORT,
Gelet op art. 264 der gemeentewet, gewijzigd
bij de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 102),
Doen te weten, dat het 2e aanvullings-kohier
der plaatselijke directe belasting (Hoofd, omslag)
over het dienstjaar 1894, goedgekeurd door Ge
deputeerde Staten van Utrecht, in afschrift ge
durende vijf maanden op dé Secretarie der
gemeente voor eenieder ter lezing ligt.
Amersfoort, den 16. Januari 1895.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
F. D. SCHIMMELPENNINCK.
De loco-Secretaris,
B. W, TII. SANDBERG.
Casimii' Perier, sedert Juni president der
Frnnselie Republiek, lieel'tals zoodanig ontslag
genomen.
Oe naaste aanleiding hiertoe inoet wel ge
zocht worden in de nieuwe kabinets-crisis.
Voor menscbeu die er eenigen kijk op hebben,
is <lit wel niet zoo onverwacht gekomen,
maar toch, alweer een crisis nu na acht
maanden, trekt toch wel eenigszins de
aandacht.
Dat Barthou, de Minister van Openbare
werken, met Poincarré, zijn collega van
Financiën, de eigenlijke oorzaak zijn van deze
crisis, wekt al evenmin groote verbazing. In
politieke kringen wist men immers heel goed,
dat Poincarré reeds herhaaldelijk Dupuy, den
premier, heeft aangezegd, flat de steeds in
krimpende meerderheden voor hem een reden
zouden zijn om ontslag te nemen, en Barthou
had zijn ontslag reeds ingediend bij Dupuy
in een met redenen omkleed schrijven; hij
meende, dat het niet met zijn waardigheid
en zijn prestige strookte om in zijn qualiteit
van Minister van Openbare werken uitvoering
te geven aan «Ie beslissing van den Raad van
State in zake de garantie-verleening aan de
Zuiderspoorwegmaatschappij (de Minister
meende, dat dé reiite-garantie aan die maat
schappij is toegezegd tot 1914, en de Raad
van State zeiile: tot 1934.)
Door 't een en ander was 't in de'eouloirs
der Kamer heel levendigmen wist, dat de
regeering het vorige jaar de meening van
Barthou volkomen deelde en dat deze ook
door ile Kamer was aangenomen. Op protest
Naar het Duitsch.
3). (SLOT).
Marie bloosde tot over de oorende oude
Werner schudde het hoofd.
Om te trouwen, zeide hij, zijn er twee
noodig, en wat mijn Marie betreft, zij mag
niet nemen zonder onzen zegen, en ik geloof nog
steeds, dat een jager niet tot onze gelyken be
hoort. Ik geef er bovendien de voorkeur aan,
haar tot vrouw te geven aan een flinken herber
gier, die eens mijn have en goed ontvangt, en
die het koffiehuis, dat mijn voervaderen en ik
tot eer en aanzien hebben gebracht, verder kan
voortzetten, anders zal de geheele zaak na mijn
dood op ellendige wijze verloopen.
Weder zat Maric onderden ouden eik, ditmaal
niet slechts zuchtend, doch luid weenend, en
met verlangen verbeidde zij den grijsrok, die
langer dan zij hoopte, op zich liet wachten, maar
eindelijk toen kwam. Poen hij het meisje als
in haar tranen badende vond, riep hij uit:
- Wat scheelt er nu aan? Ik wilde mijn kus
i moot ik jo in vertwijfeling weder-
vinden Is het dan niet voldoende 1
nand j:
halen, en
dat Ferdi-
d jachtopziener is geworden?
- Neen, zeide Maric, mijn ouders willen nog
steeds hun zegen niet geven, en togen hun wil
kan en mag ik my niet. verzetten.
Jc bent een goed kind, zeide de grijsrok,
wat kan ik echter nun de zaak doen Geloof
je, datje ouders mijn wonachen zouden verhoeren,
dat ik ineer invloed heb dan hun eigen dochter.
Waarom niet? vroeg Marie. Zijt ge niet
van de Maatschappij heeft nu de Raad van
State besloten den langen termijn tue te staan.
Onmiddellijk na de opening der zitting,
een interpellatie over de motievn, welke
tot Marthou's terugtreding hebben geleid, en
tegelijk voor do regeering een votum van
gisping, naar aanleiding van Berthou s'orief,
waaruit blijkt dat de regeering niet meer in
staat is de begrootings-discussiën te leiden.
Dupuy zeide daarop, dat de regeering zich
bij de beslissing van den Raad van State
neerlegdeBarthou verdedigde zijn houding
en gispte de beslissing van den Raad van
State, waarbij hij luide werd toegejuicht
iets als de eerste klanken der doodsklok voor
het bewind-Dtipuy. Toen werd met 253 tegen
225 stemmen aangenomen een motie waarin
de verkeerde en gevaarlijke interpretatie der
regeering betreurd werd; dat was reeds een
leelijk begin. De agitatie nam toe en Brisson,
de president dei1 Kamer, deed voorlezing van
zeven moties, 't Ging toen afwisselend gunstig
en minder gunstig voor de regeering. Voor
eerst werd éen haar ongunstige motie urgent
verklaard en dan met kleine meerderheid
verworpen. Ten slotte werd met 2ü3 tegeu
241 stemmen verklaard het beginsel der
machtsverdeeling te eerbiedigen, en dit was
de genadeslag. Charles Dupuy heette voort
zetting der beraadslagingen onmogelijk en
al de Ministers verlieten de zaal om collec
tief bun ontslag te gaan aanbieden aan
Casimir-Perier.
Dat een president der Fransche republiek
ontslag neemt, is een feit van groote betee-
kenis. Met groote belaugstelling ziet men
natuurlijk nadere berichten tegemoet over
den loop, die deze, zoo plotseling ontstane
crisis in Frankrijk zal nernen.
Aan wien president Perier de samenstelling
van een nieuw Kabinet zal opdragen, is nog
niet bekend. Men verwacht, dat daarvoor in
de eerste plaats in aanmerking zal komen de
beer Bourgeois, de bekende radicale afge
vaardigde wien reeds voorheen dezelfde taak
werd opgedragen.
't Leek eerst niet te gelooven, het kwam
wel niet als een donderslag op een helderen
zomerdag helder is 't reeds sinds lang
niet in Frankrijk doch 't was te ernstig,
té overweldigend, oin zoo maar voetstoots
geloofd te worden. Casimir-Perier, de man
van energie en wilskracht, die juist om die
qualiteiteu werd bestreden en aangevallen
afgetreden als het slachtoffer van boos-
aardigheid en lasterzucht ter eene, zwakheid
zoo machtig, dat ge Ferdinand van dienst hebt
vrijgemaakt en ge hem de betrekking van jacht
opziener hebt bezorgd Ik geloof, dat ge alles
vermoogt, wat ge wilt 1
Niet alles, zeide de grijsrok, maar veel.
Nu goed, antwoordde Marie, dan kunt u
toch minstens nog bewerken, dat ik en Ferdinand
een paar worden.
Ik wil het beproeven, zei de grijsrok en
zoo scheidden zij.
Den volgenden dag was Marie naar Salzburg
gegaan, om inkoopen voor haar ouders te doen.
Terwijl zij weg was, verscheen do oude heer,
dien zij ouder den eik ontmoet had in het
koffiehuis, waar hij zich door vrouw Werner
haar beroemde gebakjes liet voorzetten, die hij
met een paar glazen goeden Tiroler wijn be
sproeide. Hij prees de gebakjes en den wijn en
stal daarmede het hart der waardin. Den oude
won hij, door hem te spreken over den goeden
klank, dien zijn naam als waard tot ver in
Beieren had. Eindelijk kwam hij voor den dag
met de zaak, die hem eigenlijk hierheen had
gevoerd.
Wat hebt je toch, vroeg hij, tegen een
verbintenis tusschen je dochter en den jacht
opziener Ferdinand Kravia? Do jonge man is
braaf en oppassend en verdient een flinke vrouw,
zooals Marie er eeu voor hem belooft te worden.
Wat don uitzet betreft, dien neem ik voor mijn
rekening. Als ge daarmede tevreden zijt, zullen
wij binnen drio weken bruiloft vieren.
Dat laat zich hooren, zoido Werner, maar
bedenk eens, mijnheer, wat moet er dan van
myn zaak worden?
Geen zorgen vóór den tijd, vriend Werner,
antwoordde do grijsrok. Zijt ge dan al zóo oud?
Zie mij eens aan, ik tel meer jaren dan gij en
ben nog frisch en flink. Gij zult het even ver
en machteloosheid ter andere zijde't Was
immers bijna niet te gelooven wel was de
perscampagne tegen Casimir-Perier heftig
wel waren de middelen, waarmede zijn zeg
gen en doen bestreden werden, veeltijds
onedelwel deden de partijen, bij welke
bij hulp en steun had moeten vinden, niet
wat hun hand vond om ie doen; wel kon
hij in werkelijkheid slechts staat maken op
den goeden wil en de goede gezindheid van
enkelen, waar hij recht had op en behoefte
aan den steun van zeer velen, van allen, die
zich republikeinen noemen doch zulk een
plotselinge manifestatie van ontmoediging,
van ontzenuwing, had wel niemand verwacht.
Welke waarde moet wel een vreemde
mogendheid hechten aan een verbond met
Frankrijk, waar de Ministerie's met het op
gaan der zon opstaan en bij het ondergaan
der zon reeds weer zijn verdwenen, en waar
nu ook de zetel van den President telkens
door een ander wordt bqzet?
Dit alles zal Perier zeker hebben overwo
gen, want doorzicht kan men hern niet ont
zeggen.
Maar dan vraagt het publiek, het Fransche
volk, het buitenland ook met te ineer nieuws
gierigheid, welke dan toch wel de redenen
kunnen zijn, die den President hebben ge
noopt te doen wat hij thans gedaan heeft.
Die redenen zullen zóo klemmend wezen, dat
ieder moet erkennen, dat Perier niet anders
koii bandelen. Of men zal twijfelen aanzijn
doorzicht, aan zijn ernst en aan zijn liefde
voor zijn vaderland.
Morgen is het honderd jaar geleden, dat
de Stadhouderlijke regeering voor goed een
einde nam en Prins Willem de V, onderden
drang der omstandigheden, een wijkplaats
koos in Engeland.
Met 18 Januari 1795 begon een tijdperk
waarin het Nederlandsche volk eiken dag
meer vernederd werd, zóo zelfs dat liet schier
ophield als natie te bestaan, dat zijn vlag nog
slechts in éen uithoekje der wereld wapperde.
Volgens de Telegraaf adviseert het rapport
van den naar Lombok gezonden regeerings-
cominissaris Scherer tot invoering van recht-
streeksch bestuur op Lombok tot verbanning
van den radjah naar Padang tot het ontslaan
van alle inlandsche ambtenaren van den
\Y. J. A. GROENHUIZEN,
Havik, hoek Lavendelstraat.
HORLOGE- en INSTRUMENTMAKER.
radjah, en tot het stellen van het bestuur
en de justitie onder ons toezicht.
Gedurende het jaar 1895 zullen geen deta-
clieeringun van officieren naar Nederlaudsch
Indië en omgekeerd plaats hebben op den
voet van het bepaalde bij Kon. besluit van
18 Augustus 1871.
Aan een correspondentie uit Soerabayain
de Tijd ontleenen wij het volgende:
»Alle soldaten spreken ons over pastoor
Voogel, en de officieren niet minder. Majoor
Blommestein verhaalde mij het volgende:
«Voogel stond naast mij bij den eersten over
val mijn jongen viel neer, ik kreeg een
schot in 't been, rond ons lagen de lijken.
Voogel deed' rustig zijn ambtsplicht."
Wat de soldaten van pastoor Voogel ver
tellen, is niet te beschrijven; sommigen be
weren, dat de kogels hem niet raken. «Drie
maal is hij in de vuurlinie geweest," zeiden
zij, »en als wij hem waarschuwden, dan ant
woordde de pastoor»Oeh, daar sneuvelen
er ~oo weinig, nog niet éen op de honderd."
Bij de jongste bestorming van Tjakra Negara
was Voogel zóo ver vooraan, dat een der
officieren vroeg: «Voogel, moet jij Tjakra
innemen «Neen." was het antwoord,
maar alleen hier, vóóraan, zijn er te be
dienen."
Men bericht ons van alleszins betrouwbare
zijde, dat kolonel A. E. L. Wellan, comman
dant van het 3e regiment infanterie te Ber-
gen-op-Zoom, pensioen heeft gevraagd.
De fuselier van het Indische leger A. L.
Schierboom, ridder der Militaire Willemsorde,
de krijgsman, die 11 Maart 1890 met zooveel
geestdrift te Amsterdam werd ontvangen
door burgerij en garnizoen, met den bevel-,
voerenden generaal aan het hoofd, is nog al
tijd zonder betrekking.
Eevenals wij ten vorigen jare, vestigt het
Handelsblad daarop de aandacht, maar het
schijnt dat in gansch Nederland niemand is,
die iets voor den flinken, braven en ver
dienstelijken man doen kan.
Daar had hij intusschen meer aan dan aan
het gejuich der menigte en de hulde van
burgerij en garnizoen.
Na een langdurig lijden is Maandag in den
ouderdom van 53 jaar te 's-Gravenhage
overleden dr. Th. C. L. Wijnmalen, biblio
thecaris der Koninklijke bibliotheek en be
heerder van het Museum Meermanno Westree-
nianura.
brengen, zoo niet verder, en tegen dien tijd heeft
Marie haar eersten jongen grootgebracht en aan
een kleinzoon kunt ge dan gerust uw zaak over
laten.
Dat is waar, luidde Werner's antwoord, en
ook zijn vrouw moest dit toegeven In Gods
naam dan maar, ik stem toe, gij geeft den uitzet,
en ik mijn dochter.
Toen Marie 's avonds naar huis kwam en ver
nam, wat in haar afwezigheid gebeurd was,
barstte zij in tranen uit, maar ditmaal waren
het tranen van v:cugde, zij snelde terstond naar
het woud, naar het jachthuis van haar Ferdi
nand, viel hom om den hals en bracht hem de
groote blijde boodschap. Het geld voor den
uitzet van Marie liet niet lang op zich wachten,
maar de grijsrok werd niet meer gezien, niet
meer in het koffiehuis van den ouden Werner,
ook niet meer onder den ouden eik. Het was
inderdaad zonderling, en Marie brak zich niet
weinig het hoofd daarffiee; intusschen had zij
alles bereikt, wat zij slechts wonschen kon. Bin
nen drie weken had de bruiloft plaats, daarna
betrok zij als vrouw van den jachtopziener het
huis van haar geliefden Ferdinand.
Een paar maanden waren voorbijgegaan, toen
plotseling in het distriet. waarin Ferdinand jacht
opziener was, een hofjacht werd aangekondigd. Ko
ning Lodewijk de Éerste, zoo werd medegedeeld,
zou zelf aan die jacht deelnomen, om in het woud,
dat van grof wild wemelde, een of ander hert
te schieten. Des avonds vóór de jacht kwamen
verscheidei e hofbeambten aan. Een paar uren
later verscheen tic Koning. Ferdinand en zijn
vrouw snelden hem tegemoet, om hem, overcen-
Komng t
de grijsrok,
jk de Eerste,
handen had
komstig hun plicht, te begroeten. Wie beschrijft
echter de verbazing van Marie, toen zij uit het
rijtuig, waarin de Koning moest zitten, den haar
welbekenden grijsrok zag stappen.
Herkent ge mij niet, Marie riep de oude
heer.
Zeker, zei de vrouw van den jachtopziener, -
hoe verheug ik mij, dat ik u wederzie en ik u
danken kan. Waar blijft echter de Konii
De Koning is hier, antwoordde de g
en werkelijk het was Koning Lodewijk de
die voor Marie stond, haar bij de hand<
genomen en lachend haar verwarring zag. Nu,
Marie, riep hij eindelijk, waai* blijft mijn loon?
Marie bloosde en zag haar echtgenoot aan.
Gij weet, zeide zij, dat ik den Koning nog
een kus schuldig ben!
Neen, twee, riep Lodewijk de Eerste, want
de tweede maal, ioen gij schreiend op de bank
zat, heb ik er ook geen gekregen, en een be
sluit nemend sloeg hij zijn arm om het slanke
lijf van Marie en kuste hij haar tweemaal ten
aanschouwe der omstanders, die lachend het
tooneel gadesloegen.
De jacht viel boven verwachting goed uit, en
de Koning liet in het huis van zijn nieuwen
jachtopziener rijke geschenken achter. Den vol
genden dag legde hij in de herberg van den
ouden Werner een bezoek af, en deze vernam
thans eerst welk een doorluchtig gast zijn huis
toenmaals g herbergd had. Toen de Koi
ditmaal het koffiehuis verliet, zond
e koning
de waara
om een schilder en liet op de tafel, waaraan de
koning toenmaals de S.-.lzburger gebakjes en den
Tyroler wijn had gebruikt een opschrift aan
brengen, dat nog den versten nazaten van Koning
Lodewijk den Éerste van Beieren van zijn min
zaamheid en zijn populariteit zal spreken.