Maandag 9
September 1895.
No. 4491,
44e Jaargang
gAKUNTALA.
Uitgave
A. H. V A is; CLEEFF
te Amersfoort.
Verschijnt Maandag- en DonderdagnamidUku/ met gratis XimdagnliladAbonnement per 8 maanden 1.Franco
per post ƒ1.15. Abonnement alleen op het Zondagsblad voor Amersfoort 40 ct., voor het binnenland 50 et. per
8 maanden. Advertentiën 16 regels (10 et.; elke regel meer 10 ct. (iroote letters naar plnatsruimtc. Legale-,
olficieële- en onteigeningsadvert. per regel 15 et. Reclames per regel 25 et. Afzonderlijke nummers 10 cent.
Dienstaanbiedingen en aanvragen, uitsluitend voor- en betreffende den werkenden stand, van minstens 5 regels, in het
Zondagsblad, per regel5 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
Bureau
KORTEÖHACBT 5 o
Telephoon 10.
KENNISGEVINGEN.
De BURGEMEESTER van AMERSFOORT,
Brengt ter kennis van de ingezetenen dezer
gemeente, dat het door den Directeur van 's rijks
directe belastingen, enz. in Noord-Holland en
Utrecht executoor verklaard kohier No. 3 van
de personeels belasting over het dienstjaar 1895/96
aan den Ontvanger van 's rijks directe belastingen
alhier is ter hand gesteld, aan wien ieder ver
plicht is zijnen aanslag op den bij de wet be
paalden voet te voldoen.
Gedaan en op de daarvoor gebruikelijke plaat
sen aangeplakt te Amersfoort, den 5 September
J895.
De Burgemeester voornoemd.
F. D. 8CHIMMELPENNINCK.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
AMERSFOORT,
Gezien art. 5 der wet tot regeling van den
kleinhandel in sterken drank en tot beteugeling
van openbare dronkenschap
Brengen ter openbare kennis, dat een verzoek
schrift om vergunning tot verkoop van sterken
drank in het klein hij hen is ingekomen van
M. D. RKEMS, in het perceel wijk F. no. 29, aan
de Lungestraat.
Amersfoort. 5. September 1895.
Burgemeester en Wethouders voornoemd.
De Burgemeester,
F. I). SCHIMMELPENNING'K.
De Secretaris,
W. L. SC'HELTUS.
De pest te ytmersfoort.
in IGoTh
~ïll.
Deu 22st.cu November 1655 deed zich
het volgende geval voor. Daar woonde
in de Nieuwstraat alhier zekere Robbert
Holland, zwaardveger van beroepzijn
dochter was te Naarden gehuwd. Slechts
weinige dagen te voren was haar man
aldaar aan de pest overleden. Aan de
Regeering was medegedeeld, dat Anna
haar besmette meubelen had ingescheept,
of zou inschepen, ten einde die bij haar
vader of ergens anders in de stad te be
waren. Het was te vreezen, dat daardoor
besmetting zou ontstaan. Ten einde zulks
zooveel mogelijk te voorkomen, verboden
de Regeerders aan Robbert Holland zijn
dochter of baar meubelen in huis te nemen,
en dat wel op straffe van zijn burger
schap te verliezen. Tegelijkertijd werd
aan alle schippers verboden die meubelen
te laden, ot', als die reeds in het schip
waren, alhier te lossen. Zoo ook werd
aan het Dragersgilde verboden „die meu-
Feuilleton.
63). Naar het Engelsch.
Hij nam baar in zijn armen en vroeg, met
iets vreemds in zijn stem
Dus heb je zulk een vast vertrouwen in
mij I)an zal ik
Op 't zelfde oogenblik kwam de Maharajah
Kunwar de kamer binnenhollen.
Tarvin Sahib en Kate, we hebben alle
vruchten opgegeten en nu willen we wat anders
doen.
Dadelijk, mijn jongen, antwoordde Nick[en
nog steeds met den 'rug naar Kate gekeerd, deed
hij den ring in een spanen doosje, dat hij haar
verzocht, uit zijn naam aan Sitabhia te brengen
Je bebt niets te vreezet), zei de hij, toen zij
hem ongesteld aanzag, zij zal je nu geen kwaad
doen. Haar kind gaat met ons mee, en ik na
tuurlijk ook, zoo ver mogelijk. Dit is de laatste
reis die je ooit zult behoeven te doen in dit
helsche land, wel te verstaan op éen na de
laatste. Wij leven onder hoogen druk te Rha-
tore, te hoog voor mij. Haast je. als je mij
liefhebt.
Kate haastte zich haar helmhoed op te zetten,
terwijl Tarvin den twee prinsen zijn revolver liet
bekijken, en hun beloofde een anderen keer op
ropijen te schieten. Eensklaps verdeelden zich
de gelederen dor lijfwacht voor de deur; een
ruiter kwam aangestormd en riep„Een brief
bilen te bearbeiden op poene van ont-
borgert en ontgilt te worden, boven de
poene, bij de ordonnantie gestatueert."
Maar onze Anna was voor zulk een ge
ruchtje niet vervaard. Ondanks het inter
dict van den 17den, gelijk dat verbod
van den Raad getituleerd wordt, had
Anna zich verstout, reeds dienzelfden, of
ten minste deu volgenden dag, in de stad
te komen. Zij had gelogeerd bij lilngel
in de Stoofstraat, ofschoon haar het
„interdict" zeer goed bekend was. Anna
had zich daarmede volstrekt niet inge
nomen getoond zij zou zeer injurieuselijk
en irreverentelijk van onze Magistraat ge-
sprokeu hebben, staat er in het Raads
besluit van den ïyden November. Aan
den officier werd door den Raad last ge
geven, om „desen aangaande, alsmede op
de comportementen van de voorn. Engel
te informeereu." Het schijnt, dat er nog
al gunstige informatiën omtrent het coin-
portement van die Engel werden inge
wonnen ook Anna schijnt zicli in haar
lot getroost te hebben. Van beiden vindt
men althans niets verder vermeld.
Op den 28sten Januari 1656, vindt men
het volgende opgeteekend. In de Utrecht
se he straat was zekere Jan Cornelisz., in
zijn leven smid, aan de p^st overleden,
daarna ook zijn weduwe en zijn dochter.
Abraham Henriksen, bombazijnverwer
van beroep, en zijn familie, onderstonden
zich gestadig dat. huis te frequenteeren
Zulks was den heeren Regeerders ter
oore gekomen. Ten gevolge daarvan werd
door de Magistraat besloten, om aan den
voornoemden Abraham en die van zijn
familie te ordonneeren, om „haer stric-
click te reguleren naar de ordonnantie.*'
Er werd een zeer bijzondere, als men dat
zoo noemen wil, een zéér strenge straf
uitgesproken. Daar werd bevolen aan
Abraham en zijn familie, om nergens
anders dan in het voorzegde besmette
huis te verblijven, terwijl het hun ver
boden werd te komen in het huis, dat
door hen bewoond werd. De straf, op het
overtreden van dat gebod van den Raad,
bestond in een boete van 25 gulden. Het
schijnt, dat Abraham Henriksen met de
tegen hem uitgesproken bepaling of straf
niet zeer ingenomen geweest is. Wie ook
zou zich gaarne veroordeeld zien om,
tegen wil en dank, geruimen tijd te
moeten verblijven in de woning van
lieden, die aan de pest gestorven waren 1
Abraham kwam tegen het uitgesproken
vonnis in verzethet hielp hem weinig.
Den 31 sten Januari 1657 verklaarden de
Regeerders, dat zij inhaereerden hun reso
lutie van den XXVTIIsteu. Bovendien
werd de genomen resolutie verscherpt met
de bepaling, dat „aan Abraham Henrik
sen, zijn huisvrouw en anderen, die haer
zijn onderhoudende in de besmettelijke
huysinge van Jan Coruelis Smith, in de
Utrechtsche straat, verbodeu was ouder
de meuschen te frequenteeren of zich te
begeven, ende voorts (hen) te reguleer-n
naede ordonnantie., staende op de be
storven en besmette personen, alsmede
eeuighe goederen uytte zelve huyssinghe
te verbrengen ofte te doen verbrengen,
voor ende alleer den tyt, bij de voor-
zeide ordonnantie gestatueerd sail zijn
geëlabeerd, op poene van vijf en twintigh
gulden te verbeuren, en daerenboven als
wederhoorigen arbritralicken gestraft" te
worden.
Het uitgesproken vonnis, waarbij aan
Abraham Heinrieksz gelast werd zijn
eigen woning te verlaten, om met zijn
familie of nuisgenooten gedurende den
j tijd, bij de wet bepaald, in het huis te
verblijven van de lieden, die aan de be-
smettelijke ziekte gestorven waren, zal
misschien hard en wreed schijnen. Groot,
I zeer groot was het gevaar van in de wo-
I ning, waarin onderscheiden personen aan
de pest gestorven waren, door dezelfde
besmettelijke ziekte aangetast te worden.
Is men echter gerechtigd, om een af
keurend oordeel over het besluit van de
Magistraat uit te spreken l Is men niet
veeleer verplicht, om het helder inzicht,
het juiste oordeel en bovenal om de ge
matigdheid van de Magistraat van die
dagen te prijzen
Die lieden, Abraham Henricksz en de
zijnen, hadden door hun lichtvaardig ge-
gedrag de geheele stad in gevaar ge
bracht. Zonder den minsten twijfel wa
ren zij te goeder trouwmaar wat doet
de goede trouw van die lieden at', als
ten gevolge van hunne overtreding der
bepaalde verordeningen, hun op zoo bij
zondere wijze bekend gemaakt, de be-
voor Tarvin Sahib".
Nick ging naar de veranda, nam uit de uit
gestrekte hand een verkreukeld papiertje aan,
en las de volgende woorden, in groote letters
door een ongeoefende hand geschreven.
Beste heer Tarvin,
Geef mij den jongen en behoud het andere.
Uw liefhebbende.
Vriendin.
Tarvin lachte en stak het briefje in den zak.
Er is geen antwoord op, zeide hij tot den
bode. Het hoeft niet meer, Kate vervolgde hij
opgeruimd.
De prinsen beklaagden zich luid, dat Tarvin
naar het paleis ging en nog meer, dat zij moes
ten volgen.
Wil zullen naar de groote Durbarzaalgaan,
zeide de Maharajah Kunwar troostend tot zijn
makker, en al de muziekdoozen tegelijk laten
spelen.
Ik wil dien man zien schieten, zeide Uuir
Singh, ik wil, dat, hij schiet op iets, dat dood
isik wil niet naar het paleis.
Gij zult op mijn paard rijden, zeide Tarvin
toen hem dit gezegde vertolkt was, en wij zullen
den heelen weg over galopeeren. Hoe hard denkt
gij, dat uw wagen rijden kan. prins?
Zoo hard als miss Kate durft.
Kate stapte in, en nu ging het in galop naar
het paleis; Tarvin niet Umr Singh vóór zich op
den zadel, steeds voorop.
Zij hielden stil bij de vertrekken van Sitabhia
een deur werd geopend en een euuuk kwam
naar buiten, Nick knikte hem vriendelijk toe
en liet den verbaasden jongen prins in zijn ar
men glijden. Umr Sing stelde zich vreeselijk te
smettelijke ziekte zicE bijna in ieder
huisgezin vespreid had 'l Wat hun eigen
persoon betrof', zij hadden er niet. tegen
op gezien in dat huis te komen en aldaar
te verblijven; aan eenig gevaar van
verspreiding van de pest is waarschijn
lijk door hen niet gedacht. Welnu, ant
woordt de Magistraat, dat zij, die zich
niet ontzien of eenige voorzo g gebruikt
hebben, om het verspreiden vau de pest
tegen te gaan, ook het eerst de gevól-
gen van hunne zorgeloosheid ondervin
den, en derhalve blijven in het buis,
waarin zij, nadat de pest er geheelscht
had, geregeld hunne bezoeken afgelegd
heb'en. Toen waren zij ni'-f bevreesd
voor verspreiding van de pestwaarom
zouden zij nu wel bevreesd zijn 1 Wat
ons betreft, wij verkeeren in een geheel
ander geval, in liet geval, dat wij ver
plicht zijn, om ieder mat de pest aan
getast of met pestvoorwerpen in betrek
king, zooveel mogelijk het verkeer in
de stad te moeten ontzeggen. Wie
billijk oordeelt, zal naar onze meening
aan het besluit van den Magistraat zijn
goedkeuriug niet onthouden. Aan lieden,
die zich verstout hadden, om geregeld
in het huis te komen, waarin pestzieken
overleden waven, kon onmogelijk de vrije
omgang met andere burgers worden toe-
gelstaan. De pestziekte was besmettelijk.
Indien ten gevolge van het bezoek van
die lieden in dat pesthuis het geval zich
had voorgedaan, dat verschillende per
sonen door de besmettelijke ziekte wa
ren aangetast of bezocht hoe zou de
burgerij zich over het lichtvaardig ge
drag van den Magistraat hebben uitge
laten In dergelijke gevallen is het voor
elke overheid strenge plicht, de maat
regelen te ueiuen, die door de uiterste
voorzichtigheid voorgeschreven worden
De zaak was echter niet ten einde.
Abraham Henricksz en zijn familie
onderstonden zich, zooals de buren ver
zekerden, om dagelijks meermalen in hun
huis te komen (frequenteeren, staat er
geschreven) en de vensters open te zet
ten. Na zulks gedaan te hebben, bega
ven zij zich weder naar het door de pest
besmette huis van den overleden smid,
Jan Cornelisz. Uit het besluit van den
Magistraat, van den 7en Februari, blijkt,
weer. maar nog eer Kate en hij het plein ver
laten hadden, hoorde Tarvin, dat zijn kreten
van woede gevolgd werden door een kreet van
pijn. Hij glimlachte.
Het schijnt, dat de jonge prinsen in Rhaj-
putana ook wel eens gekastijd worden worden
dat is bepaald een stap verder op den weg van
den vooruitgang
Waar is Umr Singh vroeg de Maharajah
Kunwar uit zijn koets.
Hij is naar zijn moeder gegaan. Het spijt
mij. dat ik op het oogenblik geen tijd heb om
met je te spelen, mijn jongen, maar ik heb zoo
veel te doen, dat ik niet moet hoe ik klaar zal ko
men. Waar is je vader?
Ik weet net niet. In het paleis is het zoo
vervelendde vrouwen zitten te huilen en daar
wordt, vader altijd boos om. Ik ga naar den heer
Estes en blijf daar met Kate spelen.
Ja, laat hem blijven, zeide Kate snel, Nick
wij kunnen hem toch hier niet achterlaten?
Dat is juist een van de zaken, die ik in
orde wil brengen, zeide Tarvin, maar eerst moet
ik den Maharajah hebben, al zou ik iieel Rha-
tarc onderst boven keeren. Wat zeg je, mijn
jongen
Een ruiter had den prins iets in het oor ge
fluisterd.
Deze man zegt, dat vader hier is, zeide de
Maharajah Kunwar; hij is hier al sedert twee
dagen geweest.ik moet hem ook spreken.
Goed. Ga jij naar huis, Kate; ik zal hier
wachten.
Weer ging hij onder het gewelf door en hield
de teugels in. Weer hoorde hij het gefluister
achter de zonneblinden, een man kwam naar
buiten en vroeg wat hij wilde.
Ik moet den Maharajah spreken, zeide
Tarvin.
Wacht, zeide de inan. Tarvin wachtte wel
vijf minuten en dacht ernstig na.
Toen verscheen de Maharajah, en minzaam
heid troonde op ieder haar van zijn versch geo-
lieden knevel.
Om een onbekende reden had Sitabhia twee
dagen lang geweigerd liet licht barer oogen op
hem te doen stralen, en in haar vertrekken zit
ten pruilen. Nu was de bui voorbijde hei-
din wilde hem weer zien. Daarom was er vreugde
in het hart van den Maharajahen als man
van vele vrouwen, was hij wel zoo verstandig,
geen al te nauwkeurig onderzoek in te stellen
naar de gronden dezer verandering.
Wel, Tarvin Sahib, ik heb u langen tijd niet
gezien, zeide hij. Welk nieuws brengt gij mij
van den dam? Is er reeds goud te zien?
Maharajah Sahib, juist hierover kwam ik
u sprekeu. Er is geen goud te zien, en ik ge
loof, dat er in het geheel geen goud is.
Zoo, zeide de koning onverschillig.
Maar er is heel wat te zien, als gij mee wilt
gaan. Nu ik zeker ben van mijn zaak, wil ik
uw geld niet langer verspillen aan den dam,
maar ik zie niet in waarom wij al het kruit zullen
bewaren. Er ligt ongveer vijfhonderd pond.
Ik begrijp u niet, zeide do Maharajah, die
met geheel andere dingen vervuld was.
—Wilt gij de hevigste uitbarsting zien die gij
joit hebt bijgewoond. Wilt gij de aarde voelen
beven en de rotsen oin u heen zien vliegen?
I Wo,
nolgti.)