Maandag 13 April 1896. No. 4553, 45e Jaargang Binnenland. Een noodlottig geheim. Uitgave: Firma A. H. VAN CLEEFF te Amersfoort. Verschijnt Maandag- en Donderdaynamiddag niet gratis Zondagsblad. Abonnement per 8 maanden ƒ1.Franco per pust 1,15, Abonnement alleen op het Zondagshlad voor Amersfoort 40 et., voor hot binnenland 50 et. pei 8 maanden. Ad verten tien 16 regels <50 ct.elke regel meer 10 et. Gronte letters naar plaatsruimte, Legale-, ofneieële- en onteigeniugsadvert. per regel 15 et. Reclames per regel 25 et. Afzonderlijke nummers 10 cent. Dienstaanbiedingen en aanvragen, uitsluitend voor- en betreffende den werkenden stand, van minstens 5 regels, in he' Zondagsblad, per regel5 cent. Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. Bureau KORTEGRACHT 56 Telephoon 19. 4 en 5 van de [Geertruida]steeg te zijn voor bijgegaan, vindt, men een smal steegje, dat toegang geeft tot No. 6 en 7, die met de eerstgenoemde huisjes éen gemeenschappe lijke binnenplaats hebben. No. 6 en 7 ver- keeren in een zeer vervallen toestand. Op huis No. 8 van de Geertruidasteeg volgt een overdekte gang van 1.30 M. bij 0.80 M. waar door men al kruipende een miniatuur-pleintje bereikt, geheel omringd door hooge muren, die alle lucht- en lichttoevoer verhinderen. Perceel 9 ligt aan dit pleintje, dat tevens de plaats vormt, waar liet hemel- engootwater van No. 8 en 9 invloeien. Riool en zinkput zijn dikwijls verstopt; een der afvoerbuizen van perceel 9 is buitendien boven den grond open, zoodal dit perceel in warme dagen een broeinest van ziekte en te allen tijde een type van onbewoonhaarheid vormt. Nog eens: dergelijke woningen beeft men te Amersfoort niet, noch in Haag of bezijden de Kampstraat, noch op den hoek van Kor- tegf:' -tit en H eiligegeest. In duizend kelders der Hoofdstad bleek bet onmogelijk voor een volwassen mensch om rechtop te staan in de kelderwoningen stier ven dan ook van de kinderen beneden '10 jaar 54.7 percent. In een drietal hoofdstukken worden ach tereenvolgens behandeldhet vraagstuk po- pingen tot verbetering, uitgaande van bij zondere personen of vereenigingenmaatre gelen van ile overheid en van uen wetgever. Aan het slot van het werk wordt door de schrijvers, hetgeen in het geschrift is uiteen gezet in de volgende stellingen saamgevat: 1. B(jna overal in ons land, ten plattelande zoo wel als in de steden, treft men ten aanzien der volkshuisvesting onbevredigende toestanden aan. Niet alleen vindt men een aantal ongezonde en gebrekkige woningen, maar ook wordt in de be staande behoefte niet genoegzaam door aanbouw van goedkoope, gezonde woningen voorzien. 2. De bemoeiingen van bijzondere personen en vereenigingen, van Gemeente en Staat, tot verbete ring in dezen toestand moeten zich derhalve zoo veel mogelijk gelijktijdig in twee richtingen bewegen afbraak en herbouw der oude buurten en aanbouw van nieuwe woningen op vrij terrein. 3. Bijzondere personen en vereenigingen kunnen reeds onder de bestaande wetgeving in beide deze richtingen zeer veel tot stand brengen, zonder dat hun optreden een zuiver pkilanthropisch karakter behoeft te dragen. 4. Het ligt op den weg van de overheid, de po gingen van particulieren te bevorderen, o. a. door: a. het verschaffen van bouwterrein b. het toestaan van weinig drukkende voorwaar den ten aanzien van strat'.n-.iauleg, riolcering, enz. c. het verleunen van gcldelijken steun in den vorm van subsidie, rcutewaarburg of verstrekking van kapitaal tegen matige rente. Inzonderheid op de gemeentebesturen rust de plicht, in dezen geest werkzaam te zijn. Wi'Hachelijk zijn nauwkeurig geredigeerde ge meentelijke verordeningen op het bouwen en op het bewonen, alsmede voorschriften omtrent onbe- woonbaarverklariug, een en ander krachtig te hand haven door een goed ingericht bouwkundig en sanitair toezicht. Reeds onder de tegenwoordige wetgeving kan hierdoor het ontstaan van slechte toestanden worden voorkomen en kan belangrijke verbetering van den be- staanden toestand worden verkregen. 6. Voor een afdoende verbetering der woning toestanden is een wettelijke regeliug noodzakelijk, welke bestaande strijdvragen oplost, in groote trek ken de vereischten aangeeft, waaraan elke woning moet beantwoorden, en een toezicht op woningen in het leven roeptterwijl de bijzonderheden ter regeling aan de plaatselijke besturen wi.iJen over gelaten. 7. De Onteigeningswet behoort te worden her zien, in dien zin, dat aan de gemeenten de be voegdheid toekome, onder toezicht van hooger be stuur. over te gaan tot onteigening van ongezonde wijken of enkele perceelen en van bouwterrein, ver- eischt voor de uitbreiding van de bebouwde kom. Een eenvoudige rechtsgang worde hierbij voorge schreven en de schadeloosstelling naar het voorbeeld der Engelsohe wet geregeld. We bevelen de lezing van bet boek, dat binnenkort verkrijgbaar zal zijn, pok voor niet-leden van het Departement, ien zeerste aan. ATJEH. Een Regeeringstelegram, Donderdag 9 April uit Ratavia ontvangen, luidt: »Gister Biloel en Lam Koenjit afgelost. Veel tegenstand ondervonden. »Eén officier gesneuveld, 2 officieren ge wond, ongeveer 52 mindere militairen ge sneuveld of gewond. »Generaal Vetter met paard gevallen; sleutel been gebroken. Relet alleen paardrijden." De gesneuvelde officier is kapitein Floris P. A. Geluk, de gewonde officieren zijn le luitenant-adjudant J. H. Hoekstein en 4e luitenant R. ten Seldam. Het oflicieele telegram, dat Vrijdag aan Koloniën ontvangen werd, voegt aan het bovenstaande toe Bij hot op 8 dezer geleverde gevecht zijn gesneuveld kapitein infanterie F. P. A. Geluk, fuseliers, A. Unman. J Rijken, B. Veldhuizen en vier inlandscbe militairen. Aantal gewonden is blijkens nader bericht 53. Hot Nieuws van den Ua<j verspreidde Vrij dag bet volgende bericht: «Rij ontzet Biloel sneuvelde éen Europeesch korporaal en werd gewond officier van ge zondheid P. E. Coster." Die meedeeling werd een dag later beves tigd en opgehelderd door liet volgende Re- geermgstelogi'ani «Bij openlijke verkenning tot Biloel en Lamkoenjit sneuvelde éen inlandsch militair en werden gewond éen officier van gezond heid en negen mindere militairen." De operatie van Donderdag heeft dus niet direct geleid tot het volkomen vrijmaken dei- bezetting van Biloel. Dit wordt te meer be grijpelijk als men weet, dat Biloel feitelijk uit een stelsel van verdedigingswerken bestaat met enkele blokhuizen. Deze stelling is sedert 1877 herhaaldelijk het tooneel geweest van ernstige gevechten. Tegenover Biloel, ongeveer 900 Meter zuid waarts, ligt het hooge gebergte, waar de At- jehers in het vorige jaar nog een aantal ver sterkingen hadden, waaruit zij den onzen veel nadeel toebrachten. Op 6 Augustus 1895 wei-den deze verster kingen echter door Toekoe Djotian (Oeniar), gesteund door onze artillerie, veroverd, en geheel vernield. Toen werden zij vervangen door een viertal blokhuizen, evenwijdig aan, doch op voldoenden afstand van het gebergte. Zoo is 't te verklaren, dat thans eerst net samenstel van versterkingen, dat Biloel heet, geheel in onze macht is gekomen en de be zetting kon worden afgelost. Het Nieuws verspreidde heden het vol gende bulletin «Biloel en Lamkoenjit geslecht. Twaalf minderen gewond". In het regeeringstelegram van 2 April werd gezegd, dat de Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië meende, dat Toekoe Djo- iian »niet tegen het centrum van het verzet wilde optreden, omdat hij daardoor met de hoofden van het verzet zou breken." Met dat «centrum van het verzet" moet bedoeld zijn Lamkrah, buiten onze linie. Hetzelfde telegram meldde, dat Toekoe Djohan den 29sten Maart tegen Lamkrah moest opruk ken, maar dat hij weigerde en naar den vij and overliephij weigerde omdatde hoofden van het verzet daar zijn vrienden waren Toen de telegraaf de mare van Toekoe Oemar's verraad bracht, herinnerde ik mij dus schrijft de heer Van Harpen, hoofdredacteur van de Am- slerdamsche Courant een gesprek met generaal Van der Heijden over dit hoofd, in wien de toen malige kolonel Deijkerhoff zooveel vertrouwen stelde. Op mijn vraag wat de generaal over dezen Toekoe dacht, was het korte en bondige antwoord: Ik vrees dat ous dit vertrouwen duur te staan zal komen. Toekoe Oeniar huichelt m. i. vertrouwen, met een doel. Hij zal hoe langer zoo hooger cischen stellen, tot do grens bereikt is, zijn benden behoorlijk van amunitie en vuurwapenen voorzien zijn, en hij ons in de kaart gekeken heeft. Ik houd mijn hart vast voor het gevaar dat ons dau bedreigt Zoudt u hem dan niet vertrouwd hebben? Ik 't Idee 1 Voor mij gold in Indië steeds dit Een nuttig boek. De Algemeene vergadering van de Maat schappij tot Nut van 't Algemeen nam in 1894 het besluit eenige der zake kundige personen uit te noodigen, liet woningvraag stuk en de middelen tot verbetering te doen nagaan. Aan dit besluit, is nu uitvoering gegeven en aan de bereidwilligheid der heeren mr. W. L. Drucker, prof. H. B, Greven en mr. J. Kruseman, dankt de Maatschappij een ge schrift, dat »de verwachtingen meer dan vervult." De schrijvers spreken met bedoeling, niet van arbeiderswoningen maar van volkshuis vesting, omdat ook op de woningen van vele maatschappelijke rangen en standen, welke niet tot de arbeidersklasse behooren, de aan dacht van particulieren eu van de overheid mag worden gevestigd. Noodig is 't, onderscheid te maken tusschen steden en het platteland uatuurlijk, daar de Nederlandsche steden meerendeels oude ves tingen zijn, die in den loop der tijden een steeds vermeerderend aantalmenschen binnen hun beperkte ruimte moeten huisvesten. Men nam dan, niet wat goed was, maar wat men krijgen kon. Gemis aan door de overheid vastgestelde regelen voor de bebouwing der becchikbare terreinen is vooral oorzaak, dat rioleering, faecaliën-afvoer, bestrating en verlichting uit het oog werden verloren. «Van de fouten onzer voorvaderen onder vinden wij thans de rampzalige gevolgen. In de meeste onzer steden viudt men geheele wijken, waar sloppenbouw regel is," terwijl op vele plaatsen in de meer aanzienlijke buurten, naast goed gebouwde huizen, zich nauwe steegjes bevinden met woningen, welke uit hygiënisch oogpunt volstrekt afkeurens waardig zijn. Het oude Amsterdam, Groningen, Haarlem, Leiden, Rotterdam, Utrecht, enz. telt die sloppen bij menigte. Een zeer gunstige uitzondering maakt Amersfoort, waar men dergelijke krotten in 't geheel niet aantreft. De schrijvers seven treilende voorbeelden, bijv, 5 naast elkander in éen blok gelegen woonkamers zijn inet liet l'ront naar het oosten gelegen, waarvoor een gemeenschap pelijke open gang van slechts 0.90 .M. breed, die loegaug naar de vertrekken verleent. Afwatering bestaat niet, zoodat al liet Imis- en hemelwater in den bodem langzamerhand moet opgenomen worden. Iets andeis uit Amsterdam: Na huis 2, 3, Feuilleton. 21.) Zeker. Hij was van middelbare grootte en zijn houding was eenigszins gebogen, waardoor hij nog kleiner toondezijn haar en baard, die beiden zeer lang en sneeuwwit waren, gaven iets patriarchaals aan zijn uiterlijk. Claude keek met bedrukt gelaat voor zich uit. Het schijnt mij toe, dat wij een berg vau be zwaren te overkomen hebben, riep bij uit. Ik zeide tegen oom, dat, wanneer ik maar eenmaal in Enge land was, het mij wel gemakkelijk zou vallen mijn lieveling terug te vinden en thans, nu ik hier ben, komt het mij bij den eersten stap dien ik doe, het onderzoek naar den man die haar hierheen lokte, reeds als een hopeloos geval voor. Van éen ding kunt gjj zeker zijn, zeide Poter Wedgwood, Kenneth Ford van Sal Ion in Norihshire is niet de man dien ge zoekt. Vooreerst wns hij een knaap van vijftien jaar ongeveer, toen mevrouw Lecomle de eerste ondersteuning voor haar klein kinderen ontving en ik weet toevallig, dat hij kort ge leden nog een onbemiddeld man was. die voor zichzelf nauwelijks tachtig pond per jaar had. Maar wanneer hij dien naam Kenneth Ford slechts aangenomen heeft, dan is do heele zaak toch zeer verdacht, zeide Claude. Ja antwoordde mr. Wedgwood, en daarna leunde hij met het hoofd op den rug van zijn stoel en verzonk in diep gepeins. I' weel nog iels? riep Claude plotseling uil. Mr, Wedgwood, wat ik u smeeken mag, help mij toch zooveel u maar eenigszins kunt, bedenk wat mijn lieveling misschien op dit oogcublik lijden De oude advocaat zag hem bewogen aan, Ik deuk daar aan iets, wat ik in de courant gelezen heb, kort nadat mr. Kenneth Ford voor het laatst hier was. Men gaf hem het signalement o)i van een man, van wien men niet wist of hij iets gedaan had, maar die met een jonge dame vau Londen naar York gereisd was eu eenige uren later werd die dame dood in den trein gevonden. Ik weet uiet of men haar ouden reisgenoot ver- deukt haar te hebben vermoord, maar in elk geval wil men hem opsporen. Hot signalement vau dien man stemde nauwkeurig overeen met dat van mijn cliënt. De donkere oogen van Claude keken den advo caat doordringend aan eu hij vroeg: Was Nora die jonge dame, mr. Wedgwood? Dat weel ik uiet, mijn jonge vriend, antwoord de mr. Wedgwood, anders zou ik liet u wel gezegd hebben. Do eouranten hebben niet voel omtrent deze zaak vermeld, niet half zooveel als zij anders over dergelijke geheimzinnige gebeurtenissen doen. Gy moet weten, dat liet in een afgelegen hoek van Engeland plaats had eu dat de gemoederen juist warm gemaakt waren door een moord in het East- End van Londen. Ik heb echter de courant be waard en zal n bet bericht laten lezen, dau kunt ge er zelf uw gevolgtrekkingen op maken. Het meisje moeiden elfden September naar Norihshire vertrokken zye en do omstandigheid dat niemand haar erkend heeft, bewijst dat zy in die streek een vreemdelinge was. De advocaat nam uit een lade van zijn schrijf bureau twee couranten uit Norihshire, waarvan de eeiie het bericht over liet vinden van het djoclo meisje in de spoorwegcoupé aan liet station te Salttin meedeelde en de andere een verslag gaf over de lijkschouwing en de uitspraak der jury. l'eter Wedgwood ging aan het venster staun eu koek naar buiten om den armen jongeu man tijd te laten van zijn onlroering te bekomeu, die het gelezone hij hom t<- weeg moest brengen. Na een lang stilzwijgen zeide Claude met schok kende stem Er valt niet langer aan te twijfelen, zij is het, mijn arme Noraalles stemt nauwkeurig overeen, de beschrijving der kleederen, die zij gedragen heeft en zij was op reis naar The Firs, het huis waarin die mrs. Mastertou moest wonen. Omr. Wedgwood, onschuldig, sterven? Watheeft zy hem gedaan, dat hy haar het leveu ontnam? Waunneer dat meisje werkelyke miss Nora Charles is, zeide de advocaat dan staan wy hier voor een sluw overlegd. De man, die zich voor Ken neth Ford uitgaf, nam zijn berekening zóo, dat zij bij deu woouplaats van den echten Kenneth Ford gevonden moest worden ten einde de verdenking op hem te doen vallen. Ja, dat sehynt zoo. O! hij is een behendige schurkI riep de ad vocaat eensklaps uit. Hij was er wel op voorbereid, dat er bloedverwanten of vrienden van het arme kiuil naar Engeland zouden gaan om haar bij Ken neth Ford te zoeken. Hij hoopte, dat hun vermoe dens op een onschuldige zouden vallen. Gelukkig heeft de jonge man dien ik indcrtjjd iu Nortshs- hirc heb leuren kennen, niets te vreezen, waut bij kan bewijzen, dat hy tijdeus het ptegen vau deu moord thuis wits. Ik begrijp u niet, zeide Claude. Toen rinss Nora Charles Dinsdagochtend in Engeland kwam en met deu trein van tien uur voormiddags naar het noordon reisde, was hut on mogelijk, dat zij een man gezien, of met hem ge sproken kan hebuen, die, toen de trein met haar lijk Sulton binnenreed, daar op liet perron stond. Daarin was Claude Disney het met hem eens. liet, komt mij voor, voegde hij er hij, dat Ken neth Ford, de echte, een vijand heeft, die zijn naam heeft gestolen om hem op de eeue of andere wijze in het verderf te storten, een schelm die dat reeds achttien jaren geleden heeft gedaan, hernam de advocaat. Het is geen plotseling toegeven aan de verzoeking geweest. Wanneer ik mij niet vergis, dan was het lot van het arme meisje reeds lang vooraf bepaald. En er is geen spoor van den misdadiger te vindenriep Cloude hartstochtelijk uit, maar ik stel het tot mijn levensdoel, de waarheid aan licht te brengen! Maar daartoe moogt ge niets openlijk doen. Waarom niet vroeg Claude driftig. Ik ver trek lieden nog naar Sal ton, ik zal verklaren, dat die jonge vreemdelinge Nora Charles heette, ik zal aangifte doen bij de justitie, dat Gij zoudt alles bederven, wanneer ge u in Norihshire bekend maakte, viel mr. Wedgwood hem in de rede, en op beslisten, byna gebiedenden toon ging hij voort Gij wilt natuurlijk uw verloofde wreken, maar ge moet ook medelijden hebben met haar zuster. Ik houd zeer veel van Beatrix, zeide Claude, maar zij verlangt even vurig naar wraak als ik. Hoor mij aan. De valsohe Kenneth Ford heeft al bewezen, dat hij voor niets terugdeinst. Laten wij nu eens voor een oogeublik veronderstellen, dat hij de oudu man was, die met miss Nora vau Lon den naar York reisde, dan hebben wij ook allen grond om te veronderstellen, dat hij haar de ver giftigde bonbons gaf. Hij heeft haar vermoord 1 riep Claude uit. Gij kunt het noemen zooals ge wilt. Kenneth Ford weet echter niet, dat Nora nog een zuster heeft hij dacht altijd, dat mevrouw Lecomte slechts éen kleindochter had. Dat weet ik. De oude mevrouw was dikwijls van plan, deze vergissing op te helderen, maar zy was zeer slecht bedreven in de kunst van brieven schrijven en daarom geloof ik, dat zij die ophelde ring aldoor heeft uitgesteld. (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1896 | | pagina 1