Donderdag 7
Januari 1897.
No. 4630,
46e Jaargang.
rr post ƒ1.15. Abonnement alleen op het Zondagsblad voor Amersfoort 40 ct., voor het binnenland 60 ct. pel
maanden. Advertentiën 16 regels 60 ct.; elke regel meer 10 ct. Groote letters nnar plaatsruimte. Legale-,
officieële- en onteigeningsadvert per regel 15 ct. Reclames per regel 26 ct. Afzonderlijke. nummers 10 cent.
Dienstaanbiedingen en aanvragen, uitsluitend voor- en betreffende den werkenden stand, van minstens 5 regels, in het
Wantrouwen.
Videant consules.
Stadsnieuws.
Uitgave
Firma A. H. VAN CLE E FF
te Amersfoort.
Verschijnt Maandag- en Dcniderdagnarniddag met gratis Zondagsblad. Abonnement per 3 maanden ƒ1.—Franco
Zondagsblad, per regel 5 oent.
By advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
Bureau
KOKTEORACHT58
Telephoon 19.
E&ennlSKCvinffen.
PUBLICATIE
De GEDEPUTEERDE STATEN van Utrecht
Doen te weten, dat door de Staten dier
Provincie, in hunne vergadering van -23
November 1896, is vastgesteld hetgeen volgt
De Staten dei- Provincie Utrecht
Overwegende, dat het wenschelijk is ge
bleken, in het Reglement op het rijden met
hondenwagens In de provincie Utrecht,
vastgesteld bij hun besluit van 16 November
1895 en goedgekeurd bij Koninklijk besluit
van 7 Januari 1896, No. 8 (Provinciaal-blad
van 1896 Nö. 9) een wijziging te brengen
Gelet op artikel 140 der Provinciale wet;
Gesluiten
Artikel 4 van gemeld Reglement te wijzi
gen en te lezen als volgt:
»Het is verboden een bonden wagen
te besturen of te geleiden, die met meer
dan drie honden, bespannen is, of waar
van de honden, zoo ze niet onder den
wagen, maar daarvoor gespannen zijn,
niet tusschen hoornen loopen en niet
van een lederen halter, die het bijten
verhindert, voorzien zijn.
„De bespanning tusschen hoornen is
niet vereischt voor kruiwagens door éen
hond getrokken, welke eveneens van een
lederen halter voorzien moet zjjn."
En dat voorschreven besluit der Stalen bij
Koninklijk besluit van 24 December 1896
No. 74 is goedgekeurd.
Gegeven te Utrecht, den 31. December 1896.
De Gedeputeerde Staten voornoemd,
SCH1MMELPENN1NCK v. d. O.
v. NIJENBEEK, Voorzitter.
C. R. MERKUS, Griffier.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
AMERSFOORT,
Gezien art. 150 der Wet van den 19 Augustus 1861
(Staatsblad No. 72), gewqzigd bij die van den 4 April
1892 (Staatsblad No. 56)
Noodigen de lotelingen dezer gemeente van bet
jaar 1896 voor de lichting van 1897, die verlangen
by de Zeemilitie te dienen, uit, zich daartoe, vóór
den 1 Februari aanstaande, ter Secretarie aan te
melden, 's morgens tusschen 10 en 1 uur.
Amersfoort, den 6 Januari 1897.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
F. D. SCHIMMELPENNINCK.
De Secretaris,
W. L. SCHELTUS.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
AMERSFOORT.
Gezien de eerste zinsnede van art. 127 der Militie-
wet en art. 71 van bet Koninklijk besluit dd. 8
Mei 1862 (Staatsblad No. 46), gewijzigd by dat van
22 Juli 1892 (Staatsblad No. 179)
Feuilleton.
Vrij naar het Duitsch.
80)
Hij wist, dat Templin daar een prachtige
villa bezat en kwam nu tot de schandere ver
onderstelling, dat zijn cliënt daar nog iets te
regelen had en met een luteren trein verderzou
reizen naar Potsdam om van daar door te gaan
naar Parijs.
Templin was trouwens de eenige jiassagier
die te Wannsee uitstapte, er was bij het station
niet eens iemand om pakjes te dragen Templin
wenkte daar een kleinen jougen, dien hij mantel
en valies gal.
Het weer was dien dag buitengewoon druk
kend en zoel't was, of men nog in de honds
dagen was. In het westen hoopten de wolken
zien tot heele bergen op en schoven langzaam
naar het Zenith. De kleine jongen, die hein
hijgend gevolgd was, had groote zweetdroppels
op het voorhoofd toen Templin hem bil het
hek wegzond.
Templin deed, zoodra bij in zijn villa ge
komen was, de ramen open oru wat frisscbe
lucht te laten instroomen, maar bij de lood
zware hitte daarbuiten, bereikte hij ziin doel
maar half. Het hek en de huisdeur nod hii
open laten staan.
Gelet op de aanschrijving van den heer Commis
saris des Konings in de provincie Utrecht van den
8 December 1862 No. 1 N. M. en 8. (Provinciaalblad
No. 167)
Herinneren den geestelijken en bedienaren van
den godsdienst bij de erkende kerkgenootschappen
en den stndenteu in de godgeleerdheid hunne ver
plichting om, voorzooveel zy als dienstplichtig zijn
aangewezen en tengevolge van het getrokken num
mer bij de militie ingelijfd moeten worden, óf daar
bij reeds ingelijfd zijn, de aanvraag om ontheffing
van den werkelgken dienst, vóór den 1 Februari
a.s., in te dieneu bij den Burgemeester der gemeente
binnen welke zij voor de militie zijn ingeschreven,
onder overlegging van het desbetreffende bewijsstuk.
Amersfoort, den 6 Januari 1S97.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
F. D. SCHIMMELPENNINCK.
De Secretaris,
W. L. SCHELTUS.
Volgens de Tabel, bedoeld in art. 5 dei-
Wet van 16 April 1896, regelende de Per-
soneele belasting, heelt Amersfoort het
treurig voorrecht te beboeren tot de gemeen
ten der 5e klasse wat de eigenlijke stad, en
tot de 8e wat het overig deel betreft.
Amersfoort is «lus gelijkgesteld met Nij
megen, Gorkum, Maassluis, Vlaai-dingen,
Alkmaar, Zaandam, Middelburg, Leeuwarden,
Deventer, Enschede en Kampen. In Gronin
gen en Drente is zelfs geen enkele Ge
meente onder de 5e klasse gerangschikt. (De
stad Groningen hoort tot de 3e klasse. Haren
tot de 4e, «Ie overige gemeenten ook
Delfzijl en Veendam tot de 7e of 8e
Assen behoort tot de 7eHengeloo tot de
6eMaastricht, Roermond en Venloo tot
de 6e).
Het schijnt dus, dat die indeeling heeft
plaats gehad naar het aantal inwoners, en
dit juist is ons bezwaar.
Niemand toch die Amersfoort kent, zul liet
durven vergelijken met de boven opgenoemde
plaatsen; ieder, die iets meer van Amersfoort
weet dan iemand die er om zoo te zeggen
volkomen vreemd is, zal aanstonds erkennen,
dat Amersfoort niet hail gerangschikt mogen
worden naar zijn aantal inwoners. Immers
in geen «nkele gemeente van ons vaderland
is er zulk een wanverhouding tusschen het
inwoneraantal en hun draagkracht als hier.
Amersfoort telde op 1 Januari 4896 in het
geheel (dus »stad" en «overig deel" samen)
17 585 inwonersde bevolking neemt in den
regel per jaar toe met gemiddeld 380 zielen
(juist: 399 in 1892,427 in 1893,230in 1894,
47t^r^^8952^)<^djler^ooi^896 worden
Hij keek op zijn horloge. Hij moest nog
drie uren geduld hobben. Hij lachte om zyn
eigenzinnigheid, maar hij had het zich nu een
maal in zijn hoofd gezetzöo wilde hy zich
door Nelly niet laten behandelen! Zóo niet!
Dat duldde ziin eerzucht niet! Hij wilde vóór
alles aan Nelly toonen, hoe belangloos zijn
vriendschap was. Dat zou baar toch voor hem
innemen en haar hart verteederen, en als Nelly
eerst maar eens eenig symphatie voor hem
had opgevat en dankbaarheid jegens hem ge
voelde, dan dan ja, dan was het nog niet
onmogelyk, dat hy den overmoedigen architect,
die zulk een om beschaamden tcon tegen hein
had aangeslagen, een recht aofdigen poets zou
kunnen spelen.
En Nelly was inderdaad bijzonder mooi,
meer dan mooizij beviel hem beter dan alle
anderen, juiBt omdat zij onbereikbaar wa9. Was?
Of alleen maar scheen Hy had immers al zoo
vele wederspannigen voor zich gewonnen I En
nu had hii reeds iets bereikt, dat bij Ie nau
wer nood had durven hopenNelly kwam bij
hem wel is waar onder de eenvoudigste om
standigheden, met haar moeder en alleen maar
om een zaak af te doen maar zij kwam toch
eu de architect wist er niets vanDat was al
een gewichtig feit op zich zelf, waarvoor men
gaarne eenige uren over had, vooral nu, daar
hij toch gedurende verscheidene maanden niets
te doen had.
Hy was op een chaise-longue gaan liggen en
keek naar «ie bruinachtig gele lucht, die droe
vig door het geopend venster van .den salon
naar binnen drong. Langzamerhand vielen zijn
oogen dicht en in het gevoel, dat hij in
eerst rond Februari bekend gemaakt.
Zooveel is echter zeker, dat van de ruim
17 500 inwoners slechts 1750 belastin ^schuldig
zijn de overigen zijn of te mingegoed (heb
ben «lus een inkomen kleiner dan f500 per
jaar) öf armlastig (en heffen dus, ouder
welken vorm dan ook, een belasting op
eigen houtje van de zoogenaamd meerge-
goeden) öf ze zijn, zoo niet onmachtig,
«lan toch onwillig om te betalen (onder dezen
de ongehuwde mindere militairen, «1ie op 1
Januari althans, wanneer de nieuwe lichtingen
nog niet zijn ingedeeld bijna J/7 der be
volking uitmaken). En dat onder de meer
bevoorrechten, die nog belasting kunnen be
talen er slechts enkelen zijn, die niet elk
stuivertje moeten omkeeren vóór ze het uit
geven, is onder onze stadgenooten voor
al bij den handelsstand maar al te goed
bekend.
De redeneering van minister Sprenger van
Eyk volgend, moeten dus 1750 Amersfoorters
opbrengen wat eigenlijk 17 500 Amersfoorters
moesten bijdragen tot 's Rijks huishoudgeld
als «lus alle belastingschuldigen betalen
en dal is volstrekt niet hel geval dan be
taalt dus 1 voor 10.
Dat is toch al te sterk.
De wet is er echter en daarin veranderingen
te brengen, is zóu moeilijk en zóo omslachtig,
dat de Hooge regeering daartoe vooralsnog
ter wille van Amersfoort wel niet zal over
gaan.
Een amlere weg staat echter nu nog open
en wij hopen van gunscher harte, dat men
dien zal inslaan.
Binnen zeer korten tijd men zegt nog
in den loop v in Januari zullen de Ge-
meente-linanciën worden geregeld.
Indien nu eens de burgerij de handen ineen
sloeg men heeft wel eens voor minder
belangrijke zaken een bijeenkomst belegd
indien de Gemeenteraad en het Dagelijksch
Bestuur van Amersfoort eens zich lieten gelden;
indien oijzeafgevaanlige ter Tweede Kamer
eens voor deze quaestie te winnen wareindien
de leden van de Eerste en de Tweede' Kamer
die voor Amersfoort gezeten of te Amersfoort
gewoond hebben eensaanden Minister vroegen
om de uit keering aan de Gemeente Amers
foort eens recht groot te maken, ons dunkt
de poging tot herstel van de zeker onwille
keurige onbillijkheid zou zeker een gunstig
gevolg hebben. Wel zouden de enkele
belasliugbetalemle Amersfoorters veel aan
Rijksbelasting bobben te offeren, doch de
Plaatselijke bellingen zouden door «Ie
aanzienlijke vermeerdering «Ier Plaatselijke
inkomsten aanzienlijk geringer kunnen zijn.
Het thema is zeker voor uitbreiding vat
baar; wellicht wil een meer bevoegde dan
wij er in ons blad zyn licht over laten schijnen.
Rij ons staat het intusschen vast, dat de
Regeerderen zullen toezien, «lat «1e stad geen
schadejjjdt^^
Zondagavond heeft d». J. J. de Visser,
predikant bij «Ie Gereformeerde kerk A. hier,
wien op zyn verzoek eervol emeritaat werd
verleend, zijn afsclieids-predikatie gehouden
naar aanleiding van Psalm 116: 12en13.
Na 14 December 1856 bevestigd te ziin
bij «le Chr. Gereformeerde gemeente te »-
Gravendeel, stond by achtereenvolgens by
I «lie gemeenten te Amsterdam, Haarlemmer»
meer, Bo«legrave» en Den Helder, vanwaar
I hij in 1878 naar hier beroepen werd, waar
i hij in December des vorige» jaars zijn 40-
jarige ambtsvervulling mocht herdenken.
Nu «le predikatie sprak «le heer H. Koning
tien vertrekkenden leeraar namens Kerkernad
en Gemeente toe, waarna hem Ps. 92: 8
werd toegezongen. Als afgevaardigden van
kerk B. waren tegenwoordig «le heeren G.
van de Kamp en W. Huygen.
I)s. De Visser zal getlurenle de vacature
de cathechisatiëu blijven waarnemen.
Ds. H. C. Lohr, Luthersch predikant te
Rotterdam, hoopt aanstaanden Zondag voor
I te gaan bij de gods«lienstoefening in de Re-
monstrantscbe kerk hier.
De Kamer van Koophandel en Fabrieken
zal hedenavond om 8 uur ten Kaadhuize
een openbare vergadering houden.
In de Woensdagavond gehouden vergade
ring van de Oudheidkundige vereenigiog
«Fleliité" is in de plaats van den WelEerw.
heer W. F'. N. van Kootselaur aft rode ud)
gekozen tot lid van het Bestuur dr. II. J.
Reynders.
Bij Kon. besluit is op zijn verzoek eervol
ontslag verleend aan inr. J. W. A. Immink
als le luitenant hij de dd. Schutterij hier.
Bij advertentie in dit nummer deelt de
heer J. C. F. Prikken mede, dat hij bereid
is, bij vohloende deelneming, een cursus tc
openen tot opleiding als lid van het Noder-
laridsche Instituut van accountants.
Heeren. maar vooral ook dames, die hier
meer van zouden wenschen te weten, wenden
zich tot den lieer leeraar Prikken.
de eerste uren niets te verzi
rustig in.
i had, sliep hij den koetsier
„Let eens goed op het rijtuig, d&t ie
Gedurende dien tijd was Attenhofer op zijn
post. Reeds vroeg in den ochtend was hij in de
Börsigstraat gekomen en de geheeien dag bleef
hy er rond loopen. Hij was werkelijk een vir
tuoos in de kunst om niet in het oog te vallen.
Hij was goed geluimd. Het kleine bedrijfs
kapitaal, dat de architect hem had toevertrouwd,
beschouwde hy reeds als een voorloopige be
taling. Hij was den vorigen avond onmid
dellijk van de Tieekstroat naar zijn gewone
nog al beruchte herberg gegaan, waar hij zeker
was eenige goede kennissen te zullen vinden
hij had ontelbare partijen biljard gespeeld, goed
gegeten en ook zijn vrienden onthaald. Hy
had dien nacht in een bed geslapen, 's morgens
goed ontbeten, sigaren gekocht on nu was
hij zoo vergenoegd, als hij in lang niet ge
weest was.
l)e tijd viel hem volstrekt niet lang. Het
wachten was zijn ber ,cp. Hy was al zoo dik
wijls een huis binnen gegaan zonder ook maar
óen oogen blik de deur van het bedoelde huis
uit het oog te verliezen. Het was over
twaalven en hij had nog niets byzonders opge
merkt.
Maar tegen half drie, zag hii een net gek leed
dienstmeisje, met een witte schort voor en een
aardig mutsje op, uit het huis komen zij ging
haastig naar de halte voor de rijtuigen bij don
naastbyziinden hoek. Kort daarop hield het
rytuig, uat het meisje gehaald had. voor het
huis stil. Hij ging nu snel naar dezelfde halte,
nam het eerste rijtuig, dat hy zag en zei tot
„Het eens goou op het rijtuig, dat ie daar
ginds ziet staan Daar zal waarschynlyk «je»
dame in gaan. Die moeten wij volgen. Maar
1 je moet het zoo overleggen, dat het niemand
kan opvallen
Tergelijkertijd stoute hij den koetsier ««en
paar dubbeltjes in Ue hand. De koetsier had
zich blijkbaar reeds meermalen van zulk een
opdracht gekweten. Hij nam het dekkleedje
j van het paard, legde dat op den bok en ging
er op zitten.
i Ongeveer viif minuten later traden twee
dames uit het huis, de «ene lang en slank, met
een vrij dichte voile voor het gezicht, de undere
oud en mager cn donker gekleed.
„Dat zyn ze zeker?" vroeg de koetsier.
„Ik geloof het welryd maar op
I Toen hij er zeker van kon zijn, dat het rijtuig
j voor het Potsdammer station zou stil houden.
betaalde Attenhofer den koetsier, die zich goed
van zyn taak had gekweten, gaf hem nog een
kleine fooi, sprong niet ver van den hoofdingang
uit zijn rijtuig, liep haastig voort en kwam
nog ongeveer tegelijk niet Nelly's moeder voor
het loket.
Maar eenige uienschen hadden zich tusschen
hem en de dames ingedrongen, zoo«lut Attcn-
hofer niet kon verstaan voor welke plaats
zij kuurtjes namen. Hij nam daarom e«n
kaartje derde klasse voor het eindstation Pots
dam. llij had goed opgelet in welke «-oupé
de beide dames zaten en ging in den daarop-
volgenden waggon derde klusse in oen how
zitten.
{WordX*