Maandag 8 Maart 1897. No. 4647 46e Jaargang. Wantrouwen. Binnenland PHOENIX BROUWERIJ H. MEURSING Co. AMERSFOORT. Specialiteit in Exportbier naar de Tropen. Uitgave Firma A. H. VAN CL EE FF te Amersfoort. Verschijnt Maandag- en Donderdagavond. Abonnement per 3 maanden f 1.franco per post f 1.15. Advertentie» 6 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Groote letters naar plaatsruimte. Legale-, ofiicieële- en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent. Afzonderlijke nummers 10 cent. Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. Bureau KORTEGRACHT 56 Telephoon 19. De advertentiën gelieve men vo'or éen uur des middags te doen bezorgen, opdat de ver zending niet noodoloos ver traagd worde. hkxkisqbvixu. VEILIGHEIDSWET. De BURGEMEESTER van AMERS- FOORT vestigt de aandacht van belang hebbenden op de volgende herinnering: De MINISTER van WATERSTAAT, HANDEL en NIJVERHEID, brengt ter kennis van belanghebbenden le. dat overeenkomstig de artikelen 13 en 27 der Veiligheidswet (wet van 20 Juli 1895, Staatsblad no. Wij) hel hoofd of de bestuur der van eene fabriek of werk plaats vóór 1 April 1897 aan den Burge meester van de plaats, waar de fabriek of werkplaats is gelegen, moet zenden eene opgave a. van het bedrijf dat wordt uitge oefend b. van de soort van drijfkracht en het aantal krachtwerktuigen, die worden gebezigd c. van het aantal der personen, die aldaar in den regel zullen verblijven d. voor het geval, dat de fabriek of werkplaats behoort tot de inrichtingen, die gevaar, schade of hinder kunnen veroorzaken en niet mogen worden op gericht zonder vooraf verkregen vergun ning, van het gezag, dat de vergunning gaf tot het oprichten en van de dag- teekening van het besluit, waarbij de vergunning werd verleend. 2e. dat de vorm der sub lo, bedoelde opgave, vastgesteld bij beschikking van den Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid van 5 December 1896, no. 166, Afdeeling Arbeid en Fabriekswezen, is opgenomen in de Staatscourant van 16 December 1896, no. 296. 3e. dat op overtreding van artikel 13, le. lid of van art. 27 der Veilig heidswet, in art. 19 dier wet een straf is gesteld van hechtenis van ten hoogste eene maand of geldboete van ten hoogste honderd gulden; Feuilleton. Vrij naar het Duitsch. 4<i) „Ga zitten," zeide Martin akelig bedaard. „De tijd van verwijten is voorbij voorbij evenals al het vorige! Ik behoefde niet eens op je te viaohtm on: je ophelderingen te geven, want dat heb ik ai gedaan." Ilij wierp een blik op de schrijftafel, waarop de brief voor Godfried lag. „Ik wilde alleen maar afscheid van je némen." „Is er dan werkelijk geen opheldering mogelijk riep Godfried uit, ten hoogste aangedaan door de onnatuurlijke kalmte van zijn broeder. ..Kan je alleen maar bevestigen, wat wij ontdekt heb ben Wij weten ook, wie de moordenaar is dat is Attenhofer." „Noen!" hernam Martin gelalen, „Altcnhofei heeft niets te maken met den dood van Templin." Godfried kromp ineen; zijn lippen gingen werktuigelijk open en dicht; hij zag zijn broeder wezenloos aan. „Als het lijk. zooals in de courant staat, be schadigd en berooid is, dan kan dat zijn werk zijn, dat weet ilc niet, maar Templin is gevallen door de hand van een ander." Godfried sprong van zijn plaats op en her haalde „Door de hand van een ander?" 4e. dat de Veiligheidswet onder fa brieken en werkplaatsen verstaat: I. alle zoowel open als besloten ruimten, waar in of voor eenig bedrijf pleegt gewerkt te worden aan het vervaardigen, veranderen, herstellen, versieren, af werken of op andere wijze tot verkoop of gebruik geschikt maken van voor werpen of' stoffen, of waar in of voor eenig bedrijf voorwerpen of stoffen eene daartoe strekkende bewerking plegen te ondergaanee:i en ander voor zoover aldaar een kracht werktuig of een oven wordt gebezigd of tien of meer personen plegen te blijven. Daar, waar de werkzaamheden ten behoeve van eenzelfde bedrijf worden verricht in afzonderlijke, doch met elkaar in gemeenschap staande ruimten, worden de afzonderlijke ruimten geacht een onaf gescheiden geheel uit te maken II. vlasbraakkokken en zwingelketeu. 5e. dat onder krachtwerkluigen worden verstaan, werktuigen, die de drijfkracht leveren noodig voor het in beweging brengen van een arbeidswerktuig of aan een toestel als stoomwerktuigen gas-, petroleum-, benzine-, heetelucht-, water- en electromotoreu wind-, water- en door dieren gedreven molens. 9e. dat onder ovens worden verstaan zoodanige besloten ruimten, die verhit werden en dienen om te bakken, te calcineeren, droog te distiileeren, te gloeien, in te branden of te smelten, als aardewerk en porseleiuovens brood-, koek-, beschuit- en banket- bakkersovens emailleerovens glasovens gloeiovens kalkovens lakovens moffelovenS pannen-, steen- en tegelovens; retort-ovens smeltovens vlamovens. 's-Gravenhage, 19 Februari 1897. De Minister voornoemd, (get.) VAN DER SLEYDEN. I Gedaan te Amersfoort den 8. Maart 1897. De Burgemeester voornoemd, F. D. SC li 1M M ELPEN NINCK. Volgens hel Kerkelijk handboek voor 1897 ziju bij de Nod. Hervormde kerk 311 vaca tures, waarvan 12 in du provincie Utrecht; bij de Evung. Lutherse!ie kerk 7, bij de Doopsgezinde 15, bij de Christ, gereformeerde 35 en bij de Gereformeerde kerken A. en B. 222, waarvan in Utrecht 10. Over het wetsontwerp-Pyltersen tot wering van overmatige» arbeid in de bakkerijen spreekt de Bakkers-Courant een scherpe critiek uit. Zij gaat in bijzonderheden de feilen na waaraan de voorgestelde regeling lijdt en eindigt met de opmerking: Wat de wetskeunis van den heer P. aan gaat, een aardig staaltje. Ilij spreekt van een goed werkende Australische wet en hij ver zwijgt de vele ellenden, die men in Duitsch- land onder een zoodanige Bakkerswet op dit oogenblik medemaakt. Ilij wippe eens over de grenzen, spiegele zich daar aan een ander, en wij twijfelen er niet aan of hij zal zjj» gebrekkig wetje wel zeer spoedig ten tweedemale intrekken, totdat, zoo noodig, de Kamers van Arbeid die taak eens ter hand zullen nemen. Er is niet veel dringend werk voor de Tweede Kamer, zegt de Amh. Crt.. en in zoover is er1 weinig bij verloren, dat zij zich lang bezighoudt met de Kamers van Arbeid. De beraadslagingen over het ontwerp lezende, moet echter de vraag rijzen, of' dit wel de goede manier is om een wet te maken? Geen rnenselielijk werk is volmaakt en ook de ontworpen regeling betredende de Kamers van Arbeid is dat niet; maar't is niet waar schijnlijk, (lat zij er beter op worden zal, wanneer, bij de bespreking daarvan, elk lid daarin veranderingen kan voorstellen en de negen en negentig andere leden daarover een beslissend oordeel vellen. Het geheel moet er wel onder lijden. Als een commissie van deskundigen, na rijp overleg met. den Minister, een ander stelsel in overweging had gegeven en daarover het oordeel der Kamer had ingeroepen, deze de keuze latende tussclien het stelsel van de Regeering en dat van de commissie, dan zou dit tot een vruchtbaar resultaat kunnen leiden, maar op de wijze als nu geschiedt, ook met dit. voorstel, staat het te bezien of de wet (of liever zij die ze zullen moeten toepassen en gehoorzamen) er beter aan toe zullen 1 zijn. wanneer zij wordt uitgevoerd. Als het geoorloofd is, groote dingen met j kleine te vergelijken, zouden wij willen her inneren aan het volgende voorval. Een vereeniging van letterkundigen, waar van de uitnemendsten lid waren, zou een prospectus ontwerpen voor een nieuw tijd schrift. Een van hen ontwierp een schema; dit. werd overwogen en besproken en tal van I wijzigingen werden er in aangebracht. Toen j het prospectus in bet licht verscheen, was men algemeen verbaasd, dat een vereeniging van erkend knappe nienschen zóo iets in bet licht kon géven. Wij willen in alle bescheidenheid hier iets bijvoegen. De Kamerleden zelf schijnen in te zien, dat een wet als deze niet moet worden ge maakt door honderd personenalthans bij j de stemming over de amendementen was bijna do helft der leden afwezig, i En dan nog iets: hoe zal een Kamer een I wet van zóo ingrijpenden aard maken, een I Kamer die noch de arbeidstoestanden in Jteiden zwegen, tot Godfried nog' eens her- haalde: „Door de hand van een ander! Nu,dan behoef ik ook niet te vragen, door wiens hand. 1 Die vraag is overtollig, en ik behoef die ook niet te doen, want ik zal spoedig niet meer tot de rechterlijke macht behoorende drager van i den ongeluksnaam, die gebrandmerkt zal worden door do jury, kan niet langer een dienaar zijn I van het recht." „De jury," zeide Martin bedaard, „behoeft geen vonnis meer uit te spreken over iemand, die onzen naam draagt." Godfried keek op en zag zijn broeder verwon- derd aan. Martin zeide'na een poos: „Je zult je ongelukkigen broeder toch geen medelijden kunnen ontzeggen, en je zult hem kunnen betreuren zonder van schaamte te blozen." Godfried sloeg de oogen neer en keek treurig vóór zich naar het bonte tapijt. „Je hebt gelijk," ging Martin voort. „Ik heb mijn leven verknoeid en daar is nu niets meer aan te veranderenzal ik er nu op wachten, dut voor de jury by cede bekrachtigd wordt, I dat mijn bruid te \Vunnscc een samenkomst heeft gehad met Templin? Zal ik het den lastertongen zóo gemakkelijk maken? Zal ik naast oen Atton- j holer op de bank der beschuldigden gaan zitten Uf raadt je mij een laffe vlucht? Je ziet het, alles is onmogelijk alles allesSlechts I dat éene, waartoe ik vast besloten ben, is nog I mogelijk al zeide ik het je niet, je zoudt het I toch begrijpen. Daarom zeg ik het je en ik vraag je dringend, bespaar mij elke woordenwisseling i 'daarover, want elk woord is overbodig. Er was nog slechts éen zaak, die mij drukte, en daarvan I heb jij me bevrijd je wilt je losmaken van den keten, die je hier vasthoudt, je kunt nu van hier gaande wereld is groot en voor een de gelijk man is er wel een plekje op aarde te vinden, waar hij het naar zijn zin heeft, als eenmaal de tijd de bitterheid van ditoogenblik verminderd heeft, waar men niet vraagt naar het verleden en men een rechtschapen man de zonden van een ongelukkigen bloedverwant niet toerekent. Ontneem mij niet de hoop, b"ste Godfried, dat het je nog eene goed zal gaan laat mij heengaan in het vaste vertrouwen daar op." Hij stak zijn broeder de hand toe en zeide „Nu heb ik je alles gezegd; moge het je verder wél gaan." Godfried nam de hand zijns broeders aan en hield die lang vast. „Je hebt mij nog niet alles gezegd of denk je dan, Martin, dat alles gedaan is met de straf, 'die jij je zelf oplegt ?\\"ordt daardoor voorkomen, dat. men je in éen adem noemt met ecngemce- non misdadiger? Gevoel je je niet veel moer verplicht om te leven en te spreken, zoo niet voor j>- zelf dan voor mij .voor di-n naam, dien onze ouders ons onbezoedeld hebben nagelaten „Het was niet mijn voornemen, stil weg te sluipen wat. ik te zeggen bad, heb ik gezegd." Onder 't. spreken ging Martin naar zijn schrijf tafel en nam uit het couvert de zorgvuldig op- geteckende ophelderingen, die hij aan zijn broeder gaf, met de woorden: „Lees dat; lees het mij hardop voor, misschien moot ik er hier of daar nog iets bijvoegen." Godfried was blijven zitten en nam het papier aan, dat in zijn baud trilde. Hij las langzaam en met bevende stem „Den loden September ontving ik, toen ik op j de jacht was, van Jozef Attenhofer telegrafisch j bericht Jat een dame, in wie ik belang stel. te I Wannseé een geheime samenkomst had met I Templin. Ik heb helaas eerst later vernomen, i dat die ontmoeting van zeer onschuldige» aard j was. Ik begaf mij onmiddellijk naar Wannsee. Daar ontmoette ik Templin, die metdenavond- trein naar Parijs wilde gaan, op den weg door I het bosch tusscnen het meer en het station. Ik j hield hem staande; er ontstond een heftig too nvel. Een gezegde van hem, dat mij diep be- lecdigon moest, wekte mijn hevigen toorn op, die nog vermeerderde, toen Templin hard wegliep om nog bijtijds bij het station te komen. Ik liep hem na. Hij was mij een goed eind vóórik riep hem gebiedend toe, dat hij moest blijven staan; verhaastte zijn vlucht. Daar vergat I ik mi, in een oogenblik van razende woede I zoozeer. t ik op hem aanlegdehet schot Godfri-'d hield op. Hevig aangedaan gaf hij het papier aan zijn broeder en zeide lot hem „Lee.- gij verder; het dwarrelt mij voor de I oogen." Martin nam het blad papier en las met vaste stem. duidelijk en helder: „Het schot viel en op hetzelfde oogenblik verlichtte een felle bliksemstraal den geheelen omtrek en dreunde de grond door een gewel digen donderslag. Templin viel voorover. Eerst toen het ongeluk gebeurd was, kwam ik weer tot bezinning. Ik riep om hulp." Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1897 | | pagina 1