Donderdag 1
April 1897.
No. 4654,
46e Jaargang.
Vóór 325 jaar.
ARME JACK.
Ditgave
A. H. VAN CLEEFF
te Amersfoort.
Verschijnt Maandag- en Donderdagavond. Abonnement per 3 maanden f 1.franco per
post f 1.15. Advertentiën 46 regels 00 cent; elke regel meer 10 cent. Groote letters naar
plaatsruimte. Legale-, olïicieële- en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent. Afzonderlijke
nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
KORTEGRACHT 56
Telephoon 19.
I-let is nog zoo heel lang niet geleden, dat
wij ons de Watergeuzen dachten, zooals de
de schrijvers der 17e eeuw ze zich, onder
den indruk uer omtrent hen verspreide ver
halen en beschrijvingen, voorstelden. Even
min als zij konden later berichtgevers zich
een watergeus denken zonder een halven
duivel te schetsen, wreed tot, in 't ongeloof
lijke, onverschillig voor zich zeiven en voor
hun natuurgenooten, onbeschaafd, zonder
eenige ontwikkeling en* wars van alle gezag,
tuk op buit, oin 't even of die aan vriend of
vijand ontnomen werd, een echten zee
schuimer, den schrik der zee en het oribarm-
hartigste wezen, dat men zich zelfs in die
tijden van ontzetting en ellende kon ver
beelden.
Hun geschiedenis is vooral in later tijden
door te velen met de uiterste nauwkeurigheid
beschreven om haar hier nogmaals te her
halen, maar we kunnen niet onmiddellijk tot
ons onderwerp overgaan, we kunnen niet
aanstonds beproeven die geheel verkeerde
voorstelling weg te nemen, zonder die ge
schiedenis nogmaals kort zij het dan ook
met groote sprongen te herinneren.
Terecht zag men reeds lang in, dat
al verhief men hun deugden en heldenstuk
ken hoog men hunne groote gebreken en
euveldaden niet over 't hoofd mocht zien.
En al raadpleegde men hun voor- en togen-
standers, toch kwam men tot de slotsom, dat
die mensehen, hoezeer ook du kenmerkende
zeden en hartstochten hunner tijden en om
standigheden hebbende, ever het algemeen
waardig waren aan de vergetelheid niet al
leen ontrukt, maar tevens voor de nakome
lingschap in een minder ongunstig daglicht
gesteld te worden.
Een dankbaar werk was het voor hen,
die hun streven in dicht en ondicht schet
sten, om hun doel aan dat nageslacht be
kend te maken en er op te wijzen, welke
lieden zooveel voor onze onafhankelijkheid
deden, niet alleen op het staatkundige, maar,
wat vooral in die tijden meer zegt, in
korkelijken zin.
De omstandigheden werkten hun pogen in
de hand, zooals het steeds gaat, waar een
geweldige ommekeer van zaken in de samen
leving plaats heeft en altijd gaan zal waar
een geheel andore maatschappij zal ontstaan.
De hervorming in de eerste plaats, staat-
kundige bijomstandigheden voor een deel
reeds gevolgen der gewijzigde opvattingen
Feuilleton.
Vrij naar het I'ransch.
3).
Wanneer zij hem op de trap tegenkwamen,
zeiden de buren
„Hoe kan hij leven Maar de hond is nu als
een kind voor hom," voegden zij er bij, als zij
zagen hoe Jack, op het stompje van zijn staart
gezeten, geduldig het oogenblik afwachtte, dat
er een opening ontstond tusschen de opeenge
hoopte rijtuigen, om zijn meester naar het doel
van hun dagelijksohe wandeling te geleiden
In die dagen begon Jack zelf naar zijn voedsel
te zoeken. Zoolang de twee Mattie'a leefden,
vond hij bij zijn tehuiskomst achter dc deur
altijd een bord overblijfselen van hot eten, den
eenen dag wat meer dan den anderen, maar dit
veranderde, toon zij waren heengegaan. Caleb
had moeite genoeg om dagelijks een stukje brood
te verdienen en de buur bijeen te brengen voor
het ellendige hok, dat hij onder do puimen be
woonde daarom maakte hij, wanneer bij des
avonds was te huis gekomen, in het bezit van
een stuk brood en eenige stukken kopergeld,
het touw los van den hals van Jack en dan
ging do urmo hond voor eigen rekening zoeken
en snuffelen in de goten en vuilnishoopen in de
buurt. Jack was op dit punt stipt in zijne ge
woonten. In dun winter was hij om vier uur
vrij hij had nagenoeg een uur noodig om zijn
bereidden hun welslagen voor.
Ze waren door den tijd en door de ge
beurtenissen in bun tijd rijp geworden voor
hun groot doel: Vrijheid, maar boven alles
vrijheid om het voorrecht te mogen genieten
bun God naar eigen overtuiging te mogen
dienen, vrij van allen dwang, zoo van de
zijde van den landsheer als van de in die
tijden zoo gehate priesters, een doel, waarvan
ze zich zeiven aanvankelijk nog nauwelijks
bewust waren.
Lang nog had de geestelijkheid het onte
vreden volk in bedwang kunnen bonden,
maar toen de gebeurtenissen in Duitsehland
plaats hadden gegrepen en de nieuwe leer
met zeldzame snelheid overal verbreid werd,
was de band vereengereten en daarmee was
liet tijdstip voor een ganschen ommekeer in
geheel West-Europa aangebroken.
De Kerk tocli, was een der onafscheide
lijke/aken, waaraan bet gansche bestaan der
Europeesche Staten hingeen verandering in
het kerkelijke moest een ommekeer in den
Staat met zich sleepen. Vandaar dan ook
dat om alleen van ons land te spreken
Karei V zich onmiddellijk met alle kracht
tegen de verbreiders en aanhangers der
nieuwe leer kantte en hij daar de wet
nu eenmaal zoo wasduizenden bij duizen
den ter dood liet brengen.
Zijn opvolger graaf Filips lil, als koniug
van Spanje de Tweede van dien naam, deed
niet anders dan wat zijn voorgangers gedaan
hadden en zijn plicht hem voorschreef. Maar
wellicht zijn de vonnissen op diens last vol
trokken beter in ons geheugen, doordien hij
de schuldigen niet langer te Brussel deed
straffen, doch welhaast de onvermijdelijke
doodvonnissen in 't hart van ons land deed
voltrekken.
'1; Bestaan der inquisitie was verre van
nieuw en het is ons thans genoeg bekend
geworden, dat zij den haat der tqdgenooteri
niet gaande maakte. De inquisitoren, die u's
geestelijke rechters geen doodvonnis konden
vellen, gaven de verdachten aan de wereld
lijke rechters over en dezen voor 't meeren-
deel uit landskinderen bestaande veroor
deelden naar de wetten des lands.
Die voor de rechtbank gebracht werd, was
een verloren man en die zich dus bewust
was een hagepreek bijgewoond, of eenige
andere overtreding gepleegd te hebben, zocht
zijn heil in de vlucht.
De aangewezen plaats daartoe was de zee.
Wel vluchtten enkelen in de bosschen, waar
ze op hun 'manier politie uitoefenden en zelfs
een enkelen keer de roovers aan de dienaren
van den Schout uitleverden, doch welhaast
voedsel te zoeken en om vijf uur kon men hem
met een been of een stuk brood in den bek uit
een zijstraatje zien komen en, behendig alle hin
derpalen vermijdende, naar huis zien sluipen om
aan de voeten van zijn meester het zuurverdiend
maal te verorberen, waaraan Caleb steeds een
gedeelte van het zijne toevoegde, hoe schraal
dit ook zijn mocht.
De strenge winter van 1891 was moeilijk te
doorworstelen voor Jack en zijn meester. Ge
durende het warme jaargetijde was hun lot
minder hard geweest; de voorbijgangers ver
dienden meer geld en de koperen geldstukken
vielen minder zeldzaam in den hoed van den
blinden grijsaard.
Jack kreeg nu eens een stuk brood, dan we
der eene liefkozing; maar toen de winter kwam,
werd dit alles geheel anders. Toon toonden de
medebewoners van hot huis op alle mogelijke
manieren hun medelijden. Zich de beide Mattio's
herinnerende, herstelde de eene buurvrouw zoo
goed mogelijk de armoedige kleederen van den
ouden Caleb eene andere zorgde voor zijne
schamele huishouding allen liefkoosden den
trouwen Jack, thans don eenigen beschermer van
den grijsaard. Meer konden zij niet doenwan
neer men ternauwernood voldoende heeft om
zich en do zijnen te voeden, dan kan men er
niet aan denkon brood af te zonderen voor hon
den en katten van anderen. Toen het begon te
vriezen, gebeurde het dan oók menigmaal, dat
Caleb en Jack zich te slapen legden zonder iets
voor hun avondeten te hebben genuttigd.
Het zijn moeielijke tijden, oude vriend, zeide
de blinde, toen Jack hem de handen likte, als
om hem goeden nacht te wenschen en hem te
moesten zij ook voor dezen wijken en het
voorbeeld hunner lotgenooten volgen. We
behoeven ons maar de bedrijven van Groote
Pier, den vrijbuiter eener vroegere eeuw,
(-j-Sneek, 18 October 1520) te herinneren,
om te zien, dat de zee geen ongewone wijk
plaats was. De zee bracht hun al wat ze
behoefden rust, terwijl ze telkens en telkens
weder in hun woonstee waren opgeschrikt,
buit, wanneer het hun aan leeftocht begon
te ontbreken. En gelukte het hun niet een
rijk beladen koopvaarder te nemen en dwong
de honger er hun toe, dan stroopten ze en
stalen ze op de kust. om 't even of ze vriend
of vijand benadeelden.
We zijn hier in 't begin van de worsteling
om de vrijheid en van eigenlijke Watergeuzen
kan nog geen sprake zijn. Dien naam voer
den ze eerst met recht sedert het einde van
1507 of het begin van 1508. Van omstreeks
dien tijd handelden de verschillende troepjes
volk naar een zeker beginsel en gehoor
zaamden ze zooveel het in hun macht
was on in hun smaak viel aan eon zeker
gezag. In Mei 1568 namelijk verzamelde
Sonoy de verschillende vrijbuiters op last
van Lodewijk van Nassau. De naam Water
geuzen wordt eerst in 1569 gebezigd in be
scheiden.
Zelden beeft een zoo ongelijksoortige ver-
ecniging van menscben als die, waaruit
de bemanning der kleine schepen bestond,
zooveel te weeg gebracht, en dat nagenoeg
geheel zonder plan, als die vrijbuiters.
Verreweg de meesten waren bewoners der
Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden, maar
een groot deel der opvarenden bestond uit
Oostfriezen. Engelschen, Schotten. Denen en
Franschende ineesten waren ongeoefend
en na de nederlagen bij Oosterweel. Dalem
en .lemmingen liet zich menig aan de slach
ting ontkomen huurling der Oranjes aan
boord der schepen opnemen.
Verbazend was de toevloed nadut het
vonnis van 26 Februari 1568 bekend was
geworden, »veroordeelende allen zonder on
derscheid van sexe of ouderdom tot de straf
fen tegen dergelijke schuldigen in rechte
bevolen, zonder eenige genade of verschoo
ning." Vandaar het groot aantal Roomsch-
gezinden onder de vrijbuitersook die
waren des doods schuldig als 't maar be
wezen kon worden, dat zij de ketterij niet
hadden tegengegaan.
De adel, uit Friesland en Holland verjaagd
en van alles beroofd, verbond zich lijf en
leven op liet spel te zetten »tot afbrek.ver-
nielinge en annulacie van den Due d'Albe
met synen bloedighen adherenlen" en zij
waren bet. die allengskens het bestuur over
de m,g altijd op zich zelf handelende hoopjes
volk in handen namen. De Friezen vooral,
die in hun land reeds sinds eeuwen niet dan
veeten gekend hadden, die hun geboorte
grond bijna zonder ophouden in bloedigen
burgerkrijg hadden geweten, waren hier de
eerste.
Allen, van hoogen of lagen rang, kwamen
hierin overeen, dat zij door wraak en wan
hoop aangedreven waren en éen doel hadden:
«weder iri te voeren het waeraftighe woert
Goed es en dat overalle te doen predicken
en alzoe weder te mogen genieten onzen
vaders landen en vryheden daer wy althans
ballingheaf zyn."
Alva volbracht den hem gegeven last met
ijzere gestrengheid en vooral dit deed het
aantal vrijbuiters in zoo korten tyd zoo ver
bazend toenemen en hen omgekeerd zulke
stoute bedrijven ten uitvoer brengen. Zeer
terecht berispte Taxis den ijzeren Hertog
reeds, dat deze de Geuzen niet genoeg geteld
en de zeeplaatsen niet. voldoende versterkt
had, maar Alva meende de boulTen ende
piraten niet te moeten vreezen.
Wel had Oranje lastbrieven aan de reeds
eenigszins onder Sonoy geregelde scheeps
macht gegeven, maar de zorgeloosheid van
Adriaan van Bergues, heer van Dolhain en
het dikwijls schandelijk gedrag der man
schap hadden tot zeer geringe uitkomst
geleid. Waar de geuzenschepen nog toe
vlucht konden zoeken als 't hun te benauwd
werd, hadden ze zichzelven die bescherming
ontnomen door roof op bevriende bodems
en zelfs in hun vluchtliavens. Zoo waren ze
achtereenvolgens uit Emden en uit Frankrijk
geweerd en was het noodig geworden hun
geheel bestaan te hervormen.
ToenGuislain de Fiennes, beer van Lum-
bres, den 10 Augustus 1570 door Oranje,
als Duitsch rijkvorst, tot hun Admiraal werd
aangesteld, werd onder meer de strengejbe-
paling gemaakt, dat men voortaan nauw
keurig toezicht op de werving zou houden,
zoodat geen die een vonnis te zijnen laste
had langer werd aangenomen. Aan boord
van elk schip moest bovendien een minister
(predikant) zijn. Andermaal bedong Oranje
een derde voor zijn aandeel in den buit en
werkelijk werden niet meer zulke buiten
sporigheden gepleegd en ontving Basius,
's Prinsen gemachtigde, dikwijls vrij aan
zienlijke geldsommen ten behoeve van den
vrijheidsoorlog, die thans tot een werkelijk
heid gekomn was.
De moeilijkheden waarin koningin Elisa-
beth met Schotland gewikkeld was, de ver-
toonen, dat naar zijne meening zijn meester niet
te laken was. Daarna legden zij zich neer (de
matras was den weg gevolgd van het hout van
het ledikant) Caleb op het stroo en de trouwe
Jack aan de voeten van zijn meester.
Zou het dan nimmer ophouden met vriezen
De in haar warm bont weggedoken schoone da
mes konden zulk een strengen winter gemakke
lijk zeer gezond vinden die op hunne schaatsen
in sierlijke wendigen over het gladde ijs heen
en weer zwierden, viel het niet moeielijk den
strengen winterdespoot te prijzendoch Caleb
en Jack deelden in geen enkel opzicht hunne
meening, wanneer zij hunne gewone plaats had
den ingenomen bij den muur, die nu niet meer
door de zon gekoesterd werd. Nooit had de
Noordenwind zoo lang gewaaid nooit waren de
straten zoo eenzaam en verlaten geweest. Er
kwam een vreeselijkTe dag, ijziger dan een te
voren, waarop Caleb en Jack een uur vroeger
dan gewoonlijk hun kamertje bereikten en
waarom zouden zij nog lunger gewacht hebben
op aalmoezen, die zij toch niet ontvingen?
Caleb in het bezit van óen enkelen stuiver, hem
geschonken door een verkleumden schoorsteen
veger, die zichzelf minder te beklagen vond dan
den bedelaar.
Een klein Stukje brood was dien dag Caleb's
eenig voedsel.
Toch zult gij er uw deel van hebben, mijn
brave Jack, zeide hij, hem de kruimels in zijne
hand voorhoudende, want ik weet werkelijk
niet hoe gij bij dit weer op straat eenig ander
voedsel zoudt kunnen vinden dan sneeuw en ijs.
Niettemin ging Jack als naar gewoonte op
zijn onderzoekingstocht uit.
Waarom bleef do houd bij dit afschuwelijke
weer toch zoolang uit Zou hij gedurende den
sneeuwstorm verdwaald zijn
Dit vroeg Caleb zich af, terwijl hij de geopende
deur van zijn zolderkamertje stond, luisterende
naar het geluid van de vier kleine pootjes op
de trap.
Het sloeg zes, zeven, acht uurJack kwam
niet terug. Caleb legde zich ter ruste, rillende
van koude en den dood in het hart.
Den geheelen nacht en ook den volgenden
dag sneeuwde en hagelde het en floot de scherpe
Noordenwind door de straten.
Gij denkt er toch niet aan bij dit weer uit
te gaan zeide een oude vrouw tot hem, die
hem op de trap ontmoette. Er is geen sterve
ling op straatvandaag zult ge uw brood niet
verdienen.
Ik ga Jack zoeken en niet mijn brood, ant
woordde de grijsaard. Hij moet dezen nacht
verdwaald zijn en ongetwijfeld wacht hij op mij
op onze gewone pluats. Geef mij de hand, buur
vrouw, en breng inij daarheen, wilt ge?
De buurvrouw geleidde hem door sneenw en
wind tot aan den uiuurmaar daar was van
Jack nietB te bespeuren.
Laat ons naar den bakker gaan, zeide Caleb,
die zich de mildheid van de bakkersvrouw
jegens den hond herinnerde en dacht, dat de
waardige vrouw hem voor dien nacht misschien
een schuilplaats zou verleend hebben.
{Slot volgt).