October 1897.
PHOENIX BROUWERIJ.
Specialiteit in Exportbier naar de Tropen.
No. 4709,
47e Jaargang.
Onbestendigheid.
VERGIFT.
Binnenland.
H. MEURSING Co. AMERSFOORT.
Dltgave
Firma A. H. VAN CL E E FF
te Amersfoort.
Verschijnt Maandag- en Donderdagavond. Abonnement per 3 maanden f 1.franco per
post 1.45. Advertentiën 10 regels CO cent; elke regel meer 10 cent. Groote letters naar
plaatsruimte. Legale-, oflicieële- en onteigeningsadvertentiün per regel 15 cent. Afzonderlijke
nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
Bureau
KORTEGRACHT 56
Telephoon 19.
KENNISGEVINGEN.
De BURGEMEESTER van AMERSFOORT,
Gezien artikel 41 der Gemeentewet,
Brengt ter kennis van de ingezetenen, dat de
Raad dezer gemeente zal vergaderen op Dinsdag
den 12. October aanstaande, des namiddags te
l'/t are, inplaats van des avonds 7 uur.
Amersfoort, den 8. October 1897.
De Burgemeester voornoemd,
F. D. SCHIMMELPENNINCK
Sluitingsuur van tapperijen en Koffie
huizen gedurende de kermis 1897.
De BURGEMEESTER van AMERSFOORT,
Gelet op artikel 7 der Verordening op de tap
perijen, koffiehuizen, enz.
Brengt ter openbare kennis,<8ht het sluitings
uur voor tapperijen en koffiehuizen door hem is
vastgesteld als volgt:
Op Maandag 2ö October 1897, Dinsdag 2G en
Zaterdag 30. October 1897 des nachts te twaalf
ure, en Woensdag. Donderdag en Vrijdag, res
pectievelijk 27, 28 en 29 October 1897, den vol
genden morgen te éen ure.
Gedaan te Amersfoort den 9- October 1897.
De Burgemeester voornoemd,
F. D. SCHIMMELPENNINCK.
Daar is niets blijvend, niets duurzaam
niets bestendig hier op aarde. Alles is
wisselvallig en ongestadig, alles is aan
verandering en wisseling, ja zelfs aan ver
nietiging onderworpen. Al wat geboren
wordt of ontstaat, draagt tevens het ken
merk van vergankelijkheid geschreven in
zich. Zoodra de mensch het levenslicht
aanschouwt, reeds bij zijn eersten levens
adem, begint hij ook reeds weder af te
sterven en gelijk hij zelf eindig en ver
gankelijk is, zoo is ook alle stof en dier,
alles wat hem omringt en wat rond hem
leeft, alle voorwerpen en schepselen, waar
over hij tot heer en meester gesteld is,
alle verschijnselen die zijn oog kan waar
nemen of die zijn oor treffen kunnen,
alles wat ligt binnen het bereik van
hand en geest onbestendig is dat al.
Ja, we zouden zeggen, dat slechts éen
ding bestendig is, namelijk de onbestendig
heid.
Zeer zeker is dit een gevolg van de
Feuilleton.
50.)
De man met het vampyrsgezicht had hein onbe
weeglijk aangehoord met den blik strak op den
grond gericht en dc tanden vast op elkaar gekleuut.
Gij overdrijft misschien, zeide bij zacht
tegen Adrian. Tot welken stand zoudt gy don wol
denken, dat Gabriclle behoord heeft? Ik behandel
haar toch zoo slecht niet.
Zij is uw slavinriep Adrian toornig uit. Aau
de dwinglaudij, waaronder gij dat meisje gebukt doet
gaan, moet een einde gemaakt worden. Wanneer gij
mij dat kerkhof niet noemen wilt, dan zal ik u
dwingen, rekenschap te geven aan de justitie.
Het geweten van Berger scheen niet vlekkeloos
te zijn, want dat enkele woord .justitie" was vol
doende om hem gedwee te maken.
Ik zal u alles meedeelen, Fels, zeide hij.
Den volgenden ochtend maakten Gabrielle en
Fels zich reisvaardig. Berger zag het met leedc
oogen aan, doch hy kon er niets tegen doen onderdo
tooneelspelers baarde het groot opzien en de regis
seur snelde nnar de kamer van Adrian en vroeg
Zog mij eens, wat is er toch gebeurd, hoc is
hot je gelukt den vampyr zijn oflcr te ontrukken?
Gabrielle stelt vertrouwen in mij, antwoordde
Adrian eenvoudig. Ik zal jc een brief schrijven,
waarin ik jo verscheidene bijzonderheden zal mee
deden nu ontbreekt mii daartoe den tijd.
Met deze woorden verwijderde Adrian zich en ging
naar dc kamer van Gabrielle.
Het meisje zag hem verwonderd aan.
Wat zal er met mij gebeuren vroeg zij Huis-
terend.
Wij verlaten liet tooncelgozelscliap en ik zal
natuur der dingen, want alles wat een
begin heeft, moet ook een einde hebben.
Vandaar veranderlijkheid in het wezen
aller dingen.
De mensch zelf is óok onbestendig niet
alleen, dat ook voor hem de ijzeren wet
der natuur geldt, dat hij eens sterven
moet, dat hij wie hem lief of dierbaar
zijn ziet wegrapen door den dood, de
mensch staat bloot aan veranderingen
van zijn lichaam en van zijn karakter.
De man van 50 jaar is niet dezelfde als
die van vijf-en-twintig. In vele dingen
is hij veranderd ten goedehij heeft
levenservaring opgedaan, is zijn ambacht
of betrekking volkomen meester; maar
ook ten kwade, hij is verouderd, zijn j
haren zijn vergrijsd, hij heeft zijn
veerkracht verloren en zijn hand is niet j
zoo vast meer. Helaas, het gebeurt ook,
dat wie op jeugdigen leeftijd veel beloofde 1
en in veler oogen iemand was van be-
ginselvastheid, op lateren leeftijd werd
tot misdadiger, en dus veranderde ten
kwade.
Gelukkig het omgekeerde gebeurt ook
dikwijls; Michiel de Ruyterin zijn jeugd
eeu groote deugniet, bij zijn dood in
Europa door vriend en vijand gekend en
geëerd.
Maar waarop wij wilden wijzen,dat is
de onbestendigheid van velen in hun doen
en laten.
Is het prettig weer, dan zijn ze in hun
humeur; maar laat het regenen of koud
zijn, dan zijn ze gevreesd door vrouw en
kinderen. Het eeoe oogenblik leven man
en vrouw, zoodat men hen ziende, zegt-;
het is eeu modelhuishoudenhet andere
oogenblik snauwt de vrouw den man af, of
ook omgekeerd. Nu eenstooutzichdejonge
man een voorbeeld van hard werken,
dan weer is hij geruimen tijd laks en lui,
soms is hij afkeerig van de zonde, dan
weer zondigt hij gruwelijk.
Dat is gebrek aan vastheid van wil,
aan volharding en zelfbeheersching.
Daarom is het noodig, dat men zich
oefent om die vastheid te verkrijgen, maar
in hoofdzaak men moet doordrongen zijn
van den ernst des levens, van de hooge
roeping des menschen, begrijpende dat
bij, die zich zelf overwint, sterker isdan hij
die eeu stad inueemtmen moet strijden
om zich zelf gelijk te blijven, om te over
winnen en iemand te worden op wien
men kan bouwen als op een steenrots.
Maar toch het moeilijkst van alles is
het behouden van een goed humeur.
Hierin zijn de meeste menschen het
onbestendigst. Om 't minste worden ze
boos en maken zij zich driftig, dan be
ginnen ze vaak te vloeken en windefTze
zich op. O, als ze maar eventjes meenen
verongelijkt te zijn, van wat een slech
ten kant laten ze dan zich zelf zien
Soms zijn ze tevreden óok al is niet alles
zóo als ze het wenschen, en even daarna
kuunén ze de ontevredenheid zelve zijn,
knorrig, omdat de melk is overgekookt,
of om dergelijke nietigheden uit ons leven.
Ziet, dat maakt onze maatschappij zoo
vaak tot een bel en daarom vragen we
aau u, lezer
Wil trachten, dat uw humeur minder
onbestendig is.
Dat zal zijn te uwen voordeele, tot
heil van uw gezin en van uw gansche
omgeving.
De Regeering zou liet voornemen hebben
om den vroeger bestaan hebbenden vijfjari
gen duur van militairen dienstplicht, die reeds
herhaaldelijk met twee jaren verlengd is en
thans door de wet tijdelijk (namelijk tot 1
Mei 1898) op zeven jaren is bepaald, ander-
i maal na dien datum met twee jaren te ver
lengen en op zeven te doen vastellen, en
wel gedurende drie jaren, dus tot 1901. Dit
zou dan geschieden onafhankelijk van de
in de Troonrede uitgesproken voornemens
I tot. alsc.hal'fiing van de plaatsvervanging,
i Men mag dus een indiening van de voor
I die verlenging noodige. wets voordracht wel
haast tegemoet zien.
Herhaaldelijk worden klachten met verzoek
om schadelooslelling ingediend, wegens be
schadiging tijdens het vervoer met de pak-
ketpost, van voorwerpen in slappe kartonnen
doozen verpakt, zonder verder op eenige
wijze tegen beschadiging beveiligd te zijn.
De aandacht van het publiek wordt er op
gevesligd, dat bij beschadiging van dergelij
ke onvoldoend verpakte zendingen, geen
schadeloosstelling wordt verleend.
Gebruik van steviger doozen zij derhalve
aanbevolen.
Door de Directie der Rijkspostspaarbank
is thans in het licht gegeven het Jaarverslag
over 1896, betreffende die instelling.
Het bevat alle cijfers en opgaven, welke
den toestand dier spaarbank doen kennen
en waaruit weder baar toenemende ontwik
keling blijkt, en getuigt, dat ze allengs dieper
wortel schiet in bet volksleven.
Van belang is vooral ook de staat betref
fende de beroepsstatistiek der inleggers en
de mededeelingen omtrent de maatregelen
ter bevordering van het sparen op de sclio-
al het mogelijke (loen om je bij je familie terug te
breugen. Berger heeft mij gezegd op welk kerkhof
hij je gevouden heeft. Wil je je aan mij toever
trouwen, Gabrielle? Ik zweer je, dat ik de zuiver
ste bedoelingen heb en dat ik enkel en alleen in
uw belang handel.
Moet ik je dan niet vertrouwen zeide Gabrielle.
Wie kan het eerlijker mot mij meenen dan gij, en
wanneer mij de keus gelaten wordt, met u te reizen
of met Berger, zou ik dan kunnen aarzelen Wan
neer echter mijn leven
Ach, spreek daar toch niet van, Gabrielle, schud
toch dat dwaze bijgeloof van je afje leeft, je zult
blijven leven en nog wel gelukkig worden.
Hij stak haar de hand toe, die Gabrielle vol dank
baarheid in de hare drukte.
Doe wat je edel hart je voorschrijft, Adrian,
zeide zij. Ik vertrouw je ten volle.
Het aan het graf ontrukte meisje zag hem vol
teederheid aan.
Na een lange reis bereikten Adrian en Gabrielle het
dorp, waartoe het door Berger aangewezen kerkhof
behoorde.
Je kunt niet met mij meegaau, zeide Adrian
vriendelijk tegen het meisje, want het terugzien
van de plaats, waar je iii het graf gelegen hebt,
zou je zenuwachtig gestel te veel aandoenwacht
liever op mij liier in het hotel.
Gabrielle verborg huiverend het gelaa. in de
handen eu stamelde eenige woorden van instem
ming.
Adrian wandelde het dorp uit en den weg op,
die naar het kerkhof voerde. Men had heiu ge
zegd, dat de doodgraver op het kerkhof woonde.
Het verdwijnen van een l'jk is een zóo buiten
gewone gebeurtenis, dat die man het zich bepaald
nog wel herinneren zal, dacht hij.
Weldra stond hij aan het open hek van het
kerkhof. Eeu oogenblik aarzelde hij, toen betrad
hij met een gevoel van eerbied den doodenakker.
Terwijl hij tussehen twee rijen graven doorwandelde,
zag hij in de verte den doodgraver, die bezig was
eeu versch graf tc delven. De man slond al vrij
diep in den grond en werkte ijverig voort. Toen
hij de schreden van Adrian hoorde, liet hij de spade
even rusten en zag op.
Neem mij niet kwalijk, vriend, zeide Adrian,
ik wenschte je eenige inlichtingen omtrent een graf
te vragen.
Tot uw dienst mijnheer, antwoordde de dood
graver.
Hij bleef evenwel in den kuil staan, want hij was
reeds een oud man, wien het omhoogklimmen min
der gemakkelijk viel.
Luister eens goed, vriend, heruam Adrian. Drie
jaren geleden moet er op dit kerkhof iets zeer bui
tengewoons gebeurd zijnmen heeft het lijk eener
jonge vrouw op onverklaarbare wijze uit de kist
gestolendaarvan zal jc nog wel iets weten.
De doodgraver zag Adrian schuw aan en ant
woordde
Daaromtrent kan ik u geen inlichtingen geven,
want ik weet er niets van.
Kom, kom, dat zal je toch niet vergeten
hebben, en
Pas maar op, dat u in het dorp niet over die
akelige geschiedenis spreekt, bromde hij, de boeren
zouden dat niet vriendelijk opnemen, maar als u
er iets van weten wilt, doet u het best, naar den
pastoor tc gaan.
Met deze inlichting stolde Adrian zich tevreden.
Hij keerde nnar hot dorp terug en belde aan de
pastorie. Een boerenmeisje deed open en antwoordde
bevestigend op de vraag of de pastoor thuis was.
Hij werd terstond door den ouden geestelijke ontvan
gen en deelde dezen zijn belangen mede. Het gelaat
van den pastoor werd zeer ernstig.
Oik herinner mij nog zeer goed de afschu
welijke misdaad, welke onbekende schelmen op ons
kerkhof hebben gepleegd. Eeu knecht van den
doodgraver moet met de grafschenders in gemeen
schap hebben gestaan, daar hij togen de gewoonte in
den grafkuil niet terstond dichtgeworpeu heeft.
Een rilling ging Adrian door de leden. Wanneer
dc aarde eens werkelijk boven de kist van Gabrielle
gesloten was geworden, welk een vreesolij ken dood
strijd zou de ongelukkige dan gehad hebben Hij
bedwong echter zijn ontroering om den pastoor niet
achterdochtig tc maken.
Wanneer dat vrouwelijk echter werkelijk be
graven en uit het graf geroofd is, hernam hij, dan
moet uw eerwaarde ook den naam van de afge
storvene in het register hebben geschreven.
Zeker, mijnheer, ten minste den naam dien
men mij heeft opgegeven maar wie bewijst, dat
het de ware naam der overledene was?
Fels zag hem vewonderd aan."
Kende u liaar dan niet
Neen.
Hoe kwam dat?
Daartoe zou ik u den geheelen loop der zon
derlinge geschiedenis moeten verhalen.
Owat ik u bidden mag, eerwaarde, vertel
het mij.
Dc grijze priester leunde in zijn leeren fauteuil
achterover, dacht even na en begon
Nu ongeveer drie jaren geleden kwam op een
regenaohtigen, winderigon herfstavond in ons dorp
een reiskoets aan, die stilhield voor het eenige hotel
dat wy hier hebben. Uit het rijtuig stapte een jong,
lijn gekleed heer eu deelde den logementhouder
mo treurig gelaat mee, dat in het rijtuig een dame
zat die door een ongesteldheid was overvallen, in
onmacht lag en niet bij kennis was te krijgen. De
dame kwam ook niet meer bij Aennis, zij stierf in
het hotol en werd terstond gekiS. De lieer, die zich
baron Von Erlbach noemde, en dit ook door papieren
bewees, deelde mee, dat hij het meisje had bemind
en dat zij met hein uit Munchen was gevlucht. De
overledene werd ingeschreven onder den naam
Adèle Frenzcl, dien de baron had opgegeven en
een telegram der ouders van het meisje bewees,
dat zij werkelijk zoo heette en uit hel onderlijk
huis ontvlucht was.
B'ortÜ vervolgd).