Maandag 27 December 1897. No. 4731. 47e Jaargang. SPAREN. VERGIFT. Binnenland. PHOENIX-BROÜ W E RIJ. H. MEURSING Co. AMERSFOORT. Specialiteit in Exportbier naar de Tropen. -"1 Uitgave Firma A. H. VAN CLEEFF te Amersfoort. Verschijn1 Maandag- en Donderdagavond. Abonnement per 3 maanden f franco per pos o. Advertentiën 1—6 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Groote letters naar plaatsruimte. Legale-, ofliciecle- en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent. Afzonderlijke nummers iO cent. ij Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. Bureau KOBTEGRACHTB8 Telephoon 19. Hoe men sparen moet? Alle gevallen en omstandigheden op te sommen, waaronder men sparen kan, zou ondoenlijk wezendaarom bepalen wij ons tot eenige, die onder het bereik van allen vallen. In de eerste plaats moet rnen zuinig zijn op hetgeen men bezit, en zoo spoedig mo gelijk trachten te herstellen de schade, die aoor slijtage of een onvoorzien ongeval wordt veroorzaakt. Ken nadeelige gewoonte van velen onzer tijdgenooten is, dat een kloeiling- stuk, een meubel of een stuk gereedschap, dal schade bekomt, dadelijk als nutteloos ol'on bruikbaar wordt weggeworpen en een nieuw er voor in de plaats moet komen. Een tweede middel om de spaarzaamheid met vrucht te beoefenen, is: zijn inkoopen contant te betalen. Alleen het in beoefening brengen van dezen regel zou voor vele ge zinnen een bron van rijkdom kunnen worden. Vraagt het aan lieden, welke tot over de ooren in de schuld steken, hoe zij zoo on gelukkig geworden zijn? Zij hebben niet nagegaan of hun uitgaven in verhouding stonden tot de inkomsten, en zijn begonnen met hun gewone dagelijksche behoeften op crediet te koopen. Men heeft zich bij deze zorgeloosheid niet afgevraagd, of men latei- in staat zal zijn de schulden te delgen, en zich deerlijk bedrogen gezien, terwijl ook anderen de dupe werden. In de derde plaats bevordert niets zoozeer de spaarzaamheid als wijs overleg en prac- tische zin bij het doen van uitgaven. Een vraag die ieder verstandig mensch zich stel len moet, wanneer hij uitgaven doet. is, of hetgeen hij koopen wil, hem werkelijk noodig is. Onnoodige zaken koopen, is niet alleen onpractisch, maar dikwijls oorzaak, dat men het noodige later geheel moet ontberen. In de laatste plaats noemen wij de be perking van onze behoeften. Wie zal durven ontkennen, dat bet thans levend geslacht zich behoeften geschapen heeft waar de voorzaat zelfs geen vermoeden van had Wij willen ons hier bepalen tot de genot zucht. Feuilleton. oy). „Wanneer u daartoe kunt besluiten, zal zich vanavond tijdens de voorstelling in den schouwburg, die mijnbeer de baron zeker zal bijwonen een man bij u laten aandienen, dien u slechts behoeft te ontvangen om ge wichtige medcdeelingen van hem te vernemen. Is u niet geneigd met dien man, die zich voor- loopig verbergt achter den pseudoniem „Vérité in connectie te treden, dan zal vanavond een weigerend antwoord hem, door den bediende ge geven, voldoende zijn." De Beaucourt sloot dien brief onder enveloppe, adresseerde hem en bracht hem zelf naar de post. Vervolgens begaf hij zich naar de woning van Adriam Qp den goedenweg om de volle waarheid te vernemen, zeide hij tegen den jon gen acteur. Hoe dan Laat dat voorloopig nog mijn geheim blij ven. Ik kan je alleen fit zeggen: een jaloersche vrouw is los van tong en spreekt licht een on bedachtzaam woord, dat alles kan v®rra.('c"' f Goed, ik zal er met op aandringen, beloofde Adrian. Ik ben ernstig bezorgdeverGabrielle, baar ziekte neemt een verontrustende wending. Het arme meisje, mompelde De Beaucourt. Adrian deed zijn best om het gesprek opeen ander onderwerp te brengen. Met Benedict» heb ik eiken omgang afge broken, zekle hij. Ik kun haar met mt-taan,al leen omdat aij licb met dien Erlbaeh mlaat. Dat ie tocb geen wonder, spotte De Beau- court. De baron moet schatrijk wezen. Hoeveel wordt niet aan de bevrediging daarvan opgeofferd Hoeveel draagt zij niet bij tot het aankweeken van luiheid, vadsig heid en lichtzinnigheid, evenzoovele oorzaken, die een spaarzaam en arbeidzaam leven in den weg staan. Kan men sparen bij zoovele behoeften, die men zich geschapen heeft? Hoe dikwijls is er gewezen op het groot aantal dranklokalen, die overal gevonden worden Is het drankverbruik in eenig land naar verhouding der bevolking redelijk te noemen Neen, overal doet de statistiek den nadenkende het hoofd schudden, en leert, zij dat 70 pCt. der misdadigers, 50 pCt. der armen en 30 pCt. der krankzinnigen.'t aan den drank te danken hebben! Indien spaarzaamheid een volksdeugd werd, zou dan liet aanschijn der aarde niet veranderen? Heeft men wel eens berekend, dat een vertering van slechts 25 ct. per dag in 10 jaren tijds meer dan een kapitaal van bijna f" 1000 vertegenwoordigt? Wij spreken er hier niet eens over, hoe veel indirect gespaard wordt door een matig leven, hoeveel dit zou bijdragen tot de volks gezondheid, en hoe een matig mensch langer in staat is te arbeiden dan de onmatige. En de mode...? Wee den mensch, die aan den mode-tyran onderworpen is: als een moderne Moloch is hij onverzadigbaar, hoevele offei-s men hem ook toewerpe! Waar zou men eindigen, indien men in den breede wilde aantoonen, hoe de kanker der verkwisting aan de volkswelvaart knaagt? Spaarzaamheid alleen kan redding brengen in deze ellende; maar spaarzaamheid is een deugd, die geleerd moet worden. Ouders moeten reeds vroegtijdig hun kin deren leeren sparen en dezen daarvan een voorbeeld geven. De beoefening van elke deugd vraagt eeu vast karakter. Zoo ook de spaarzaamheid, die niet strookt met 's menschen neiging naar genot. Nog eens, zij moet geleerd worden, door een zuinig behandelen van alles, wat de kleine kinderhand wordt toevertrouwd maar vooral, door reeds vroeg in het jeugdig ge moed een zelfverloochening te storten, die geen ontbering vreest, wanneer er vruchten beloofd worden in de toekomst. Nimmer worde echter de spaarzaamheid zooverre gedreven, dat men van het gespaarde niets te missen zou hebben voor eenig werk van liefdadigheid. Doch 't is overbodig deze opmerking te maken de spaarzame zal voor den arme steeds iets over hebben, terwijl de verkwister alles voor zich zeiven noodig heeft. Indien ieder in eigen kring, na eerst zelf de spaarzaamheid geleerd te hebben, mede werkte om deze tot een volksdeugd te ma ken de ouders bij hunne kinderen, de over heden bij hunne ondergeschikten dan zou voor een goed deel de armoede verdwijnen, de welvaart toenemen, de ontevredenheid ophouden, en geluk het deel zijn van allen, die deze deugd beoefenen. Volgens het jaarhoekje voor 1898 der Ge reformeerde kerken in ons land bedraagt het aantal predikanten bij die kerken 490; eenigen zijn emeriti-predikanten. Het aantal Geref. gemeenten bedraagt 625vacante ge meenten zijn er 210. Ds. J. Bavink, predikant te Kampen, telt van de dienstdoende predikanten het grootste aantal dienstjarenhij werd in 1848 te Tin- holt bevestigd en hoopt dus in 1898 zijn 50- jarige Evangeliebediening te herdenken, waar van juist 25 jaren te Kampen. Aan de vrije Universiteit te Amsterdam waren voor den cursus 1897/98 ingeschreven 117 studenten, nl. voor de faculteit der god geleerdheid 87, rechtsgeleerdheid 16 en let teren 14. Aan de Theologische school te Kampen waren ingeschreven 63 studenten, terwijl het Gymnasium aan die school verbonden met den cursus 1897/98 geopend werd met 70 leerlingen. Volgens de provinciale almanak van Limburg voor 1898 worden in die provincie thans gevonden 101 kloosters en 4 missie huizen. Verre van onbelangrijk is een dezer dagen door den Minister van Binnenlandsche Zaken genomen 1 Evenals in verschillende andere plaatsen van ons land, worden de gemeentelijke gas fabriek eu de waterleiding teZutphen als afzon derlijke, op zich zelf staande inrichtingen beheerd. Wel komen de saldi van de reke ningen der instellingen in de Gemeentebe- grooting voor en wordt bij de vaststelling daarvan over eventueele voorschotten be schikt, doch van eigenlijke, gespecificeerde ontvangsten en uitgaven wordt daarbij g9en melding gemaakt. Degelden dier inrichtingen volgens aan den Gemeenteraad op ver zoek van een zijner leden gedane mede deel ing, bedroeg het kassaldo der gasfabriek voor eenige maanden ongeveer f30000 worden niet door den Gemeente-ontvanger bewaard, maar opgeborgen in een brand kast, waarvan de sleutel berust bij den voor zitter van de Commissie van beheerde uit gaven, die niet op mandaten van B. en W. worden betaald, geschieden door den boek houder der fabriekevenzoo komen de ont- Maar hij is een schurk. Dai meet nog bewezen worden. Wellicht zul ik daarover morgen een juister oordeel kun nen vellen, maar heden moet ik nog zwijgen. De Beaucourt verliet Adrian, die zich zeer op gewonden had. Gravin Leontine vermeed haar dochter nog evenals vroeger: alleen dwongen de feesten, die zij bezochten of die in huis gegeven werden, haar soms tot een oogenschijnlijken omgang. Sedert Olaria, tevens mevrouw Adolphi, haar echtgenoot inlichting had gegeven van de dub bele rol, die zij spelen moest, kon zij langer in het huis barer moeder vertoeven, maar Olaria was daar des te ongelukkiger door, te meer daar zij zeer goed merkte dat Randanofi zich levendig voor haar interesseerde en ernstig naar haar gunst dong. Hoe zou dat afloopen? Haar eenige vertrouweling was de goede, oude ridder voor hem kon zij haar bedroefd hart uit storten en bij hem troost zoeken. Hij kende dan ook het geheim van haar hu welijk. Van Adrian teruggekeerd, trad De Beaucourt het boudoir van Olaria binnen. Zij zat met somber gelaat strak naar den grond te kijken. Is u het, ridder? vroeg zij zonder op te zien. Helaas, wanneer zal toch de/.c onzekerheid eens eindigen en zal ik bevrijd worden van het dubbele bestaan, dat ik nu voortsleep. Heb geduld. Ik lijd zooveel. Openhartig gesproken begrijp xk niet, lieve gravin, wat u noodzaakt, al dat leed te verdra- g6— Neen, mijn beste ridder, dut kunt u ook niet begrijpen. Ik heb me al eens afgevraagd, waarom ge niet met uw echtgenoot en uw kind ver weg vlucht, naar Amerika of ergens anders heen. Een schilder als Adolphi kan overal beroemd worden en het zal u zeer gemakkelijk vallen, uw persoonlijk vermogen mee te nemen. Wat weerhoudt u De liefde tot uw moeder toch zeker niet. Neen, maar wel de liefde tot mijn vader. Tot uw vader? Onwillekeurig huiverde de ridder, toen hij deze woorden herhaalde. Ja, antwoordde Olaria, ik heb mijn vader op zijn pterfbed een gelofte gedaan en die dwingt mij ondanks alles hier te blijven. De Beaucourt werd doodsbleek en angstig klonk het van zijn bevende lippen Hebt u aan wijlen den graaf De Persigny een gelofte afgelegd I Zijn oogen staarden vol vrees in die der jonge vrouw Aan mijn stervenden vader, ja, herhaalde Olaria. En mag ik ook weten welke die gelofte ib vroeg Beaucourt aarzelend. Neen, heer ridder, antwoordde Olaria. Ik kan u alleen zeggen, datik genoodzaakt ben, een door mijn vader bepaalden dag af te wachten, De angst van den ridder werd duidelijk merk baar, hoeveel moeite hij ook deed om hem te verbergen. En is die dag nog ver af? vroeg hij hijgend. Olaria keek den anders zoo kalmen ouden heer verwonderd aan. Wat is u ontroerd, beste vriend, zeide zij. Omdat ik een vriend was van den graaf en ik dus levendig belang stel in hetgeen hij aan u, die destijds nog een kind was, kun heb ben toevertrouwd. Waaruit maakt u op, dat vader mij iets heeft toevertrouwd, vroeg Olaria gevat. Wanneer men iemand een gelofte afneemt, dan moet daartoe toch een reden bestaan, die men hem meedeelt. Omaak mij deelgenoot van dat geheim, smeekte de ridder, gij hebt, meen ik, toch ondervonden, dal ik een man van eer ben die zwijgen kan. De gravin weet nog niets van uw geheim huwelijk. Olaria zag hem met fonkelende oogen aan. Moet ik dat opvatten als een bedreiging, vroeg zij koel. Wilt ge mijn geheim aan de gravin verraden, wanneer ik u niet in het tweede geheim, dat mijn overleden vader toebehoort, wil inwijden De ridder wierp haar een droevigen blik toe. Gravin, stamelde hij, acht u mij tot zulk een laagheid in staat Olaria begreep, dat zij haar ouden vriend mis kende. Zij greep zijn hand, dr ukte die en zeide vrien delijk: Gij moet mijn, in overijling gesproken, woorden zoo niet opvatten. Ten bewijze, dat ik u vertrouw, zal ik u het overlijden van mijn onvergetelijken vader beschrijven. Op een wenk van Olaria nam Beaucourt plaats, Ik luister met. aandacht, zeide hij. Het was inderdaad hoog tijd, dat de ridder ging zitten; de woorden van Olaria hadden hem zoozeer verschrikt, dat zijn beenen hem bijna niet langer konden dragen. Olaria streek met haar zachte hand het haar van haar voorbootd, leunde in haar fauteuil achterover en begon: Ik was nog een zeer jong meisje en be greep nauwelijks, wat sterven eigenlijk is toen ik aan het ziekbed van mijn vader werd ge roepen. Toen ik binnenkwam, zeide hij, nadat hij de ziekenverpleegster verzocht had zich te ver wijderen Kan je mij verstaan en mij begrijpen Olaria? Ja. Doe dan een gebed voor de zielerust van je vader, die weldra niet meer zijn zal. Ik begon te snikken. Papa, mijn lieve papa. Wordt vervolgd). n

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1897 | | pagina 1