Donderdag 6
Januari 1898.
No. 4734.
47e Jaargang
VERGIFT.
Uitgave
firma A. H. VAN CLE E FF
te Amersfoort.
Verschijnt Maandag- en Donderdagavond. Abonnement per 3 maandeD f 1.franco per
post fi. 15. Advertentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Groote letters naar
plaatsruimte. Legale-, oflicieële- en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent Afzonderlijke
nummers iO cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht
Bureau
KOBTEOBAOHT66
Teiephoon 19.
KENNISGEVINGEN.
De Burgemeester cd Wethouders van Amersfoort,
Gezien art. 150 der Wet van den 19. Augustus
1861 (Staatsblad No.71), gewijzigd bij die van den
4. April 1892 (Staatsblad No. 5bf
Noodigen de lotelingen dezer gemeente van bet
jaar 1897, voor de lichting van 1898, die verlangen bij
de Zeemilitie te dienen, uit, zich daartoe, vóór den
1. Februari aanstaande, ter Secretarie aantemeldeu,
's morgens tussehen 10 en 1 uur.
Amersfoort, den 8. Januari 1898
Burgemeester en Wethoudersvan Amersfoort,
De Burgemeester,
F. D. SCH1MMEI.PENNINCK.
De Secretaris,
W. L. RCHELTUS.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
AMERSFOORT,
Gezien de eerste zinsnede van art. 127 der Mili-
tiewet tn art. 71 van het Koninklijk besluit dd. 8.
Mei 1862 (Staatsblad No. 40), gewijzigd bij dat van
den 22. Juli 1892 (Staatsblad No. 179);
Gelet op de aanschrijving van den heer Commis
saris dor Koningin in de provincie Utrecht, van
den 8. December 1862, No. 1, N. M. S., 'Provinei-
aalblad No. 157);
Herinneren den geestelijken en bedienaren van den
godsdien-1 bjj de erkende kerkgenootschappen en
den studenten in de godgeleerdheid hunne ver
plichting om, voorzooveel zij als dienstplichtig zijn
aangewezen er. tci^evolge van het getrokken num
mer bij de militie ingelijfd moeten worden, of
daarbij reeds ingelijfd zijn, de nanvraag om ont
heffing van den werkelijken dienst, vóór den 1 Fe
bruari aanstaande, intedicuen bjj den Burgemeester
der gemeente, binnen welke zij voor de militie zijn
ingeschreven, onder overlegging van bet desbetrek-
kei ijk bewijsstuk.
Amersfoort, den 3. Januari 1898.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester
F. D. SCHIMMELPENN1NCK.
De Secretaris,
W. L. SCHELTUS.
Iets over Pieter 't Hoen.
Mr. VV. P. Sautijn Kluit heeft dezen vurigen
patriot zóo uitvoerig en zóo juist beschreven
in NijholT's Bijdragen (N. H, X. bl. 293 volgg.)
dat het een bijna onbegonnen werk is om
nog iets nieuws hem aangaande mee te
deelen.
Hij werd geboren te Utrecht in 17-45,
huwde op zeer romantische wijze, werd
Rentmeester van het «Collegium Willebrordi"
te Utrecht, schreef eenige kleine gedichten
voor jonge kinderen, als Dr. J. A. Schasz
eenige politieke tooneelstukken en geraakte
er op die wijze toe om 20 Januari 1781 liet
eerste nummer te doen verschijnen van zijn
«Post van den Neder-Rhijn",dic onder allerlei
wederwaarigheden tot in October 1787 ge
regeld werd uitgegeven. In dat jaar nam hij
do wijk naar Frankrijk, waar hij met zijn
groot gezin een vrij kommervol bestaan sleet
en zich bij afwisseling te Watten bij St.-
Omer of te Duinkerken ophield.* In Februari
I '95 keerde hy te Utrecht terug, waar den
10 Maart reeds het eerste nummer van «De
Nieuwe Post van den Neder-Rhijn" ver-
j scheen. Inmiddels (28 Februari) werd hij
i aangesteld tot Amanuensis, der Representan-
I ten 's Lands van Utrecht, daarna tot Secre-
taris-Generaal van dat College tot hij in '92,
I bij de verdeeling des lands in Departementen,
naar Arnhem vertrok als Minister van het
Departementaal bestuur van den Rhijn. Daar
I bleef hij tot 1802, toen hij vervangen werd
j door den lateren Staatsraad mr. J. Hinlopen.
j Van dien lijd beginnen zijn moeilijkste jaren;
het is waarlijk treurig om te lezen hoe ne-
derig de talentvolle ruim 65-jarige man
smeekt om een behoorlijk bezoldigd ambt. j
I Dc brief waarin hij dit doet, en die door
i mr. Kluit slechts ten decle werd meegedeeld, i
moge hier in zijn geheel volgen. Hij geeft
een zeer eigenaardigen blik in den tijd dei-
Vrijheid en op den steller, wiens naam in
deze dagen weer op veler lippen is.
Den Heere Ds. Marron te Parijs.
WelEdeleGestrenge, zeer geleerde heerhooge- i
achte vriend
Och neem hel uwen ouden vriend Pieter niet
kwalijk, dat hij de vrijheid neemt UwelEdGestr. I
dezen toe te zenden, en uwel Ed's adsistentie en
veel vermogende invloed tot behoud van hem
en zijn talrijke familie van 6 kinderen en 3
kindskinderen tot zijnen laste te imploreeren
daar door de tegenswoordige tijdsomstandigheden,
zonder eene gunstrijke beschikking derGodlijke
voorzienigheid, en de tusschenkomst zijner
veel vermogende vrienden, deszelfs totale onder
gang overmijdelijk is.
Bij de terugkomst in mijn Vaderland, wierd
ik tot Secreiarts Generaal van de Representanten
'slands van Utrecht aangesteld, aan welken
eersten post der provincie geaccrocheerd waren
die van Grootzegelbewaarder, Rekestmeester en
Stadhouder van de leenen der Provintie; bij
alle elkander opvolgende Besturen dezer voor
malige Provincie, en het Departement van den
Rhijn heb ik dien post zoo hier te Utrecht als
tc Arnhem bekleed, tot den jare 1S02, wanneer het
toenmalig Staatsbewind, ontwijfelbaar uit vreed
zame principes goedvond om, bij de nieuwe
organisatie aer Departementale Besturen, ook
de leden der voorgaandeStaatsregelingvoor 1795
aandeel in Lands en Staatsregeeringen te geven
waardoor de Engels gezinde partij wederom op het
kussen geraakto en door haar onderling ver
band weldra wederom geheel de teugels van
Regeering in handen kregen.
Schoon bij de aanstaande organisatie van het
Departementaal Bestuur van Utrecht alle de
In '87 werd hem een Koninklijk pensioen
toegelegd vau 4000 Livres, dat in het begin van'88
reeds werd verminderd tot 2400 Livres en welhaast
Seheel ophield. Daarna bielpen mede-uitgewekenen
em af en toe, vooral Valckenaer.
Feuilleton.
73).
Nu zit ik als een rat in den val, bromde
Beaucourt verdrietig. Men heeft hier in huis een
zonderlinge manier om een dame te ontvangen.
Daar klonk plotseling een barsche stem, die
hem toevoegde;
Wanneer de dame zelf gekomen was, dan
zou zij den weg vrij gevonden hebben, maar
wat moet gij hier?
De Beaucourt wist niet of dat geluid van bo
ven, vau achter het hek of uit den grond kwam.
Hij vroeg:
Wie spreekt er met mij Zijt gij het, Peter?
Wanneer ge het zijt, moet ge ook weten, dat
ik een gevolmachtigde ben van de barones, aan
wie ge een brief hebt geschreven.
Zoo? bromde de onzichtbare. Dan kunt
ge u naar mijn meester begeven.
Dat zou ik zeer gaarne doen, antwoordde
de ridder, maar ik ben geen slang, die tussehen
de stijlen van dat hek kan doorkruipen en even
min een toovenaar, die het door een machtspreuk
kan openen.
Een lantaarn verscheen achter het bek en
spoedig bespeurde de ridder ook den drager
van die lantaarneen forschgebouwd man met
een ruw voorkomen. Een morsige kiel, die tot
aan zijn in werkmansschoenen gestoken voeten
afhing bedekte hem geheel.
Ctriotsche en Fransgezinde leden tot hetzelve
noemd mij hun woord hadden gegeven, dat ik
tot Secretaris Generaal van hetzeDe zou worden
benoemd en aangesteld, en ik dus daar mij van
verzekerd hield, duar zes derzelve tegen vier
der vorige daarin waren verkoozen, hadden de
laatsten echter twee derzelven weten te winnen,
door eigenbelangik wierd dus verkozen in
plaats van tot Secretaris Generaal, tot Chef van
de Generale secretarie, of eersten Com mis vun het
Bureau, op een jaarlijks traotement van f2000:
naderhand vermeerderd tot f2200 behalve de
emolumenten hoezeer mij deze vernedering smer-
lede, moest ik mij dit echter laten welgevallen,
en dien post aannemen, daar ik een huishouden
had van eene vrouw zes kinderen en drie kinds
kinderen allen tot mijnen laste, en geene andere
vermogens of middelen van bestaan hebbende,
als hebbende in Vrankrijk alles verloren, daar
ik in 5 jaren mijn mij toegelegd pensioen door den
Koning niet had genoten, en bij mijn ver'rek van
daar niet alleen iniin te Watten*) opgerigte ta
baksfabriek, ft voorhanden zijndetabak, maar ook
mijne goederen, meubelen er alles wat los en
vast was, had verkocht, voor assignaten, welke
in rook zijn vervlogen.
De redenen waarom de Engelschgezinden. mij
dwarsboomden, waren zeer natuurlijk deze: lo
ik was schrijver van Den Post van den Neder-
rhijn, en had daar door de Natie ingelicht, dat
het hard zaak was, uit aanmerking van den
koophandel zich -,an Engeland los te rukken,
en zich op het nauwste met Vrankryk te ver
binden 2o ik v, as de eerste ontwerper en mede
doorzetter vau dc nadere alliantie met Vrankrijk
3o na de omwenteling van 1795 en vervolgends
stond mijn 'mis en onzer aller harten open voor
de Fratisehe generaals en Fransche officieren, die
daaglijks mijn huis frequenteerden 4o bij den
inval der Engelschen en Russen in Noordholland
in 1797, waren mijne 4 zonen, welker 2 oudsten
niet behoefden uit te trekken als bekleedende
politieke posten, en de 2 jongsteu buiten dere-
quisitie waren, om hunne jaren, met mijne toe
stemming, niet alleen met de gewapende burgers
naar Haarlem uitgetrokken, maar hadden zich
naar de voorposten in de Compagnie vrijwilli
gers, onder Commando van den heer Tbijssens
begeven en zich in alle de Batailles tegen devij-
anden bevonden, en met roem gedragenzie
daar mijne doodzonden in het oog der antifransch-
gezinden.
Ik heb dien post tot nu toe bekleed, en be
kleed dien nogik had daarbij van andere ad
ministraties, die nu ook reeds vervallen zijn, nog
een redelijk inkomen, zoo dat ik kon berekenen
jaarlijks tussehen de 4 A 5000 guldens inkomen
te hebben, waarvan ik, niettegenstaande de schrik
kelijke duurte der tijden, de zware en bijkans
ondragelijke lasten en mijn talrijk huisgezin,
als een fatsoenlijk man, volgends mijn rang kon
bestaan, echter met goede economie.
Daar ik mijne bovengemelde administratie
door andere schikkingen heb zien annulleeren,
komt er nu nog dit bij, dat door het decreet
van Zijne Majesteit, den Groten Napoleon, ons
Ben je een bediende van Peter vroeg Be
aucourt.
Eigenlijk nietwanneer ik wilde, dan kon
ik zijn meester zijn, antwoordde de man met de
lantaarn.
Verwonderd vroeg De Beaucourt.
Hoe moet ik dat begrijpen
Zoodra u mijn meester hebt gezien, zult
u het wel begrijpen, zeide de man lachend.
Doe nu op<">
De weg was een oogenblik later vrij.
Kom nu, ik zal u bij mijn meester brengen,
zeide de man.
Wanneer uw meester Peter Kanier heet,
dan heb ik iets gewichtigs met hem te bespre
ken, zeide de ridder.
Zoo u dien naam niet genoemd hadt, dan
zoudt u dit huis terstond weer hebben moeten
verlaten, want de vroegere naam van mijn mees
ter is het eenige wachtwoord, dat hier geldig is.
Dus heet uw meester thans anders vroeg
Beauoourt verbaasd.
Dat gaat u niet aan, was het barsche ant
woord van den bediende.
Hij ging den ridder voor langs een wentel
trap. waarvan de treden uitgesleten waren. Zoo
kwamen zii in een vertrek, waar allerlei rommel
opgestapeld lag. Hier opende de zonderlinge
bediende een deur, die toegang verleende tot
een vertrek zonder vensters, dat door een hang
lamp spaarzaam werd verlicht, en riep:
Hier is een gevolmachtigde van de baroneB.
Geen-antwoord volgde.
De bediende nam niettemin den ridder zacht
bij d°n arm en wilde hem het vertrek binnen
schuiven.
Departementaal Bestuur vervalt, waar door ik
geheel en al van alle middelen van bestaan ont
zet ben.
Welk een verschrikkelijk vooruitzicht I ik
verstout mij dus, hooggeleerde beste vriend I
wetende Uwel Ed Gestr. 's invloed en vermogen
om mij tot Uwel Ed: Gestr: te wenden, met
ootmoedige sollicitatie, om in dezen aan mij en
mijne talrijke familie te denken, en ulluvermo-
Sen in te spannen om bij den groten Napoleon
oor Uwel Ed Gestr. zelven, of door Uwel Ed
Gestr. vermogende vrienden, mij als een ge
schikt voorwerp tot het bekleden van den Post
van Sous-Prefect in eenig gedeelte van ons Va
derland aantebevolen, op welken post ik, door
de bekleeding der vorenstaande aanzienlijke be
dieningen, ik venucene eene billijke aanspraak
te hebben.
Ik hebbe tot dat einde mij reeds bij memorie
geaddresseerd aan zijne Doorl: Hoogheid, den
Prins Aartstresorier, Har tog van Plaisance alhier
duu. wanneer men geen bijzonder appui heeft,
klopt men veelal aan een doof mans deurdaar
mij verzekerd is, dat zijne Doorl. Hoogheid een
belijder is van den I'rostestantschen Godsdienst,
geloof ik ook zeker, dat Uwel Ed. Gestrmet
Hoogst denzelven zeer bekend is; dit zoo zijnde
solliciteer ik op het nederigst Uwel Ed. Gestr:
mij bij een missive aan dien Vorst, als een ver-
dierdtelijk Fransgezind Vaderlander aan te be
velen en dezelve missive mij te willen toezen
den teneinde die bij eene nadere memorie, eigen
handig aao zijne Doorluchtige Hoogheid over te
geven.
OI mijn edel denkende Hoog Geachte Vriend I
Vergeef uwen ouden Pieter deszelfs stoutmoedig
verzoek en nederige bede in deze I de nood dringt
om '8Hemel8 om der VrienSchaps wille,
weiger hem in deze uwen veel, zeer veel vermo
genden invloed niet, en help hem en de zijnen
redden.
Ik heb de eer met de eer [sic] met de diepste
hoogachting mij te noemen.
Wel Edele Gestrenge Hooggeachte vriend 1
Uwel EdelGestr. zeer geleerdens ootmoedige
dienaar
P. 't HOEN.
Utrecht, den 2 Oct. 1810.
Veel schijnt de brief niet uitgewerkt te
hebben, want nimmer is 't Hoen aangesteld
tot sous-préfetwel was hij eenigen tijd
griffier bij het vredegerecht te Amersfoort
en schreef van hieruit 24 October 1812 an
dermaal aan ds. Marron, meedeelend dat
zijn oudste dochter na heel veel moeite is
aangesteld totdebitanle hier ter stede van de
Fransche loterij en verzoekende, dat zyn
oude vriend hem helpe om zyn jongste
dochter Ceetje (out 30 jaar) een postje te
Amsterdam te bezorgen.
De schrijver der «Laterne magique", van
de «Nieuwe spectatoriale Schouwburg", van
Lofliederen op Bentiuck en de zynen, maar
vooral bevallig kinderdichter, overleed in
1828. Fredkriks.
Ga binnen, mijnheer, zeide hij.
De ridder aarzelde.
Ik wacht tot uw meester mij daartoe ver
lof zal gegeven hebben.
Dan zoudt u vruchteloos wachten; mijn
meester zal niet spreken, voordat u by hem is.
Met wijfelende schreden betrad Beaucourt hot
halfdonkere vertrek.
De bediende bleef bniten en sloot de deur
achter hem. Hij had althans dit voordeel op ge
wone bedienden, dat hij niet nieuwsgierig was
naar de geheimen van zijn heer.
De Beaucourt keek verbaasd om zich heen.
Het ameublement van de kamer bestond in
een planketikast, waarin boeken stonden, een
ijzeren ledikant zonder gordijnen een tafel en
ouderwetscb stoelen. Alles zag er zeer verwaar
loosd uit.
Eindelijk ontdekte het oog van den ridder een
kussenstoe], waarin een ineengedoken gestalte zat.
Bij nadere beschouwing zag de ridder ook een
raenschelijk hoofd en een gelaat, waarvan het
taankleurige vel strak over het gebeente gespan
nen Btond. De oogleden waren neergeslagen, de
lippen gesloten. Niets bewees, dat er leven in
dat lichaam was.
Beaucourt stond huiverend tegenover dezen
mummie; hij nam een kloek besluit en sprak
de beweginglooze gestalte aan.
Zijt gij Peter Kamer
Langzaam bewogen zich de oogleden, de diep
liggende oogen werden geopend en bleven strak
en zonder uitdrukking op Beaucourt rusten.
Deze hernam
Wanneer gy Peter Kamer, de voormalige
kamerdienaar van baron Guido von Erlbachzijt,
dan ziet ge in my den gevolmachtigde van de
barones.
Eindelijk kwam er een schor geluid uit de
keel van den levenden mummie voort en nadat
De Beaucort met bewonderenswaardig geduld wel
vijf minuten onder zulke omstandigheden een
eeuwigheid bad gewacht, deed zich een stem
hooren, die veel overeenkomst had met het ram
melen van ketenen
Ik ben Peter Kamer. Wie zijt gy Ik waar
schuw u niet te liegen, want dat zou voor u
noodlottig kunnen worden.
I)e Beaucourt scheen deze bedreiging niet zeer
ernstig op te nemen, want hij loog onverschrok
ken
Ik zie niet in, welk belang ik er bij hebben
zou te liegen, waarde heer. Wie ik ben, zal ik
u terstoua zeggenIk heet Behr en ben beambte
der geheime politie.
Er kwum wat meer leven in den mummie;
hij richtte zich in zijn kuwwnstoel op en zijn
strakke oogen keken den ridder doorborend aan.
Beaucourt bleef echter volmaakt kalm en glim
lachte, alsof hij de zuiverste wuarheid had go-
gesproken.
Het scheen, dat Kiirner, ondanks den Bchyn
van bovennatuur)ykheid dien hy zich gaf. zich
door de kalmte vun Beaucourt. liet misleiden.
Wat voert u hierheen klonk zyn knar
sende stem. Wat kan de geheime politie te ma
ken hebben met een man, die sedert eenige ja
ren niet meer tot. dezo wereld behoort?
(Wordt vervolgd).