Donderdag 13 Januari 1898. No. 4736. 47e Jaargang. Stadsnieuws. VERGIFT. Uitgave Firma A. H. VAN CLEEF te Amersfoort. Verschijnt Maandag- en Donderdagavond. Abonnement per 3 maanden f 1.franco per post ƒ1.15. Advertentiën 1—6 regels 60 cent.elke regel meer 10 cent. Groote letters naar plaatsruimte. Legale-, oflicieële- en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent. Afzonderlijke nummers 10 cent. Bij advertentiën van buiten de stad worden de ineasseerkost.a in rekening gebracht. Bureau KOETEGRACHT 56 Telephoon 19. KENNISGEVING. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van AMERSFOORT, Gelet op art. 6 der Wet van den 2. Juni 1875 (Staatsblad No. 95), Brengen ter kennes van het publiek, dat een door H. van RULLER ingediend verzoek, met bijlagen, om vergunning tot het oprichten van eene Sigarenfabriek en drogerij van Sigaren in het perceel alhier gelegen aan den Zuid-Singel, Wijk B. No. 219, bij het kadas'er hekend onder Sectie E. No. 4325, op de Secretarie der gemeente ter visie ligt. en dat op Maandag, den 24 Januari aanstaande, des voormiddags te elf uren, gelegen heid ten Raadhuize wordt gegeven om, ten over staan van het Gemeentebestuur of van een of moer zijner leden, bezwaren tegen bet oprichten van de inrichting in te brengen. Amersfoort, den 10. Januari 1898'. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, F. D. SCHIMMELPENN1NCK. De Secretarir, W. L. SCHELTUS. Persoonlijke dienstplieht. Daar is wel geen enkel artikel in onze eerste Grondwet de Unie van Utrecht dat zóózeer genegeerd is en no» steeds ont kend wordt als de bepaling »elk burger is verplicht de wapenen van den Staat te dragen." Voor geen enkele, die niet geheel buiten de dingen van den dag staat, is het meer een onbekende zaak, dat binnen niet te langen tijd door onze Regeering wederom een poging zal worden gewaagd om boven staande bepaling tot in de uiterste conse quentie door te voeren, zoodat het zal uit hebben, dat de meerbevoordeelde voor wei nig guldens zal kunnen afkoopen een zijner heiligste plichten als goed vaderlander. Moge rle poging ditmaal gelukken en de Persoonlijke dienstplicht worden ingevoerd. 'tWas geen oratio prodomo, geen pleidooi uit egoisme, dat kolonel De Petit Dinsdag avond in aAmicitin" hifld, helaas voor een veel te klein getal toehooders - niet alleen om den keurigen vorm zijner hoogst aange name causerie, maar ook in 't belang der goede zaak zelf. Feuilleton. ui De levende mummie ging voort: Adèle Frenzel verstond de kunst, den baron aan zich te boeien, zoodat zij weldra een onbeperkten invloed op hem oefende- Toch weigerde zij, zijn liefde aan te nemenzij wilde alles of niets. Wanneer hij haar niet tot barones maakte, dan wilde zij van geen toenadering weten. De baron kon haar niet huwen tenzij hij zich van Hedwig liet scheiden, maar in dat geval zou het vermogen voor hem verloren gnan. Dit gaf aanleiding, dat hij Hedwig begon te haten en hij haar tot eiken prijs uit den weg wilde ruimen, alleen niet ten koste van het ver mogen, dat zij aangebracht had. Neen, want zonder dat zou Adèle hem ook niet hebben willen toebehooren, merkte de ridder op. Kiirner deed alsof hij deze opmerking niet ge hoord had en vervolgde Waarschijnlijk is het denkbeeld wel bij hem opgekomen, zich tot weduwnaar te makèn om dan met Adèle te trouwen, maar dat durfde hij niet, uit vrees achterdocht te wekken. Hij verzon daarop een plan en vond ook iemand die gewetenloos genoeg was, hem bij de uitvoering daarvan behulpzaam te willen zijn. Wie was dat? Ik. Gij Ja. Ik begaf mij naar den persoon, dien ik niet noemen wil en deze verschafte my sterke Zoo dikwijls is door tegenstanders van den P. D. als argument aangevoerd, zoodra een officier er vóór pleitte»Ja, zie je, dokters moeten zieken hebben en advocaten processen en jullui soldaten." Alsof de traetementen der officieren zouden verbeteren wanneer het leger qualitatief of quanlitatief veranderde, gelijk een epidemie of tal van processen de positie van genees heer of advocaat gunstig doen worden. De kolonel dan, herinnerde aan wijlen generaal Van Limburg Stirum, den grooten, eerbiedwaardigen vaderlander, den uitne- nemenden strijder voor den P. D. boe deze op al zijn streven slechts als resultaat had gekregen geestdriftige uitingen, doch geen enkel practisch gevolg. Nog een andere zaak had hem lang hui verachtig gemaakt om de wederoprichting eener auleeling van den Anti-dienstvervan- gings Bond hier ter stede ter hand te nemen. Immers, in de steden is het streven van den Bond meer dan genoeg bekend een be wijs daarvoor is, dat liet met zooveel nauw gezetheid wordt doodgezwegen. Toch kwam het Hoofdbestuur van den Bond met zulke klemmende betoogen tot hein, dat hij het wel degelijk zijn plicht achtte om de Regeering in de phase waarin het hoogst gewichtig vraagstuk thans verkeert naar zijn vermogen te moeten steunen, óok al kwam het hem voor, dat het aanroeren van deze epineuse zaak de groote twistappel der politieke partijen voor den militair van hoogeren zang verre van onbedenkelijk is. De soldaat toch doet in den Slaat het best zijn plicht als hij zich houdt buiten de politieke geschillen en boven de partijen staat. Het leger behoort te blijven het schild van den Troon; de Staatsveiligheid eischt, dat het niet gebonden is aan welke partij ook. Slaan we een vluchtigen blik op den toe stand van ons land in het Staten verband van West-Europa, dan komt de eerlijke raensch alra" tot de erkenning, dat volmaakt onwaar is bet begrip, dat maar al te veel geloofd wordt, als zou Nederland volstrekt geen ge- gevaar dreigen. In West-Europa zijn twee kleine Rijkjes, Nederland en België, welke ingesloten wor den door twee zeer machtige Staten, Duilsch- land en Frankrijk, die over enweerJenaen j Sédan niet vergeten, die als groote bulhonden tegen elkaar brommen en blaffen en die bij- morphinepoeders. De baron kwam nu en dan wel eens een paar dagen op het landgoed van zijn vrouw doorbrengen, waarschijnlijk om uit te rusten van zijn zwelgpartijen te Munchen hij een van die gelegenheden gaf hij haar de morphine in en bracht haar in een toestand die gelijk is aan den dood. Zij was echter schijndood, zeide De Beau- court, want later is de barones ontwaakt. Ik hield mij er destijds ook vast van over tuigd, dat de barones niet werkelijk uood was, hernam Kamer. Ik hielp den baron haar in een rijtuig dragen; hij nam nevens haar plaats en ik zette mij, als koetsier vermomd, op den bok. In het eerste dorp waar wij aankwamen, liet de baron zijn echtgenoote onder den naam van Adèle Frenzel begraven en keerde daarop per spoor naar Munchen terug. De man, dien ik nu wil sparen en die mij geheel was toegedaan, had ons, op mijn bevel maar zonder dat de baron het wist, gevolgd. Ik had ook een knecht van den doodgraver omgekocht om het graf den nacht na de begrafenis open te laten, en met ons drieën begaven wij ons daarheen. Wij braken het deksel van de kist open. En bewoog de schijndoode zich niet? vroeg Beaucourt. Wij hadden geen tijd om daar onderzoek naar te doen, maar in elk geval wilde ik de barones dood of levend uit haar graf rooven ten einde don baron een som geld af te persen, die voldoende zou geweest zijn om in het bui tenland gemakkelijk te leven- Maar gij hebt het lichaam der barones niet gestolen. Neen, want wij werden bij ons werk over vallen door een man, dien een van ons met zijn houweel een slag voor het hoofd gaf, zoodat bij neerviel. na zeker elkaar weer zullen aanvliegen, gelijk ze het steeds de historie is daar om liet te bewijzen op't alleronverwachtst deden Wie zou, bij ae groote tentoonstelling te Parijs in 1867 hebben gezegd, dat slechts drie jaar later datzelfde Parijs in vlammen zou staan Eén diplomatieke onhandigheid en de vree- selijke oorlog zal weder uitbarsten. Er is geen vrede, doch slechts een wapenstiltandmaar deze trève mag ons niet doen indommelen en doen gelooven aan absolute veiligheid, want vooral na den oorlog van 1870 is er zeer veel te onzen nadeele veranderd. Door schier onneembare versterkingen aan beide grenzen kunnen de legers van Frank rijk zoowel als van Duitschland niet meer den weg volgen, dien ze in 70 namen. De weg naar het hart des lands en als daal de eene reus de hand op heelt gelegd dan houdt alle leven in het "overige land op die weg naar Parijs of naar Berlijn leidt nu óf door Zwitserland óf door België en Ne derland is de eerste weg zeer lang en bij kans onbegaanbaar, de tweede is de beste en de kortste, en zeker is bet dan ook dat in den eerstvolgenden oorlog tusschen deze twee aartsvijanden onze neutraliteit zal wor den geschonden. De Duitsche stations voor mili tair vervoer zien we voor eigen oogen in de nabijheid van Roermond en Venloo maken en als de grens bij Luik en Vise wordt over schreden, dan zal ook Nederlandsch Limburg al het nadeel ondervinden van het verblijf van een reusachtig modern legerkorps. België sloot reeds voorlang zijn villa af door een tlink hek in Sambre- en Maasdal, maar Nederland laat zijn grond open liggen voor den eersteu den besten indringer. Juist daar ligt het gevaar, dat velen niet willen inzien, wel vertrouwend dat ze het in Amsterdam hun slaapkamer nog een heelentijd rustig kunnen hebben terwijl tuin en kelder en woonvertrekken reeds lang in handen zijn van en verwoest worden door de ongenoode gasten. Maar wie wat verder wil zien, zal begrijpen, dat hij verplichtis, intijds er voor te zorgen, dat de formidabele vecht partij niet wordt uitgevochten op onzen bodem, want vooruit weet hij dat hij dan de rekening van het vernielde mag betalen. We hebben wel degelijk wakker te blijven en te zorgen dat, als een indringer aan het hek van onze villa kornt, hij ons daar vindt met ons goed recht. Hij zal zich dan althans bedenket^vóoi^j^nm verwoest. En om hem ontzag te. kunnen inboezemen, moeten we het gehalte van ons le ger verbeteren zooveel als dit in ons ver mogen is. Men zegt, »nu ja, maar we zijn geen mi litaire natie". Welke fatale grappenmaker zou dat praatje hebben uitgedacht? Zijn we dan de tijden van Tromp en De Ruyter en Everlsen vergetendenken we dan heel niet meer aan 1830 en 1870? Logenstraft niet op ieder uur van den dag het Indische leger, dat de Hollandsche jongens wel heel degelijk beschikken over militaire deugden? Slechts egoïste, verwijfde, zeer onervaren jongelieden verschuilen zich achter dien dooddoener en aten op kosten van hun ouders hun landsplicht voor weinige guldens vervullen door een armen drommel, die niets heeft dan zijn bloed en dit met graagte geeft, waar het noodig zal wezen Troon en Land te verdedigen. Het is een schreeuwend onrecht in een beschaafd land bij het einde der 19 eeuw, dat de arme zijn bloed verkoopt om den bloedlooze te vervangen; en dat dit vooral klassenhaat wekt, behoeft wel geen verder betoog. Onze tijd wordt bijna geheel beheerscht door het streven naar maatschappelijke recht vaardigheid. Gelijk vóór 100 jaren de derde stand vrijkwam en een stem in het kappittel kreeg, zoo zal ook binnen niet al te langen tijd de vierde stand zijn rechten eischen. Voor komen moet worden, dat hij dit op even gewelddadigde wi jze doetweggenomen moet worden een schreeuwend onrecht als de plaats vervanging. Allen zijn kinderen van éen land; allen hebben tegenover dat. land de z.elfdo verplichtingenmet welk recht kan de rijke zich dan afmaken van dien plicht en moet de arme, ook al is hij kostwinner, zijn dienst plicht vervullen? Daar is een groot geschreeuw van vrij heid. Afschaffing der plaatsvervanging is vrij heids-beperking in een vrije staat zegt men moet men ieder vrij laten om zijn plichten tegenover dat land al of niet te doen vervullen. Doch dit is geen vrijheid, maar een exces van vrijheid en leidt tot blanke slavernij. De verwijdering tusschen leger en bur gerij moet uithebben, anders blijft bet land ziek en wordt het al rotter en ellendigern gaat ten gronde bij de allereerste cuuipluie Men beweert, dat de kazerne is een j»ge- meen pesthol van ongerechtigheden" waarin Ik weet het. Wij wisten niet of die man alleen was dan wel of hij door anderen werd gevolgd, daar om namen wij in alle haast de vlucht. De baron betaalde mij zelfs de belooning niet, die hij mij voor mijn hulp had toegezegd maar gaf mij op een voor mij onverklaarbare wijze een vergift in dat mij wel niet doodde, maar mij in den toe stand bracht, waarin ge mij nu vindt. Ik heb hem daarom een onverbiddelijke wraak gezworen en ik zal mijn eed houden. Laten wij dan den schurk ontmaskeren! riep de ridder vol geestdrift uit. Ik moet den dood afwachten van den man, dien ik sparen wil, antwoordde Kiirner. En kunnen zelfs dringende omstandigheden u niet van uw plan afbrengen? vroeg De Be aucourt. Denkt toch aan de tienduizend Mark. Al boodt ge mij een millioen, al dreigdet ge mij mot het schavot, ik zal mijn vriend niet verraden, antwoordde Kiirner kalm. Wat kr.n er dan gedaan worden Niets, jammerde Beaucourt. Zoolang de man leeft, niets, herhaalde Kamer. De ridder zag wel, dat hij moest berusten. 'tls goed, dan zullen wij wachten, zeide hij, maar ik kom spoedig terug. Eensklaps deed zich boven hen geklop hooien. Gij behoeft niet terug te komen, zeide Kiirner, na een oogenblik stilte. Niet? Neen, wij kunnen het werk der wraak be ginnen. Hoe dat? Kürner antwoordde Mijn vriend, dien ik sparen wilde is gestor ven wij zullen nu dien baron verpletteren, zeide Kamer met krachttge stem en tot groote ver bazing van den ridder stond hij uit ziju kussen- stoel op en vertoonde zelfs een forsche gestalte. Wat nu riep de ridder nog meer verwon derd uit. Gij kunt loopen Uw bediende ver zekerde mij, dat gij in jaren deze kamer niet verlaten hadt. Dat is ook zoo. Ik dacht, dat gij lam waart. Neen, tengevolge van mijn eed had ik ook de wilskracht mij van de wereld af te zonderen en binnen deze muren te blijven als een levend begravene. Maar thans zult ge in de wereld terug- keerèn Om Erlbach te vernietigen en de wettige baronnes in haar rechten te herstellen. Olarin bevond zich in het boudoir harer moeder, j Waarom verlangt ge een bedenktijd van drie weken vroeg deze. Wat is er dan nog te bedenken? De Vorst is jong, rijk en van hoogen adel. Hij heeft je lief In deze aangelegenheid kan ik mij niet blindelings aan uw bevelen onderwerpen, mama I riep Olaria uit. Het betreft mijn levensgeluk. Kinderpraatriep gravin Leontine uit. Denk je, (lat ik nog drie weken aan je eigen zinnigheid wil opofferen? Neen, dat zal ik nooit doen. Ik ben nog altijd je moeder en wanneer je weigert Radanolf binnen dat tijdsverloop naar het huwelijksaltaar te volgen, dan zal ik je naar een klooster zenden en zoodoende aan al die ingenaamhedcn een einde maken. Ik duld 1 lun geen langer verzot. Wordt xvrvolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1898 | | pagina 1