Donderdag 21
April 1898.
No. 4764.
47e Jaargang.
DE FREULE.
Firma A.
Uitgave:
H. VAN CLE E FF
te Amersfoort.
Verschijnt Maandag- en Donderdagavond. Abonnement per 3 maanden f 1.franco per
post f 1.15. Advertentie» l6 regels 60 cent; elke regel meer '10 cent. Groote letters naar
plaatsruimte. Legale-, nfficieële- pn onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent. Afzonderlijke
nummers 10 cent.
Rij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
Bureau
KORTEORACHT 6 6.
Telephoon 19.
K ENNISGE VINGEN.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS
van AMERSFOORT
Maken bekend, dat verzoekschriften tot ver
betering van de Kiezerslijst voor 1898/99 zijn in
gekomen en met de bijgevoegde bewijsstukken
tot er. met 21 April a. s. ter Secretarie ter in
zage liggen en in afschrift tegen betaling der
kosten verkrijgbaar zijn gesteld.
Amersfoort, 14 April 1898.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
F. I). 8CHIMMELPENNINCK.
De Secretaris,
W. L. SCHELTUS.
Herplaatsing wegens misstelling)
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS
van AMERSFOORT,
Gez'en art. 5 der Wet tot regeling van den
kleinhandel in sterkedrank en tot beteugeling
van openbare dronkenschap
Brengen ter openbare kennis, dnt verzoek
schriften om vergunning tot verkoop van sterke
drank in het klein bij hen zijn in gekomen van
de Naainlooze vennootschap Rutten's Bierbrou
werij „de Zwarte Ruiter" gevestigd te Maastricht
in het perceel staande aan den Hof wijk F. no.
318, en van A. Lenstra in het perceel, staande
aan den Leusderweg. wijk G. no 104.
Amersfoort, 19 April 1898.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
F. D. SCHIMMELI'ENNINTK.
De Secretaris.
W. Ie SCHEI/fUS.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS
van AMERSFOORT,
Gezien art. 8 der Hinderwet
Brengen ter kennis van het publiek, dut door
hen aan het bestuur der Verceniging St Joris en
zijne rechtverkrijgenden, vergunning is verleend
om eene schietinriehting opterichten in hpt per
ceel. alhier gelegen op het Zand, wijk D. no,
392/3, kadastraal bekend onder sectie E. no 869.
Amersfoort, 19 April 1S98.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
F. D. SCHIMMELPENNICK.
De Secretaris,
W. L. SCHELTUS.
Het Zuiderzee-vraagstnk.
Gansche riemen papier zijn hierover reeds
bedrukt; in tal van dag- en weekbladen, in
tijdschriften en brochures is deze zeer gewich
tige zaak reeds van alle kanten bekeken.
Toch was de zakelijke uiteenzetting, dooi
den heer Beekman bier Vrijdagavond gege
ven, zóo hoogst belangrijk, dat we het ver-
Feuilleton.
3 (Slot).
O, wat was dat al lang geleden en wat had
het weinig te beteekenenMaar toch zou freule
Elsdie die nooit jokte niet kunnen zeggen,
dat dit kleine voorval geen indruk in haar leven
had achtergelaten. De klerk van Blondépine,
die nooit was teruggekomen, had zich langzamer
hand in de droomen van het jonge meisje, later
in die van de rijpe jonkvrouw en eindelijk in
die van oud wordende rouw veranderd in een
verliefd edelman, sidderend en vermomd, als op
het tooneel. Hij behoorde onder de pretenden
ten, die freule Elsdie zich verbeelde gehad te
hebben, als zij zeide: „Ik heb niet willen
trouwen."
Nu ducht zij er nooit meer aan. Zij ging ge
heel op in haar bouwplannen. Bii het krieken van
den dag stond zij op zij gaf bevelen van den
morgen tot den avond of gaf ruud, met het ge
heime genot van iemand, die op het laatst van
zijn leven een nieuwe macht in handen krijgt en
en er de proef mee neemt.
Het was verbazend zooals zij er den slag van
had, met de boeren om te gaan on een zaak te
besturen. Zij ontdekte, dat zij „iemand" was.
In haar onverwachte vrijheid voelde zij zich de
erfgename der vroegere burchtvrouwen, weduwen
of echtgenooten, die aan zichzelf overgelaten
waren gedurende de nooit geëindigde oorlogen,
die muren bouwden, grachten lieten graven, den
slag daarvan eenigszins omstandig willen
geven.
Een kleine 400 personen, zoo van hier als
elders, hebben gehoor gegeven aan de uit-
noodiging door vóór- en tegenstanders aan
de droogmaking tot allen gericht.
Na een kort inleidend woord van den heer
Wesseling zette de heer Beekman dequaes-
tie nogmaals uiteen, herinnerend aan het
«onbekend maakt onbemind" en zeggend hoe
zoo hooi veel tegenstanders nimmer de moeiie 1
zich hebben getroost, de zaak ernstig te be-
studeeren.
Het geldt hier een echt nationaal belang,
dut werkelijk eiken Nederlander aangaat en i
zeker is bet, dat «le Regeering met een ont-
werp zal komen, doch zij zul dit kunnen
noch mogen doen voor en aleer zij gevoelt j
dat een groot deel der natie achter haar
staat en haar wil steunen.
Het onderwerp is iutusschen zóo veelom-
vattend, dat spr. zich wilde bepalen tot eeni-
ge grepen, vooral ook om den tijd le laten j
tot debat. Ilij gaf daarom achtereenvolgens
Een kort overzicht van de phvsieke ge- j
steldheid der Zuiderzee.
Wat sinds 1850 is god an.
Den tegenwoordige» stand van zaken.
De economische voor- en nudeelen
In korte trekken werd herinnerd aan het
ontstaan der Zuiderzee uit het meer Flevo
in het N. deel is de zee dan nok zeer on-
liep, in liet Z. deel is «le diepte slechts 3
i 4 M. De bodem bestaat uit zeeklei, hier
en daar met zand bedekt, op vele plaatsen
langs den natuurlijken weg nntveenn.
In I849 deed de toenmalige ingenieur Van
Diggelen de eerste poging ter drooglegging.
Zijn ontwerp maakte zóóveel sensatie, dat
zelfs de Regeering aan de ingenieurs Eerré
en Van der Kun opdroeg daarover een rap-
fort uit te brengen, dat in 1807 verscheen,
n 180."» intusschen vestigde Minister Ro-
chussen de aandacht der Maatschappij voor
Grondcrediet op dit terrein, welke Maat
schappij aan den ingenieur Beijerinck een
onderzoek opdroeg, die daarmee in 8 maan
den gereed was en wiens plan in grove
trekken insloot de drooglegging bezuiden
de lijn EnkhuizenUrkKetelmond, tnet
kanalen voor afwatering en scheepvaart.
Inmiddels werd de Maatschappij vervangen
door een comité met Stieltjes als adviseur,
dat naast de Staats-commissie van 1806
de zaak entameerde.
In 1870 bracht dit comité zijn rapport
uit; iu 1873 antwoordde de Regeering, dat
het werk beter door den Staat zelf ware uit
te voeren in de Troonrede van 1874 werd dit
in uitzicht gesteldin 1875 werd geld ge
bracht op de Begrooting voor boringen en
in 1877 verscheen een plan. in hoofdzaak dat
van Beijerink, met een afsluitdijk Blokkers-
hoek Ketelmond. De uitvoering zou iulO
jaar kosten 146 millioen benevens. 47 millioen
aan interesten. Bij het aftreden van het
ministerie-Heemskerk werd het ontwerp,
najaar 1877, ingetrokken.
In 188-4 stelde de heer Buma in de Tweede
Kamer voor, een onderzoek »e doen instellen
naar de mogelijkheid van het dichten dei-
zeegaten, liet vormen van een zoetwatermeer
en de wenschelijkheid of-Ie drooglegging en
kanaliseering moest geschieden dom- den
Staat of door particulieren. Na lang tobben,
trok de lieer Buma zijn rnolie in.
Eerst in 1885 kwam er een geheele om
mekeer. toen de heeren Duma en Van Digge
len Jr in een circulaire de groote voordeelen
uiteenzetten, aan de afsluiting en de droog
legging verbonden. Tengevolge hiervan werd
In 1880 te Amsterdam geconstitueerd de
«Zuiderzee-vereeiiiging". die alras 5'H) leden
telde, in Augustus 1885 Kon. goedkeu
ring erlangde op haar Statuten en als inge
nieurs had de heeren Van Diggelen Jr en
Lely, den tegenwoordige» Minister van Wa
terstaai. Thans heet zij "Nationale Zuider-
zee-hond."
Van 188791 verschenen van haar 8 ge
schriften en technische nota's; in de opéén
na laatste van Augustus 91, gaf zij haar
plan, met verzoek tot benoeming eener Staats
commissie. waaraan in September '02 ge-
boor werd gegeven en die in April 04 haar
rapport uitbracht. De Staats-commissie van
27 leden vereenigde. zich in het algemeen
met het plan der Z. 7. V. en wijzigde slechts
enkele onderdeden. De afsluitdijk zou komen
in de richting Eeuwijksluis Wieringen
Piaani en een hoogte hebben van 5.40 M.
-f- A.P.de gezamelijke oppervlakte zou
bedragen 208000 H.A. of. na aftrek van
tochten, slooten. wegen en woningen, 194 000
bunder bouwland geven met zeer vrucht
baren kleigrond.
In den breede werd gewezen op de af
watering van den IJsel en de kleinere ri
vieren en de sluizen bij Wieringen, opdat
het water van het JJselmeer niet hooger kunne
stijgen dan 1 Meter.
Overgaande tot de bespreking der voor-
en nadeelen uit technisch-waterbouwkundig
oogpunt, scheepvaart, waterverversehing enz.
omtrek vergrootten, den slottoren verhoogden
alles ter eere van den afwezigen heer en meester,
of voor de blonde kinderen over wie zij de
de voogdij uitoefenden.
Toen de maand om was, aanvaardde zij den
terugtocht naar de stud en haar nederige plaats
aan den huiselijken haard van haar broeder. Zij
vond .laar echter niet meer de waardeering, welke
de erfenis haar een korte poos verleend had. Men
vond het verkwistend en niet zeer verstandig,
dat zij de weinige rente, welke zij bezat, aan
metselaars en timmerlieden uitgaf. Haar broeder
zeide
„Je doet een dwaasheid, waarvan je geen ge
not zult hebben."
„Ik vraag wel excuus," antwoordde zij. „Ik
heb heel veel pleizier in bouwen. Het zal mij
spijten als het gedaan is."
En elk jaar keerde zij trouw terug naar het
land der hooge eiken, om er haar pachtgelden
te besteden aan verbeteringen en verfraaiingen.
Het kasteel had het uiterlijk van een ruïne
verlorenhet torentje was gereed, de nieuwe
leien van het dag glinsterden in de stralen der
zon. De oude dame was te gelijker tijd en met
gelijken tred als haar muren in de achting harer
baren gerezen.
De eersten die haar ontvingen, vonden haar
niet dom of menschenscbuw. Sommigen hielden
zelfs van haar. Men gewende er aan, haar moedig
te voet te zien aankomen, gevolgd door haar
met een vuurrood lint versierd schoothondje,
dik en rond als een bal.
Onder de boeren was zij in écu woord erg po
pulair. Men noemde haar „onze freule," hetgeen
in hun beknopte wijze van zich uit te drukken
beteekende, dat zij van goede afkomst was en
hart had voor de armen, anders zouden zij dat woord
niet gebruiken, dat een weinig genegenheid en.
eenigen eerbied in zich sloot.
Twintig jaar later vertoefde de freule twee
maanden gedurende de vaeantie op haar kasteel
Bel Aubier, geheel gerestaureerd en keurig ge
meubileerd als een nestje voor een jong huis
houden. Zij had achter in het park nog een
kleine tiinmerloods laten maken om het timmeren
niet geheel en al te laten varen. En nu, geheel
wit van haar, een weinig gebogen, verwachtte zij
haar neef, een luitenant bij de dragonders.
Zij, de oude, verlaten en bespotte oude vrijster
had het wonder tot stand gebracht, in den
omtrek een bruidje te vinden, dat zij even lief
had als hij, maar veel langer.
Hij kwam zij gingen samen misschien wel in
hetzelfde rijtuig, dat haar in der tijd op Bel
Aubier had gebracht, op het naburig kasteel een
bezoek afleggen. Zij zag, dat zij, die elkaar be
minden, het elkaar reeds met de oogen zeiden,
en vooruitloopend, hand in hand, alles om zich
heen vergetend, wandelden zij onder de hoornen,
welke in vroegere tijden andere paren, zooals z\j,
hadden gezien, dezelfde eeden en dezelfde uitingen
van jong geluk hadden gehoord. En ofschoon
zij te hard voor zich zelf en er genoeg -.an
gewend was om vergeten te worden wat haar
gedurende zestig jaar was overkomen en om
anderen haar geluk te benijden, was zij toch
diepbedroefd en kon zij het niet voor anderen
verbergen.
De jongelieden bemerkten het nietzij had
voor de oude juffrouwen, die scheidingen de ergste
den moed hun een opgeruimd gelaat te toonen.
Misschien was de herinnering aan haar arme
liefde van vroeger weer boven gekomen. Wie
kent de duurzaamheid zijner eigene illusies?
Maar zij vond, dat voor de ouders, en nog meer
deelde spr. mede. dat de schipperij op de
Zuiderzee zeer aanzienlijk is. Reeds in 78
werden 73 000 reizen heen en weer gedaan,
welk aantal sedert nog belangrijk toenam.
Zij zal dan ook behouden blijven en de
scheeptvnart zal hebben een kalmer, minder
gevaarlijk water. Thans wordt niet gevaren
op tij. doch op laag water, maar bet peil
van bet IJselmeer zal zeer weinig verschil
len met de Noordzee, zoodat ook bet schutten
bij Schellingwoude veel sneller zal kunnen
geschieden. Een kanaal zal komen van de
Eein om bet Gooi en van de Eem naar
Kampen.
Ook de afwatering gaat er in 't algemeen
op vooruitimmers men krijgt een stand
vastig peil van 40 r.M. terwijl dit thans bij
den dagelijkscben vloed verandert. Vooral de
Eem zal er zeer bij gebaat zijn en niet ineer
schommelen tusscben-f-2 M. en1 M. A.P.
In bet algemeen zullen de polder- en wa
terschapslasten veel minder worden, wellicht
geheel vervallen. De Runscboter veen- en
veldendijk mocht nu in 10 jaar bijna füO 000
bijpassen voor onderhoud, behalve f21 000
voor bet stoomgemaal, dat in December 97
wegsloeg.
Het IJselmeer zal eerst gevuld zijn met
zout water, dat door den TJsel van lieverlede
verandert in zoetwater, wat van groot be
lang is voor Noord-Holland en Friesland, die
nu 's zomers maar al te dikwijls waterge
brek hebben en zich moeten behelpen met
brak water, wat hoogst nadeelig is voor de
zuivel-producten. De grond in Drechterland
alleen zou bij genoegzaam zoet water flö
per H. A. meer waard worden.
Als nadeel noemde spr. het verdwijnen
der Zuiderzee-visscherij, doch ook hiervoor
zorgde de Staats-commissie. Thans vintien
3000 vissihers, of 2500 gezinnen met 1300
vaartuigen, bij die visscherij een bestaan in
tusschen een vrij sober.
De Staats-commissie onderscheidde 3 soor
ten vischplaatsen voor de omwonenden tier
Zuiderzeeop de Noordzee, op de Noord
en de Zuiderzee, en op de Zuiderzee alleen
deze lactsten zijn bijna ietleren winter arm
lastig, In verband hiermede stelde zij in
1894 voor* om schepen en tuig te doen in
richten voor de Noordzee-visscherij, aan de
oude visschers een behoorlijk weekgeld uit
te keeren, een pensioenfonds te stichten,
enz. waarvoor zij 41/2 millioen op haar Be-
grooling bracht. Thans echter wordt bij de
Noordzee-visseherij meer en meer stoom
toegepastde Zuuler/.eevisschers zullen dus
waren, welke ontstaan door de huwelijken van
zoons en neven. Zij zeide het echter niet. Maar
thuis gekomen in haar vroolijken salon, waar de
laatste stralen de ondergaande zon door de kruis
ramen haar laatste verbeteringnaar binnen
vielen, riep zij den luitenant bij zich voor het
hoekraam, en terwijl zij hem wees op de omge
ving, het park, de torenspits, glinsterend in de
5 zij.
„Dit alles, mijn jongen, is voor u beulen. Ik
dacht niet aan haar, maar wel aan u toen ik
begon."
Hij wist het en antwoordde:
„U blijft toch hier? U blijft toch met ons
samenwonen
„Neen," zeide zij hoofdschudend, „ik ga weer
naar mijn plaats in het hoekje bij den haard,
ginds in de stad."
En toen hij aanhield, bewerende, dat het
kasteel te groot was voor een jong paar, bevatte
haar antwoord den korten inhoud van heel haar
leven.
„Kom, mijn jongen, ik heb het maar al te goed
geleerd om het ooit te vergetenals men met
zijn beiden is, heeft men niemand meer noodig l"
Voortaan kwam zij slechts als bezoekster op
Bel Aubier, dat zij had opgebouwd.
Als ik nu de freule op mijn weg ontmoet,
heb ik grooten lust, tweemaal den hoed voor
haar af te nemen, want ik denk aan het weini
ge geluk dat zij gesmaakt heeft, en aan het vele
geluk, dat zij aan anderen heeft geschonken.