Donderdag 29
September 1898.
No. 4180.
47e Jaargang.
Binnenland.
De Baanwachter.
Uitgave
Firma A. H. VAN CLEEFF
te Amersfoort.
Verschijnt Maandag- en Donderdagavond. Abonnement per 3 maanden f 4.franco per
post f 1.45. Advertentiën 6 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Groote letters naar
plaatsruimte. Legale-, oflicieële- en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent. Afzonderlijke
nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
Bureau
KORTEGRACHT 50
Telephoon 19.
KENNISGEVING.
SCHOUW.
DE BURGEMEESTER en WETHOUDFRS
van AMERSEOORT,
Gezien art. 22 van het Reglement op het onder
houd en gebruik der wegen in de provincie Utrecht
d.d. 8 November 1853 (ProvinciaalblaS No. 102),
alsmede art. 104 van het Algemeen politie-regle-
ment voor de gemeente
Doen te weten, dat de bij voormelde artikelen
bedoelde nnjaarseliouw over de wegen, slooten en
waterleidingen, aan hun toezicht of beheer on
derworpen, zal gehouden worden op Donderdag,
den 13. October aanstaande en volgende dagen.
Wordende bij deze de bepalingen van boven
gemelde reglementen aan de belanghebbenden in
herinnering gebracht.
Amersfoort, den 20. September 1898.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
F. D. SCHIMMELPEN NINCK.
De Secretaris,
W. L. SCIIELTUS.
ATJEH.
Aan het Ministerie van Koloniën werd
Dinsdag het volgende telegram uit Pedir ont
vangen
«De ter Westkust ageerende colonne landde
aan de Kwala Boeboen, verkende TjotSeme-
roeng en is thans in bivouak aan de Kwala
Wailah. De Pedirstreek is geheel rustig. De
spoorweg van Indrapoera naar SêUmoen wordt
den eersten October voor den beperkten
dienst geopend."
De correspondent van de N. R. Ct. te
Batavia, seinde aan zijn blad:
»In Pedir is "het overal rustig. Toekoe
Mantroi Garoet beeft zich overgegeven. De
expeditie naar Pusangan is ingescheept. Twee
bataljons met vier kanonnen houden Pedir
bezet. De krijgsmacht van overste Van der
Dussen bereikte Boeboen, verkendeSemeroeng
en is thans te YVahilah, waar de Radjah van
Temon zich in het bivouak aanmeldde.
«Den 25. ging het naar twee bentings van
Toekoe Oemar. De spoorweg naar Selimoen
is gereed."
Een tweede telegram van dienzelfden corres
pondent luidde
«Het doel der expeditie naar Pasangan is
bet herstel van de hoofden van Kloempang
Doewa, Sainawé, Nisam en het breken van
allen tegenstand, De expeditie vertrekt den
27. van Telok Semawé. Do krijgsmacht van
overste Van der Dussen is gisteren naar
Feuilleton.
H.M. heeft het recht op het voeren van
de volgende titels
Koningin der Nederlanden; Prinses van
Oranje-Nassau Gravin van Katzeneibogen,
Vianden, Dietz. Spiegelberg, Buren, Leerdam,
CulemborgMarkgravin van Veere en Vlis-
siugenVrouwe en Baronnesse van Breda,
Beilstein, de Stad Grave en landen van Cuijk,
Liesveldt, Diest, Herstal, Cranendonck, War
neten, Noseray, St.-Vijt, Drachsburg, Pola-
nen, Willemstad, Niervaart, Steenbergen,
IJseistein. Bredevoort, St.-Maartensdijk, Geer-
truidenberg, Turnhout, Zevenbergen, Hooge
en Lage Zwaluwe en Naaldwijk Onafhanke
lijke Vrouwe van Ameland; Erfburggravin
van Antwerpen en Besangon.
Bovendien is H.M. Groot-Meesteres van
alle Nederlandsche ridder, rden
Als laatste spruit van den Ottoschen tak
der Nassaus erfde H.M. al de titels van Haar
voorvaderen. In veel voornoemde plaatsen
vindt men nog oorkonden, geschenken en
souvenirs van liet geslacht der Nassaus.
Een «Vèluwnaor" schrijft naar aan'eiding
van de groote revue op de Renkumsche heide
aan het Ned. Dagblad
Ik hè de Koeningin ezien
Mien Koeningin te peerd
Maor jong, wat flinke Willemien
Dat is de piene weerd
Ik hè de Koeningin ezien
Bie Renkum, up de hei!
En Geenderaols wel meer as tien,
Ien rood en gold livrei.
Ik hè de Koeningin ezien!
Maar ferm beur, dat is waor
Ze is zwaorder as breur Jaupiks Trien,
En dee's ruum twientig jaor
Ik hè de Koeningin ezien
En rieën noe, wat flink
Daorveur gaf minnig jong misjien
Een stukje van zien pink!
Ik hè de Koeningin ezien!
En buugen da-ze dee
Ze knikte maor ók teugen mien
'k Leuf, wel een keer of twee
Ik hè de Koeningin ezien
Saldaoten minsen, kiek,
Wel twintigduuzend meer misjien,
En al'maol mil moeziek
(2)
Daarna was er sprake van haar huwelijk.
Toen kwam het groote Hofbal, opdien won-
derschoonen Juli-avond, waarop door de ge
opende vensters het gewoel der menscnen
naar boven drong, die zich in den verlichten
tuin hadden verzameld. Hoe had zij gebeefd,
toen men haar eenige oogenblikken met den
jongen koning bad alleen gelaten. En toch
zij beminde hem reeds, had hem van het
oogeoblik af bemind, dat hij aan haar was
voorgesteld, zoo innemend én voornaam in
zijne inet diamanten versierde uniform, ter
wijl hij bij iedere schrede zijne gouden sporen
aan zijne rijlaarzen liet kletteren.
Na de eerste wals had Ottokar haar den
arm geboden, haar naar den wintertuin ge
leid, onder een grooten palm eene zitplaats
aangewezen, en zich naast haar gezet. Ilij
had daarop hare hand genomen, en terwijl
hij haar strak had aangezien, met voorname
kalmte gevraagd«Prinses, wilt gij mij de
eer bewijzen mijne vrouw te worden?" En
zij had gebloosd, do oogen neergeslagen en
geantwoord«Ja, Sire."
Maar ach hoe spoedig was dat geluk ver
vlogen, Nauwelijks een half jaar had die
schoone droom geduurd. Een toeval deed
baar ontdekken, dat de koning haar bedroog,
haar niet beminde, nooit bemind had, en dat
hij reeds den avond na zijn huwelijk met
Gazella, de eerste danseres van het Prager-
tooneel, had doorgebracht. En dat was nog
niet allesZij vernam ook wat tot nu toe
zij alleen niet had geweten, dat Ottokar in
nauwe betrekking stond met de gravin
Pzibratn, terwijl hij de onbeschaamdheid had
gehad, haar tot hofdame zijner gemalin te
benoemen. De liefde der koningin was op een
maal geknakt, deze innige, besclieidene liefde,
die zij nooit den moed had gehad haar man
te bekennen, en die zij nu vergeleek met
hel kleine vogeltje, dat zij als kind in hare
hand had doodgedrukt, toen zy eens hevig
was geschrikt door het in stukken vallen
van eene kruik.
Haar kind Ja, de koningin had een zoon
en zij had hein lief. En tochAls zij aan
zijne vergulde, met eene kroon versierde
wieg zat, waarin de kleine Wladislas lag te
slapen, dan overviel haar dikwijls een hui
vering, als zij het kind aanzag. Was het
niet het kind van den man, die haar zoo
schaamteloos eu smadelijk bdeedigd had
Daarbij had zij het kind nooit voor zich al
leen. Aan het trotsche oude hof van Praag
ging alles streng naar den voorgeschreven
vorm, geheel anders dan vroeger bij hare
lk hè de Koeningin ezien 1
Wat gong dat volk te keer
Den oudsten jong van bliende Sien
Duut nog het kèlgat zeer.
'k Hè nooit, nee nooit zoo'n spul ezien
Daor is gin veurbeild van
Ik zaag dan ókzoo'n Willemien,
Daar hei je nog wat an
Het plan moet reeds nu bij H. M. de Ko
ningin vaststaan H. M. gaf het zelf aan
eenige autoriteiten in de laatste dagen te
kennen om in het volgend jaar weer een
reis door het land te maken en alle provin
ciën opnieuw te bezoeken.
Men verzekert, dat H. M. de Koningin-
Moeder nog geruimen tijd met H. M. de
Koningin in het Paleis in het Noordeinde
blijft wonen en eerst na een eventueel hu
welijk van Koningin Wiihelmina, Haar paleis
in het Voorhout zal betrekken.
De Minister van Oorlog heeft aan de auto
riteiten der landmacht medegedeeld, dat het
H. M. de Koningin heeft behaagd, bij schrij
ven van den Directeur van Het Kabinet der
Koningin Hoogstderzelver dank en tevreden
heid te doen betuigen aan L et leger, voor
de diensten, die het in de laatste weken heeft
bewezen.
Men verzoekt ons mee te deelen, dat de
uitgifte van de zoogenaamde Jubileum-brief
kaarten, voorzien van het oflicieële Rijkswa
pen en zegel, binnenkort gestaakt en in ver
band daarmede de prijs van de weinige nog
in voorraad zijnde exenplaren eerstdaags
verhoogd zal worden.
Wie dus deze briefkaarten, die een aardig
souvenir zijn aan de Inhuldiging van Ko
ningin Wiihelmina, in zijn bezit wil hebben,
haast1 zich, die te koopen.
De «oude weduwen" van overleden burger
ambtenaren werden deze week in kennis ge
steld dat hun pensioen is verhoogd. Deze
verhooging zal hun van 1 Juli af worden
uitgekeerd.
Voorwaar een blijde boodschap.
In den loop van het volgend jaar zal in
gesteld worden een Commissie van advies
in zake de verhouding van den gevangenis-
arbeid tot de particuliere nijverheid.
Met 1 September 1899 zal worden over
gegaan tot opheffing van de gelegenheid om
ouders. Een zwerm van oppasseressen en
hofmeesteressen, dames met hooge mutsen,
omringden de koninklijke wieg, en als de
koningin kwam om naar haar zoon te zien
en hem te liefkoozen en te kussen, werd
haar heel plechtig verkondigd «Zijne konink
lijke Hoogheid heeft dezen nacht wat ge
hoest. Zijne Koninklijke Hoogheid krijgt
tandenEn de koningin had een ge
voel, alsof er van deze vrouwen een koude
stroom uitging, die haar deed huiveren en
haar hart- verstijfde.
Neen, zij kon het niet meer dragen, het
leven viel haar te zwaar Als het haar nu
en dan te moeilijk werd, kreeg zij van den
koning toestemming om hare moedor te be
zoeken, die inmiddels echtgenoot en troon
had verloren, en zich in Frankrijk had te
rug getrokken. Zij vluchtte tot haar als uit
een gevangenis, maar zij ging alleen, want
volgens de oude overlevering van het huis
des konings, mocht de troonopvolger niet
zonder zijnen vader het land verlaten. En
de armen om den hals der grijze moeder
geslagen, weende zij hittere, lang terugge
houden tranen.
Deze keer was zij plotseling afgereisd, zon
der eerst toestemming te vragen nadat zij
een vluclitigen kus op het voorhoofd Van
haar kind had gedrukt want zij was van af
schuw en schaamte buiten zich zelve. De
buitensporigheden van den koning werden
als inwonend leerling huisvesting en verple
ging te ontvangen in het gebouw van de
Rijks-veeartsenijschool te Utrecht.
September is dit jaar de maand der uiter
sten in o'e temperatuur. Drie weken geleden,
tijdens de feesten, steeg de thermometer
boven de 80 graden en gisterochtend wees
liij te Groningen slechts 38.
Uit alle oorden van ons land werden prof.
Kooyker op zijn zilveren feest als Hoogleeraar
gelden toegezonden voor de oprichting van
Volkssanatoria voor borstlijders in Nederland.
Alleen van zijn oud-patiënten ontving de kun
dige geneesheer meer dan f2000.
De jubilaris heeft thans aan den Penning
meester der genoemde Vereeniging f4271
afgedragen. Onder innige dankbetuiging is
deze groote som aanvaard.
Onder de ingekomen stukken voer de Dins
dag gehouden vergadering van den Gemeen
teraad van Tilburg was een adres van 21
vaders, moeders en voogden van jongelingen,
die dit jaar moeten deelnemen aan de loting
der Nationale militie voor die gemeente, ver
zoekende een toelage van f100 voor iederen
jongeling, die zich dit jaar als vrijwilliger
bij de militie aanmeldt en daarbij wordt toe
gelaten en ingelijfd.
De Raad besloot in zooverre aan dit ver
zoek te voldoen, dat aan iederen militie-vrij
williger een toelage van f80 uit de Ge
meentekas zal worden verstrekt.
«Moe, in de Abdij zit een nest met jonge
duiven."
De dreumes vertelde het op een eigen-
aardigen toongeheel anders dan gewoon
lijk als hij iets te zeggen heeft dat hem be
langrijk toeschijnt.
«Ze zitten zeker erg hoog," merkte mama
op, die niet recht begreep, waar haar lie-*
veling heen wilde.
«Ju, moemaar vindt u dat niet leelijk
de jongens gooien er met steenen naar."
«Ja, zeker is dat leelijk. Daar doe jij toch
niet aan mee, hè En
«Neen, moe, ik doe het niet, maar ik kan
er niets aan doen, want het zijn veel groo-
tere jongens, dan ik ben, die het doen."
Naar aanleiding van dit eenvoudige ge
sprek doet de Middelb. Crt. de vraag
Hoe komt het toch, dat bij tal van kleine
en groote menschen altijd een ellendige zucht
bestaat om dieren leed te doen, hun geluk
te verstoorennu eens, zooals hier, door
ze te gooien met harde voorwerpen, dan
van dag tot dag meer openbaar ;hij was aan
den algemeenen spot prijs gegeven, en werd
zelfs in straatliedjes bezongen. En om zijn
kostbare levenswijze te kunnen bestrijden,
maakte de koning alles te gelde, putte hij de
landskas uit en maakte Staatschulden.
Wat gebeurde er nu Sedert een paar
minuten ging de trein langzamer, en nu
bleef hij zelfs stilstaan. Wat beduidde dat
oponthoud in het open veld midden in den
nacht? De barones en de hofmaarschalk
werden onrustig wakker en de laatste liet
liet venster neer om in donker uit te kijken:
De lantaarn van de conducteur, die in de
sneeuw langs den wagens liep, hield voor
de coupé van de koningin stil, en verlichtte
den witten baard en au pelsmuts van den
hofmaarschalk.
«Wat er is Dat we op zijn minst voor
een uur vast zitten. Twee voet hoog sneeuw.
Onmogelijk om verder te gaan!"
«WatRij dat weer moeten we een uur
lang hier blijven Gij moet het maar
weten, de waterstoven zijn heelemaal koud,"
«Wat is er aan te doen? Wij hebben
reeds naar Tonnere om hulptroepen getele
grafeerd. Maar, zoo als gezegd is, vóór
over een uur is aan verder reizen uiet te
denken."
Wordt vervolgd.)