Maandag 11
December 1899.
PHOEN1X-BOCKBIER.
No. 4935.
49e Jaargang.
Phoenix-Brouwerij H. MEURSING Co., Amersfoort
Uitgave
Firma A. H. VAN CLEEFF
te Amersfoort.
Verschijnt Maandag- en Donderdagavond. Abonnement per 3 maanden f 1.franco per
post f 1.15. Advertentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Groote letters naar
plaatsruimte. Legale-, ollicieële- en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent. Afzonderlijke
nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
Buroau
KORTEGRACHT
Tolephoon 10.
KENNISGEVINGEN.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS
van AMERSFOORT,
Gezien art. 5 der Wet tot regeling van den
kleinhandel in sterkendrank en tot beteugeling
van openbare dronkenschap;
Brengen ter openbare kennis, dat een ver
zoekschrift om vergunning tot verkoop van ster
kendrank in het klein bij hen is ingekomen
van W. van APELDOORN in het perceel
staande aan de Breedestraat, oud wijk F. no. 124,
nieuw no. 1, laatst bewoond geweest door
H. GERivITSE.
Amersfoort, den 8 December 1899.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
E. L. VISSER,
Weth., 1» Br.
De Secretaris,
B. W. Th. SANDBERG.
De BURGEMEESTER en WETHOU
DERS van AMERSFOORT
Gezien de Wet van den 19 Augustus
1861 (Staatsblad No. 72), later gewijzigd,
betrekkelijk de Nationale militie, bene
vens het Koninklijk besluit van deu 17.
December 1861 (Staatsblad No. 127), la-
t ter gewijzigd
Doen te weten, dat op MAANDAG
den 8sten, en DINSDAG den 9den JA
NUARI 1900, telkens van 's voormiddags
10 tot 2 uur des uaraiddags, ten Raad-
huize der gemeente de inschrijving voor
li de Nationale militie zal plaats hebben
I van jongelingen, die in den loop van het
f jaar 1881 geboren en alzoo in 1900 aan
j de loting onder worpen zijn.
En brengen hierbij de navolgende
wetsartikelen in herinnering
Art. 15. „Jaarlijks worden voor de
militie ingeschreven alle mannelijke inge-
I zetenen, die op den 1. Januari van het
I jaar hun negentiende jaar waren inge-
treden".
„Voor ingezeten wordt gehouden1.
I hij wiens vader, of, is deze overleden,
wiens moeder, of, zijn beiden overle-
den, wiens voogd ingezeten is volgens
de Wet van den 28. Juli 1850 (Staats
blad No. 44); 2. hij, die geen ouders
I of voogd hebbende gedurende de laatste,
aan het in de eerste zinsnede van dit
8 artikel vermeld tijdstip voorafgaande,
I achttien maanden in Nederland ver-
blijf hield; 3. hij, van wiens oudei's de
Feuilleton.
LIZZY'S EED.
2).
Verder wercl er ever het geval niet gespro
ken en Castor bleef, ala hij Üobson ontmoette,
vriendschappelijk jegens den jongen man, die
zijnerzijds bedaard zijn gewone levenswijze voort
zette en in geen enkel opzicht den indruk
r i maakte van iemand, die leed aan een ongeluk-
jjpge liefde.
-'•■I Zoo verliepen er twee jaren, waarin hij en
«Uizzy elkaar bijna niet zagendoch scherp
zinnige menschen beweerden, dat Dobson uit
de verte nauwkeurig haar doen en laten na-
Op een goeden dag vertrok Dobson plotseling
voor een reisje naar Europa. Weinige weken
later vernam men, dat ook Castor plan had,
een tocht door Europa te doen.
Inderdaad deelde hij aan Lizzy zijn voorneme-
men mede.
Ik wil het Continent eens bezoeken, zei
hij, Londen, Parijs en Napels zien. Ik
kan en wil niet voor je verbergen, dat Dobson
&V 6ok daar is en mij uitgenoodigd heeft, mij bij
HffiLhera aan te sluitenhet ligt niet in mijn plan,
'TYt-de geheele reis met hem samen te maken, doch
''•een ontmoeting met hein iB onvermijdelijk, en
daarom zeg ik je dit eorst, vóór ik je vraag of
je met mij meegaat.
Lizzy werd eerst bleektoer. kreeg ze een
kleurmaar ze antwoordde zonder aarzelen
langstlevende ingezeten was, al is zijn
voogd geen ingezeten, mits hij binnen
het Rijk verblijf houdt".
„Voor ingezeten wordt niet gehouden
de vreemdeling behoorende tot eenen
Staat, waar de Nederlander niet aan den
verplichten krijgsdienst is ouderworpen,
of waar ten aanzien van de dienstplichtig
heid het beginsel van wederkeerigheid
is aangenomen".
Art. 16. „De inschrijving geschiedt:
1. van een ongehuwde in de gemeente
waar de vader, of is deze overleden, de
moeder, of, zijn beiden overleden, de
voogd woont2. van een gehuwde en
van een weduwnaar in de gemeente waar
hij woont3. van hem die geen vader,
moeder of voogd heeft of door dezen is
achtergelaten, of wiens voogd buiten
's lands gevestigd is, in de gemeente
waar hij woont'; 4. van den buiten 's
lauds woneuden zoon van een Nederlan
der, die ter zake van 's lands dienst in
een vreemd land woont, in de gemeente
waar zijn vader of voogd het laatst in
Nederland gewoond heett".
Art. 17. „Voor de militie wordt niet
ingeschreven: 1. de in een vreemd Rijk
achtergebleven zoon van een ingezeten,
die geen Nederlander is2. de in een
vreemd Rijk verblijfhondende ouderlooze
zoon vau een vreemdeling, al is zijn
voogd ingezeten3. de zoon van den
Nederlander, die ter zake van 'a lauds
dienst in 's Rijks overzeesche bezittingen
of koloniën woont".
Art. 18. „Elk die volgens art. 15
behoort te worden .ngeschreven, is ver
plicht zich daartoe bij Burgemeester en
Wethouders aautegeveu tusschen den
lsten en den 31 sten Januari".
„Bij ongesteldheid, afwezigheid of ont
stentenis is zijn vader, of, is deze overle
den, zijn moeder, of, zijn beiden overle
den, zijn voogd tot het doen van die aan
gifte verplicht".
Art. 20. „Hg, die eerst na het in
treden van zijn 19de jaar, doch vóór het
volbrengen van zijn 20ste iugezeten wordt,
is verplicht, zich, zoodra dit plaats heeft,
ter inschrijving aantegeveu bij Burge
meester en Wethouders der gemeente
waar de inschrijving volgens art 16 moet
geschieden".
Verzuim van aangifte ter inschrijving
wordt gestrait met eene boete vau ten
hoogste f 100 of subsidiaire hechtenis van
ten hoogste tien maanden.
I Bij aangifte van hen, die elders ge-
I boren zijn, wordt de overlegging van j
I een geboorte-acte gevorderd, tot wier I
kostelooze verkrijging men zich ter Se-
I cretarie dezer gemeente kan vervoegen i
I eenige dagen vóór de aangifte.
Amkuskoout, den 9. December 1899.
1 Burgemeester eu Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
E. L. VISSER,
Weth., 1°. Br. j
De Secretaris,
U. W. Th SANDBERG.
Wlen zou bet schaden
I „Als ge geen „vergunning" verkiest,
1 zult ge de welvaart van het land aan- I
randen", zoo spreekt thans nog meni
geen, wiens ondervinding een ander, ja
beter oordeel deed verwachten. Ik geloof, j
dat dezulken de zaak niet van de rechte
i zijde hebbeu bezien. Zij honden het tap- j
persvak voor een bedrijf; en natuurlijk,
wanneer een bedrijf uit stad of dorp
wordt verdreven, zal de welvaart daar- I
door 'erminderen.
I Laat ous enkele oogeublikken hierbij
j stilstaan en trachten de vraag te beant-
I woorden: „Wieu zou het schadeu
Don werkman 3 NeenDe tapperij I
geeft geen kracht, geen heilzamen of
gezonden prikkel, geen zedeljjke gevolgen.
Zij ontueemt hem wel zjjn zuurverdiend
loon, verwoest zijn gezondheid, steelt
zijn eerzucht, verzwakt zjjn goede voor
nemens en verdierlijkt hem geheel Voor
den werkman zou het dus oneindig beter
zjjn, wanneer de tapperij niet bestond.
Den handelaar 3 Neen De tappery
verarmt de menigte, die wil en moet
koopen eu nu niet kan, terwijl zij anders
eerlijke handelaars of winkeliers had be
gunstigd. Is b. v. Jan, die zich dikwijls
te buiten gaat aan drank, beter klant
voor deu slager, bakker, of winkelier,
dan Jacob, die altyd geregeld zijn week
geld thuis brengt? Verouderstel, dat bei
den een loon verdienen van f 7 per
week. Jan verteert daarvan f 4 aan
sterkedrankhij houdt dus voor het
koopen van huishoudelijke artikelen min
der over dan Jacob, wiens geld iu de tap
perslade verdwijnt. Een werkman die
drinkt, brengt gemakkelijk f 100 per
jaar naar de herberg. Een 100tal van
dat soort in éen stad, zullen dus f 10 000
in éen jaar verspillen, terwijl die som
anders naar bakkers, slagers, manufac-
turiers enz. enz. zoude gebracht worden.
De herberg is dan ook niet alleen een
bloedzuiger voor de bezoekers, maar voor
elke eerljjke bezigheid. Iedere cent, ge
bracht in de lade der tappers, wordt den
oerlijken handel ontnomen. Alle beroepen
zouden welvarender zyn, indien dat van
tapper en jeneverstoker niet bestond.
„Wieu zou het schadeu Ieder gevoelt
het, dat, wanneer de verguuningswet werd
vervangen door een verbodswet, dit ulleen
zou schaden aan den tapper, terwijl het
andere deel der raenschheid er de zoete
vruchten van zou plukken.
Uil ))De Goedc-raad gever".
weder verkrijgbaar het zoo gunstig bekende
Ik ga mee, papaEuropa is grootwij
zullen niet gedwongen zijn, onophoudelijk sa
men to zijn, en ik vrees buitendien volstrekt
niet, meneer Dobson te ontmoeten.
Op het onbeweeglijke, ernstige gelaat des va
ders kwam voor een seconde een uitdrukking
van tevredenheid, van nauw ingehouden vol
doening.
Lizzy bemerkte het nietzij keek naar bui
ten en had werk, haar ontroering te bedwingen.
Toen zij alleen was, slaakte zij een lang on
derdrukten zucht. Haar oogen namen een smar
telijke uitdrukking aan de anders zoo trotseh
opeengeklemde lippen beefden, en het scheelde
weinig, of de anders zoo koude sehoone ware
in tranen uitgebarsten.
Ik heb hem nog even lief als toen, bekende
zij ziehzelve maar ik kan hem nooit toebc-
hooren I Mijn eed is tusschen ons; ik zal mij
nooit zoo ver kunnen vernederen, dat ik hem
beken, berouw te hebben over die spottende
woorden. Hij beeft ze ernstig opgenomen en
gedaan als iemand, die voorgoed waB afgewezen.
Deze twee jaren hebben mij geleerd, dat bij die
woorden letterlijk heeft opgenomen anders
zou hij nog wel een poging hebben gewaagd
om mij weder te naderen. De gelegenheid daartoe
deed zich dikwijls genoeg voor! Zelf heb ik
mijn g'.uk voor altijd verwoest, door de gril
van een oogenblik, maar ik zal hem weerzien,
althans eonigen tijd in zijn nabijheid zijn. Roeds
dit is een genot, al gaat het dan ook gepaard
met bitter berouw 1
Zoo vond het jonge meisje bij haar smart
toch een weinig hoop.
Custor liet. nu eenmaal het plan was vast
gesteld, er geen gras over groeien, en drie we
ken later waren vader en dochter reeds te Pa
rijs, waar ze Dobson ontmoetten. Do mannen
zagen elkaar zeur dikwijlsook Lizv was her
haaldelijk in het gezelschap van don jongen
man, hoewel het steeds korte ontmoetingen
bleven, zonder eenigo intimiteit: in een restau
rant, een museum of bij oen rijtoer, In Lizzy's
hart kampten de meest tegenstrijdige gevoelens
doch zij dwong, zich er kalm en trotseh als ge
woon lijk uit te zien.
Dobson vertrok naar het Zuiden, en'l duurde
niet lang of Castor vond nu ook do Fransehe
hoofdstud niet m er interessant. Dij wilde naar
Zwitserland. To Luzorn ontmoette men Dob
son weerhij log ,erdc hoe kon 't zoo tref
fen met hen in 't zeilde hotel.
Lizzy en Dobson zaten naast elkaar aan tafel
do onverstoorbare houding van den jongen man
maakte buur bijna wanhopig.
Hij vertelde, dat hij den volgenden dag naar
Milaan vertrok langs don St.Gottharrl-spoorweg.
Castor toondo zich hierover zeer verheugdhij
wilde dezelfde route nemen misschien konden
ze samen reizen. Beleefd, en zonder eenig blijk
van ontroering ot verrassing te geven, zei de
jongeman, dat dit hem zeer aangenaam zon zijn.
Lizzy keek strak naur haar bordzij durfde
zich niet in 'I gesprek to mengen.
Den volgenden dag gingen ze samen op reis;
te Floulen nam men den trein. De waggon
was zeer vol, zoodut men met moeite plaats
kreeg in een compartiment, waar Dobson door
andere paBsagiors van zijn reisgenooten werd
gescheiden, llij zat rustig in zijn hoekje te
lezen.
Do trein stoomde voort on men bereikte den
machtigen kolossus, den Ht.-Gotthard. Te Ge
schenen werd vun machine gewisseld, do lich
ten aangestoken, en toen ging het vorder; als
een slang schoof do trein clen berg in, die zjjn
hoofd verheft tot in de wolken en twee groote
volkstammen scheidt.
Do reizigers verkeerden onder den indruk van
het oogenblik. Er heersehto in den waggon
een gedrukte, bijna plechtige stilte. De tocht
door den tunnel zou dertig minuten duron.
Twintig waren er reeds verstreken; het bleef
doodstilmen vernam niets dan hot stampen
van dn machine en het dof g
der wielen.
Doch duur gebeurde iets vreemds, iets onge-
I hoords! Een heer, die tot dusver in zijn hoekje
j had gezeten, stond op, liep naar de andere
I zijde van het compartiment, waar Castor en
zijn schoone dochter zaten. Het was Dobson.
Hij bleef vlak voor Lizzy staan en sprak
luid
Mejuffrouw, wij bevinden ons tienduizond
voet onder den bogiinen grond. Mag ik n aan
uw belofte herinneren Tk bied u hand en
hart aan on al wat ik bezit. Wilt u mijn vrouw
worden
Kr ontstond een pauze. De reizigers waren
verwonderd van hun plaatsen opgestaan en
hielden hun oogen gericht op don hoek, waar
dit «onderlinge tafereel werd afgespeeld. Allen
waren nieuwsgierig, hoe het zou alloopen.
{Slot volgt).