Maandag 5
Augustus 1901.
No. 5107.
50e Jaargang.
Uitgave
Feuilleton.
Achtervolgddoor eenlocomotief
PHOENIX-BKOIIWEKIJ.
H. MEURSING Co. AMERSFOORT.
Specialiteit in Exportbier naar de Tropen.
AMERSFOOHTSCIE COURANT.
FIRMA A M VAN CLEEFF
te AMERSFOORT.
Verschijnt Maandag- en Donderdagavond, Abonnement per 3 maanden ƒ1.franco per
post ƒ1.45. Advertentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Legale-, officieële-
en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent. Reolames 15 regels ƒ1.25; elke regel meer
0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers worden in rekening gebracht en kos
ten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
BUREAU
KORTEGRACHT 9
Telephoon ld.
OP REIS.
Wij zijn gaarne bereid om, tegen
vergoeding van het porto, aan geabon-
neei'den die voor korten of 1 an geren
tijd op reis gaan, de Amersfoortscko
Courant en de bladen welke zij door
onze tusschenkomst ontvangen, na te
zenden.
Opgave van duidelijk adres is vol
doende.
Een démenti.
Men kent de Kruger-millioenen-legende,
volgens welke Kruger op zijn «vlucht" al
het »goud van de krijgskas der Boeren" zou
hebben meegenomen en daar nu een lekker
en lui leventje van houden.
Het Engelsche parlementslid Alfred Davies
heeft thans daarnaar geïnformeerd. Bijstel
de aan Cranborne de vraag: »of kapitein
Crowe, de Engelsche consul te Lorenzo-Mar-
quez, aan de Britsche regeering mededeelin-
gen had gedaan over het mislukken der po
gingen, gedaan met toestemming der Porlu-
geesche regeering, om de schatkist van ex-
presideut Kruger te vermeesLeren, die onge
veer op M 2 000 000 (24 millioen gulden) werd
geraamd en heimelijk vandaar verscheept is
met het zeilschip Litchfield".
Cranborne antwoordde, dat tijdens het
verbod van gouduitvoer te Lorenzo-Marquez
ook bedoeld schip doorzocht werd, maar dat
er geen goud werd gevonden.
De Zuiilerzee-vereeniging.
Door den waarnemend Secretaris dier ver-
eeniging, den heer J. F. Backer, is in de
jongste Algemeene vergadering het volgende
verslag uitgebracht
Sedert de vorige bijeenkomst, op 16April
1898, zijn ruim drie jaren verloopen. De
eerste uitgave van de economische bescliou-
vvingeu was toen juist verschenen; z;j werd
in talgemeen zeer gunstig ontvangen, en
daar het Bestuur een verspreiding in zeer
ruimen kring zeer gewenscht achtte, besloot
het een Volksuitgave ter perse te brengen,
waarin de plannen tot afsluiting en droog
legging der Zuiderzee, met bijvoeging van
van een kaart, werden uiteengezet en toe
gelicht, en waaraan eenige beschouwingen
over hetgeen die plannen voor hel heden en
de toekomst te beteokenen hebben, werden
toegevoegd. Deze uitgave werd geheel gra
tis toegezonden aan alle Gemeentebesturen
i.)
Als correspondent van een dagblad reed ik eens
met den nachttrein van New-York naar Washing
ton wij waren Baltimore reeds voorbij en zouden
binnen een uur do plaats onzer bestemming berei
ken de conducteur had aau al zijn verplichtingen
voldaan, en een ledige plaats naast mij ziende, liet
hij er zich op nedervnllen, afgemat door zijn ver
moeiende dagtaak. Hy maakte een aauleekening
in zijn notitieboekje, deed het weder toe, borg bet
vriendelijke opmerking tot mij, alsof hij
recht bad, zijn ollieieelc waardigheid nf te leggen
on gezellig te zijn. Ik was blijde, den tijd door een
ritje te kunnen verkorten, terwijl de trein door
duisternis voortsnelde, on begon daarom
„Je hebt zeker gedurende je loopbaan wel eens
met gevaar te kampen gehad," zeide ik met een
blik op zijn grijzen baard, die verried, dat hij al me
nig dienstjaar achter den rug had.
„Wel, het ergste voorval gebeurde zeker wel op
den avond, toen wij dooreen locomotief achtervolgd
werden. Het was juist oeu avond als deze," voegde
hij er bij, door bet raampje in de duisternis ziende.
„Achtervolgd door een locomotief?" vroeg ik be
langstellend. „Hoe gebeurde dut?"
„Luister," hernam de conducteur en hij zette zich
op zijn gemak en sloeg de armen over elkander,
„Vele jaren geleden reed ik op den avondsneltrein
van Long Island naar Greeuport, eeu afstand van
achttien mijlen.
Er lag toen nog slechts enkel spoor, maar bij de
verschillende stations waren beweegbare rails, waarop
en aan vele redactiën van Nederlandsche
dag- en weekbladen en tijdschriften, aan
werklieden-vereenigingen en dergelijke cor
poration, terwijl bovendien in éen jaar tijds
1600 exemplaren werden verkocht voor een
laag gesteleen prijs. De Zuiderzee-bond nam
bovendien nog 200 exemplaren ter versprei
ding onder zijn leden over.
Door het houden van voordrachten in ver
schillende plaatsen van ons land, waar slechts
eenigszins van belangstelling bleek, heelt het
Bestuur getracht, de zaak der Zuiderzee zoo
veel mogeiyk bekend te maken, waarbij het
wederom in ruime mate den steun iieeft on
dervonden van de heeren A. A. Reekman,
B. H. Heldt, mr. H. Smeenge en kapitein
W. J. G. van der Veur, wion daarvoor en
warm woord van erkentelijkheid wordt ge
bracht.
Werden aldus de plannen van de afslui
ting en drooglegging van de Zuiderzee in
ruimen kring verspreid, ook de toekomst der
groote zaak is door het Bestuur niet uit het
oog verloren.
De gezette overweging van den arbeid der
vereeniging en van het rapport der Staats
commissie, was door het geëerbiedigd Hoofd
van den Staat in 1894, en korten tijd daar
na door de Regeeririg, toegezegd.
Van de gezette overweging hadden wij in
November 1898 nog niet de geringste rne-
dedecling gekregen, en wij waren toen een
stemmig van meening, dat hierin niet kon
worden berust en dat de Regeering op haar
groote verantwoordelijkheid moest worden
gewezen om gedurende haar Bestuur de af
sluiting en drooglegging niet aan de orde te
stellen. In Februari daaraanvolgende werd
mitsdien een klemmende nota verzonden,
kort daarop gevolgd door audiënties bij de
Ministers van Waterstaat, Handel en Nijver
heid en van Financiën, waarbij wel van ge
zette overweging van Hr. Ms. regeering
bleek, doch een bepaalde toezegging om het
wetsontwerp bij de Tweede Kamer der Sta
ten-Generaal in te dienen, nog niet kon
worden gegeven. Het was voor ons een
groote teleurstelling, dat in de Troonrede
van 1899, evenals in die van 1990, met geen
woord van eenig voornemen werd melding
gemaakt om tot afsluiting en drooglegging
der Zuiderzee over te gaan. Met verklaar
baar ongeduld richtte een der vrienden der
Zuiderzee-Vereeniging, mr. P. J. G. van Dig
gelen, zelfs een adres aan de Tweede Kamer
der Slaten-Generaal, rnet uitnoodigiug de
Regeering te interpelleeren over den stand
van het Zuiderzee-vraagstuk. Kort daarop
den 3den November 1900 werd een
vergadering van deu Zuiderzee-Bond gehou
den, bij welke gelegenheid de Staatsraad jlir.
mr. W. F. Rochussen mededeelde, dat een
wetsontwerp tot afsluiting en gedeeltelijke
drooglegging der Zuiderzee bij deu Raad van
State in onderzoek was en mitsdien voor
stelde om krachtige propaganda te maken.
Daar inmiddels dit welkome bericht ook
door een kabinetschrijven van den Minister
van Waterstaat, Handel en Nijverheid was
bevestigd, achtten wij het wenscbelijk om
van in het voorjaar van 1898 verschenen
werk »De economische beteekenis van do
afsluiting en drooglegging der Zuiderzee"
een tweede uitgave gereed te maken, waarin
de verschillende eijferopgaven, zooals die
betreffende den loop der bevolking, de op
brengst der belastiiigen, de begrootingscijfers,
enz., tegenover den huidigen tekst zouden
worden gedrukt, en waarbij de wenscbelijk
geachte beschouwingen in een naschrift zou
den worden opgenomen.
Met zijn gewonen ijver en ernstige toewij
ding aan de belangen van het. Zuiderzee-
"ï-aagsluk, heeft mr. Van der Houven van
I Oordt zich met behulp van mr. G. Vissering
aan liet werk gezet en bijna was liet orn-
j vangrijke werk, dat veel verder gaat dan in
hel oorspronkelijke plan had gelegen en een
geheele omwerking der eerste uitgave op-
levert, gereed, toen de onverbiddelijke dood
de pen uit de hand deed vallen van hem,
wiens laatste gedachten aan dezen arbeid
waren gewijd, slechts enkele weken voorde
indiening van het Wetsontwerp tot afsluiting
en drooglegging der Zuiderzee, hetgeen bij
zon vurig hod begeerd. Onvergetelijk blijft
dit verlies de overledene was ons een hoog
voorbeeld van onverpoosde werkzaamheid
en inspanning, van ernstige toewijding aan
zijn veel ornvattenden arbeid. Met diep ge
voelde woorden heeft de waarnemend Voor
zitter bij het graf van mr. H. C. van der
Hogven van Oordt dan ook getuigenis afge
legd van al hetgeen de overledene voor de
Zuiderzee- vereeniging heeft verricht en de
oplossing van het Zuiderzee-vraagstuk aan
zijn kennis, toewijding en werkkracht heeft
te danken, waaraan zijn naam vooraltijd zal
verbonden blijven.
Zooals reeds hierboven werd opgemerkt,
was het werk der tweede uitgave bijna ge
reed op den smartelijken 15den April 1901
alleen het IVc hoofstukode wenschelijkheid
en de urgentie van het werk voor het Ne
derlandsche volk" en het slotwoord «Zal nu
de Zuiderzee in de naaste toekomst worden
afgesloten en drooggemaakt" ontbraken nog
geheel. Op onze uitnoodiging heeft mr. G.
Vissering zich met de bewerking daarvan
belast en aan zijn ijver en toewijding is het
te danken, dat het werk ongeveer half Juni
dezes jaars aan de leden der Vereeniging
kon worden toegezonden. Hij beeft daarme
de een voortreflijken arbeid verricht, die
hem tot groote eer strekt en waarvoor hem
hier openlijk de dank-der vereeniging wordt
toegebracht.
Exemplaren van het werk zijn, behalve aan
de leden van het Koninkiyk Huis, aangebo
den aan de Ministers, aan mevr. de wed.
Telders en aan mevr. de wed. Van der Hou
ven van Oordt.
Op verzoek van den Minister van Water
staat, Handel en Nijverheid zijn 300 exem
plaren voor den kostenden prijs te zyner
de treinen elkander konden opwachten of voorbij-
gaan. Op don avond, waarvan ik spreek, vertrok ik j
:k om tien uur van Brooklyn niet de oudo „Con-
stitutie", toen de beste locomotief op den weg, óen I
goederen- en drie passagierswaggons. De nacht was 1
zoo donker als mijn jas, misschien nog wel donker
der," voegde hij er bij, alsof hy de duisternis van
dat nuttige kleedii.gstuk Dauwkeurig onderzocht
had.
„Dan moet het zeker wel zeer donker geweest
zijn," zeide ik.
„De onze was de eenige trein op den weg dien
nacht, behalve de sneltrein naar Brooklyn, die óok
om tien uur zou vertrekken en bij het station La
keiand zou ophouden om ons te lafeu passeeren.
Wij waren zoo ongeveer zes of acht mijlen op weg
toen ik eens op (le loopplank van der. achtersten
waggon ging om te zien of bet nog niet wat licht
werd. Wy waren juist op een recht gedeelte van
den weg, en terwijl ik daar langs keek, zag ik zoo
wat drie mijlen achter ous iets, dat ik voor het voor
licht van een locomotief hieldliet was te helder
voor iets anders, want natuurlijk begreep ik wel,
dat het Gouvernement geen vuurtoren langs den
weg gebouwd had. Ge kunt ór van verzekerd zijn,
dat hot my wel verwonderde, want extra-treinen lie
pen er hoogst zelden, eu ik wist zeker, dat er dien
avond geen van Brooklyn zou komen. Ik wachtte
een paar minuten, tot ik my overtuigd had, dat het
werkelijk een locomotief was, die achter ons
kwam, en wat meer was, heel wat
s won, of
schoon wij met onze gewone snelheid reden. Toen
ik dat eenmaal wist, begaf ik mij weder uaar vo
ren en zeide tot den machinist:
„Jake, daar komt eeu locomotief achter ous aan."
Jake liet zyn oliekan en zyn onderkaak bijna te
gelijk zinken en keek mij eens aan, alsof hij zeggen
wilde: „Is dat nu gekheid of ben je krankzinnig?"
„Laat don stoker maar eens even oppassen," zeide
ik, „eu kom maar eens zien".
Wij snelden weder naar achteren en dadelijk zag
Jake even goed als ik, dat, als er gekheid bij in het
spel was, wij er het slachtoffer van zouden worden,
want de locomotief bad in het oogenblik dat ik vóór
was geweest een heele injjl op ons gewouneu. De
gloeiende kolen zagen wy in hetfornuis en het voor
licht wierp een rooden schyn over de rails tot bij
onze wielen. Hoewel hij ons nu zoo dicht genaderd
was, toch had de machinist nog geen enkel teeken
gegeven om ous te waarschuwen eu antwoordde hij
niet op ons herhaald alarmsignaal. Hij overtrad al
de spoorwegwetten en als hij besloten had, tegen ons
op te rijden, kon hij niet beter handelen. Jake
scheen mot stomheid geslagen, niet zoozeer omdat
hij aan gevaar dacht, maar uit pure verbazing over
de onbeschaamdheid van dffcn machinist; hij zager
uit of hij dien man met pleizier zou worgen. Einde
lijk kreeg zijn tong haar beweging terug en barstte
hij los:
„Wat zou die krankzinnige toch willen f"
„Die machinist moet óf waanzinnig, óf drouken
zyn" zeide ik. „Als hij zoo nu nog tien minuten
voortgaat, rijdt hij ous op", en ik gaf den stoker
een teeken, meer stoom op te maken. „Ik zou
wel willen weten wat die trein op dit uur van den
avond op de lijn moet doen."
„Het zal mij verwonderen, als het geen locomo
tief is, die naar Jamaica gezonden wordt om te re-
pareeren," zeide Jake. „In zag de „Benjamin Frank
lin" onder stoom op liet zijspoor staan, toen wij
vertrokken. Uit de manier, waarop zij ons inhaalt,
zie ik wel, dat er niet veel waggons achter kuuiien
zyr.."
Jake kon best gelijk hebben, en daar die locomo
tief even snel liep als de onze en daar er volgens
Jake geen waggons achter konden zijn, zou zij ons
al heel spoedig ingehaald hebbeD. „In ieder geval
zullen wij wel zien of je gelijk hebt als wy bij het
station Jamaica kornet.," dacht en zeide ik tegen
Jake.
„Onze locomotief had :.n zooveel stoom op als
zij verdrageu kou en ik verzeker u, dat wij met
heel wat vaart langs de rails vlogen. De menachen,
die langs de lijn nog op waren, moeten wel gedacht
hebben, dut er weer een wedstrijd plaats had. Ik was
zóo woedend op dien gekken machinist, dat ik gaar
ne eeu schot op hem gelost zou liebhen, en ik nam
mij heilig voor, dat mijn eerste bezigheid den vol
genden dag zou zijn, hem bij den inspecteur aan te
klagen wegens zijn roekeloosheid; hij dacht zeker,
nu hij alleen baas was op do locomotief, eens met
vaart het station Jamaica binnen te rijden en daar
zijn dagtaak te eindigen.
„Goed, wy vlogen langs hot dorpj9 zonder stil te
houden om water of iets in te nemen en toen
bleven Jake en ik toezien, hoe onze grappige vriend
achter zou stoppen en er ziju tenten voor dien nacht
opslaan maar dat viel ons tegen. Onze vervolgster
liet geen enkel fluitje hooren ten teekeD, dat tij
wilde stoppen, en haar vaart vertraagde geen oogen
blik integendeel, zij scheen steeds op ons te win
nen, hoozoer wij ons best ook deden. Somtijds ver
borg een bochtinden wegliaareenoogenbiik voor ons
gezicht, maar dadelijk daarna kwam zij weer te voor
schijn, en eiken keer was zy dichterbij gekomen."
„Jamaica badden wij ver achter ons gelaten en
wij bevonden ons op de vlakte van Hampstead. De
oude „Constitutie" need haar uiterste bestzij zwaai
de en vloog bliksemsnel over do staven, de tele
graafpalen, die lederen keer even door onze lichten
zichtbaar worden, vlogen als schimmen voorby, maar
al deden wij nog zoo ons best, onze zware trein was
geen partij voor die enkele locomotief, die nu nog
maar een achtste mijl van ons vandaan was. Haar
voorlicht scheen vlak op ons gelaat en het was of
Jake's gezicht een weinig bleek wns, misschien het
mijne ook wel. Nu ouzo vervolgster niet te Jamaica
stopte, waren wij geheel uit liet veld geslagenwy
begrepen niets meer van die dwaze jacht, noch waftr
die eindigen zoumisschien aau het eind van deu
weg, als wij dat zonder botsing bonden bereiken.
„De Franklin is het, dut staat vast," barstte Jake
nogmaals los „geen oen andere locomotief zou ons
kunnen inhalen by de vaart, die wij nu hebben.
Wat kan die gek van een Simpson toch willeu met
zoo to stoomen Hij is zeker dronken. Als hy mor
gen wordt weggejaagd, krygt hy zyn verdiende loon.
Biuneu twee minuten is hij by ons."
(Wordt vervolgd.)