Donderdag 1
Mei 1902.
DE DOLLE GRAAF.
No. 5184.
51e Jaargang.
Feuilleton.
AMERSFOORTSGEE CDURAFT.
FIRMA A- H- VAN CLEEFF
te AMERSFOORT.
Verschijnt DinsdagDonderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden ƒ1.
franco per post ƒ1.15. Advertentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Legale-,
officieële- en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent. Reclames 15 regels/" 1.25; elke regel
meer 0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening
gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
KORTEGRACHT 9
Telephoon 19.
KENNISGEVINGEN.
Beschrijving voor de belasting op bedrijfs-
en andere inkomsten.
Do BURGEMEESTER en WETHOUDERS der
gemeente AMERSFOORT
Gezien het besluit van den lieer Commissaris der
Koningin in de provincie Utrecht van den 24. April
1902, no. 1 A. Z. (Provinciaalblad no. 56) houdende
bepaliug van den tijd en de wijze der beschrijving
voor de belasting op bed rij fs- en andere inkomsten
voor het dienstjaar 1902/1903
Brengen bij dexe ter'kennis van de ingezetenen,
dat de uitreiking der beschrijvingsbiljetten een aan
vang zal nemen op Donderdag den 1. Mei eerstko
mende eu de wederinzameling na twintig dagen,
gerekend van den dag der uitreiking.
Wordende de belastingplichtigen opmerkzaam ge
maakt op de bepalingen van art. 12 2,2e lid, te d.
eu 5 3, art. 14, 1, 2, 3 en 4, art. 15, 1 en 2,
art. 16, art. 34 lste lid, art, 46 en art. 47 5, 6 en
7 der Wet van 2 October 1893 (Staatsblad no. 149)
luidende
Artikel 12.
2, 2de lid le d. Biljet B. wordt uitgereikt:
Aan alle in het Rijk wonenden aan wie biljet A
wordt uitgereikt, voor zooverre zij den ontvauger
der directe belastingen uiterlijk op 15 Mei hunnen
wenach om een biljet B te ontvangen, schriftelijk
hebben kenbaar gemaakt
8. Ieder, aan wien een besclirijvingabiljet is uit
gereikt, hetzij voor liem persoonlijk of als belasting
plichtig voor anderen, is gehouden de daarin ge
stelde vragen duidelijk, stellig en zonder voorbe
houd naar waarheid te beantwoorden en het met
zijne naamteekening te bekrachtigen.
Hy, aan wien een biljet is gezonden, en din over
het loopend belastingjaar in eene andere gemeente
van hel Ruk is aangeslagen of d&ar reeds aangifte
heeft gedaan, vermeldt dit op het biljet, met opgaaf
van den naam dier gemeente, onverminderd zijne
verplichting tot aangifte in het geval, bedoeld bij
art. Ui 4.
De aangifte voor bier te lande gevestigde naam-
looze vennootschappen, commanditaire vennoot
schappen op aandcelen, coöperatieve of andere ver-
eeuigingen, ouderliDge verzekeringmaatBcbappijen,
sociëteiten en stichtingen, geschiedt door de hier te
lande gevestigde bestuurders of bebeereude vennoo-
tendie van spoorwegondernemingen bedoeld by
art. 1 1', door haren vertegenwoordiger bij deNeder-
landsche Regeering.
Art, 14.
i 1. Allen die op 1 Mei uit eigen hoofde of als
gemachtigde, vertegenwoordiger ol tusschenpersoou,
belastingplichtig zijn, zijn gehouden uiterlijk binnen
twee maanden na den dag, door den Commissaris
der Koningin in de provincie voor het begin van
de uitreiking der bcsehrij vingsbiljetten bepaald, hunne
aangifte in den voorgeschreven vorm op biljet A
in te dienen, bijaldien zy dit biljet A niet hebben
ontvangen of het niet is teruggehaald.
Dit voorschrift is niet van toepassing op hen die
een Nederlandse!» Staatsambt uitoefenen buiten liet
Rijk, op de Spoorwegondernemingen bedoeld lij
art. 1 f, op dezulken die alleen belastingplichtig zijn
naar uitkeeringen en uitdeelingen, noch op hen
voor wie ingevolge art. 7 ij 8, 4 en 5 de belasting
verschuldigd is in de persoon van een ander.
De indiening geschiedt ten kantore van den ont
vanger der directe belastingen, ter plaaise waar zij
ingevolge art. 17 moeten worden aangeslagen of
indien aldaar geen zoodanig ontvanger gevestigd
is, bij het bestuur der gemeente.
Het gemeentebestuur zendt de aangiften onver
wijld aan den ontvanger der directe belastingen tot
wiens kantoor de. gemeente behoort.
i 2. De hiervorenbedoelde termijn kan door den
hoofdambtenaar der directe belastingen bedoeld bij
art. 19 worden verlengd.
i 3. Belastingplichtigen wier winstaaDgifteafhangt
van de nog vast te stellen balans der onderneming,
kunueD voorloopig volstaan met de beantwoording
van het beschryviugsbiljet A, en D, indien hun dit
is uitgereikt, voor memorie invullen. In dit geval
zal echter die aangifte moeten volgen binnen acht
dageu na den termijn voor die vaststeliiug bepaald,
waartoe hun desverlangd de vereiachte formulieren
kosteloos worden veratrekt.
i 4. Bij aanvang van belastingplichtigheid in den
loop van het belastingjaar doet hij, die uit eigen
hoofde of voor anderen belastingplichtig is bin
nen vier weken daarvan onder vermelding van zijn
adres en den grond zijner belastingplichtigheid schrif
telijk aangifte ten kantore van den ontvanger der
directe belastingen in de gemeente waar hij inge
volge artikel 17 zal worden aangeslagen, of, indien
aldaar geen zoodanig ontvanger gevestigd is, bij het
bestuur der gemeente.
Het bestuur der gemeente zendt in bet laatste
geval die aangifte onverwijld aan den ontvanger der
directe belastingen, tol wiens kantoor de gemeente
behoort.
Daarop worden hem aangetetkend per post het
biljet of de biljetten toegezonden, die hij ingevolge
artikel 12 J 2 zou ontvangen hebben, bijaldien
zijn belastingplicht reeds op 1 Mei bad bestaan. Be
hoort hij lot de belastingplichtigen bedoeld bij arti
kel In of tot de gemachtigden van belastingplichti
gen bedoeld by art. IA, aan wie het biljet B niet
wordt uitgereikt, doch wensebt hij dit biljet niette
min te ontvangen, zoo maakt bij dezen wensch
schriftelijk kenbaar aan den ontvanger of het ge
meentebestuur vermeld iu het, eerste lid dezer pa
ragraaf, te gelijk met zijne daarbedoelde aangifte.
Hij bezorgt hel biljet of de biljetten, desgevorderd
tegen ontvangbewijs, binnen drie weken na den dag
der toezending ter plaatse waar bij de aangifte, ver
meld in bet eerste lid, heeft gedaan.
Het gemeentebestuur, dat het biljet of de biljet
ten ontving, zendt deze onverwijld aan den ontvanger.
Voorts is artikel 12 i 3 eerste eu i 4 laatste lid
hier van toepassing.
De in deze paragraaf genoemde termijnen kunnen
door den hoofdambtenaar der directe belastingen,
bedoeld bij art. 19, verlengd worden.
Art. 15.
i 1. Bij verandering vau de bijzonderheden in
biljet A. vermeld, binnen twee maanden nadat l.et
biljet is ingeleverd, wordt daarvan binnen veertien
dngen door dcu aangever schriftelijk kennisgegeven
aan den ontvanger der directe belastingen in dege-
moente waar de aanslag zal geschieden, ol' zoo daar
geen zoodanig ontvanger gevestigd is, bij het bestuur
der gemeente.
Het gemeentebestuur zendt deze kennisgeving on
ver rij ld aan den outvanger der directe belasting tot
wiens kantoor de gemeente behoort.
Thuis gckonion, vond hy een brief van Elvire,
„Lieve I.ex," schreef zij, Je zult al wel vau papa
gehoord hebben, dat het met grootmama nog altijd
niet beter gaat, ofschoon dc dokter de hoop nog
niet opgeeft. Mania, Lena en ik wisselen elkaar af
by de vcrplcgiug. Je rozen zijn tot nu toe nog
goed gebleven, maar morgen tal ik ze wel weg moeten
doen Het is mij zulk een vreemd gevoel, weer in
het huis to zijn, waar we onzen beerlijken kinder
tijd doorbrachten. Wat al herinneringen knoopen
zich aau alle. dingen vast zelfs aan iederen boom en
iedere struik in den tuiudaar is alleB nog juist als
vroeger.
„Je moeder was gisteren hierzij was zoo lief en
harteljjk voor mij als zij eens wistWij kunnen
geen bezoeken afleggen, de toestand van grootmama
laat er ons geen tijd toe. Allen laten je hartelijk
groeten. Jo moogt tuo wel een „heel vrieudschap-
pelyken" brief schrijven.
Je Elvi."
„Elvi, lieve, kleine Elvi," zeide hij, toen hy den
briof gelezen had: „Keer spoedig terug, mijn goede
engel!"
„Hij is prachtig" schreef Irma von Plenzdienzelf
den avond in haar dagboek. „Hij hield zich zoo
trotsch en ongenaakbaar, schoon ik als berouwheb
bende zondares lot hem kwam. Ik geloof, dat ik mijn
rol goed gespeeld heb. Het was werkelyk als een
blat'zyde uil een romanik de boetvaardige vrouw,
hjj do ridder zonder vreeB of blaam, koud, trotsch,
in xyn oer beleedigd. Vergeven beeft hij mij nog niet,
dus heeft hy my ook nog niet vergetende wond
i 2. Ieder die optreedt als bestuurder of bclieerend
vennoot van eene hier te lande gevestigde vennoot
schap, onderlinge verzekering maatschappij, coöpe
ratieve vereeniging of van een vereeniging of stich
ting die een bedrijf of beroep uitoefent, of als boek
houder eener hier te lande gevestigde reederij, is
gehouden daarvan schriftelijk binnen éene niaaud
kennis te geven bij het bestuur der gemeente waar
bij woont.
Het gemeentebestuur handelt met deze kennis
geving op de wyze voorgeschreven in de laatste zin
snede der vorige paragraaf.
Ari. 16.
Hier le lande wonende belieerende vennooten van
Nederlandscbe vennootschappen en maatschappijen,
als bedoeld in art. 6 2, en van de iu art. lb be
doelde commanditaire vennootschappen op aandce
len, bestuurders van hier te lande gevestigde naam-
looze vennootschappen, coöperatieve en anderen ver-
etuigingen en onderlinge verzekeringmaatschappijen,
als ook boekhouders van hier le lande gevestigde
reederyen mogen niet tot het doen van uitdeelingen
of uitkeeringen, waarover volgens art. 3 1 en 2
en art. 6 i 2 belasting verschuldigd is, overgaan,
alvorens daarvan aangifte gedaan en de over vroe
gere uitdeelingen of uitkeeringen verschuldigde be
lasting betaald te hebben.
Bij liquidatie mogen de hier bedoelde uitdeelin
gen of uitkeeringen niet geschieden, alvorens de
daarover verschuldigde belasting is voldaan.
Art. 34.
Handelsreizigers, kramers en alle verdere pereo-
neu, die hun bedrijf of beroep rondtrekkende uit
oefenen, voor zoover zij behooren tot de bedoelden
by art. 1 a, h en k, zijn gehouden, onverminderd
hunne verplichtingen omschreven bij art. 12 en 14,
zich ter plaatse binnen l.et Rijk, waar zij zich na
liet begin van het belastingjaar het eerst bevinden,
bij het gemeentebestuur schriftelijk aan te melden,
met opgaaf van hun naam, hunne woonplaats en
hun bedryf of beroep. Ten lilijke, dal zy hieraan
voldaan hebben, ontvangen zij kosteloos een door of
vauwege het hoofd van dal bestuur ouderteekend
bewys, dat zy gehouden zijn mede te onderteekeuen
en op aanvraag aan ambtenaren der directe belas
tingen te verlooneu.
Art, 45.
Bestuurders van de bij art. 1 b en c bedoelde
naamlooze vennootschappen, coöperatieve vereeni-
gingen, andere vereeuigingen en stichtingen, die een
bedrijf ofberoep uitoefenen, onderliuge verzekering-
maatschappijen en sociëteiten, alsook beboerende
vennooten van hier te laude gevestigde commandi
taire vennootschappen op nandeelen en boekhouders
van hier te lande gevestigde reederijen, zijn gehou
den binnen veertien dagen na de vaststelling van
balans of rekening een zoodanig uitreksel als noodig
is tot toelichliug der winst, uitkeeringen of uitdeo-
iiugen te doen toekomen aau den voorzitter der
commissie van aanslag, bedoeld bij art. 19 i 1 b, of
i 2, die den aanslag moet regelen.
Art. 47.
i 5, Hij, die daartoe gehouden, nalaat de ver
plichtingen na te komen bedoeld by att. 15 1
eerste lid en art. 15 i 2 etrste lid, wordt gestraft
met een geldboete van ten hoogste f25.—. Gelijke
straf wordt opgelegd in geval van overtreding van
art. 45.
i 6. Overtreding vau art. 16 wordt gestraft met
eene geldboete van ten hoogste f400.—.
i 7. Personen, die van een bewijs voorzien moe-
u zijn als bedoeld in art. 34 en die in gebreke
blijven dit bewijs op aanvrage aan bevoegde ambte
naren te vertoonen, worden gestraft met eene geld
boete vnn ten hoogste f25.
Geveu zy ter bekoming van dat bewys aan het
bevoegd gezag een valschen naam, woonplaats, be
drijf of beroep op, of maken zij gebruik van het
aan een ander afgegeven bewys, dan worden zij ge
straft met eene geldboete van ten hoogste f150.
Amersfoort, den 29. April 1902.
De Burgemeester voornoemd,
WUIJTIER8.
De BURGEMEESTER van AMERSFOORT,
Brengt ter kennis van de ingezetenen dezer
Gemeente, dat de door den Directeur van 's Rijks
directe belastingen enz. te Amsterdam executoor
verklaarde kohieren Nos. 3 en 4 van de Perso-
neele belasting over het dienstjaar 1902 aan den
Ontvanger van 's Rijks directe belastingen alhier
zijn ter hand gesteld, aan wien ieder verplicht
is zijnen aanslag op den bij de wet bepaalden
voet te voldoen.
Gedaan en op de daarvoor gebruikelijke plaat
sen aangeplakt te Amersfoort, den 1. Mei 1902.
De Burgemeester voornoemd,
WUIJTIERS.
Ziekte van H. M. de Koningin.
Van het Loo werd gemeld
L)e gunstige bulletins omtrent den toe
stand van H. M. de Koningin beantwoor
den aan de gekoesterde verwachtingen. Hare
Majesteit moet reeds eenige oogenblikken op
zijn geweest en H. M. de Koningin-Moeder
moet zich in de laatste dagen herbaaldelyk
zeer gunstig over den toestand hebben uit
gelaten.
Dc komst van prof. Rosenstein moet dan
ook minder door de omstandigheden nood
zakelijk z\jn geweest, doch meer worden toe
geschreven aan den wensch der Koningin
om den professor nog eens te raadplegen.
28 April. Middag-bulletin. Het verloop
der ziekte van Hare Majesteit de Koningin
beantwoordt volkomen aan het tijdperk der
ziekte en vertoont tot nog toe geen enkele
complicatie.
Dit bulletin is óok geteekend door prof.
Rosenstein.
29 April. Ochtend-bulletin. H. M. de
Koningin bracht den nacht rustig door. Alle
verschijnselen wijzen op verbetering van den
toestand.
'29 April. Middag-bulletin. Ook beden
geeft het verloop der ziekte van H. M. de
Koningin geen reden tot ontevredenheid.
30 April. Ochtend-bulletin. Wederom
bracht H, M. de Koningin den nacht rustig
brandt nog en ik zal wel zorgen, dat zij nog niet
zoo spoedig geneest. Hoe knap en maunelykis hij I
lk geloof werkelijk, dat ik hem lief zou kunuen heb
ben. Het is hier op Messelm nog wel uit le houden."
Den volgenden dag bracht de post Elvire eei: groote
doos met rozen, en een „zeer vriendschappelijke!)"
brief. Deze was echter zóo gesteld, dat Nora, noch
Lena hem te lezen kregen. Elvire zelf was door Las-
sow's schrijven wat ongerust gewordeu hij scheen in
een opgewonden, hartstochtelijke steminiug te zijn;
van zyn bezoek op Messelm had hij met geen en
kel woord gewag gemaakt. Het scheet» Elvire, dat
er meer tusschen de regels stond, dau men op het
eerste lezen vermoeddezij had een gevoel, alsof
Lex door een vijandelijke macht werd bedreigd, waar
tegen zij hem verdedigen moest. Dwaasheid I Wat
zou hem, den vermelelei», dollen graaf kunnen be
dreigen, waarvoor zij hem zou kunncu beveiligen?
Natuurlijk was hij zenuwachtig en ougeduldig, om
dat zy zoo lang wegbleef, eu bun verhouding tegen
over elk ander nog geheim moest blijven zij begroef
bet gezichtje in de koele rozenblaadjes. „Was ik
man- weer by je, mijn Lex", dacht zij met innige
teederbeid.
Lex liet zich op Messelm niet zien. Hy was veel
in het casiuo, bracht nu en dan een avond bij Kroc-
kor door en schreef bijua dagelijks aau Elvire of aan
Nora. Daar ontmoette hy op zekeren dag Plonz op
straat.
„Je luat je heeleniaal niet meer zien, riep deze
hen» reeds van verre toe wij hebben je reeds dnge-
lyks verwaobt. Heb je morgenmiddag tyd? Ja?Nu,
dat trett. Dan stuur ik je miju jachtwagen eu kan
je je dadelijk naar het boach laten brengen. De jacht
is op het oogeublik prachtig in stand. En kom je
na afloop bij ons eten?"
De kleine dikke baron Het zich overhalen, mee naar
do kamers van Lassow te gaan en een glas wijn by
hem te drinken. Zij scheidden van elkander met een
vaste afspraak voor den volgenden middag. Lassow
was een hartstochtelijk jager eu verheugde zich wer
kelijk op bet genoegen, dat hem wachtte.
Toeliet gebied van Messelm behoorden uitgestrekte
bosachen en de geweren der beide jagers hadden niet
veel rust. Na eeu paar uur kwamen zij bij eet» jacht
huisje.
Voor de deur stond ut» rijtuig over de paarden
lag een dek en zij stonden uit eeu krib to eten.
„Zou miju vrouw nu tóch nog gekomen zyn om
ons to balen zeide Pleuz. „IU heb het haar wel
voorgesteld, maar zij scheet» er toen niet veel lust
in le hebben."
Lex fronste de wenkbrauweu. Hij wilde de baron-
ne» niet weer oulmoeten en had zich voergenomen,
onder het een of ander excuus de uitnoodiging voor
het diuer af te slaan en direct van de jacht naar
huis terug te keuren. Hel jachthuisje bestond uit
<?en groot vertrek, en een paar kleine, die als slaap
kamers waren ingericht. In de groote kamer, die met
hertengeweien was versierd, wachtte Irma de jagers.
Zij droeg een nauwsluitend costuum van groen laktm
en als eenig versiersel een broche van hertentanden.
„Heil den jagers I"
Zij trad de hceren tegemoet, nam hun de wei-
tasschen af en streelde de honden, die ntee naar
binnen kwamen.
„Wel lieveling, dat vind ik aardig van je, dat je
toch nog gekomen bent", zeide Plenz terwijl hij zyu
arru om haar heen sloeg. Toen hij haar echter om
helzen wilde, maakte zij zich met eeu ongeduldige
beweging van hem los. Pleuz keek haar even ver
wonderd aan en liet zich toen moede iu een stoel
neervallen.
„Kom, Lassow," riep hy dezen toe, „ga zitten; jo
zult öok wel moe zijn. Ik hoop toch, Irma, dat wy
hier wat te eten vinden?"
Zy knikte lachend. „Natuurlijk; ik weet wel, dat
jagers altyd wat te eten moeten hebben. Drinkt u
wjjn graaf Lassow, of thee, of iets anders?"
„Een kop thee, als ik u verzoeken mag."
„Ik ook" riep Plenz uit.
Weer gonsde de theeketelIrma ging heen en
weer, en dekte de tafel. Weldra stond een hartig
maal roor de jagers bereid, de thee dampte in de
kopjes en Irma vertoonde zich van haar liefste zyde.
Zij had zelfs de honden niet vergeten en hun ook
wal meegebracht.
Het werd reeds donker en de groote ruimte werd
slechts ftausv verlicht door eeu klein lampje.
„Wie een groote 9mart te overwinnen, of oen zware
zonde te boelen had, zou hierheen moeten gaan",
zeide Irma, terwijl zij luisterde naar den wind die
om het huis gierde eeu punr weken hier allen met
de dieren en de boomeu van het woud, moeten een
inensch beter maken, geloof ik."
Plenz greep haar hand en bracht die aan zyn lip
pen. „Hoe kom je daar zoo bij, mijn kleine huisti
ran In jou leven bestaat er tochgcen groote smart,
noch een zware zonde."
„Geloof je dat vroeg zij. Daarbij zag zij Lassow
aan, cn fluisterde zacht: „wellicht beide."
„Maar lieveling, wat zijn dat nu voor dwaze ge
dachten", zeide Plenz half boos, tcrwyl hij haar hand
vasthield. Zij maakte die vrij en richtte zich plotse-
liug op: „Gelooft u er ook niet aan, graaf Lassow f"
„Aan de groote smart niet," antwoordde Lex ern
stig, „het zou ondankbaar zijn, als u niet gelukkig
was, bij al het goede, dat u tot» deel is ge valleu.
Irma's gelaat betrok „En aan de groote zonde?"
Lex haalde de schouders op. „Zoudigen doen wy
allen, mevrouw, de een meer, de ander minderdat
moet ieder voor zich uitmaken".
„Nu, galant beu je juist niet", riep Plenz eenigzina
gedwongen lacheud uit,
„Ik geloof ook niet, dat mevrouw een compliment
van mij verwacht heelt als antwoord op haar vraag."
„Neen." Zij boog zich wat naar voren en zag hem
doordriugeud aan „U hebt my volkomen begrepen,
graaf Lassow."
Men brak nu opdaar er in den jachtwagen niet
veel plaats was, klom Pleuz op den bok eu nam de
teugels in handen, terwijl de koetsier naast hem zat
I.ex en Irma namen plaats op het tweede bankje.
Het was zeer donker iu het boscb de wagenlanta
rens wierpen een flikkerend licht op hot pad.
Wordt vervolgd).