Zaterdag 20 September 1902. PHOENIX - BROUWERIJ. o. 5244. 51e Jaargang. Kabinets-plannen. Feuilleton. De eerste haat. H. MEURSING Co. j AMERSFOORT. Export naar Oost- en West-Indië. FIRMA A H VAN CLEEFF te AMERSFOORT. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden f\. franco per post 1.15. Advertentiën 1—6 regels 00 cent; elke regel meer 10 cent. Legale-, ofïicieële- en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent. Reclames 1—5 regels/" 1.25; elke regel meer f 0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. Bij advertentiën van buiten de stad worden de iucasseerkosten in rekening gebracht. KORTEGRACHT9 Tolcphoon 19. nieuwe aboinié's oiilvaiievii d<; courant tol I October «IMTIS 1 lu »De Nieuwe Financier'' lezen we: De Troonrede geeft vasten vorm aan de geruchten die reeds sedert geruiinen tijd de ronde doen omtrent tie atschal'lfng der Staats loterij en velen in den lande zal dat oprecht spijten. De Staatsloterij immers is sedert heel wat geslachten een zeer populaire instelling geweest en voor bijna iedereen is hot «spelen 'v. van een briefje", groot ol' klein naarmate van zijn beurs, een gewoonte geworden, een 1 v. soort fatsoenlijke zonde, die een ondeugen- den bijsmaak heeft, zonder nu werkelijk zoo bijzonder ondeugend te zijn. De zekerheid dat het Ministerie-K uyper, evenals bijna alle andere Ministeries, zijn programma te groot zal vinden, en de om standigheid dat de wetgevende macht wel ernstiger zaken te beslechten heeft dun deze vrij onschuldige loterij-kwestie, wettigt wol is waar de verwachting dat de ter dood ver oordeelde nog wel begenadigd kan worden, maai' toch vermeenen wij, dat het geen kwaad kan eens kort de bedenkingen aan te duiden die tegen de voorgestelde afschaffing mogen worden geopperd. De argumenten vóór en tegen de Staats loterij rangschikken zich van zelf in twee groepen, waarvan rnen de eene moreele of politieke, de andere linancieele zoude mogen noemen. Wat de eerste betreft, mag men i beginnen met toe te geven dat, indien deze 1 loterij werkelijk moreele gevaren in zich sluit, op elke Regeoring de plicht rust, baar zoo snel mogelijk af te schaffen. Maar niet alleen zijn de meeningen omtrent de moreele invloeden onzer Staatsloterij verdeeld, verre weg de ovei'hcerschende opinie is dat, wat loterijen elders ook tnogen zijn, de onze een «onschadelijk kwaad" is. Natuurlijk, zij be- jg houdt den aard van dobbelspel en dobbelspel, aldus wordt geleerd, is verderfelijk. Muur waar liet een zóo zwak, bijna saai, dobbelspel geldt als dit, is het kwaad bijzonder gering, zoo het al werkelijk bestaat. Van lieden die zich hebben geruïneerd wegens boog spel in de Staatsloterij hoort men nooit iets en zal men ook nooit iets hcoren zoolang dc kansen zóo klinkklaar tegen den speler zijn als in het spel met onzen Staat het geval is. Ook verneemt men nooit iets var. gevallen waarin «mindere lui" hun gezin van behoef r ecu» maken ten versloken houden om een «twintigje'' tc kunnen koopen. Eu gesteld al dat or wer kelijk geld aan de briefjes wordt bosteed dat met meer vrucht in voedsel, kleeding, onderwijs of liefdadigheid zou kunnen wor den gestoken, het zou toch nog in strijd zijn met de moderne economisch-psychologische opvattingen, te beweren (lat zulk geld ver kwist is. Duizenden in den lande hebben, in ruil voor het geld dat zij volgens de kansreke ning moeten verliezen, hoop, hoop op een prijsen zij die niet weten welke ruime plaats hoop op lotsverbetering bekleedt in de harten van het groote volk, hoe die hoop het steunt en schraagt, kennen de wereld niet en zijn derhalve aan de Ministertafel niet op hun plaats, De groote volksmassa hoopt en wil hopenhaar hoop is haar leven op omdat zij wil hopen, dobbelt zij. Nu is onze Staatsloterij al eeu der on- huldigste vormen die dobbelspel kan aan nemen. En wanneer in schier geen onkel land zóo weinig wordt gedobbeld als in liet onze, dan danken wij dit waarschijnlijk ge deeltelijk aan de door den Staat beheerde loterij, die als veiligsheidsklep schijnt te werken. Men kan daaruit zien, dat voor «State regulation of vice" wel wat to zeggen valt. Zeker, het zou een idiaal iets zijn, het menschdom vrij te nmkon van alle ondeugden, maar aangezien dezo met fouten doorwassen wereld slechts zeer langzaam op hooger moreel peil to brongen is en geen kwaad zich op eens door de wet laat uit- oeien, zijn beperking cn regeling voorloopig de eenigo dingen waarop practischo Staats lieden, die de wereld kennen, zullen doelen. En indien liet Ministerie het beginsel huldigt, dat de wet geen ondeugd mag erkennen door haar te regelen, dun kan liet wol ter rein vinden dat meer belooft dan dat der Staatsloterij. «Drinken" sticht heel wat meer kwaad dun «briefjes spelen" en dezelfde logica die leidt tot afschaffing van loterijen, brengt ons het allereerst tot afschaffing van allen handel in sterkedrank. Na de ervaring in de zoo genaamde prohibition-States" van Amerika opgedaan, zullen verstandige Staatslieden echter alleen aan regeling, en niet moer aan verbod van drankverkoop denken. Het zelfde geldt van loterijen. Aangezien de moeste menschen nu een maal van hun dubbeltje houden, zou afschaf fing der Staatsloterij in geen geval do speel zucht onderdrukken on wy zouden alle redon tot tevredenheid hebben wanneer die zucht, niet langer aan den leiband van den Staat, geen veel ernstiger vorm aanneemt. In Engeland ten minste leidde do afschaffing der Staatsloterij zeker niet tot beperking der speelzucht. Ofschoon de schijnheilige John B ill met Entrlistung spreekt van de «verzonkoriheid der landen die loterijen toelaten", wordt, er, door middel dor univor- seele weddenschappen, oneindig meer gedob beld dan in eeuig Europeesch land, Italië er onder begrepen. In plaats van driemaal per jaar een briefje to koopen, wedt jan en alleman er, en byna dngelyks kun men do gevolgen er van in gerechtshoven en bank- crupty court zien. By deze en andere bedenkingen voegen zich de linancieele. Dut met hel afschaffen der Staatsloterij het spelen niet zal ophouden, mag als zeker worden beschouwd. Met eenige gevolg van den voorgestelden stap zou dus zijn, dat in do plaats van een eerlyk beheerde lotery, met malig goede kansen, die jaarlijks een aardig bedrag aan 's Rijks schat kist toevoegt, loterijen zullen komen over wier beheer men geen controle heeft, die sléchter kansen bieden en waar mede liet land niet gehaat is. Voornnmolijk buitenlanders zullen van het ophouden der Staatsloterij partij trekken. Even uls thans in Engeland gebeurt, zullen vooral »Lotte- rieschwindler" ons met circulaires overstel pen; on van de lieden die nu fatsoenlek een briefje spelen, zullen duizenden een ander «gokje" zoeken, dat waarschijnlijk van min der respectabelen aard zul zijn. YVil het Ministorie-Kuyper de moreele verantwoorde lijkheid aanvaarden voor vervanging van het «spelen van briefjes" door het moreel zoo verderfelijke en verstompende wedden op paarden 'l VóOP liet de lotery afschaft, geven wy liet lu overweging, eons in relatie te treden inct do «Anti-gamhling league" te Londen en do feiten die het daar kun ver zamelen tc overwegen in den geest "an mannen die do wereld kennen en, ofschoon zy er ernstig naar streven die wereld beter to' maken, beginnen met haar te nemen zooals zij is. Tot zoover de «Nieuwe Financier". In do Troonrede werd óok gezegd, dat o.a. een wetsontwerp by de Staten-generaal zal worden ingediend «tot regeling van do pen- sionnearing dei' bijzondere onderwijzers en van do weduwen van alle onderwijzers." üok omtrent doze zaak mug do vraag gesteld, of zij nog wel in dit werkjaar aan do (,rdo zal komen. Zoor zou het te loven zyn, dat eindelijk eens gehoor werd gegeven uan het hoogst blllyk verzoek van (ie opoubure onderwijzers om ook hun weduwen on weezen to pen- sionneerendoch het pensionneeren vun bij zondere onderwijzers en hun weduwen uit 's Ryks kas achten we een schromelijke on billijkheid. lmmors zij zijn geen Rijks-ambtenaren en hen te laten genieten van de vele millioenen waarmee hot Pensioenfonds voor Burgetyjke Ryks-amblenaret' geen raad weet; hun pen sioen uit te keeren van de golden door de Rijks-ambtenaren bijeengebracht, zou iets ongehoords zijn. t Zou wezen alsof een groot-fabrikant, die voor zyn arbeiders een pensioenfonds stichtte, waaraan die arbeiders, al dan niet gehuwd, bijdragen, op den invul zou komen, werk lieden van een andere fabriek in zyn branche te pensionneeren omdat het pensioenfonds te rijk is geworden; alsof het Departement van Oorlog de huurkoetsiers ging pension neeren uit liet pensioenfonds vun militaire ambtenaren, omdat huurkoetsiers evenals de trein-comnugnieën en de bereden artillerie met paarden en voertuigen omgaan. Als men dan tóch wut doen wil, on iets „En nu rekenen," „.Ie moot ilc 825c hoiu kom dadelijk touig." Zij ging untir buiten. Ik boorde baar mot razende vaart do imp afvliegen en kon nog door het zien, luie baar blauwe japon verdween door do luim poort, die op liet voorplein uitkwam. Maar haastige bewegingen, do kleur op haar wangen en haar op gewondenheid, trollen mij. Waar was zij heengegaan en om wat te doenAangezien ik al slimmer was dan ik er uitzag, bad ik spoedig alles begrepen was den tuin ingegaan om tijdens do nfwozigli"'" van mijn strenge ouders zich te goed to doen anu de kruisbessen en de kersen I Maar dan zou ik óok kersen gaan olen. Jk schoof bet rekenboek van my af en iiep den tuin iD. Ik kwam bij dc kerson- boomen, maar daar was zij nl niet meer langs bet poriierakuisjc gaat zij door den moestuin naar den vijver, zij ziet bleek en bij liet geringste gedruisch beeft *ij. Lk sluip haar na, en zie, myn hoeren, liet volgende Aan den rand van den vijver stnnt lussohon twee oude wilgen mijn oudero broeder Saseba; dat bij kiespijn had, zou men hem niet aangezien hebben, llij kijkt naar Mnriclje terwijl zij nader komt; zijn gelaat straalt van geluk. Murietje daarentegen gaat ademend naar hem toe, alsof zij in dralend en liep alles le bemerken, dat zij voor het eerst t alsof zjj i de Hondsgrot moesten reeds koolzuur inademde. Hot vun haar leven nnar een rendoz-vous ging. Maar zy is nu by hem gekomen. Een halve minuut lang zien zij elkaar zwijgend aan; liet is of zy hun oogen niet vertrouwen. Daarop schijnt Saseba oen stoot in zijn rug te krijgen, on zij legt baar banden op zyn Behouders en baar hoofdje tegen zijn rest. Saseba lacht, mompelt iets onverstaanbaars en legt met de onbeholpenheid van. een zeor verliefd menscb zyn twee vlakke banden op Marietjo's gezichtje. Eu tiet was zulk heerlijk weer, beerenEon heuvel waar achter dc zou wegzonk, twee wilgen, de groene vij verrand, de blauwe lucht, dat alles weerspiegelde te gelijk mot Sasoha en Mario in het stille water. Overal in liet rond diepe stilte. Bovon bet riet zweven troepen goudgroene libellenachter den tuin wordt een kuilde voorbijgedreven. In con woord, een schilderij Van al hetgeen ik gezien had, begreep ik alleen dit, dat Saseba en Mnrietjo elkaar een zoon hadden gegeven. Dat was onbetamelijk. Als mama dat boorde, zouden zij er geen van beiden gemakkelijk afkomen. Daar ik zoo iets als onbewuste schaamte ondervond, ging ik, zonder bet einde vun bun sa menzijn af te wachten, naar de kinderkamer terug. En daar ik, gelijk gezegd, slimmer was dan ik er uitzag, zat ik daar over myn rekenboek te staren on dacht eens na. Op niyn loelijk jongensgezicht stond ecu triomfnntelyke gryns te lezen, liet was iels prettigs, een geheim van vreemden te kennen, maar buitendien, liet bewustzijn, dat zulke gezag hebbende personen als Saseba en Mnrietjo nu, nis ik dat maar wilde, beklaagd konden worden van onbekendheid met dc eenvoudigste regelen van het fnstoen, dat bewustzijn was mij lang niet onaange naam. Nu waren zy iu mijn macht cn bun rust zou grootendeels nlbutigcn van myn edelmoedigheid. Dat zou ik bun eens laten gevoelen. Toen ik naar bed was, kwam Mnrietje, nis ge woonlijk,in do kamer, om zioli te overtuigen dat ik gobodon had en niet met myn klooron aan nnar bed was gegaan. Ik lotto opbaar mooi, gelukkig gezichtje en lachte stilletjes. Myn geheim scheen op te zwel len en naar buiten te persen, Ik kon niet laten, een toespeling te maken om mij to vermeien aan de uitwerking daarvan. „Ik weet wal," zei ik grinnokond „O, o, ol" „Wat weet ju dan?" „O..ol lk heb gezien hoe u en Saseba elkaar gezoend hebben by den vyver Ik ben u nago- loopen en heb alles gezien," Mnrietjo kromp ineen; zij werd rood en wnsdoor mijn „toespeling" zóo getroffen, (int zij tegen do tafel aanviel, waarop liet glas water en de kaars stonden. „Ik heb gezien hoe u elkaar gekust hebt," her haalde ik, mü verkneukelend in haar ver waring „haha, ik zal hei tegen mama zeggen," Zy kook mij oen poosje uitvorsolioiul anti en toen zij de overtuiging gekregen luid, dat ik werkelijk alles wist, greep zij mijn hand en Duisterde niet hu- veude stem„lUtdi (int zon gemeen zijn Ik vraag je, om Onds wil, wees een llinke jongen en zog er niets van Fatsoenlijke jongens spionneoron niet. Toe, ik vrung het je zoo vriendelijk. Hot zou gemeen zyn." Het nrmo kind was hang voor niyti mooder, oen stipte dame dat in dc eerste plaatsen dun moest myn duivelachtig gezicht het geluk van baareerste reine, poiliitehe liefde profaneeren. Men kan zich dus haar gemoedsstemming voorstellen, lk kon or mij iu verheugen, dat zij den goheelen nacht niet sliep en by hot ontbyt te voorschijn kwam met blauwe kringen ouder do oogon. Toen ik na hot outbyt met •Saseba alleen was, kon ik liet niet meer uithouden ik moest met mijn goheim pralen „Ik weet iets! Ik heb gezien, dal je gister juf een zoen gegeven hebt." Sasoha keek my eens aan, on antwoordde: „Jo bont oen uilskuiken." Hij was niet zoo vreesachtig als Marie, on dus had ik weinig plezier van myn liangmakory. Dat prikkelde niy echter nóg moor. Dat Sasoha er niet van schrok, was zeker omdat hfj niet geloofde dat ik alles gezien luid. „Wacht maar, duuht ik, ik zal liet jo wol bewyzon" Dien morgen, onder do du les, vermeed Aluriotjo mijn blik, ou vergiste zich telkens. Iu plaats van my strong te behandelen on my hang to maken, trachtte zij op allerlei wyzon zien bil mij aangenaam te makenzy gaf my hoogo cijfers en vertelde aan vuiler niets van myn ondeu gende streken, maar aangezien ik nu eenmaal uiot zoo dom was als ik er uitzag, inuwklo ik op alle manieren gebruik van myn geheim pik sloeg Hom men over, maakte bokkesprongen in do leskamer, on was zoo brutaal mogelijk. In óon woord, als dat nog lang geduurd had, zou ik do kunst van afdreigen boel aardig boet gekregen hebben. Zoo ging er oen week voorbij. Hel geheim prikte eu stuk mij in myn ziel als een splinter; ik moest, wat liet kostte, er over pruteu en de uitwerking or van waarnemen. Eu eindelijk, op eeu avnnd dat er voel glisten waren, begon ik stotterend, cn mot oen val- Nchcn blik naar Mnrietjo „Ik weet.... o, o! lie hob gezien...." «WiU weet io?" vroeg moedor. Ik keck Muriel je en Saseba nóg schuiner aan. Hel jonge meisje werd vlammend rood en Sasoha zette woedende oogen op. Ik boot op mijn long on zoidu niets meer. Mnrietjo verbleeklo langzamerhand, perste do lippen op elksar en ut niet moor. Dion- zelldon avond nam ik op Marietjo's gezicht oen eigen aardige verandering waar. Het was strenger, kouder geworden, hot had iets versteendshaar oogen staar den recht vooruit, lk verzeker u, dat ik zulk oen uitdrukking later alleen nog gezien heb in do oogen van homion dio oen wolf auhiuruu zitten. (Slot volgt.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1902 | | pagina 1