Zaterdag 25
October 1902.
PHOENIX BROUWERIJ.
No. 5259.
52e Jaargang.
Feuilleton.
H. MEURSING Co. AMERSFOORT.
Export naar Oost- en West-Indië.
Eeo gereserveerde coupé.
De Sjaal.
iW
OEHSFOQRTSGHE CÖUMT.
UITGAVE
FIRMA A H VAN CLF.EFF
te AMERSFOORT.
ei ynt dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden
l^nco Pe' ^ost IAc*vertentiën 16 regels (50 cent; elke regel meer 10 cent. Legale-,
oincieele-en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent. Reclames 1—5 regels/-1.25; eikeregel
*"eKe' ®roote 'etters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening
gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkoston in rekening gebracht. t
BUREAU
KORTEGRACHT9
Telephoou 10.
DE „SFIJSKOKERIJ".
1S87-I9Qg
Vrijdag 17 October was bet, gelijk we reeds
meldden, vijfenzeventig jaar geleden, dat biet-
ter stede een vereeniging werd opgericht,
dio zich gedurende al die jaren heeft weten
staande te houden en zich nog steeds in de
sympathie van de inwoners van onze grijze
veste mag verheugen, n.l. do «Vereeniging
tot uitdeeling van spijs aan behoeltigen",
meer kekend onder de naam van de «Spiis-
kokerij".
Met komt ons niet ondienstig voor, onze
stadgenooten in korte trokken eenige mede-
deelingen te doen omtrent hot ontstaan en
de verdere lotgevallen dezer vijfenzeventig
jarige, overtuigd als wij zijn van aller be
langstelling.
't Was op den 17den October If 7, dat,
op verzoek van de Regeering dezer Gemeente,
ten Raadhuize zich vereenigden de heeren:
W. van Assenraad, H. Brom, C. van Beek,
C. A. van Deventer, 11. Gijbels, G. Ilondius,
A. lleijl, B. Poort, C. C. Pull, mr. 1. fcheltus,
H. G. Schluitor, dr. F. A. Vennolen enjl. H. G.
\Villenbruch, aan wie, bij monde van den
tocnmaligen Wethouder G. Ilondius, werd
te kennen gegeven, dat het doel dezer bijeen
komst strekte om de opgeroepenen uit te
noodigc-n, zich te vereenigen tot een com
missie ter uitdeeling van wanne voedzame
spijzen aan behoeltigen gedurende den aan
staanden winter; de kosten, daaraan ver
bonden, te dekken uit liefdegiften door de
commissie van haar stadgenooten in te za
melen. Dit voorstel vond algeineenen bijval
en werd aangenomen, waarop de beer Hon-
dius de Commissie voor geconstitueerd vor-
klaarde, die toon al dadelijk tot baar Voor
zitter benoemde den heer II. G. Schluiter,
tot Secretaris den heer I. H. C. Willenbruch,
en tot Penningmeester den lieer G. Ilondius.
Voorts werd heloten, op de thans nog ge
bruikelijke wijze, de ingezetenon tot inscbrij-
ving uit te noodigen en daartoe een rondgang
aan de buizen te doen, en de uitdeelingen
driemaal 's weeks n.l. Dinsdags, Donderdags
en Zaterdags te doen plaats hebben.
Door gunstige beschikking van bot Ge
meentebestuur werd aan do Commissie het
Oudo Arsenaal, gelogen aan den Zuid Singel,
(ter plaatse waar thans het kerkgebouw, de
pastorie en de kosterswoning van de Gere
formeerde kerk B. zich bevinden) ter be
reiding en uitdeeling dezer spijzen tijdelijk
tot beschikking gesteld.
De eerste uitdeeling had in het begin van De
cember 1827 plaats. De verstrektespys bestond
destijds uit erwtensoep, dikke gort en ver
schillende soorten van kool on wortelen met
aardappelen.
Niet onbelangrijk is het, bier mede te
deelen, ter vergelijking met den tegenwoor-
digen stand der pryzen, dat het vleesch en
vet destijds is geleverd, zonder been voor
31, met been voor 29 cent, bet rookspek
voor 45 en het pekelspok voor 35 cent per
Ned. pond.
Het eerste jaar werden 15141 portion uit
gereikt. Bij het einde van het uitdeelingsjaar
werd een waardeerend schrijven van Burge
meester en Wethouders ontvangen waarbij
de Commissie werd geluk gewenscht met bet
aauvankelijk welslagen barer verrichtingen.
Dat de strekking der instelling langzamerhand
meer en meer werd gewaardeerd, blijkt uit
het klimmend cijfer dor inschrijvingen.
In het seizoen van 1830—31 is men begon
nen de uitdeelingen zesmaal por week te
doen pluuls hebben.
liet in gebruik zijnde lokaal, hierboven vor-
meld, moest door de politieke omstandighe
den tot zijn vorige bestemming, als kazerne,
terugkeoren. Het Commissie-lid de heer
T. I. van Lilaar stelde toen een hom tochc-
hoorend pand, gelegen in de Muurhuizen te
gen over het Ziekenhuis, kosteloos ter be
schikking.
Toen ten jare 1832 de Aziatische cholera
ons vaderland en ook deze stad voor het
eerst bezocht, heeft, op uitnoodiging van het
Gemeentebestuur, de Commissie ook haar
modewerking verleend om de vreeselijke
ziekte te keer te gaan en te stuiten.
De liefdadigheidszin van de ingezetenen
dezer Gemeente verzaakte zich ook bij deze
gelegenheid niet. De inschrijvingssom moet
zeer aanzienlijk zijn geweest, daar er tijdens
het heerschen der ziekte 10 476 portiën spijs
kosteloos zijn uitgereikt. Onder de bij die
gelegenheid ontvangen giften merkt men er
een op ad f50 van den heer G. A. G. Ph.
baron Van der Cupelle, Oud-Gouverneur van
Ned. Indië.
In bet jaar 1833 kwam de commissie in
het bezit van haar tegenwoordig lokaal, ge
naamd «De Kalandermolen", d est yds door
liet voor den tijd van negen jaren to huren,
terwijl in 1835 een aanvang is gemaakt met
het inkoopen der aandeelen in dit gebouw
gevestigd, waardoor het in het volgende jaar
eigendom der Instelling werd.
Tengevolge van dc terugkeer der Mobiele
Schutterij werd in Januari 1840 door den
Baad der Gemeente oen som van f200 ter
beschikking van do commissie gesteld om
daarvoor buitengewone uitdeelingen te doen,
hetwelk ook in 1841 is herhaald.
Het jaar 1845 was voor de Instelling een
hoogst belangrijk tijdperk, door het uitbre
ken van de ziekte onder do aardappelen, die
tot dusverre een dor voornaamste bestand-
doelen der spijzen haddon uitgemaakt. Een
gehoelo ommekeer had dientengevolge inde
soort verstrekte spijzen plaats, welke editor
in den gevolge gunstig op de instelling heoft
gewerkt, omdat sedert de aardappelen door
eter voedende middelen zijn vervangen,
maar de commissie, door do buitengewone
stijging der prijzen van alle levensbehoeften,
groote linancieele bezwaren te overwinnen
gaven. Zij zijn overwonnen, dank zy de
tusschenkomst der stedelijke regeering die
een subsidie van f0«)O toestond dat ook
in volgende jaren, ofschoon tot minder be
drag, werd herhaald.
Toon in 1855 door den Rijnvloed vele ge
zinnon hun woningen hebben moeten vor-
laten en in het gebouw, van ouds genaamd 4
bot St. Agatha klooster (thans R. K. Militaire
Vereeniging) zijn- gehuisvest, heeft do com
missie baar diensten verleend om dozen ge
durende dien tijd van do noodigo spijs te
voorzien waarvan de kosten door een te
dier gelegenheid gevormde speciale commis
sie zijn gedokt.
2. (Slot.)
Hoe langer hij haar beschouwde dca tc beslister
werd zijn gelaatsuitdrukking. Zijn intelligente,
donkere oogen begonnen te schitteren. Met zijn
rechterhand scheen hij iets in zijn jaszak te zoeken,
terwijl hij mompelde:
„De gelegenheid is schoon. Maar als ik mij eens
vergiste."
Eindelijk, toen de trein nog maar oen paar mijlen
van het slntiou Ashford verwijderd was, scheen hij
ceu kloek besluit genomen te hebben. Bliksouisncl
wierp hij zich op de jonge dame, die niet in staat
was, zich tegen dezen gespierden overweldiger to
verweren, en baar met zijn i'orsohc gestuite in be
dwang huiulende, deed hij haar bohendig de hand
boeien aan.
Bevend opende dc oudo boer de oogeu en sta
melde:
„Wat bctoekent dat; wio ia u, mijnheer?"
„Ik ben inspecteur F... officier van do Lon-
densohe voiligheids-politio", antwoordde deze.
„Eu wnt heeft deze dame gedaan
„Ik zou u eerst wol eens willen vragen of u wel
zoo zeker is, met eeno dame to doen te hebben,
antwoordde glimlachend do inspecteur.
„Wio zou daaraan kunnen twijfelen
„Ik, mijnheer. En die twijfel heoft u zeer waar
schijnlijk iict loven gered."
„M(j het leven gered?"
„Ja, mynheer, antwoordde do inspecteur. Beschouw
deze dame, zooals u gelieft te zoggen, eens opmerk
zaam. Komt zij u niet bekend voor?"
„In 't geheel niet."
„Lijkt zn niet op iemand, over wion u misschien
een of auaer gelezen bobt
Onder het spreken nikte de iuspecter do dame
den hoed af cn tegelijkertijd eeu paar zwurto haar
vlechten, waardoor eeu blond gofrisscerd hootd ztclu-
banr word.
„Grooto goedheid! riep do Beursman tlooaolijK out-
stolii uit, dat is niomand anders dnn
„Dan Chnrles Wintriiighnm in persoon. U kunt u
voorstellon, aan welk groot gevaar u ontsnapt is.
„Mijnhcor, ik weet niet, hoe ik u mijn dankbaar
heid zal betuigou."
„O, ik heb slechts mijn plicht gedaan. Deze schelm
beproefde ongetwijfeld naar bet buitenland to vluch
ten en aan een toevallige omstandigheid is het te
''anken, dat 'lil hem niet is gelukt. Daar ik ver
moedde, wn', bij van plan was, bob ik don eersten
trein naar Dover genomen, maar door een misver
stand, waarvoor ik trouwens geheel alleen verant
woordelijk ben, liet do trein mij achter te Tunbrid-
ge, waar ik was uitgestapt om iets te gebruiken.
„Maar boe hobtu hem kunnen herkennen Hoe hebt
u Kunnen vermoeden, dut dezedeze man.
„O. dat komt u moeilijk voor, maar vergeet niet,
dat ik dit soort zaakjes meer bij do hu nu heb ge
lnul. Verschillende oigomuirdigo gewoonten, kleine
dingen, die con leek gewoonlijk niet opmerkt, luid
den mijn aandacht getrokken ik kreeg vermoeden,
cn dat nniu toe van minuut jot minuut tol ik ten slotte
zekerheid kreeg, toeu bij door de warmte de keel
banden van zijn hoed losmaakte. Toen ikdittcekon
zag (de inspecteur wees met deu vinger naar het vlekje
boven do kin van don gevangene) was mijn laatste
twijfel verdwenen ik luid myn man herkend."
Do trein stoomde het station Ashford binnen. Do
oiuïo lieer, nu geen vriend van do eenzaamheid meer,
haastte zich van coupé te verwisselen, terwijl do in
specteur zijn gevangeue deed uitstappen om don trein
af te wachten, die tien naar Londen zou terugvoeren,
Op haar schitterende bijeenkomst vertelde gravin
M. mij met con bemolscliu uitdrukking op bet ge
laat, terwijl zij mij met haar waaier een voortduren-
den stroom pnrfumerio toewuifde, dat de beroemde
Castolli, dio millioonen in liaar keel hooft, dertig
maal voor weldatligo doeleinden had gezongen.
De reeds bijna tol perkament uitgedroogde presi
dent knikte bij die mcdedeeling met liet hoofd, en
langzaam klonk het tusaohou zijn dunno lippen
„Ja, dat is oen grooto opoffering, oen groote opof
fering 1"
Een uur geleden kwam ik thuis. Ik giug voor
het venster staan en verkoelde mijn brandend voor
hoofd tegen do koude ruiten. Onwillekeurig keek
ik naar boven. Ik beschouwde echter niet den droc-
vigeu, loodgryzen hemel, die er vandaag al heel
onheilspellend uitzag, neen, ik keek naar het ven
ster van het dakkamertje, heel in de hoogte, eu toen
daar do schaduw van een jong meisje, dat nog in
den lateu nacht over haar arbeid gebogen zat, zich
aftookende, kwam do herinnering aan een workol(jk
groot offer in my op.
In het kloine kamertje, dat ik aren geleden als
student bewoonde, waren wol een menigte boekeu
eu napieren, doch weinig meubelen, on in den win
ter ontbrak vaak het hout om het vertrek te ver
warmen Wat zoudt ge, myn sierlyke schryftafel,
in dut kamertje eou zonderlinge figuur gemaakt
hebbeu on gij dan, Chaplin, wiens meesterwerk,
do Markiezin, daar van deu wand mij tugeulachtl
Welke ironie zou het zijn geweest, indien gij toen
als mijn eigoudoru in mijn kamertje badtgeliaugeu
Mei liet nieuwe studiejaar had ik oen kamertje ge
huurd hij oen zieke weduwe mei ecu jonge, blooko
dochter. Zij woonden in een kamertje naait liet mijne.
Hel was maar oen klein, smal hoekje, waar ik da-
gelijk ai beidde cn 's snaelits droomde van roem on
van eer!
In hot kamertjo naast mij word olkon dag een
wezenlijk droevig drama afgespeeld. Door bet dunne
beschot kon ik hooreu boe do moeder haar dochter,
en deze baar moeder hut lnatsto schopje suiker op
drong, eu hoe zij dikwijls het laatste stukje brood
mot elkander deelden, Tot laat in deu nacht zat het
jongo meisje te werken, en do oude vrouw lag van
's ochtends vroeg tot don avond te zuchten en te
kreunen in baar buil.
Ik was cvon arm als zij; ook ik moest menigmaal
ui\j maar verbeelden, dut ik genoeg gegoten had,
evenals liet jonge meisje, als zij haar moeder trachtte
wijs te maken, dat zij verzadigd was.
Zoo loofden wij naast elkander voort. Ieder traditie
voor don ander zijn armoede zooveel mogelijk te
bemantelen. Kwamen wy elkander togen, dun wis
seldon wjj een „goeden dagen vorder niets, en
was do eerste der maand nntigobrokon, dun bracht
ik myn bescheiden huurpenningen aan du beide
vrouwen.
Bij die gelegenheid, dusslcehtsdoninaal per maand,
zetto ik een voet in hun woning, waar alles oven
oud eu armelijk was.
Onwillekeurig beschouwde ik dimde wankele,door
langdurig gebruik vervallen kast, die echter blijk-
baar vroegere dagen van voorspoed tmd gekend, do
kleine tafel, do beeldjes, bruin van ouderdom, bet
gestopte tapijt on liet bed dor moedorjVhlt oen Merk
sprekende tegenstelling vormde mot den opeen kist
liggeuilon stroozak der dochter.
Gewoonlijk maakte ik veel haast mot myn
boodschap, en geregeld hoorde ik dezelfde vrageu
van de oude vrouw
„Is u goed tevreden Is alles naar uw zin
Steeds antwoordde ik bevestigend en verwijderde
mij daarop met ecu buiging on mot een gevoel van
modelijden en achting.
Hot word winter, een vreesolyk strenge winter.
En ons alle drie begonnen do vingors styfte wor-
don.
Hout om onze vortrekjoB te verwarmen, wns maar
zelden by ons te vinden. Een enkel maal bracht ik
Wanneer bet my soms gelukt was, con bos brand-
bout te boniaebtigcu, klopte ik dndolijk ann do deur
Snel opondo '.ij dan do deur en riep vorbougd
„Natuurlijk, kom u binnen Maar log hoih out zoo
ver mogelijk naar achteren iu den haard, opdat hot
by ii ook wurinto geeft,"
„O," zolde ik, „ik bob bot ul wurm genoeg
„Wij hebben ook geen last van du koudo," zoide
zij snel, en als bewijs vcutigdo zij don blik op haar
moedor, die to bud lag, mot allerlei oude kloeding-
stukken toegedekt.
Maar Ik keek haar aan, zonder dat zy het merkte,
en ik zag dut zij blauwe lippen en oen half bevro
ren neusje had. Toon het vuur lokker brandde,
strekte zij onwillekeurig huur verkleumde handen uit
cn glimlnubto vergenoegd.
„U hooft geen las», van kou, on tooh warmt u uw
banden?" zei ik loon, mot niet kwaad gemeende
ironie.
Haar eunig antwoord was con wcomoodigo blik.
Ik kon baar gestalte niet duidelijk onderscheiden,
want sedert don herfst, bad zij liet bovenlijf ineen
groote, bruine sjaal gehuld, die baar bals eo zelfs
nog oen deel barer blondo lokkeu bedekte on tot het
iniddcl om baar lichaam gewikkeld was.
lloo dikwijls benijdde ik haar die zachte, warme
sjaal, wanneer ik in mijn ellendig ka niertje byua
bevroor van koudo! Wol mocht Ik haar zelf* ia
gedachten niot beroovcn van hot eonigo middel dat
zij bezat om zich ecnigsiins togen do onvorbidde-
lijko koudo tc beschermen, maar och, mijn junjo
was ook zoo dun en afgedragen
Op oen avond ia Januari sloeg ik mijn Shake
speare dicht, die mijn avondboterham was geweest
cn begaf mij tor ruste ik kon echter van do kou
niot in slaap komen; ik lag te woelen en tc draaien
cn word daarbij n°K geplaagd door eon vreesolijkon
hoest. Ik besefte wel, dat ik myn arme buurvrou
wen angstig om mü maakte en dood al uiijn best
om liet boesten on liet klappertanden zooveol mo
gelijk logen te gunu.
Tevergeefs
Na lang woolen on tobben sliep ik oiudolijk in
hoo laat liet was, weel ik nieteerst toeu het al
lang dug was, ontwaakte ik.
In hot eerste oogotibliK, loon ik nog zoowat
In slaap was, had ik een behaaglijk gevoel
warmte, dat mijn geheolo lichaam doortrok.
voelde iny onuitsprekelijk gelukkig on do bljjdo
geduchte kwam in mij op, dat Helena vandaag
zeker heel veel hout was machtig geworden en dat
wij nu allon don geheelon dag lekker warm zouden
L half
On ruijii bed lag, als eou warme sprei mij be
dekkende, de groote, bruine sjual.