Donderdag 11 December 1902. No. 5279. 52e Jaargang. De toestand in Atjeh. Feuilleton. UITGAVE: FIRMA A H VAN CLEEFF te AMERSFOORT. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden fi. iranco pei post f l-lo. Advertentiën 16 regels 00 cent; elke regel meer 10 cent. Legale-, oincieele- en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent. Reclames 1—5 regels f 1.25; elke regel meei .„o. roote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. Rij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. BUREAU KORTEGRACHT9 Telephoon 19. K E N N I S (i E VI N U. <nerwegot.de, ilat de gewone Vrijdagsche'marat op do December *.s., zijndu Ce Kerstdag, niet kan Bruut. we k--lijk se ,'llllUI r ken vuile belanghebbenden, d .Met den on Ier-titel vTweëeriei' inzicht"' zond do kapitein der Infanterie van hot O.l. leger 11. Coiyn, adjudant van den civiel en militair Gouverneur vun Atjeh en onderhoo- righedon, een artikel aan hetHandelsblad" dat wel verdient ook bij de niet-lezers var. dut blad bekend te zijn. Hij schrijft dan: Omtrent eerlijkheid en misleiding! Van Kol in o11 et Volk" en de heer Kess- ler in 11 et Vaderland"' Du geschiedenis is bekend. Het Kamerlid Van Kul maakt een reis door Indië en be zoekt ook Aijoh. Bevooroordeeld als hij was vóór dal bezoek, treft juist hem bijzonder de toestand van orde en rust en laat hij niet na - man van eerlijke overtuiging zijn gewijzigd inzicht publiek te maken. Voor velen was, na den Kruis roep, dit Hosanna! te sterk een ommekeer; vooral voor ben die nog maar half wilden toegeven, dal we nu eindelijk de pacificatie nabij kwamen. Zoo dook in de pers de luster op eerst behoedzaam, veronderstellende!" wijze. Zou Van Kol wel goed hebben gezien, beeft hij wel alles gezien, ot zou het soms mogelijk zijn, dat hij alleen aanschouwde wat men hem wilde doen zien Toen werd gerept van misleiding, van onzichtbare patrouilles die hem overal om geven hadden en de benden verre hadden gehouden. Aan een inzender in «Het Volk"' komt de epr dezer vinding toe. Wij gunnen die gaarne en nemen de plaatsing van den brief niet kwalijk. »Het Volk" is niet gewoon zijn woorden te wikken en te wegen; bet erkende dit on langs zelf in de betuiging: Wij zijn geen schrijvers, maar strijders". M. a. w„ ga mengt ons 'lus verkrachting van de waarheid niet euvel duiden. Dat doen we dan ook niet. Maar anders wordt de zaak nu een man, die zich tot de Atjeh-specialiteitea rekent, in »llet. Vaderland' de eerst gefluisterde, daarna op half luiden toon uitgesproken in sinuatie als oiioinstoiitelijk waar gaat aan nemen en zelfs li acht, die misleiding goed te piateu door een beroep op de noodzake lijkheid om den beer V m Kol weer heelhuids Atjeh s grenzen over te brengen. Als de oud-majoor Kassier dergelijke denk beelden uit bet Indië van zijn lij I neefl meegebracht, dan mag ik mij gelukkig re kenen te verklaren, dat wij tegenwoordig andere begrippen zijn toegedaan omtrent het geoorloofde van opzettelijke misleiding. Veeleer echter meen ik te mogen aanne men, dat het geheugen van den schrijver op dat punt wat verzwakt is en men ook toen een vertrapping van alle moraal niet zou hebben goedgekeurd. En thans Van Kol in «Het Volk": »Is echter blijkens de laatste gevechten de vrede minder nabij duu ik door eigen oogen meende te zien Dat zal de naaste toekomst ons loeren. Van misleiding door generaal Van Heutsz en een groot aantal officieren of soldaten is geen sprake. Wie een blik op de kaart werpt en de door mij gevolgde reisroute nagaat, moet dadelijk ge voelen, dat het onmogelijk is, zulk uitge strekt terrein schoon te houden van vijanden. Meer dan 370 K. M., een afstand gelijk aan dien van Den Haag naar Parijs, werd door mij, voor eengedeelte zonder dekking, ongewa pend te paard afgelegd, terwijl 240 K.M. langs zee werd gevaren. Die weg over land liep door bergen en dorpen, door oerwouden en bouw- velden, dikwijls door woest en bergachtig terrein. Welke enorme troepenmacht zou er noodig zijn om uit ravijnen en heuvelen, bosschen en kampongs alle benden te ver drijven, terwijl soms eerst 's avonds laat door mij de tocht voor den volgenden dag werd vastgesteld, waarbij steeds zooveel mogelijk de brandpunten van vroeger werden uitgekozen. »l)e Atjeh-rapporten, die (in strijd met de vroegere «blauwe leugens") sedert liet op treden van generaal Van Heutsz de volle waarheid bevatten, zouden dan tal van ge vechten in de maand Maart 1002 moeten vermelden; talrijke verliezen aan dooden en gewonden, bij zulk gevaarvol eomediespcl, moeten aangevenen dat is geenszins het geval". Behoeft nog gevraagd waar de nobelste op vat ting aan wo/igK wie het meest eerlijkheid Schetsjes uit den Zuid- Afrikaanschcn Oorlog, door 1)0 KT Eli". ie. Als de majoor dus wou zorgen, dat er zooveel u: gcliik water werd opgebracht, belooldeik hem, mor gennacht licht to geven, waarmee hij terreden was. Nu ik mol don majoor klaar was, wilde ik mijn chef onder handen nemen ik was niet van plan, nog eens in do tent te liggen zwemmen en verte de hem dan ook kort eu goed, dat ik niet slecnter be handeld wensolite te worden dan de gewone artil leristen en veldtelografiston, daar die tenminste een fatsoenlijke tent hoven zich hadden. Ik gaf tevens mijn verbazing te kennen over zijn gezegde, dat we maar zonder tent moesten klaar komen, maar hij boweerde, nooit iets dergelijks gezegd te hebben in tegendeel hij had nog een geheel nieuwe tent, dm hij voor mijn gebruik zou opzenden, terwijl hij oy do intendance zou proboeren eeu tent voor mijn personeel te krijgen. Mijti liooze luim was nu geweken en wc scheid den als goede vrienden, maar hoe lang, of liever, hoe kort we dit zouden olijven, was, onze beide karak ters in aanmerking genomen, moeilyk to zeggen. Den volgenden dag kwamen we zoover, dm ma chine ei. dynamo werden geprobeerd en de elec- trisohe lamp geregeld, zoodut ik den majoor rappor- Klc ïïïk mij" belofte k»„ 1,ouden en we 'e «oud. ÜSuoBif licht r.oudcn geven. De luitennnt «rord hiermee ook in kennis gesteld en deze stuurde twee en goede trouw aanwezig acht en dus het meest zichzelven respecteert; de beer Van Kol of de oud-majoor Kessler En nu de feiten. Van Kol bezocht in de tweede week van Maart Groot-Atjeh. Behalve het garnizoen v.ui KoeU-Radj i, dat gewone vredesdiensteu vei richt, was de eigenlijke Atjeh-v.tllei, die wc d.mi'kruist butiben, leen bezet duór slechts id.in 41):) man, verdeeld over de posten Lbo Ngi, Tj.it Gouë, Lam Njóiig, Tj.it Mautjang, lu'irapoeri en Seulirneuin. Wij hebben de Sugi's der XXVI en der XXV Moekirns te paard doorkruist on gewapend en zonder dekking. Zoo ook de V Moekirns Mom Tasië en de Mi Moekiins Bact. Op de dagen, dat wij zulks gedaan hebben, waren nbch te voren, nóch tijdeus liet be zoek bijzondere maatregelen genomenja, meer nog, op de dagen van ons bezoek is daar geen enkele patrouille in het terrein geweest en waren de troepen alle in hunne kampementen. Den 15en Maart maakten we een rit van Indrapoeri naar Seuliineum, vergezeld van 8 cavaleristen. We hadden die dekking noo dig voor den volgenden dag, anders zou zij thuis zijn gelaten. Van Indrapoeri uit was 's morgens 1 bri gade maréchaussee (20 man) op patrouille gezonden in het lieuvelterrein op den R. oever der Atjeh-rivier en van Seulimeum was een patrouille van gelijke sterkte uitgezonden in de richting van Reueng Reueng. Aange zien men deze laatste moeilijk tot vehooging onzer veiligheid kan hebben bestemd, komt de geheele zaak bier op neer, dat 20 man een terrein van 20 K.M. lengte uitgestrektheid te bewaken hadden. En dan durft de heer Kesslei' vergelijkin gen te maken met het bezoek van den gene raal Bouwmeester aan Atjeh in 1879 Welke bijzondere maatregelen men toen genomen heeft, ik heb mij niet de moeite willen geven bet na te gaan, maar ik wil er toch op wijzen dat de vergelijking ridi cuul is, alleen al om het feit, dat de toen malige bezetting der vallei en dan nog maar tot Indrapoeri (Djerir) 15 maal sterker was dan nu. Omstreeks 0000 man tegenover 400In beide gevallen het gar- nizoen der hoofdplaats niet medegerekend. Ook dit wil ik op rekening stellen Van een minder goed geheugen. Evenzoo de kant noch wel rakende ver- lijkimj met het bezoek van den Gouverneur- generaal 's Jacob in Augustus 1883. Natuur lijk waven er toen veel meer troepen noodiiz om den vijand op een afstand te houden. Toen stond Groot Atjeh in lichtelaaienu is het gepacificeerd. Den 16en Maart trokken wij ongewapend en vergezeld van slechts 7 cavaleristen de waterscheiding over, halfweg Padaug Tidji opgewacht door een escorte van 15 mail ca valerie. Tusschen Seuliineum en Padang Tidji een afstand van 38 K.M. waren geen andere troepen in het terrein. Den 17den volgde een rit door de Pediër valleions escorte bestond uil 20 man cava lerie. Dien dag waren in de geheele vallei ter patrouilleering uitgerukt 320 maninfan- terie. Ter vergelijking vei oorloof ik mij een opgave te doen volgen van de totale sterkte .Ier patrouilles van af 10 tot en met 25 Maart. (Deze patrouilles wisselen al vaD 300 tol 520 man en bedroegen den 17den 320 man, den 18deu daarentegen 540.) Opmerkelijk, schoon niet onverklaarbaar is, dat op den dag van ons bezoek zooveel minder patrouilles uitgerukt zijn dan de voorgaande en volgende dagen. leder wilde den rumoerigen Van Kol wel eens zien en dat werkte blijkbaar op den pitrouilledienst. Den volgenden dag werd de schade even wel ingehaald I Wanneer ik nu bovendien verklaar, dat geen der bivaks te voren door mij met de te volgen route is bekend gemaakt, dat we langs een grillige lijn hebben gemarcheerd, die zich ook niet vooraf liet raden, dan ver klaar ik mij bij verderen twijfel on machtig om, in fatsoenlijk Hollandscli althans, duidelijk te maken dat de heer Kessler aan het Atjehsch bestuur ongemotiveerd mislei ding van den heer Van Kol ten laste heeft gelegd. Volledigheidshalve voeg ik hieraan nog toe, dat Dij onze reis per spoor van Lho Seu- mawe naar het 31 K.M. verwijderde Mané geen andere troepen in het terrein waren dan de gebruikelijke treindekking en dat by onzen rit naar Geudong, slechts ons 15 ba- jonnetten sterk geleide naar die zijde was uitgerukt en niets anders. Dat op de Oostkust geen bijzondere maat regelen genomen waren behoeft niet nader betoogdliet is daar bijna even rustig als in Groot-Atjeh. Met deze tnededeelingeri meen ik te kun nen volstaan. Een eerlijk man als Van Kol zal overtuigd zijn. Lasteraars en kwaadspre kers zijn niet te overtuigen. Wordt vervolgd.) telegrafisten, die met het signaaBoestel, dat vooraan de electrische lamp kon bevestigd worden, moesten werken en probeeren en liet seinen van Butler tegen do wolken onmogelijk te maken. l)e avond brak aau en daarmee ook het oogen- blik, waarop de lamp ontstoken word. Een groot aantal Boeren, door nieuwsgierigheid gedreven, woon de deze plechtigheid bij. Jammer, dat het niet een soort publieke, vermakelijkelijkheid wis: we hadden dau, evenals de „artisten" in het theater, trotach kuunen zijn op hot succes van den avond. De opge togenheid was algemeen en vooral wareu de Boeren ten hoogste verbaasd, dat men zulk een groot gedeelte 'kon verlichten der vlakte, die zich tusschen Bulwana cu Ladysmith uitstrekte. „Mastig, jong, een meusch ken korrel vat daar op die boom, jij weet Piet waar ons gister was, waar ons vroeger brand wacht gehou het." „Non, dat mol okke ook probeer" en Piet logt eveneens het geweer aan om te zien of het mogc'ijk is „korrel op die boom te vat." „Allo wrehl, ja" zegt Piet „laat Khaki nou maar probeer om die kanon op te blaas en ons zei hem lekker onder die lood zet." „Kijk, daar gezels Buller óok weer" zegt een ander, en we zien uit Colenso den stralenbundel van hot reusachtige Engelsche zoeklicht over Pieters hoogte de lucht inschieten. Alle oogen zijn nu daarop gevestigd. De bundel gaat zoekend heen en weer, en blijft, nu hij een wolk zoodanig verlicht, dat het uit Ladysmith ge zien kau worden, plotseling stilstaan, oen oogeublikje trillend. En nu gaat het mot een verwonderlijke snel heid aan het seinen (dit kunnen de Engulschen) onze veldtelegrafisteu probeeren er iets van te ont cijferen, maar daar alles in „code geseind wordt is dit onmogelijk. Ook wij richtten nu onzen lichtbundel op dezelfde wolk om to probeeren bet seinen van den Engelsch- man omogelijk TW had a maken. Ik had het reeds i «oren sterk in mijn twijfel getrokken, of het wel iets zon helpen, en nu bleek liet, dat mijn twijfel gegrond was. Dit is zeur gemakkelijk to begrijpen hoewel ook onze lamp de wolk verlichtte, werd op die plek, waar het licht vsn don schijnwerper uit Colenso viel, de wolk meer verlicht dan op eenige andere plek, en kwam do verlichte streep dus even duidelijk op de wolk te voorschijn. Dat onze pogingen niets uitwerkten, bleek later nog uit. eeu Engelsche krant, die hiervan mot veel spotternij gewag maakte, nadat het eeu Kaffer uit Ladysmith gelukt was, met berichten door onze linies heen te sluipen. „Men kou evengoed trachten" schreef het blad, „mot een lucifer het zonlicht te verduisteren." NVe probeerden danrua, met de Engolschen een praatje te maken, maar dezen wisten te goed, dat in Ladysmith geen zoeklichten waren en lieten zich niet verschalken. Bovendien konden weslechts „plain English" seinen en geen „code," dus namen ze geen notitie van ons. Nadat het terrein verkend was en we nog even reeds vroeger door den luitenant verzocht het hoofdleger verlicht hadden, liet ik sloppen en de „voorstelling" eindigen, tot groote ontevre enheid van de Boeren, die zoo'u afwisseling in un een tonig wacht doen „inastig" aardig vonden. Ik had mehoofdzakelijk met de lamp bemoeid en mijn machinisten bij de mach ine en dyuamo gelaten. Toen ik bij de machine terugkwam, hoorde ik, dat onze watervoorraad bijna opgebruikt was en dat we nog hoogstens een uur licht konden geven. Ik besloot, dit in den nanacht te doeD, verdeelde de wachten en ging naar bed in on-e oude tent (de nieuwe, door den lutenant beloofde, wa3 nog niet aangekomeu) met een stille bede, dat het dien nacht niet ging regenen en met den order om te 2 uur klaar te we zen om licht te geven en mij tegelijkertijd te roepen. Na om 2 uur nog eens de vlakte en de hellingen van den Bulwana verkend te hebben, gingen we gauw weor onder de dekens (hoewel midden inden zomer wa' het koud 's nachts op den berg) en in de-n och tend waren we allen bezig om liet machinehuis (dit was zeer eenvoudig va:i hout en zink in elkaar ge zet) zoo ^spoedig mogelijk klaar te maken, zoodat men beschut was tegen regen en wind en vooral om de machinerie tegen nat worden te vrij wareu. Hier mee wureu we iu twee dagen gereed, terwijl we 's nachts zoo nu en dan licht gaven. Wat me evenwel grijze haren bezorgde, was het zorgen voor water. Boven op den Bulwanu was dit alleen als drinkwater op den enkele plek te krijgen en wel in zulk een kleine hoeveelheid dat men do burgers reeds vóór zonsopgang met hun keteiljes en waterkannetjes zag draven om toch maar de eerste te zijn en 's ochtends oin 10 uur verdrongen ze el kaar noger was dus geen sprake van, boven op don berg water voor onzen stooniaetel te krijgen. Den veklcornetten was daarom opgedragen, voor het voor de machine bcnoodigde water te zorgen, maar altijd wareu er bezwaren uu waren de ossen weg, dau was hel trekgoed niet in orde, dau weer was de man, die aan de beurt was, ziek en had de veldcornet vergeten een ander te coinraandeeren en er was niemand te vinden, die in zoo'n geval/ütT* eigeu beweging niet de waterkar er op uit ging ik was daardoor herhaaldelijk genoodzaakt, den majoor te rapporteereu, geen licht te kunneu geven wegens gebrek aan water. Dit beviel hem loiaal ciet, en hij stelde daarom twee artilleristen aan om voor water te zorgen. De eerste dagen ging het goed, uiaar lang duurde hel niet of hut wa- weer hetzelfde; ook de ar.illeristen wisten allerlei voorwendsels tc bedenken 1 of slechts éénmaal of ook totaal uiet met de water- kar naar de „spruit" te gaan. (M'ordl vorvolpd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1902 | | pagina 1