Dinsdag 3
Maart 1903.
PHOENIX - BROUWERIJ.
Export naar Oost- en West-Indië.
No. 5314.
52e Jaargang.
Feuilleton.
H. MEURSING Co. AMERSFOORT.
AME&SFOOBTSCQE COURAIT.
FIRMA A H VAN CLEEFF
te AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden
lranco per post f 1.15. Advertentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Legale-,
officieële- en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent. Reclames 15 regels ƒ1.25; elke regel
meer f 0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening
gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
KORTEGRACHT
Telephoon 19.
KENNISGEYINUEN.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Ge
meente AMERSFOORT,
brengen ter algemeene kennis, dat bij hur. besluit
van heden, ingevolge art. 8 dor Hinderwet, aan
F. S. van EIJUERGEN, wonende alhier, vergunning
ia verleend tol de oprichting van eene varkensslach
terij en rookerij van vlecschwaren in het perceel aan
de Lavendol8traat, kadastraal bekend Gemeente
Amersfoort, sectie E. No. 2698.
Amersfoort, 26 Februari 1903.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
WUIJTIERS.
De Secretaris,
B. W. TH. SANDBERG.
Herplaatsing wegens misstelling.
BURGEMEESTER WETHOUDERS van
AMERSFOORT,
Gelet op art, 9 der Woningwet
herinneren VERHUURDERS van WONINGEN, welke
drie of minder tot bewoning bestemde vertrekken
bevatten, onverscbfillig of de woniu^ op zich zelf een
gebouw vormt of van een gebouw deel uitmaakt, aan
do VERPLICHTING om (ter Secretarie) aangifte te doen
bjj het Bestuur der gemeente, waarin de woning is
gelegen van:
a. hunnen naam, voornaam en woonplaats.
b. ligging, zoo mogelijk met aanduiding van straat
en nummer van het gebouw, waarin de woning
zich bevindt.
c. het aantal vertrekken der woning.
d. het aantal der bewoners, mot vermelding van
□aam en beroep.
Onder verhuurder worden verstaan de personen,
die hetzij voor zichzelven, hetzij in eenige hoedanig
heid eene woning schriftelijk of mondeling verhuren.
De aangifte moet geschieden op ter Secretarie
kosteloos to verkrijgen formulieren, terwijl geen an
dere dan deze mogen gebezigd worden.
Voor iedere woning bohoort eeu afzonderlijk for
mulier te worden ingevuld.
De aangifte moet geschieden binnen twee maan
den na heden,-alzoo vóór den 2den MEI, terwijl de
verhuurders verder verplicht ziju, telkens wauneer
de woning door een nieuwen huurder betrokken
wordt, nieuwe opgave als boven bedoeld te doen
binnen éene maand ua dit betrekken, tenzij de
nieuwe huurder de bewoniDg inmiddels reeds heeft
gestaakt. Zij, die later als verhuurder optreden,
moeten aangifte doen binnen twee maanden, nadat
de woning is betrokken.
Hij, die niet of niet behoorlijk voldoet aan een
der bovengenoemde verplichtingen, wordt gestraft
met eeno geldboete van ten hoogste vijf en twintig
gulden (art. 89 der Woningwet).
Amersfoort, 2 Maart 1908.
Burgemeester en Wethouders van Amersfoort,
De Burgemeester,
De Secretaris, WUIJTIERS.
B. W. TH. SANDBERG.
Schetsjes uit den Zuid-
Afrikaanscheu Oorlog,
door
»DOK TER".
Open brief
aan Leiders en Volgelingen.
(INGEZONDEN.)
Buitengewone tonslainlen doen vaak per
sonen op den voorgrond treden, die anders
niet gewend zijn of er naar verlangen hun
denkbeelden openbaar te maken.
Het kan echter voorkomen, dat een der
gelijk vergeten burger zich gedrongen ge
voelt, zijn droomerijen mede te deeleu, het
geen hij dan juist te gereeder kan doen,
wanneer van hem niet verwacht kan worden,
dat hij uitsluitend ten bate van de eene of
ten nadeele van de andere opvatting zal
spreken.
De gebeurtenissen der laatste dagen gaven
zulk een aanleiding tot dit schrijven, daar
ze duidelijk hebben aangetoond hoe verkeerd
het is wanneer een party de kracht barer
tegenpartij onderschat.
Dat die onderschatting bestond, ten aan
zien van de kracht der georganiseerde ar
beiderspartij, bij degenen die niet tot die
partij behooren, gepaard aan overschatting
van eigen macht behoeft niet nader te
worden aangetoond.
Ziende blind en hoorende doof waren ze,
die het niet de moeite waardig achtten,
rekening te houden met zoovele zich duidelijk
genoeg openbarende gevoelens der minder
heid.
Maar dit te erkennen, sluit niet buiten
dat ook te constateeren valt hoe die minder
heid de kracht barer tegenpartij geneigd is
te onderschatten en in menig opzicht ook
haar eigen jonge macht reeds overschat.
Het slachten der kip die de gouden eieren
Nadat we met de kanonnen klaar waren, mocBten
de affuiten nog klein gemaakt worden, want die
hadden maar weinig geleden dit ging evenwel niet
zoo gemakkelijk en vorderde heol wat tijd. Einde
lijk waren we dan toch gereed; de stukken werden
in de rivier geworpen en naar we dachten voor
goed ouzichtbaar gemaakt. Men kan zich dus onze
verwondering voorotollen, toen we later in een En-
gelache krant, die ons in banden kwam, eon opgave
lazen van de kannen, door ons „opgeblazen" en die
ze bepaald hadden uit de overblijfselen, doorKhaki
uit de rivier gebaald. Een van onze iuonscheu
moet den vijand de plaats gewezon hebben, want
w(j hadden alles, wat maar eenigszins de plek kon
verraden, weggenomen. De eenige overblijfselen,
waaruit de vijand het aantal kanonnen kon bepaleu,
waren de assen der affuiten, maar ik twijfel er sterk
aan, of het den Engelschen gelukt is, die alle in
handen te krijgen, daar zulke stukken ijzer spoedig
in het zand wegzinken. Ik voor mij geloof dan
ook, dat dezelfde mau, die de plaats aangewezen
heeft, ook tegelijkertijd den vijand van de soort en
het aantal der kanouneu op do hoogte bracht. Ik wil
er echter nog bij zeggen, dat er in die Eugelscbe
krant geen woord van de Armatrong-kanonnen werd
gerept.
De artilleristen hadden hun wagen en dus ook
hun kookgereedschap by zich, zoodat zij ua afloop
der werkzaamheden nog spoedig *vat kost voor ons
klaar maakten.
Nadat we gegeten hadden, gingen we zoo suel
mogelijk onze wagens achterna, die door huu vroe
ger vertrek eeu heelo voorsprong op ons hadden.
We reden flink aan en zadeldeu oiu 4 uur af om
onzen paarden wat rust te geven.
Veel te eten was or voor die dieren niet on, wat
nog erger was, ua de Krokodilrivior te zyu doorge
gaan, hadden ze nog geen water gehad en zouden
legt, is nooit ten voordeele uitgevallen van
hem die zulks deed, evenmin als het hard
nekkig tegen den stroom op blijven roeien,
de beste wijze genoemd mag worden om
vooruit te komen.
Heeft men lang gemeend dat die weg
vooruit, tegen den stroom in moest zijn,
zoo schijnt er nu aauleiding te bestaan, het
eerste gezegde in herinnering te brengen.
Werkgevers hebben arbeidskrachten noodig;
maar óokde arbeidskracht moet werk
kunnen vinden. Zoude nu de positie van
zoovelen, die, in zeer veol gevallen op vol
maakt billijke gronden, in andere gevallen
op onbillijken grondslag, verbetering van
hun lot wenschen, zooveel beter worden
wanneer, door wederzijdsche heftigheid, de
breuk onherstelbaar werd gemaakt en wan
neer in verbittering besluiten werden ge
nomen en daden gepleegd waarover men
zich later algemeen zoude hebben te be
klagen
Het mag toch wel als onorastootelijk waar
worden aangenomen, dat welvaart alléén
kan bestaan bij geordende maatschappelijke
toestanden en dat «le bronnen van welvaart,
onverschillig aan wie die welvaart ten goede
komt, aan enkele bevoorrechten of meerderen
gezamenlijk, zeer snel uitdrogen, wanneer
de eerste conditie, die van »orde en zekerheid"
niet aanwezig is.
Wie belet buitenlandsche reederijen bijv.
de haven van Amsterdam te mijden wanneer
het havenbedrijf aldaar stoornis ondervindt
Wie belet binnenlandsche reederijen de
havens van Vlissingen, en wanneer ook daar
geen rust te vinden ware, die van Antwerpen
en zoo straks van Brugge als uitgangspunt
te kiezen voor hun ondernemingen
Wie belet de eigenlijk pas weder oplevende
industrie van scheepsbouw en machinebouw,
benevens tal van andere iudustrieën, zich
te verplaatsen wanneer de aanvoer der be-
noodigde grondstoffen en de mogelijkheid
van over geregelde arbeidskracht te beschik
ken, ontbreekt?
Wie noodzaakt Spoorweg-maatschappijen
tot het onderhouden van een drukken dienst,
wanneer onzekerheid het publiek angstvallig
maakt te reizen en wanneer het verminderd
eigen aanvoeren en het verloopen transito-
verkeer dit niet meer vraagt?
Wie noodzaakt particulieren tot het bou
wen van huizen, wanneer ten gevolge van
alg^meenen achteruitgang geen vraag meer
naar nieHwe woningen ontstaat?
Waartoe zouden groote publieke werken
worden ondernomen, wanneer er door het
verminderend verkeer geen behoefte aan
zou bestaaD
Waartoe een Zweef brug te Velzen, een
verhoogde Spoorbrug bij Zaandam wanneer
de haven van Arasterdam wordt vermeden;
waartoe pakhuizen en entrepots en kranen
en los gereedschap?
Maar waarom meer te vragen in dien zin!
Kunnen dan, ten slotte, kunnen dan de
arbeiders, die iaat ons aannemen en toe
geven een skarig'' stuk brood nu ver
dienen, die gewijzigde toestanden volgen,
kunnen zij zich zoo gemakkelijk met hun
gezinnen verplaatsen, of kunnen ze uit eigen
krachten concurreerende ondernemingen aan-
vangeu
Zullen de verplaatste bedrijven of zullen
de verplaatste arbeiders welkom zijn in een
ander, hun vreemd land
Het komt er niet op aan welk antwoord
dit de eerste uren nog niet krijgen ook, zoodat
mensch en dier dorst leedwe hadden wel water
in onze kannetjes meegenomen, maar die waren
spoedig leeggedronken.
Zooals ik reeds vroeger vermeldde, was een der i
voorbeenen van mijn paard niet in orde en zwol
na een uurtje rydeus zichtbaar op, waarbij het kreu
pel liep. Ik hoopte, dat dit gebrek van tijdelijken
aard zou wezoD, maar tot mijn teleurstelling werd
het erger in plaats van beter. Vooral by den langen
afstand, dien we nu te rijden hadden, begon het dier
xóo kreupel te loopen, dat ik werkelijk medelijden
begon te krijgen. Maar wat te doen Dien afstand
te voet af te leggen, was onmogelijk en bovendien
moesten we enel gaan om dieD avond de wagens
nog te kunnen bereiken. Toen de majoor dan ook
op een plek, waar de weg een kromming beschreef,
mij voorstelde, deze af te snijden, door te voet dwars
door de bosscben te gaan en te probeeren, of we
niet het een of auder wild onder schot kouden
krijgeD, stemde ik dadelijk toe, vooral met bet doel
om uiyu paard verlichting te geveu. De andere lui
namen zoolang onze paarden iu de handdie bet
eerste op bet einde van de kromming kwam, zou
wachten.
Majoor en ik gingen de bosscben in en kwameu
na een goed uur weer op den wegwild hadden we
niet bospewrd, wat waarsokijulyk te wijten wus aau
het feit, dat vóór ons reeds een groot aantal perso
nen bier was doorgetrokken en het wild verjaagd had.
We gingen een oogec blikje zitten uitrusten en
weldra waren de auderen bij ons. We klommen
weer op en daar het donker begon te worden en
we nog een paar uur rydens te paard verwijderd
waren vau de plek, waar de majoor bepaald had,
dat de wagens op ons moesten waobten, werd or
nu bijna voortdurend galop geredeu.
Myn paard wilde echter niet zoo snel vooruit als
noodig was om bij te blijven, zoodat ik bet met
een boomtak moest aaudrijvenik had graag met
bet oog op zijn kreupelheid alleen willen rijden,
maar daar ik totaal onbekend was met don weg,
moest ik by de anderen blyven. Dit gelukte rnjj
vrijwel, hoewel ik nu en dan achter bleef; werd de
afstand al te groot, dan werd er op mij gewacht.
We hadden allen een vreeselykeu dorst en ver
langden hartelyk naar hbt einde. Ik was dan ook
oprecht bly, toen we tegen een uur of acht kamp
vuren ontdekten we begrepen dat hot onze wagous
wurou, die duar stonden uitgespannen. Met eeu
zucht van verlichting klom ik af en nadat mijn
paard was afgezadeld en door een der ordonnansen
van luitenant Malan in ontvangst was genomen,
begon ik eerst myn dorst te lesscheu. Welk een
genot, om na 8 uren dorst geleden, net zooveel te
kuunen driukeu als men wil; .honger maakt rauwe
boonen zoet" maar dorst maakt water nóg zoeter.
Ik had dien dag ondervonden, dat men buter drie
dagen houger kan lijden dan éeu halven dag dorst,
en begreep, dat het hier in 't boschveld zaak zou
zyn, geen enkelen keer, wauneer men daartoe ge
legenheid kreeg, voorbij te laten gaan om zyn wa-
terkaunetje te vullen.
Nadat we onzen dorst gelescht hadden, begon de
maag zijn rechten te laten voelen en was ik blij,
toen de boodschap van den majoor kwam, dat de
kost klaar was en ik kon komen eten.' Na eerst
nog eeu fliuken slok uit de veldflesch van den ma
joor le hebben genomen, viel ik dan ook met graagte
op de mieliepap aan, die het hoofdbestanddeel van
het maal uitmaakte. We zalen daarna nog een
oogenblikje aan de nieuwsgierigen te vertellen, hoe
we do kanonnon hadden „opgeblazen" en weldra
gingen we te kooi. We waren reeds vroeg iu de
weer geweest en dus moe, zoodat het niet lang
duurde, of ik sliep als een roos.
We waren midden iu het Lageveld en er heerschte
een echte zomortemperatuur. Om de trekdieren te
spareu, werd daarom vroeg iu den oebtend en laat
in den achtermiddag getrokken, zoodat we den lSden
September reeds om drie uur 's ochtends ing-'span-
neu waren en vertrokken. Het eigenlijke commando
hadden we nog niet ingehaald, maar om 9 uur be
reikten we de plek, waar commandant-generaal
Botha en President Burger met hun staf waren af
gezadeld. We spanden dicht bij hen uitwe waren
vroeg begonnen en dus hongerig, waarom de majoor
orders gaf, zoo spoedig mogelijk kost te maken. De
ordonnans van den majoor had een struisvogelnest
met drie eieren gevoudende eieren waren echter
zóe groot, dat bij er slechts éen mee had kuunen
nemende hoeveelheid was meer dau voldoende,
zoodat de generaal en de President er óok van voor
zien werden, terwijl toch ons gezelschap uit tien
personen bestond.
Wegens de groote hitte besloot men eerst laat te
trekkeu, minder met het doel om de reis le vervol
gen, dan wel om een betere uitspanplek te hebben,
want gras was er uiet en ook het water was niet bij
zonder goed of overvloedig.
We verpluutateu ons slechts over een afstand van
i een uur te paard en het was reeds douker, toen we
uitspanden en afzadelden. De lucht v
gen tijd betrokken en terwyl we nog uiet heelemaa)
gereed waren, begon het te regenen. Voor alle ze
kerheid spandeu we onze paarden en muilen i'
daar we laat dien middag gegeten hadden en er dus
geen avondeten gebruikt zou worden, maakte ik mijn
kooigoed onder den wagen in orde en ging slapen.
Bij 't vertrek uit Hectorapruit had zich een inten-
daut-luitenant bij den majoor aangeslotendeze kwam
wegens den regen ook een slaapplek onder den wa
gen van luitenant Malan zoeken. Hy was evenwel
een zeer ongemakkelijke slaapkameraadde wagen
was te smal om twee menschen droog te houden,
zoodat de luitenant (onwillekeurig of met bedoeling,
dat weet ik niet) mij net zoo lang wegdrukte dat
by midden onder den wagen lag eu ik half tusschen
de wielen. Niet alleen kreeg ik toen dcu regen op
me maar ook het water, dat van den wagenkap naar
beneden liep. Bovendien had deze heer minder aan
gename eigenschap van vreeselijk te snorken, zoo
dat ik dien nacht bijna geen oog toedeed.
's Morgens regende het nog er was niet veel kans,
dat het weer vooreerst zou opklaren bet was, daar
het uiet zoo erg warm zou worden, niet noodig om
vóór het ontbijt te gaan trekken en er werd eerst kost
klaar gemaakt. Onze maaltijden bestonden sedert
ons vertrek uit Hectorapruit hoofdzakelijk uit blik-
jesvleesch en vetkoeken dit viel ons in het begin
wel wat tegenvooral het zoute vleesch vonden we
niet aaugeuaarn, temeer daar we vroeger versoh
vleesch meer dan volop h idden. Vooral voor de
Boeren is het iels verschrikkelijks, vleesch uitblik
keu te moeten eten, zoodat ieder dan ook zijn best
deed om een bok te schieten. We konden echter
heel goed merken, dat we uiet de voorsten waren
en de omstreken afgejaagd wareuwe hadden heel
goede schutters ouder ons, maar tot nog toe bleven
we zonder versch vleesch.
Om 8 uur dien ochtend werden de wagens inge
spannen en de paarden opgezadeld hoewel de lucht
nog belrokkeu was, had het opgehouden met rege
nen, dus een bijzonder geschikt weertje om te trek
ken. Na van 11 uur te hebben uitgeblazen, kwa
men we te 3 uur aau de Sabi; aau de overzijde der
rivier werd uitgespanneu met het besluit om eerst
deu volgenden dag te vertrekken. We hadden in
l&ug geen gelegenheid gehad om ons eens flink
schoon te makeu, zoodat we deze gelegenheid be
nutten en het gehoele gezelschap iu de rivier ging
baden
(IPerdf vervolgd.)