Dinsdag 25
Augustus 1903.
PHOENIX - BROUWERIJ.
No. 5389.
52e Jaargang.
Reisexemplaren.
Feuilleton.
H. MEURSING Co. AMERSFOORT.
Export naar Oost- en West-Indié.
mwww ,""U. UUWJJIHIHWmiJ^
A1IEBSFOORTSGIE C0ÏÏRAIT.
UITGAVE
FIRMA A H. VAN CLEEFF
te AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdagen Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden fi.
franco per post /'1.15. Advertentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Legale-,
officieële- en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent. Reolames 15 regels 1.25; eikeregel
meer f 0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening
gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
BUREAU
KORTEGRACHT 9*
Telephoon 19.
Aan onze abonné's, die tijdelijk elders,
hetzij binnen- of buitenlands, vertoeven,
wordt op aanvrage en met duidelijke opgave
van adres, de Courant eiken verschijndag
tegen vergoeding van het porto toegezonden.
Ook niet-geabonneorden kunnen zich op
de zelfde wijze, geregelde toezending van de
aAmersfoortsche Courant*' verzekeren.
Aan de abonné's in de stad verzoeken wij
beleefd, ons van hun afwezigheid voor eeni-
f;en tijd steeds bericht te zenden. In de
aatsle dagen toch komt het herhaaldelijk
voor, dat of de brievenbus verstopt of het
hekje van den voortuin afgesloten is, zoodat
de looper niet weet, waar met het exempl
te blijven.
KENNISGEVING.
De BURGEMEESTER van AMERSFOORT,
Gezien artikel 41 der Gemeentewet,
Brengt ter kennis van de ingezetenen, dat. de
Raad dezer Gemeente zal vergaderen op Donder
dag, den 27. Augustus aanstaande, des namiddags
te 2 ure.
Amersfoort, den 25. Augustus 1903.
De Burgemeester voornoemd,
WUIJTIERS.
thans den bovenbedoelden verlengden militiedienst
bij de Landweer moeten volbrengen, zijn van 1 Augus
tus jl. af alle voorschriften betreffende de dienst
plichtigen bü de Landweer gedurende genoemden
.•erlengden militiediensllijd van toepassing.
Zij die in deze gemeente woonachtig op 1
Augustus 1903 tot dé Landweer zijn overgegaan,
moeten zich voor 31 Augustus a. s. aaumeldeu ter
Secretarie dezer gemeente, teu einde den bun laatste
lijk bij de militie uitgereikten verlofpas voor „gezien"
te doen teekeneu.
Zy, die buileu liet Rijk wonen of verblijf houden,
kunnen tot het hiervoren omschreven einde hun
verlofpas bij anngeteekonden brief (met duidelijke
en volledige vermelding van hun adres buiten het
Rijk) voor 31 Augustus a. s. toezenden aan den Bur
gemeester hunner laatste woonplaats binnen het
Rijk.
De verlofganger van de Landweer, die zich in
eeuo andere gemeente gaat vestigen, moet daarvan
kennis geven aan den Burgemeester zijner woon
plaats. Binnen 3 dagen na den dag, waarop hij
komt in de gemeente waarin hij zich vestigt, moet
hij zieh bij den Burgemeester dier gemeente aan
melden, teu einde deze zijn verlofpas voor „gezien"
teekenc.
De verlofganger van du Landweer mag zich zon
der toestemming van den Minister van Oorlog niet
langer dan gedurende ëeu jaar buitenslands be
geven.
Niet-ualeving der bovenvermelde verplichtingen
heeft tengevolge oproeping in werkelijken dienst
gedurende ten hoogste 6en maand.
Amersfoort, den 24. Augustus 1903.
De Burgemeester voornoemd,
WUIJTIERS.
LANDWEER.
De BURGEMEESTER der Gemeente AMERS
FOORT,
Gezien do aanschrijving van den heer Commissaris
der Koningin in de provincie Utrecht, dd. 7 Augus
tus 1903, N° 9 N. M. en 8,;
Gelet op de botrekkelijko bepalingen der Land
weer wet;
Brengt bet volgende ter kennis van belangheb
benden
Behoudens de hierna te vermelden uitzonderingen
is voor hen, die vóór 1 Januari 1902 bij de militie
te land zyn ingelijfd, de in art. 6 sub a der Militie-
wet 1901 vermelde diensttijd verlengd met ze,en
jaren. Deze verlengde diensttijd wordt vervuld bij
de Landweer en vangt aan op 1 Augustus yan het
jaar, waarin een acht-jarige dienst is of zou wordeu
volbracht, dus voor ben, die behooren tot de lichting
1895, op 1 Augustus 1903.
Het vorenstaande geldt niet voor ben, die: 1°. by
het eindigen van den acht-jarigen militiediensttyd
in het genot waren van onlheffiug van den worke-
kflyken dienBt;2°. behooren tot het korps torpedisten
o t tot de bereden korpsen; of 3°. als plaatsvervanger
of alB uummerverwisselaar by de militie te land
waren ingelijfd.
Op hen, die niet vallende onder de hierboven
sub 1°. tot en mot 3°. vermelde uitzonderingen
LISBA.
Achter de tent stond Kuobelsdort te ruziën met
zyn oppasser. „Flink wrijven, ezelhoe dikwijls
heb ik je dat al gezegdharder, flink. Zoo, haal me
nu een overhemd."
„Een wit?"
„Neen, driedubbele ezel, een blauw met wit."
„Er zyn eenige dames en heeren om den kolonel
te spreken" zeide iemand.
„Wie dan?" informeerde Marshall, die zoowat ge
kleed was. Hy keek om en schrok hevig. Vlug
knoopte by zyn jas dicht.
De dames en heeren van Ruchow stonden vóór
bem. „Neen maar, dat is nu eerst een aangename
verrassingI Deu heelen dag hebben we 'ter over
gehad of u ons nog in ons laatste bivak zoudt ko
men opzoeken. TJ komt juist op een goed oogen-
blikloopt eens gauw mee het bivak in."
De slimmerd gaf daardoor den overigen den tyd
om zich toonbaar te maken en den oppassers om
stoelen en dergelijke to halen.
„Een oogenblik, dames, ik moet even nog een
dienstzaak in orde maken", loog Marshall.
By spoedde zich naar Kuobelsdorf, wiens onder
lijf slecnts den militair verried en wiens bovenlijf
slechts met een Bchnurbartbinde was bedekt, „Toe,
kerel, laat hun even het bivak zien. Nu kan myn
oppasser toch geen sclioou linnengoed halen
„Marshall," klonk het uit don tent en te gelijk
kreeg by zoo'n duw in zyn knieën dat hij bijna ge
vallen was en verstoord uitriep. „Nu, wat moet dat?"
„Ik ben 't, de kolonel", klonk hot weer uit de
tent, „doe wat Knobeisdorf je gevraagd heeft; de
overste en ik moeten ons óok nog kleedon."
Marshall spoedde zich terug. „Zie zoo, dat is weer
„TOT WEDERZIENS".
»lk «roet U, maar op voorwaarde dat wij
elkaar wederzien tc Rotterdam"; met dit
woord werd liet Internationaal congres voor
den Hundcldrijvenden middenstand, verleden
jaar te Amsterdam gehouden, door prof.
Noordtzij gesloten, en »tot wederziens te
Rotterdam" is liet wachtwoord gebleven van
allen, die deze eerste wapenschouwing hebben
bijgewoond en die in den loop van dit jaar,
ieder op eigen terrein, den strijd voor den
bloei van den llandeldrij veilden middenstand
hebben gestreden.
»Tot wederziens"; want het samenzijn,
het samenwerken is zoo aangenaam, zoo
versterkend, zoo bemoedigend geweest. Voor
het eerst in Nederland, naar het voorbeeld
en mot deo steun van andere landen, hadden
de burgers d ior burgers versta men hier
de nijvere en handeldrijvende burgerij
hunne troepen, verspreid over de breede
slaglinie, bijeengeroepen. Wel zag ons legertje
er deerlijk gehavend uit bij dat eerste op
treden velen stonden alleen, ontwapend,
ontmoedigd; zij wanhoopten aan hun eigen
bestaan en het bestaan van hun stand.
Anderen stonden in groepjes bijeenvroeger
I hadden zij bij het dreigen van een of ander
gevaar zicli vereenigddoch het gevaar was
geweken, of zij hadden den vijand nietkun-
nen overwinnenhet korps was niet ont
bonden, maar de soldaten waren op non
activiteit gesteld; hun wapenen rustten, en
met eenigon weerzin trokken zij verstrooid
naar de plotselinge revue. Andere bataljons,
de recruten sommigen helaas! gerecruteerd
uit alle standen der maatschappij waren
nog ongeoefend in het hanleeren der wape
nen; kortom, het geheele leger van den
middenstand, dat nog niet eens talrijk was,
was een weinig gedisciplineerde menigte van
strijders. Ik ontken niet, dat er eenigen
waren, die niet trots en recht aan de voor
hoede stonden, die wonderen hadden verricht
bij hun eerste optreden, die een keurbende
vormden, welke eerbied afdwong, maar dat
waren uitzonderingen, en buiten alle beeld
spraak durf ik gerust beweren, dat vóór het
Amsterdamsch congres de middenstand nog
weinig georganiseerd was. Vandaar dat het
woord van Minister Kieper zoo insloeg:
»Dat de middenstand zich eerst organiseere",
enz. Gij kent (lat woord. Het is u op alle
tonen voorgezongen, en het is niet zonder
uitwerking gebleven. Maar vooral moet ik u
herinneren aan het Congres, dat zóo machtig
een stoot heeft gegeven aan de middenstands
organisatie. Daar gevoelden wij ons sterk;
daar hebben wij voor het eerst ondervonden,
wat wy reeds vermogen, wat wij vooral
zullen presteeren in de toekomst; daar heb
ben wij ondervonden en bewezen wat
zoo vaak werd ontkend dat samenwerking
mogelijk is; daar hebben wij vooral geleerd,
hóe wij ons organiseeren moeten, en welk
het doel moet zijn van ons streven. Dit alles
onvoldoende, wel is waar, maar genoeg om
met moed den arbeid te hervatten. Sinds het
Congres is de middenstandskwestie meer op
den voorgrond getreden; het Congres heeft
bewerkt wat de Handelswetten in Duitschland
in de jaren 1894 en 1895 hebben veroorzaakt;
men heeft begrepen, dat er ook een midden-
standspolitiek bestaat en bestaan moet, dat
aan het groot-kapitaal geen onbegiénsde vrij
heid, geen bandeloosheid mag worden toege
staan en dat de sociale wetgeving niet uitslui
tend ten voordeele der arbeidersklasse moet
zijn.
Maar vooral heeft het Congres nieuw bloed
iu de aderen van elk vereenigingslichaam
I gestorthet heelt dat organisme bezield, met
frissche kracht versterkt, en leiding gegeven
bij de eerste schreden.
Is niet de Middenstandsbond een blijvend
succes van het eerste Congres? En hoeveel ver-
eenigingen zijn er niet opgericht sindsdien;
en hoezeer zijn de andere niet versterft in
gehalte en ledental. Wie vroeger afkeerig
was van de »kruidenierspoliliek" zooals
men ten onrechte de burger-organisatie
noemde is geworden een voorstander van
deze sociale actie, zoodra hy gezien heelt,
dat inderdaad actie is uitgeoefend op sociaal
gebied.
Wanneer wij dat alles herdenken, en ons
herinneren degenen met wie wij mochten
samenwerken in blijde geestdrift, is het
wonder, dat wij dan bij het naderen van het
Congres van Rotterdam van harte het stot
wederziens" herhalen?
in orde. De overige hoeren van deu staf laten zich
nog excuseeren. Zij hobbeu nog 'teen eu ander te
doen. Als wij nu 't bivak eens doorloopen, kunnen
de oppassers de tafels dekken en daurna eten we
bier samen. Ik hoop maar, dat de dames fliuk trok
hebben en ons eenvoudig maal eer zullen aandoen.
Maar denk er wel aan, dames, onze keukenmeid is
met op 'toogeublik met groot-verlof en dus i la
guerre comme 4 la guerre."
„Ik heb de vrijheid genomen, 'teen en ander mee j
te brongen," zeide de graaf tot groote opluchtiug van
do heeren die „voor dienst" in de teut waren eu j
waarlijk niet wisten waarop zy den laatateu dag der
manoeuvres een zóo groot gezelsuhup uog zouden 1
onthaleu.
Groote manden vol heerlijkheden werden aange
dragen.
Marshall was in de wolkeu over deze onverwachte
uitkomst en putte zich uit in dankbetuigingen.
Daarop voerde hij het gezelschap door de stad van
linnen huizen.
Vooral voor de jongedames was nlles hoogst inte
ressant en ten slotte vroegen zij wal de twee kleine
teuton betcekendoD, die heel aohterin het bivak
waren opgezet.
Een oogenblik raakte Marshall in de warhy kon
toch niet zeggen, dat het de latrines waron.
„01 Dat? Dat zijn de tenten voor de snurkers,
dameshier in 't bivak storen zij de anderen iu hun
slaapdaar kunnen ze naar hartelust snorken en
zooals u ziet, zijn ze zóo opgesteld dat de wind van
ze af is. Niemand heeft er dus last van."
Daar kwam Westphalen aangehold om aan de
dames zijn compliment te maken.
„Jawel, die ontbrak or nog uet aan", dacht Mars
hall, die eouige vruchtelonzo pogingen luid gedaan
om een gesprek aau te kuoopen met Lisku, die met
de kleine Deensche wandelde eu steeds zóo wist te
mauoeuvreeren dat er altijd ieiuaud tussehen haar
eu Marshall iu liep, waardoor zij niet tegen hem
behoefde te spreken.
Zij had al hot mogelijke gedaan om een bezoek
aan het bivak te ontraden en gezegd, dat dit vree-
selyk vervelend en eigenlijk onbehoorlijk was, maar
de overige jongemeisjes, die door het alarm hun bal
haddon misgeloopen, hadden er op gestaan, althans
iets vau het eigenlijke leven te velde te zien. Waar
voor betaalden hun vaders dan zulke hooge belas
tingen als hun dochters zich tóch niet konden amu
seeren met de luitenants; waarvoor waren er dan
anders soldaten en vooral oöicieren En de troepen
waren juist weer in de buurt van Ruchow gekomen,
nog geon half uur gaans van het slot verwijderd.
„Ga dan je gaug" had Liska ten slotte gezegd, „maar
ik blijf thuis."
Op 't laatste oogenblik, toen de coach met het
vierspan was voorgereden, had zy zich echter be
dacht. „Als ik weg blijf, zal Marshall denken, dat
ik om hem weg blijf en dat geuoegen gun ik hem
niet."
Een hartgrondig „Goddank" ontsnapte haar toen
zü Westphalen zag aankomen, en Marshall zag hoe
zij opeens vroolijk werd en druk begon to praten
ook Westphalen was uitgelaten en dol blij over bet
onverwacht wederzien.
„Dat mag niet" dacht Marshal „die twee mogen
niet liij elkaar blijven. Ik keu dat. In een bivak let
men niet zoo op zijn woorden en ligt een liefdesver
klaring al buitengewoon vóór in don mond. West
phalen moet onmiddellijk worden weggewerkt."
Hij wendde zich tot hem„Wil jo even gids
wezen? Ik heb nog vergeten, een order uit te ge
ven. Ik kom aanstonds terug."
Hy schrok toen hy Liska's blik zag, die hem aan
stonds had doorzien.
Een paar minuteu later was hy terug on weer een
paar minuten later kwam een sergeant aan West-
phnlon melden, dat doze was gecommandeerd voor
waterbuien.
„Over eon half uurtje beu ik terugu blijft toch
zeker tot de vuren wordeu ontstoken, en ook de
taptoe moet u eens meemakeu. Ik beu dadelijk
terug."
Marshall zag hom >l vreugde heeDgaan. „Ver
beeld je dat maar niet, kameraad iu een oogenblik
was je wog, maar 'tzal nog een heele poos duren
eer je terugkomt; daar heb ik maar al te goed voor
gezorgd. Je blijft in 't bivak van jo bataljon, broe
dertje en dat wy daar niet komen, daar sta ik je
voor in. Hier kan ik je niet gebruiken, óok niet
omdat ik vanavond nog weten wil hoe Liska over
je denkt."
Hij keek eens naar Liska als wilde hy het ant
woord op die vraag van haar gelaat lezen.
„Als een blik in staat was, iemand tedooden, waa
ik er om koud", dacht bij.
LiBka was woedend. Zy wist nu volkomen zeker,
dat hij Westphalen had geëlimineerd. Waar haalde
hij den treurigon moed vandaan, zóo iets te doen
Was 'tniet meer dan schandelijk, haar genoegen zóo
te veratoren, haar begeleider zóo weg te zenden, haar
alle pret zóo te vergallen? Het meest speet het baar,
Marshall er niet meer door te kunnen ergeren dal
zij zich door Westphalen het hof liet maken.
Woedend balde zy haar vuistjes en beet zich op
de lippen toen Marshall haar naderde.
„Het doet me onuitsprekelijk veel genoegen, dat
ik eindelijk de gelegenheid vind u even te vragen
hoe u het zoo geanimeerde bal op Ruchow bekomen
is. Ik hoop, dat u zich niet te zeer heeft vermoeid
Zy keek hem zóo koud en en vol verachting aan
alsof zy vragen wilde; „Wie benjjj toch,die't waagt,
me aan te spreken?"
Zij antwoordde niet en deed alsof zij niet had
gehoord wat bij zeide.
„Zóo is 'tgoed", dacht Marshall „maak je maar
eens Hink boos vandaag nog komt bet tussehen
ons iu 't reine en weet ik waaraan ik mote houden
hebmaar als je denkt, dat je koppigheid eenigen
indruk op mij maakt, heb je 'tglad mis. Zoo is
'tgoed zoo beval je me ik hoop maar, dat ik
je ook beval."
„Het doet me ontzaglijk veel genoegen, dat te
hoeren, freule. „Hij deed alsof zy hem had geant
woord. „Dat doet me ontzaglijk veel genoegen. U
hadt volkomen gelijk, niet to veel te dansen. Ook
ik houd meer van eeu aangenaam discoure, zooala
wij toen voerden, dan van onafgebroken dansen."
Weer zeide ze nietsbet Bcbeeu wel alsof hy niet
voor haar bestond.
Wordt vrvolffd.)