Donderdag 3 September 1903. No. 5393. 52e Jaargang. Feuilleton. MRSMTSCHE COURANT. FIRMA A H VAN CLEEFF te AMERSFOORT. Verschijnt Dinsday-, Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden tranco per post /'1.15. Advortentiën 1—6 regels GO cent; elke regel meer 10 cent. Legale-, oflicieële- en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent. ReolameB 15 regels/" 1.25; elke regel meer f 0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. Rij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkoston in rekening gebracht. BUREAU KORTEGRACHT 9 Tolophoon 10. KENNISGEVINGEN. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van AMERSFOORT, Gezien art. 203 der Wet van 29 Juni 1851 (Staats blad No. 85), Doen te weten, aat de begrooting dor plaatselijke inkomsten en uitgaven der Gemeento voor hot jaar 1904, door hen aan den Rund aangeboden, gedurende veertien dagen, t9 rekenen vnn heden, alle werk dagen van 10 tot 1 uur, op do Secretarie voor een ieder ter leziug zal liggen, en dat men van voormelde begrooting afschrift kan bekomen, tegen betaling der kosten. Amersfoort, 31 Augustus 1903. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Do Burgemeester, WUIJTIERS. De Secretaris, B. W. Tit. SANDBERG. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Ge meente AMERSFOORT, brengen ter kennis, dat bij hun besluit van heden, ingevolge art. 8 der Hinderwet, aan IJ. van RULLER, wonende alhier, vergunning ia verleend tot het plaat sen van een gasmotor van 8 p.k. in het perceel aan de Arnherascbe straat wijk A. No. 26, kadastraal bekend Gemeente Amersfoort, sectie E. No. 4797. Amersfoort, 2 September 1903. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, WUIJTIERS. Do Secretaris, B. W. Th. SANDBERG. Het zwaard in liet Netler- landsclio wapen. In het jongste uumrner van het Maand blad van hetGenea' gisch-heraldiek Genoot schap »De Nederlandsche Leeuw" schrijft onze stadgenoot de hoer S. J. van Duinen dienaangaande In September 1901 bracht de Staats-Cou- rant ons de tijding, dat aan Z. K. H. Hertog Hendrik van Mecklenburg een nieuw wapen was verleend in verband met zijnen titel van Prins der Nederlanden. Voor heraldici was dit een heuglijk be richt, toen uit de beschrijving van het wapen bleek, dat gestreefd is naar eene gezonde op vatting van heraldiek en gebroken is met de onheraldische voorstellingen, die in den loop der jaren burgerrecht hadden verkregen. Voor het eerst is daar (in hel eerste kwar tier) het wapen van Nederland officieel vol ledig omschreven. De ontbrekende beschrij ving van enkele wapenfiguren volgens bet Koninklijk besluit van 24 Augustus 1815 (Staatsblad no. 46) is hier aangevuld. Van den overvloed van koningskronen, dien we gemeenlijk aantreffen bij ee:io voorstelling van LISKA. „Goeft acht!" donderde do kolonolnummerotwee ,,on opgelet. Stiiiiil staan, kerels, stiiiiil staan. God in den hemel, weer in die vierde compagnie. Kom eens hier, mijnheer, die commandant van die vierde compagnie, dan kunt u hot zelf zien, zien dat het bestaanbaar is; daar heelt weer een kerel in dio vierde compagnie zijn neusvleugels bewogen. Dat is verschrikkelijk, ver-sebrik-ke-lijkwaar moet dat been nis de mcnschen niet stiiiiil staan als ik geef acht heb gecommandeerd Geef u dien man drie dagen verlof en als bij langer wil wegblijven, vind ik het óok goed. „Mijnheer Dinges, die commandant van die tweede compagnie, komt u óok eens hier als 't u blieft gnlr'p als ik u roep; ach, wees u zoo beleefd uw ouden knol de sporen gevenwees u zoo beleefd on vriendelijk en laat dat beest wat harder loopen u zult er niet afvallen, mijnheer; zoo is 'tal wat beterkom dan paardje, kom dan God in den he mel, mijnheer, sla er dun toch op. Hé, hé, ryd me niet ondersteboven. Zet don toch uw oogeu open als uw oude honk niet moor kan zien. Zoo, en rijd nu naar uw plaats, dan zal ik u nóg eens roepoti en dan hoop it, zeer geachte hoer, dot u wat vlug ger zc'.t komen. Zóo veel tijd bob ik niet. „Overste, hebt u do richting al eens nagezien Wat blieft u? Ibi ubi'f Dat versta ik niet; ziet u even do richting na on blijf me met uw Fransch of ander bargoeuBcli vim Tijjf," Daar riep iemand bravo 1 „Hebt u" dat geboord, hoeren, hebt u dat gehoord ging do kolonel uummero tweo woedend verder „daar heeft iemand in 't gelid gesproken terwijl ik hier sla. Als ik te weteu kom wie dut gedaun heeft, haal ik hem voor een krijgsraad cn laat hem fusi- het Rijkswapen, wanneer schildhouders en wapenmantel gebezigd worden, is afstand ge daan. Eén kroon dekt het geheel, waardoor voldoende de waardigheid \t ordt aangegeven. Aan duidelijkheid laat de beschrijving van het wapen niets te wenschon over, en toch hoé duidelijk het eerste kwartier, Nederland (waarbij we ons zullen bepalen), ook om schreven zij, toch zal een nauwgezet heral dicus bij de practische uitvoering op een groot bezwaar stuiten. De traditioneels stand van liet zwaard is in de beschrijving behouden neen is er eerst nu in vastgelegd. Waar vroeger in het K. B. gesproken werd van oen opgestoken (lees getrokken) zwaard, zonder de richting aan te geven, Icon de klip, waarop men nu stooten moet, worden om zeild, zonder te zondigen tegen de opgaaf. Ik voor mij zie ten minste geen kans, een wapen te vervaardigen volgons de omschrij ving, dat beantwoordt aan heraldische eischen. Voor het eerste kwartier -lezen wij »In azuur, bezaaid met gouden blokken, «een leeuw van goud, gekroond van hetzelfde, «getongd van keel, in don rechter vóorklauw «opgeheven houdende, in schuinlinkschen «stand, een zilveren zwaard met gouden ge- «vest, enz." Die sohuilinkseho stand zal in de practijk een struikelblok blijken. Wij weteu allen, dat eene wapenfiguu.' bet veld zooveel mogelijk moet vullen. In welken stijl een wapen waarin een klimmende leeuw voorkomt, ook moge worden uitgevoerd, 't zal altijd een vereisohte zijn dat de rech ter vóórklauw gaat tot in den rechterboven hoek van 't veld. Nu is de leeuw een wapen- figuur welke zich byzonder eigent om het veld geheel te vullen. Maar wanneer dezo heraldische regel moet worden gevolgd in ons Nederlandsch wapen, waar moet dan de ruimte worden gevonden, benoodigd om het zwaard te plaatsen inscluiinlinkscfioustand? Wanneer in de heraldiek sprake is van een zwaard, denken we natuurlijk aan een rapier met l'orsch gevest, zooals dat gebruikt word in de riddertijden, en niet b. v. aan oen Romeinse!» of Grieksch zwaard. Maar zelfs voor een zwaard als het laatstbedoelde is in schuinliukschen stand geen plaats te vinden. En toch kan het zwaard een lengte verkrijgen in overeenstemming met zijn wezen, wanneer de beschrijving b.v. luidt: in den rochtervóorklauw geklemd houdende een zilveron zwaard met gouden gevest, faasgewijze geplaatst, enz. Voor de ïnhnldigingsfeesten in '93 heb ik geliefhebberd in 't vervaardigen van een eerepoort in de straat waarin mijn woning zich bevond. Onder meer wapens plaatste ik aan die poort er een van Nederland, en in dat wapen houdt do leeuw dan ook een zwaard, geplaatst in de richting welke ik boven aangaf. Ik heb over die afwijking van de traditie noch goedkeuring noch afkeuring gehoord. Mijn opvatting ging dus na alloop van de feesten, met het wapen, naar den zolder en, naar ik dacht, voor altijd. Maar ziet, het vorige juar kreeg ik, even onverwacht als ongevraagd, maar hoogst welkom, een machtigen bondgenoot voor mijn gevoelen in den grooten neraldischen teekenaar van den Miinchener Kalender, Otto Hupp*.) In den jaargang 1902 geeft genoemde heer hel Staatswapen van het Groothertogdom Hessen (kranig geteekend) en daar houdt de leeuw een zwaard in de door mij aangegeven richting. Dat is een ridderzwaard, zooals gebezigd moet worden in de heraldiek waar sprake is van een zwaard. Aan allo heraldische en technische eischen is daar voldaan. Deze teekenaar is er zóo van overtuigd, dat, wat in de be schrijving een zwaard heet, zulks in de uit voering ook moet zijn, dat hij den vorm van zijn schild er naar regelt, t m te kunnen voldoen aan den gestelden eisch. Nu we in de blazoeneering van 's Prinsen wapen, als het ware een verbeterde uitgave van het Nederlandsche wapen terugvinden, kwam het vermoeden bij mij op, dat do natie verrast kon worden met een oi'licieele vaststelling van het Rykswapen en dat daarin dezelfde omscbry ving van den stand vun liet j zwaard zoude voorkomen. Vandaar dat ik I liet eerste kwartier van 's Prinsen wapen j behandelde. Niet dat ik mij voorstel, dat hierin eenige wijziging gebracht zal worden, maar om aan te toonen, dat de stand van liet zwaard kan worden aangegeven in ver band met de regelen der heraldiek, en om tevens een oplossing aan de hand te doen voor het bezwaar, dat nu ontegenzeggelijk uit de beschrijving geboren wordt, en dat sanctie voor het Rijkswapen zou verkrijgen bijaldien een nieuwe oi'licieele vaststelling daarvan bij Koninklijk besluit werd alge- „Miinchoner Kulondor". Buch- und Kunst- ilruckorei, Action-Ges. Milnchon-Regeusburg, „Wind je uiet op" klonk hot weer uit het ge lid. „Dat bestovf ik; ik ben üood en vol van mijn paard." Maar terwijl do echte kolonol, dio dozo woorden bij elke exercitie minstens driemaal bezigde, steeds to paard bleef, viel do pseudo-kolonol op den grond. Vlug sprong hy op en gaf zijn zoogenaamd paard, oen oorveeg die klonk nis oen klok „Wat moot dat? Waarom gooi je me af?" „Jo bent te dik on trappelt me te veel mot je beoncn" antwoordde hot „paard". De kolonel was dus paard-loos, doch wist zich spoedig lo liolpeu. „Heereu hoofd-otlicieren on com pagniescommandanten" riep hjj „we veronderstel len, dat we iu gevecht zyn en dat mijn paard zooeven ia doodgeschoten. Stijgt u nu óok af, want als ik, uw kolonol, niet moer bereden ben, kan ik niet toestaan, dat li bereden is. Mijnbeer Von Kuobcls- dorf u moet óok afzittouik weet wel dnt bet uwer onwaardig is, maar kom er toch maar af." En dc pseudo-Knobelsdorf moest óok afstijgen zijn „paard" bokte en hij vloog voorover in 'tzand. Do echte Kuobelsdorf hield niet van deze soort grappen, die naar zijn mooning de discipline en aubordonatie schade deden; maar vooral toen zijn hoog heilige poraoou werd geprofaneerd keerde hy ziel», hoos af. „Zouden we niet heengaan, dames en hue- ren, en nog een onkel glas wijn drinken Marshall steiudc daar volstrekt niet moe in waar hij stond, in liet vrij dichte gedrang, kou hü Lisku heimelijk dc liaud drukken zonder dat iemand hot zag, terwijl elders, lijj do kampvuren on do papieren lantaarns, daarop geen kans meer was. Verliefden zoeken till eon maal de eenzaamheid mot bybohooreude duisternis. Doch wat Knobelsdorf's voorslag niet had kunnen bewerken, deed l\".t ver volg der voorstelling nadat hot exorcoeren was af- geloopen. Do grappen worden al flauwer en (lauwer, zoodat do tocsuhouwors alras heengingen. Om tien uur werd taptoe g -blazen, aangetrodou voor hot avondgebed en uit allo bivaks weerklonk, begoloid door dc regimoutsmuziek, liet door zü» köndigd. Ik hoor, dunkt mo, rends (luisteren over traditie, en dat ook z(j recht van bestaan heeft en dat hiermede wol degelijk rekening moot gehouden worden. Ik hoor my toe roepen Aanschouw alle voorstellingen van het wupe.i dor Voroenigde Nederlanden, waarop de lneuw met het zwaard en den pijlenbundel voorkomt, en zie of by allen de stand van hot eerste niet schuinlinks is Ik geef dit volkomen toe, maar het ont zenuwt niet rnyn bezwaren. In do eerste plaats zyn de wapenfiguren by byna elke voorstelling gewrongen, de poot van den leeuw zit niet op zyn plaatshot zwaard is overal gedegradeerd tot dolk. in 't beste geval tot dagge. En in dio gevallen waarin het zwaard eonigszins tot zyn recht komt, daar is do leeuw te klein en bljjvon open ruimten in het veld. Maar er zyn vroeger reeds wapentoekonuai's geweest, dio er over dachten als ik. Zy gaven den leeuw indor- daad oen zwaard, doch (ten krom Turksch zwaard in zijn klauw. Hiervoor is iets te zoggen. Dio wapennntwerpors zijn blijkbaar van, do onderstelling uitgegaan dat hot zwaard niet achter den kop van den leeuw langs mocht gaun, en zij vonden do oplossing in de kromming van het zwaard. Dut bezwaar is daardoor overwonnen, maar het is slechts oen denkbeeldig bezwaar. Hoe menigmaal gebeurt het niet in de wapenkunde, dat oen wapenfiguur door een andere geheel of ge deeltelijk wordt bedektEen recht zwaard zondigt tegen de regelen niet. Ton tweede. Indien met de blazoeneering van oen wapen 300 jaren lang een verkeerde weg is ingeslagen, is er voor my daarom niet Óen reden om daarmede voort te gaan in 't zeilde spoor. Toet» aan onzen Hollandschen leeuw zwaard en pijlenbundel werden toege voegd, was de heraldiek reeds sterk in verval en, vooral in ons land, aan niets gebonden. Al wat (in groote trekken) na 1500 op he raldisch terrein verscheen, was niet moer de echte, dc zuivere heraldiek. Hoe fraai van uitvoering on hoe ryk van ornamentatie de wapens mogen zyn, vervaardigd door Albrecht Di'irer, Hans Burgkmair, e. u„ hot eigenaar dige cachet is daarin reeds verloren. By voor keur beweeg ik my b\j bet teckenen van wapens in den tyd tegen 15U0 het tijd perk van overgang van nieuw of laat Gothiek tot Renaissance. In dien stijl werkende is eon uitvoerder vrij genoog in zijn beweging om sierlijkheid te paren aan zuivere heraldiek. eenvoud vooral zoo sohoono: ,'kZal eeuwig zingen van Gods goedertieren boon." De regimentesUf bad officieel niet mede, althanH niet in 't gelid, doch ook do kolonel en zijn gasten hadden zich van huu zitplaatsen verheven en luisterden naar deu werkelijk fraaicu zang. „Dc kans is schoon" dachten do oppassers on leegden op den achtergrond de bowl-glazen. „Mutsen op en in jo tenten" klonk net commando en aanstonds daarna stapten do patrouilles doorliet bivak om do tnlryke bezoekers on vooral de be zoeksters die veel gelijkenis hadden mot frissoho boeren meisjes uit don omtrek, huiswaarts te zonden. Ook bij do teut vun don kolonol maakte men zieli gereed om to vertrekken, 't Werd al te frisch om nog buiten to blyvou zitten on do coach was roods voorgebracht. Maar tnsseben opstaan on ver- trekken kan uog boel wat gebeuren. „Ibi ubi" klonk hot opeens „ik dacht, dat do dames en hoeren al vertrokken waren." Allen wenddeu zich om daar stond overste Werkmeister. don wolion doken om holondorlyf, do drie andere als oen mantel om do schouders, zyn zakdoek bij wyze van nachtmuts op hot hoofd. „Ibi ubi" Btottordo hy nogmaals in doodelijko ver legenheid. Duur trol hem een blik vuu deu kolonel, eou blik die niets goeds beduidde oti zonder eon woord te sproken, verdween l»y weder iu do duistere nacht. Eerst waren do dames geschrok kounu giordon zo liet uit van lachen. De kolonel deed zyn bost, het prettige van don overste to redden on zcido zoo boos mogelijk„Dut is nu toch wut Al to org, dat ceu van do jonge otlioloreu hot wagon durft, don overste, die golyk ik roods zeido, vanavond voor dienstzaken afwezig is, op die manier na te bootsen, Marshall, ga eens kijken wie dat gedaan heeft en zeg hom vast, dat hy flink ge straft wordt." Nu heengaan? Juist nu, nu Lisku zou vertrukkon en hu zóo gehoopt had nog een handdruk, een vriendelijk woord, uon llofkootlug te zullen ont- vungon Marshall mopperde lievig iu zich zelve». Een oogonblik daoht ldj eraan, te zoggen„'tBaat niet, kolonel, do damoH hol,hen den ovorste tegoed herkond dan dut zij kunnen gelooven aan een na bootsing." Doch in dienst wil liet noodlot nu oen- maal dut do boste on mooiste redevoeringen niet worden ultgosprokon on daarom slikte Marshall den woordenstroom maar in ou ging lijj deu oversto achterna. Reeds in do verte tcukmido zich diens silhouet af tegen do omgeviugals een spook sloop do oversto door de rijen der slapende soldaten. „Muur, oversto" vroeg Marshall zoodra hjj hom had ingehaald „wut begint u nu „Ach, zog maar niets; ik heb ui meer dan genoog aan den blik van dou kolonol" klaagde do ovorste „ik ben doodziek". „Maar waarom is u dan niet iu dut liuisjo geble ven Ik zou u werkelijk in i\jds gowoarzenuwd hebben." ,,'t Kon niet, Marshallzo bobben or oen lykeu- kamor van gemaakt cn er allo luitenants heonge- sleept die te veel gedronken luidden or waren er niot weinig. Te langen leste liep ik or uitik wilde óok niet onder verdenking komen, onmatig te zijn geweest. Men was biy dat ik heenging, dooh hield mijn eognnoflotohde tlesoh kryg ik morgen vroeg terug, dat is me eerlijk holootd, doch ik vrees dat zo dan wel leeg zal zyn. Wanneer gaan de dames weg 7 Zou ik hier nog lang moeten bly vou rondloopon? 't Is hier zoo donker, dat men leder oogonblik struikelt over oen lyn van een dor tenten on dan wordt er gcselioldon, dat 't ecu schande is. „Stomkop" on „ezel" zjjn nog do zachtste uitdruk kingen. Toe, doe me 't genoegen eons to gaan zien wanneer ik iu ouzo tont terug kan en meld me dat „Ik zal driomaal ortlclors-nppél fluiten, oversto. Dat is ook eenvoudiger, dun behoef ik óok niot weer terug te loopen." De overste knikte en loon oen paar minuten tutor hot signaal gefloten werd, ijlde hij naar «yn kluis toe. (Word/ w«-ve4/d.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1903 | | pagina 1