October 1903. PHOKMX - BROUWERIJ. No. 5407 53e Jaargang. Binnenland. Feuilleton. Stadsnieuws. H. MEURSING Co. AMERSFOORT. Export naar Oost- en West-Indië. UITGAVE: FIRMA A H. VAN CLEEFF te AMERSFOORT. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden f\. franco per post 1.15. Advertentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Legale-, officieële- en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent. Reclames 1—5 regels f 1.25; elke regel meer f 0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. KORTEGRACHT9 Toloplioon 19. KENNISGEVING. Do GRIFFIER der PROVINCIALE STATEN van UTRECHT, daartoe door de Gedeputeerde Staten van dat gewest gemachtigd, brengt ter kennis van de belanghebbenden, dat de Rekening der eukel provinciale eu huishoudelijke inkomsten en uitgaven over het dienstjaar 1901, goedgekeurd bij Kouiuklijk besluit van 21 Augustus 1903, No. 39, alsmede de Begrooting dier inkomsten eu uitgaven voor bet dienstjaar 1904, goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 22 September 1903 No. 28, ingevolge art. 100 der Provinciale wet, verkrijgbaar zijn gesteld ter Provinciale Griffie van Utrecht, tegen betaling van 40 cents per exemplaar, zoowel voor de Rekening als voor dc Begroeting. Utreoht, 1 October 1903. De Griffier der Staten voornoemd, C. R. MERKUS. Xilitieplicht roor Indische jongeliedon. Onder dezen titel schrijft het «Handelsblad Het heeft ons juist niet verwonderd, dat bij de aanhangige wijziging van de Militie- wet niet tevens oen voorstel is gedaan tot het treffen eener betere regeling ten op zichte van de Indische jongelieden, die tijdelijk hier te lande verblijf houden ter voltooiing hunner studiën. De Minister van Oorlog heeft immers, den 22n December 1902, in de Tweede Kamer aan den heer Fock ge antwoord, dat hij Bvoorloopig niet bereid zoude worden bevonden" een verandering in de Militiewet voor te stellen welke be doelde jongelieden weder bracht in den toe- staud waarin zij verkeerden vóórdat de tegenwoordige wet in werking trad. Maar tegenover de argumenten van den heer Fock stelde de Minister geen tegen argumenten, en het laatste woord is in deze zeker nog niet gesrpoken. Wij nemen alzoo de vrijheid, thans, nu het nog tijd is, op het hooge belang dei- zaak te wijzen, al deden wij dat ook reeds eenige maanden geleden (7 Juni). Voor 1902 waren de in Nederland aan wezige minderjarige zoons van Indische ouders, als wettig domicilie houdend ten huize van dezen, niet aan den militieplicht onderworpen. Men heeft bij de nieuwe Militie- wet door een redactie-wijziging, waarop niet tijdig de aandacht viel dien jongelieden «ongemerkt" het woord is van het Kamer lid Fock den dienstplicht opgelegd. Noch schriftelijk, noch mondeling werd deze ver andering toegelicht. Van «domicilie" is geen sprake meer; slechts van «verblijf". Wie binnen het Rijk verblijf houdt, is militie- plicbtig. Deze nieuwe bepaling heelt in Iridic veel ontevredenheid gewekt. De ouders, die ginds niet de rechten uitoefenen welke aan de binnen liet Rijk wonenden zijn toegekend, zenden hun zonen niet naar Nederland om na eenigen tijd te vernemen dat dezen, in plaats van te studeeren, voor korter of langer tijd in de kazerne dienst doen, en als aan de Militiewet onderworpen, gedurende vijitien jaren dienstplichtig blijven! Dat kan toch nooit de bedoeling geweest zijn. En zoolang wij hier geen algemeenen dienstplicht hebben, de Staat dus niet over alle hier aanwezige krachten beschikt, is er ook geen noodzakelijkheid om de misschien 20 of 30 Indische jongelieden onder den dwang der Militiewet te brengen. Het is, naar onze meening, onbillijk. En vooral, het is, ook afgescheiden daarvan, in strijd met het algemeen belang I Dë ouders in Indië kunnen hun zoons tegen de nieuwe Militiewet beschermen door hen overal elders dan in Nederland hun opvoeding te doen voltooien. Wil men dat? Kan het ooit do bedoeling geweest, zijn, het moederland voor het intel ligentste deel der In 'ische jongelui te sluiten en hen te drijven naar den vreemde, hen aldus van het moederland te vervreemden? Natuurlijk niet; maar dan is een spoedige tegemoetkoming aan de ten deze in Indië bestaande rechtmatige grief ook hoog noodig. Onder den titel van «Staatstoezicht op de Volksgezondheid" heeft de Minister van Bin- nenlandsche Zaken zich por circulaire gewend tot alle Hoofden van openbare en bijzondere scholen en het daaraan verbonden onder wijzend personeel, ten einde gegevens te verzamelen omtrent de voorkomende geval len van de adenoïde vegetaties in de neus- keelholte. Deze gezwellen van de zoogenaam de dorde amandel veroorzaken stoornissen van vierderlei aard: le belemmeren zij de ademhaling duor den neus; 2e geven zij aan de spraak een neusklank3e veroorzaken zij bardhooreiidheid en hoofdpijnen 4e hou den zij door hun nadeeligen invloed op de hersenen de verstandelijke ontwikkeling van het kind ten zeerste tegen, zoodat dit slechts met groote moeite het onderwijs kan volgen. In de aankondiging, in ons nummer van 8 Augustus, van Piery's «Methode tot ont wikkeling van den geest", het werk, dut thans bij den heer Slothouwer is verschenen, haalden we zeer sterk sprekende gevallen daarvan aan, door Nederlandsche doctoren geconstateerd en bescbroven. De Minister laat zijn circulaire vergezeld gaan van een geschriftje over bedoelde ge zwellen, opdat de klasse-onderwijzer(es) kan nagaan, of zich vermoedelyke gevallen van de ziekte in zijn (of haar) klasse voordoen. De Hoofden van scholen zullen dan vóór 1 Januari a.s. hun bevindingen aan den be trokken Armndissements-schooiopziener moe- deelen, terwijl deze de gezamenlijke opgaven in zijn arrondissement vóór 15 Januari 1904 aan het Departement van Binuenlundsche zaken zul inzenden. Na dien datum stelt de Minister zich voor, aan de scholen vragen lijsten toe te zenden, welke het noodige ma teriaal zullen verschuilen voor een behande ling in den Centralen Gezondheidsraad. Deze kan dan op zijn beurt de Regeering voor lichte» over de eventueele maatregelen «ter bestrijding van een kwaad, det bet onder was in nier. geringe mate schjjnt te belem meren", gelijk de Minister zijn circulaire eindigt. Naar tvy uit goede bron vernemen, heeft de heer Commissaris der Koningin in deze Provincie het voornemen, ontslag te vragen. Als Z.Exc. opvolgor wordt genoemd een hier ter stede zeer bekend en algemeen ge acht man. Ook aanstaanden Donderdag zal nog geen receptie op Paushuize plaats hebben. De heer J. II. da Waal Malelijt, Dinsdag benoemd tot lid van Gedeputeerde Staten dezer provincie, heeft die benoeming aange nomen en in verband daarmee ontslag ge vraagd als Burgemeester van Westbroek en Achttienhoven. Het laatste gedeelte der waterafschutting aan don Groeten Koppel is Zaterdag wegge nomen en daarmede zyri de werkzaamheden voor de zoo hoogst belangrijke verbetering der havenkaden nagenoeg voltooid. Door den Keurmeoster der vi9ch werd hedenochtend weder eon partij garnalen nf- gekeurd, welke uit Bunschoten was aange voerd. Nogmaals doet de Keurmeester bet publiek verzoeken, in hun eigen belang naar de keurbriefjes te vragen. De heer A. M. Kollewjjn Nz. heeft alsnog de volgende werken in bruikleen gegeven aan de Gemeente-bibliotheek Von Maurer, Geschichte dor Stiidtcvorfussung in Deulschland, 4 dln. Von Maurer, Goaohiehte dor Frohnhofe. SCHAFER Go. 8). „Jo moet je werkelijk meer in acht nemen, niet te veel van je vergen" zeide hij .waarom laai je de liquidatie niet over aan je personeel „Lieve vriend, dat is makkelijker gezegd dan ge daan als men zijn eigen zaken wil behartigd zien, moet men die zelf afwikkelen. Dat kan men aan geen vreemden overlaten. En dus heb je een bene denkamer voor me?" „Wel stellig, maar de slaapkamers liggen alle op de bovenverdieping" „Maar beneden heb je niets voor me?' ükom, een sofa, een stoel is desnoods voldoende, als ik maar niet boel te klimmen." „Dat is niet noodig als je bang bent voor de trap „Voor de trap? Neen, voor een herhaling van die duizeligheid. Je weet niet „Enfin, als je 't dan met alle geweld wilt, zal ik een bed voor jo laten naar beneden brengen." „Maar als je dut moeilijk is „Volstrekt niet." „Dank je intusschcn zeer voor je moeite." „Kom, kom; 'tapijt me alleen, dat ik de kamer niet meer kan laten inrichten zooals je dat thuis gewend bent. Maar 't is al zóo laat „Later kom ik housch de énorme schade inhalen. Nu is een bed en wat waaebwutor meer dan vol doende Maak nu toch voor die óenen nacht geen complimenten." Een kwartiertje later kwam de huisknecht zeggen, dat de kamer gereed was; Schwarz bracht Hartwig er heen en deze zeide, dat zijn verwachtingen verre overtroffen waren. „Jammer, dat je zoo'n kamor laat leegstaan meende hij, „een heerlijke kamer, en zoo frtsch vervolgde hij terwijl hij langzaam naar het venster ging „dit venster komt zeker uit in den tuin „Stellig; 'szomers zit ik hier 'tliefst want het ib hier altijd heerlijk koel." Hartwig knikte toestemmend. „Je moet hier een mooi uitzicht hebben", vervolgde hij, na een poosje naar builen te hebben getuurd. „Vooral als alles iu bloei staat", antwoordde Schwarz. „Maar sluit je 'suachts niet? Ben jelui buiten- menschen dan uiet bang voor dieven „Wel neen," antwoordde Schwarz kalm. „En vooral hier, waar do vonsters zoo laag bij den grond zijn." „Ja, Als iemand zou willen inbreken, zou dat mak kelijk gaan, maar dat gebeurt hier nooit." „Zeker een flinke hond on wakers?" „Och kom, waarvoor Hartwig schudde het hoofd eu kou zulk een on voorzichtigheid maar niet begrijpen. „Hoe onvoorzichtig" zeido hij, terwijl hjj zijn hor loge voor deu dag haalde. „Wat? Al half elf? Dan moet ik gaan slapen. Wol te rustengroet ook de dames voor me en zeg maar, dal ik al in mijn mandje lig; ou it propos laat mijn vrouw me maar niet komen storen. Hoe laat vortrekt morgen do tweede trein „Half tien." „Dan ben ik om tien uur thuis." Schwarz ging heen en hoordo nog, dat Hartwig de deur sloot on dc knippen er voor schoof. Toen koerde hij terug naar de dames, met wie hij nog geruimen tijd bleef praten. Hij wilde mot alle ge weld nog eon dokter laten haleu, doch mevrouw Hartwig weerhield hom daarvan omdat haar man zoo uitdrukkelijk had verzocht dit niet te doen en hij, nu hij te bed lag, liever niet meer wilde ge stoord worden. Men wilde juist naar bed gaan loon een der dienst boden kwam zeggen, dat een andere een vreemden man in den tuin had gezien; waarschijnlijk oen in breker. De heer Schwarz geloofde er niets van, doch gaf, om dc dames gerust te stellen, order den tuin lo doorzoeken, terwijl hjj zelfde dienstbode ondervroeg, die met het praatje in do keukeu was komen aan- drageu. Zy zeide voor het keukenraam gestaau en in den tuin gekeken fe hebben toen plotseling uit een der zijpadeu een man was komen aanloopon, die mot konneiyke haast den grooten weg wasopgugaan. Zij had hem niet erkend. „Hy droeg een kiel en een muls was hij niet zóo gekleed geweest, dan zou ik hebben gedacht dat het mijnbeer Hartwig was, die nog eeu luchtje schepte." Schwarz haalde do schouders op. „Kom, je weot toch, dat mijnheer Hartwig reeds lang te bed is en ongesteld bovendien, En die zal toch geen kiel en geen muts dragen." In den tuin had men niets verdachts gevonden slechts een der knechts zou heel iu de vorte eeu man gezien hebben, die eeii muts droeg on zonder om te zien ia do richting van de stad was gogaau. Deze laatste bijzonderheid stolde allen gerust on na nog wat over en weer praten, begaven allen zich Hartwig was den volgenden ochtend volgons xyu zeggen ticolemaal beter, doch zijn wasbleek gelaat, de holle oogen en do opvallende onrust logenstraften die bewering. „Je bent werkelijk ziek" zeide Schwarz bezorgd, „laat maar dadelijk je huisdokter roepen en die zal jc dan wel heel wat anders zoggen dan jy nu be- Hartwig lachte minachtend en bekeek zicli laug in don spiegel. „Je oordeelt to veel naar het uiterlijk", zeide hy zoo koel en afgemeten, dut zoowol Sohwarz als de dames er onaangenaam door werden getroffen „ik heb een slechten nacht gehad dat is alles. Ik hen heel benauwd geweest, maar nu voel ik me weor heelemaal lokker." Oplettend sloeg Schwarz zijn vriend gade, die wel behaaglijk zijn kopje koffie dronk. „Heb je gisteravond nog gehoord...?" „Wat viel Hartwig, hom in de rede op eeu loon die zoowel schrik als angst vorried. „Wal zou ik gehoord hebben j „Muur schrik je daar zoo van?" vroeg zijn vrouw. „Een van de dienstboden beweert, dat zy gisteravond oen vreemden man in don tuin heeft gezien. De I tuin is ook nog doorzocht, omdat iiuu een inbreker werd gedacht." „En vroeg Hartwig en een scherp opmerker zou het niet ontgaan zyn, dat hij slechts met ontzagiyke krachtsinspanning zich dwong om kalm te blijven. „En heeft men iets ontdekt?" „Ik weet niet wat ik er van deuken moet," ant- woorddo Schwarz „zy howeort, dat do kerel een muls en een kiel droeg." „Aha; mijn voorspelling van gisteravond. Ik bob jo wel gezegd, dat het hoogst onvoorzichtig ia,geen waakhond en geen nachtwacht to hebben. Wie wout wat die sinjeur in zyn schild voerde on hoe hel er nu hier zou uitzien als die meid hom niet had op gemerkt. Hij heeft toon natuurlijk heenon gemaakt." De heer Schwarz haalde minachtend de schouders op. „Kom uu toch, dau zou er vroeger ook wol eons oon geweest zyn en dat is nooit gebeurd. Bo- vondion slaapt bot manuolyk porsonool gelijkvloers en ia 't goed vootzion van vuurwapenen waarvan zij na slechts éen waarschuwing gebruik mogen maken." Hartwig stond op om afscheid te nemen toen een rijtuig voorreed. Schwarz ging nnar hot venster. „Nu reeds bezoek?" vroeg Hartwig, die naast hem was gaan slaan. Nauwelijks had hy dit gezegd, too het rijtuig word geopend en Rabo er uitstapte. Niemand zag de uitdrukking van schrik op het gelaat van Hartwig, niemand morkte diens starren klik vel zielesangst op. Toon Rabe binnentrad, had Hartwig zyn kalmte herwonnen; geen trok in zyn gelaat verried wat even to vorou in zijn ziel was omgegaan en dezen wellicht nèg in beroering bracht. „Mijnheer Rabe" stolde hij den binnentredende aan (le aanwezigen voor „Mevrouw en Mijnheer Sohwarz. Mijn vrouw kent u. Ik vermoed dat mijn associé vreest, dat mij iets ovorkomeu is cn u daarom hooft verzocht, naar mij toe to komen zooals u ziet, zijn wy op 't punt terug te koeren." Er was iets zeer scherps in don blik wnaruiee Rabe den koopman ouafgobrokon opnam, iets uit dagends zelfs. „liet doel my leed u een zeer bedroevende tjjdiug le moeten brengen" antwoordde Rabe en zijn toon was ever. berekend on scherp als zyn blik. Een zeer bedroevende tyding vroeg Hartwig „Lieve vriend, donk nnu de dames

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1903 | | pagina 1