Dinsdag 5 April 1904. No. 5484. 53e Jaargang. "Veilige belegging. Feuilleton. PHOENIX BROUWER IJ, AMERSFOORT. EXPORT naar OOST- eD WEST-INDIË. FIRMA A- H. VAN CLEEFF te AMERSFOORT. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden ƒ1. Iranco per post ƒ1.15. Advertentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Legale-, ofiicieële- en onteigeningsadvortentiën per regel 15 cent. Reclames 15 regels 1.25; elke regel meer 0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. KORTEGRACHT 9 Telephoon 19. KENNI8GKVING. l)e GEDEPUTEERDE STATEN van UTRECHT, Brengen bij deze ter algerneene kennis, dat door de Staten van dit gewest, met in gang van 1 April 1904, de heer jhr. II. E. RAM is benoemd tot Hoofd-Ingeniear van den Provincialen Waterstaat In Utrecht. Utrecht, 31 M 'art 19J-4. De Gedeputeerde Staten voornoemd, SCH lMMELPENNINCK v. D. O. v. NiJENBEEK, Voorzitter. C. R. MERKUS, Griffier. Dezer dagen ondervond een dame in een onzer voornaamste steden een bittere teleurstelling. Zij was ongehuwd en had heel haar leven zelf in haar onderhoud moeten voorzien, waarin zij naar wensch geslaagd was. Zij was werkzaam bij het openbaar onderwijs en had, natuurlijk niet zonder moeite en opoffering, een aardig bedrag kunnen oversparen. Dit spaargeld, belegd in goede, rentegevende papieren, was zorgvuldig weggesloten in een stevigen trommel en deze trommel iu bewaring gegeven by iemand, dien zij hoog genoeg achtte om hem ten volle te vertrouwen. Dezer dagen was voor de dame de tijd aangebroken om de bezigheden aan den kant te doen en de nog restende levens jaren in rust door te brengen. Zij vroeg en kreeg ontslag en pensioen. Haar in komen werd dus minder dau voorheen, maar dit verschil meende zij op te heffen door gebruik te maken van wat zij over gespaard had. Zij ging er dus op uit om den trom mel in bezit te nemen. Maar wreede teleurstelling zij had te veel vertrouwen gesteld. Toen het oogenblik daar was, dat de inhoud vau den trommel aan den dag zou komen, had hij, die zoovele jaren als betrouwbaar bewaarder gefungeerd had, zich een kogel docr het hoofd gejaagd en bleek de trommel slechts couranten te bevatten. Wreede teleurstelling Naar wij vernemen, bedroeg het spaar- Joan van Oldenbanieveld iu de lijst van zijn tijd. 11-) Om geen aanleiding te geven tot disputen, namen de afgevaardigden van de staten van Holland vooreerst geen deel aan de vergaderin gen van de Staten-Generaal. Oldenbarneveld begaf zich na een bezoek bij Prins Maurits, die hij tot inschikkelikheid aanmaande, naar Utrecht, ten dele wegens zijn geschokte gezondheid, ten dele om er zijn medestanders tot volharding aan te sporen. De stad Utrecht nam ÜOOwaard- gelders in dienst onder edelen van het gewest en onder een eed, die hen alleen tot gehoor zaamheid aan de stad en de staten van het gewest verplichtte. Iets dat niet in strijd was met het begrip waardgelders. Fruin zegt van de Scherpe Resolutie: „De „nood wettigde het besluit; als de staten niet „wilden wijken, konden zij nietanders handelen. „Maar die noodzakelikheid had hen moeten „leren, dat zij op een dwaalweg waren: een „regering die niet op haar leger, noch op haar burgerij vertrouwen kan, die. om zich staande „te houden, eigen trawanten behoeft, is op de „weg van overheersing en omwentelinghaar „hoogste recht is onrecht." Mij dunkt, al is tegen deze redoneering in 't algemeen niets in j geld zesduizend gulden. I Wat moet er zuiuig en met overleg geleefd zijn, om zooveel bijeen te za- I melenEn wat heeft dan altijd het voor uitzicht van een onbezorgden ouden dag veel moeten goedmaken! Er zijn meuschen, die de geheele week schraler leven dan noodig is om 's Zondags te kunnen smullen. Er zijn mensehen, die hek geheele jaar niets uitgeven voor vermaak om 's zomers een of meer dagen te kunnen uitgaan en dan in overdaad te leven. Er zijn ook menschen, die hun geheele leven op alles bezuinigen, soms tot in het overdrevene, om maar zeker te ;;ijn, dat zij later, op leeftijd, kunnen reu te- nieren. Dit zijn drie uitingen van een zelfde grondgedachte. Wie, in het eerste geval, onverwacht op Zaterdagavond zijn geld verliest, en dus Zondags niet smullen kan, troost zich gemakkelijk met de gedachte, dat er over zeven dagen weer een Zondag komt. Wie, in het tweede geval, een jaar lang gespaard heeft, overdreven gespaard, en op den laataten dag, vóór de reis zal worden ondernomen, bemerkt, dat zijn geld gestolen is, moet zijn reis opgeven en kan opnieuw gaan sparen voor het volgende jaar. Maar heel anders is het derde geval. Wie, als de dame waarvan wij spraken, aan het eiude van zijn werkzam jaren plotseling tot de ontdekking komt, dat al het geld gestolen is, heeft geen enkelen troostgrond. Van overdoen kan geen j sprake wezen. Men heeft gearbeid, zoo lang men kon. De brug achter ons is afgebroken, door ons zeiven en door de levensomstandigheden. Al is men ook geheel aan armoede overgegeven er is niets aan te doen. Pijnigend moet de gedachte zijn, dat men dit alles had kunnen voorkomen. Want men is zeer onvoorzichtig geweest. Te veel vertrouwen stellen, is af te keuren. Veilig mag aangenomen worden, dat de bewaarder van den trommel aan van- j kelijk van zichzelven niet anders dacht, j dau dat hij wel in staat zou zijn, te beautwoorden aau het iu hem gestelde i vertrouwen en dat tegenspoed, na vele i jaren, hem in eeu zwak oogenblik tot misbruik van vertrouwen bracht om zich tjjdelijk te helpen, in de hoop, door een ommekeer van zaken spoedig de fout te kunnen herstellen. Dat is niet goed de man had de trommel niet mogen aanspreken zal men zeggen en zeer terecht. Maar theorie en practijk zijn twee. De man was gewis zelf de eerste ge weest om die opmerkiug te maken. Maar hoe menigeen gaat op die wijze verloren, door te veel gesteld ver trouwen. Indieu men rekening houdt met de menschelijke zwakheden, geeft meu ziju spaargeld niet uit de handen, gelijk onze dame deed. De algerneene ondervinding is waar lijk groot genoeg om dat te bevestigen. Hoe geheel anders had dit alles kunnen verloopen, wanneer de dame gebruik heeft gemaakt van Levensverzekering. Daar was geen sprake geweest van misbruik van vertrouweu. De geheele inrichting eener Levensverzekering-maat schappij staat borg, dat men daar veiliger zijn geld vertrouwen kan dan bij een bepaald persoon, welk ambt hij ook be kleedt. Er is niet éen instelling, waar zóo veel controle is, waar men zóo open baar is in zijn mededeelingen, en waar men zóo geregeld en zóo nauwkeurig deu stand van zaken kan nagaan. Reeds al de jaren, dat zij gespaard had, had zij de voordeelen der levensverzekering kunneu ondervinden. Gespaard ware zij ge bleven voor de onrustige gedachte, of zij wel genoeg ter zijde legde. Want van den aanvang af wist zij, hoeveel zij elk jaar had te betalen eu hoeveel reute zij op deu vastgestelden tijd ontving. Ook het betalen der premie op vast gestelde tijden zou zeker haar best be- valleu zijn. Maar bovendien had zij veel grooter jaarlijksche inkomsteu van haar spaar geld getrokken dau bij eigen belegging. En dit is iets speciaals van de Levens verzekering. Een Levensverzekering-maatschappij moet al het ingekomen geld op de meest gewone, eu dus hoogst veilige, wijze reutegevend maken en zij kan aau haar verzekerden niet meer uitbetalen, dau zij zelf aan premie en rente outvaugt. Maar wie voor een uitgestelde lijfrente deel neemt in de Levensverzekering, weet, dat alleen hij in de voordeelen deelt, die in leven blijft en dus de voordeelen noodig heelt. Meer dan vroeger wordt door dames van deze verzekering gebruik gemaakt en zij, die reeds iu de voordeelen daar van deelen, zijn dankbaar, dat hun vroeg genoeg daarop gewezen is. Maar het gebruik moet veel algemeener worden. Niemand, die zelf in zijn onder houd voorziet, mag vergeteu, dat eens de tijd komt, dat men niet meer wer ken kan en dus leven moet van wat men vroeger presteerde. Ook mag niemand vergeten, dat het onvoorzichtig is, zijn spaargeld aau een ander toe te vertrouweu, maar de beste weg is, reeds op jeugdigen leeftijd een verzekering te sluiten. Overgen. uit het Maandbl. „Ver- z kering". te brengen, dat de toepassing ervan op de Scherpe Resolutie alleen doorgaat, ais men door burgerij verstaat de Contraremonstranten. De Katholieken, I.ulherschen, Doopsgezinden, Remonstranten, Joden en de kerkelik onverschilligen vormden stellig de meerderheid van de bevolking telden dezen soms niet mee onder de burgerij Waren zij soms vóór een nationale synode van de Ge reformeerde kerk? En het leger? Dat stond niet ouder Holland, maar onder de Staten- Generaal. Toen Oldenbarneveld in Den Haag was terug gekeerd, nam hij de leiding van de zakeu weer op zichmaar ondanks het krachtig verzet van Holland besloten de Staten-Generaal, aange zet door Willem bodewijk on Maurits, niet 4 stemmen (Friesland, Groningen, Gelderland en Zeeland) tegen 3 om een nationale synode te houden. Een poging van de gezanten Du Maurier en Car- leton om een verzoening tussen Oldenbarneveld en Maurits te verkrijgen mislukte. Zij hoorden elkan der aan en scheidden zonder vijandschap, maar ook zonder tot eenstemmigheid te zijn ge komen. Reeds enige maanden vroeger had Oldenbar neveld aangeboden zijn ontslag te nemen maar Maurits had het toen afgeraden. Nu herhaalde hij dat verzoek in de staten van Holland op grond van zijn wankele gezondheid; de heftigsten onder zijn aanhangers bewerkten echter dat hij aanbleef. In de Slaten-tieneraal werd de zaak van de waardgelders ter sprake gebracht. Holland protesteerde er heftig tegen, dat de Staten-Gene- raal zich zouden bemoeien met een zuiver ge- westelike zaak, en verklaarde Utrecht, waarmede het na Leicesters tijd zo nauw verbonden was, te zullen helpen. De vier gewesten die de meerderheid hadden, besloten de waardgelders te doen afdanken. Holland en Utrecht ver klaarden er zich toe bereid, in.ts in Utrecht de Engelse huurtroepen, die men er niet vei trouwde, door inlandse werden vervangen. De generali teit weigerde. Op aandrang van Oldenbarneveld werd nu eeu bezending, waarbij Hugo de Groot behoorde, naar Utrecht afgevaardigd. De Groot spoorde zowel in de vergadering van de staten als in die van de vroedschap aan, om op het stuk van de waardgelders vol te houden en de poorten te bewaken om een militair optreden van Maurits te verhinderen. Kort daarop verscheen Maurits aan 't hoofd van een deputatie uit de Staten-Generaal in Utrecht. Hij bad een ontmoeting met de Hol landse heren. Van weerszijde kwam het tot scherpe woorden. De Prins verklaarde de weer- spannigen met geweld te zullen bedwingen; De Groot, de rechten van de Provinciale staten te willen verdedigen. De Utrechtse en Hollandse heren waren het eens, dat zij voor geweld moes ten wijken, eu het in geen ge-al tot een gevecht mochten laten komen. Maurits kou daardoor troepen in de stad krijgen, de waardgelders af danken en op verzoek van de Contraremonstantse burgers de vroedschap naar hun zin veranderen. Maurits was door het optreden van Holland in Utrecht ten sterkste tegen Oldenbarneveld en De Groot ingenomen. Sommigen zochten nu Oldenbarneveld te bewegen, zich naar Rotterdam te begeven en daar aan 't hoofd van de staten partij des noods een beleg nf te wachtenmaar dit werd door hem beslist geweigerd. De staten van Holland legden eindelik het hoofd in (le schoot. Zij gaven toe in het afdan ken van de waardgelders. Het scheen dat Ol denbarneveld de strijd moede was, want men ging ook over tot het inwilligen van het houden van een nationale synode, onder voorwaarde dat Hollands rechten zouden worden gehandhaafd, en dus de besluiten van de synode niet mochten worden afgekondigd in dat gewest zonder toe stemming van de staten. Aan deze eis hield Oldenbarneveld hardnekkig vast, daar hij toe geven op dat punt verderfelik achtte. Drie dagen nadat dit besluit was gevallen, op '28 Augustus 1618, kreeg Oldenbarneveld, terwijl hij in zijn tuin zat, de waarschuwing dat het op zijn persoon gemunt was. Hij zeide dank voor de waarschuwing, maar weigerde zich door de vlucht te redden. In de vroege morgen van de volgende dag zat hij somber en in gedachte aan zijn schrijftafel, afwachtend wat er geschieden zou, toen zijn oude vriend Uyttenbogaerd, de Remonstrants-Gereformeerde hofprediker van Maurits, hem kwam spreken over de synode, en troosteu door te wijzen op zoveel grote mannen, die zo kwalik beloond waren voor gewichtige diensten aan de staat bewezen. Wordt verruigd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1904 | | pagina 1