Donderdag 9 Juni 1904. No. 5511. 53e Jaargang. Feuilleton. pen sionotolis. SLATLIt PALMEIt te Londen, FIRMA A H VAN CLEEFF te AMERSFOORT. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden f\. franco per post ƒ1.15. Advertentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Legale-, officieële- en onteigeningsadvcrtentiën per regel 15 cent. Reclames 15 regels/" 1.25; elke regel meer f 0.25. Groote letters naar plaatsruimtë. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke numlpers 10 cent. Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. KOR TE OR ACHT Telephoon 19. K K N 1 1 G E V 1 N G E N. De BURGEMEESTER der Gemeente AMERS FOORT, maakt bekend, dat het proces-verbaal, bevattende den uitalag der op beden gehouden verkiezing van vier leden voor de Provinciale Staten van Utrecht, d.d. 7 Juni 1904, op de Secretarie der Gemeente ter inxage is nedergelegd, in afschrift aangeplakt, en tegen betaling der koBten verkrijgbaar gesteld. Amersfoort, 7 Juni 1904. De Burgemeester voornoemd, WUIJTIERS. De BURGEMEESTER der GEMEENTE AMERS- FOORT, maakt ingevolge de laatste alinea van art. 55 der Kieswet bekend, dat op 16 Juni e.k. van des voor- middaga 8 tot dea namiddags 6 uur de stemming val plaats hebben voor de benoeming van vier leden der Provinciale StateG, tusschen de caudidaten, bier onder alphabetisch gerangschikt: van BEEK C. Th. BOLK J. van dkr BURG K. HARTMAN P. SCHIMMELPENNINOK, Mr. F. D. graaf. TeveDS wordt in herinnering gebracht de strafbe paling, vervat in art. 128 van het Wetboek van Strafrecht, luidende: „Hjj die opzettelijk xich voor een ander uitgevende „aan een krachten* wettelijk voorachrilt uitgeschreven „verkiexing deelneemt, wordt gestraft met gevangenis straf van ten hoogste een jaar." Amersfoort, 7 Juni 1904. De Burgemeester voornoemd, WUIJTIERB. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van AMERSFOORT, brengen ter openbare kennis, dat het kantoor van den Gemeente-ontvanger op den 15. Juni 1904 ge sloten aal lijn wegens de te houden stemming voor „lier. lejlen -der Provinciale Staten, jfinerefoort, 7 Juni 1904. Burgemeester en Wethouders van Amerafoort, De Burgemeester, WUIJTIERS. De Secretaris, B. W. Th. SANDBERG. DE MIDDENSTAND EN DE KAMERS VAN KOOPHANDEL. Een der voornaamste zaken, waarop de nog jonge, doch reeds krachtig leven toonende Middenstandsbeweging ook hier te lande zich toelegt, is: de hooge Regeering, deofficieele lichamen, onze Wetgevende macht voor te lichten omtrent de uooden van den handei- drjjvenden en den industrieelen middenstand en de kwalen van zijn bestaan. Van dan beginne was men van oordeel en dat oordeel heeft voor een deel ook den stoot gegeven tot het ontstaan van een Ne- derlandsche Middenstands-actie dat de be langen van den winkeliersstand, de kleine handelaars, de kleine ng veren en handwerks- bazen, juist daardoor zoo in het oog loopend werden verwaarloosd, omdat geen enkel adviseerend of regeerend lichaam van die standen zelf voorlichting ontving. 't Oude praatje, dat een handelsman, een winkelier, een klein-indusirieel, genoeg te doen heeft met zijn zaak, en daarmee alléén, en dal hij met al wat regeeren of besturen of wetgeren heet, zich niet te bemoeien had het oude praatje van den schoenmaker, die bij zijn leest moet blijven, heeft voor de middenstanders al heel wat kwaad gesticht. In de laatste jaren is er echter verandering- in gunstigen zin gekomen. Van September 1900 hoe kort nog dagteekent de Middenstandsbeweging ook in Noord-Nederland, die de oogen heeft open gemaakt, de lauwen wakker geschud, door geheel het land een trilling van nieuw leven heeft doen gaan. Sinds 1900 weet ook de buitenstaander, de niet-middenstander, iets van die actie, begint men In oflicieele en niet-officieele kringen eindeljjk eenige aandacht te vestigen op de vele en aanhoudende klachten van het kiein-bedrgf en van de neringdoenden. Sinds 1900 wordt eindelijk eens aandacht gewijd aan oneerlijke concurrentie, aan het crediet-geven en de contante betaling, aan liet vraagsiuk van een behoorlijken arbeids tijd voor winkeliers en hun personeel; wordt er voor hgt^rst dooc deskundigen, zoowel theoretici als practici, over geschreven, worden zulke vraagstukken bestudeerd. Reeds vóór dien tijd bestonden er plaatse lijke winkeliers-of burger-vereenigingen, die zich plaatselijke vraagstukken, dikwijls vooral ten opzichte der consumptie-coöperatie, aan trokken, maar tot eigenlijke studie kwam het niet, en een beweging, een groote actie, een algemeene uiting van standsbewustzijn en van stands-klachten bleef nog uit. Tot in 1900 te Amsterdam de Algemeene winkeliersvereeDiging werd opgericht. Te dien tijde viel ook het »Wederlandsch Middenstandscongres" te Namen waarop prof. Noordtzij, uit Kampen, als afgevaardigde der I Nederlandsehe regeering optrad, waarheen uit Amsterdam eenige voor-mannen der pas geboren Middenstaudsbeweging opgingen. Sedert dagteekent de Nederlandsehe Mid denstandsactie. De heer J. S. Meuwsen, die den stoot gaf' tol de oprichting der Amsterdamsche win keliersvereniging, die de eerste was van de Nederlanders op het Namensche Congres, werd de ziel der beweging en bracht het door persoonlijk werk eindelijk er toe, dat het Derde Internationale Middenstands-Congres in 1902 te Amsterdam plaats kon hebben, waaruit weer de Middenstandsbond geboren is. Zóo is in die paar jaren de beweging er een geworden, welke heeft mede te spreken in den lande, die zelf volkomen en geheel buiten de politieke partijen staande door al die partijen met belangstelling en wel willendheid wordt bestudeerd en bejegend, erf die zich nog steeds uitbreidt in krachten omvang, in sterkte van medestrijders en toeneming van steun door woord, geschrift en persoon. Nog niet ten volle vier jaren is de Neder landsehe Middenstandsbeweging nu oud en immer is zij voortgegaan in de zelfde door haar stichters met scherpen blik haar gege ven baan. Niet om politiek bezit is het haar te doen, niet om zelf eens te zitten achter 't laadje. Eigen kracht door onderlinge samenwer king te verkrijgen, en door die eigen kracht komen tot verbetering, dat is en blijft num mer éen van haar programma. Als die samenwerking niet het beoogde doel kan bereiken, dan is een beroep op de overheid gewettigd, doch dit beroep mag niet zijn een klacht, een jammerkreet zonder meer; maar op gedocumenteerde wgze, met de ge gevens in de hand, moet de wetgever worden ingelicht. Van links en van rechts worden hem door officieele en niet-officieele lichamen zoo uitgebreid mogelijke inlichtingen gegeven, opdat de oplossing der quaestie zoo goed en j afdoend mogelijk zij. Dat heelt de Nederlandsehe Middenstands beweging, die zich nu door den federatieven «Middenstandsbond" naar buiten uit, immer aldus en niet anders ge-wild; zóo handelt ze ook nu nog en zóo zal ze blijven handelen. Vandaar, dat de Nederlandsehe Midden standsbeweging zich niet bemoeit met poli tieke verkiezingenmaar wal in de advisee- rende lichamen (Kamers van Koophandel) vertegenwoordigers van den Middenstand zoekt te brengen; maar wel in de Gemeente raden, waar dit nocdig is, een paar voor mannen ter toelichting van Middenstandsbe- langen wenscht; wel aandringt op een Staats enquête; wel, bijv. door het verleden jaar gehouden onderlinge onderzoek naar de wen- schelijkheid van wettelijke Zondagssluiting, de Regeering ook ongevraagd voorlichting verschaft. Men ziet het, de lijn loopt duidelijk en recht, en wordt steeds gevolgd. Doel en richting der Middenstandsbeweging staan velen slechts vaag voor oogen, ten ge volge waarvan allerlei wanbegrippen onver mijdelijk zijn. Vandaar bijvoorbeeld het wanbegrip, dat de plaatselijke vereeniging «Handel en Nijver heid" als 't ware Kamertje van Koophandel op eigen houtje wil spelen. En dit juist is aller minst waar. Zij wil naast en met de officieele Kamer, «bevorderen de handelsbelangen van hare leden in het bijzonder en medewerken tot bevordering van handel en nijverheid in 't algemeen" dus óok van klein-handel en klein-industrie en, zoo luidt het vervolg van het hier geciteerde artikel f van haar Huis houdelijk reglement, «onthoudt zich van elke bespreking van candidaturen voor politieke lichamen, met uitzondering van die voor de Kamer van Koophandel en Fabrieken". Vóór i Juli a.s. is het nog tijd, zich op te geven als kiezer voor de Kamer van Koop handel. Juist de Kamers van Koophandel, de adviseurs der regeering en der wetgevende lichamen over zaken van handel en industrie, hebben de belangen van het klein-bedrgf, den kleinhandel en de klein-industrie, van van den handeldrijvende!! Middenstand dus, voor een goed deel in handen. Dat de Middenstanders er dus groot belang bij hebben om hun belangen in die Kamers van Koophandel te zien voorstaan en bepleit om, bij desgevraagd advies, dat advies ook 24. Slitber wist niat, wat te antwoorden en waa maar blij, dat de overate dexe treurige herinnering ophaalde en niet meer over Hilda aprak; dat bjj, op dexe plaat* en ih dexe stemming bet gesprek op baar bad gebracht apeet hem en hjj haastte xich ean middel te vin den om niet op haar terug te komen. Opeena bedacht hij, dat do majoor, die reeda lang de lept verlaten had om hat bivak nog eens te gaan xien en zijn officieren goeden nacht te weuschtD, hem kon noodig hebben en bjj verontschuldigde xich dus bjj den overste. Maar deze liet hem niet gaan. .Neen, blijf nog even; nu moet je me alles zeggen. Heb je werkelijk sen goed oogje op Hilda Nu, laten ze dan alle ruiten in de stad maar ingooienik betaal ze tóch niet. En wat zegt Hilda er van? Weet zeheb je 't haar al gezegd? Allo, opgegebiecht. Jjj bent verliefd op baar en ik heb altijd gedacht, dat Hilda verliefd waa op iemand anders." Vruchteloo* had Stieberal een paar malen getracht, den overate, die niet goed meer scheen te weton wat hij ztide, in de rede te vallen, maar nu was hij toch blij, d*1 hij hem had laten uitspreken. Wal hü vroeger bad gehoord, had ham zeer geïnteresseerd an daarom vroeg hij, half mechanisch„Uw dochter verliefd Mag ik u dan wel geluk wenschen Ia 't indiaoreat te vragen wie?" De overste keak rond en fluisterde vervolgen*: „De huzaar". Sliabar viel van achrik bijna van zijn atoel. „Dat broekje? Weijer? Hoe ia 't mogelijk." De overste nam een geduchton slok en zeide philo- sophiach „Ja, ja. Dat ia een vraag waaroveral heel wat mentenen hun téte-hoofd hebben gebroken. Wanneer aohjjnt een man een vrouw begeerlijk en Deze courant is gedrukt met de courant-inkt van de firma vertegenwoordiger J. J. HAHUSEW, kanfoor en magazijn Cornelis Trompstraat 1 ti o tt Kit non. omgekeerd. Deze trouwt omdat hij zich verliefde op de oogen der vrouw; en een vrouw trouwt om dat de man zoo'n mooien knevel heeft. En dan verwonderen de menachen zich nog, dal het huwelijk later ongelukkig is. Ja, ja, 't huwelijk is een laar ding enfin, Hilda zal morgen óok groote oogen opzetten als ik haar zeg hoe je over haar denkt." Stieber sprong op en greep krampachtig de han den van den overste. „Ik bezweer u, overste, doe dat niet. U zoudt niet alleen mij maar ook uw dochter in verlegenheid brengen en bovendien, u zei immers zelf, dat ik elke acht dagen op een andere verliefd ben en bovendien als uw dochter tóch reeds vues heeft op een ander, dan zou 'l immers tóch heelemaal doelloos ziju, aan haar te denken. Ik bszweer u, overste, spreeit er met haar niet over. Ik laat u niet met vrede eer u mij uw eerewoord hebt gegeven, dat u niet kikt over hetgeen wij hiar bespraken". „Vooruit dan maar" bromde de overste „mijn hand er op, hoewel ik niet bagrijp wttrvoor al die plechtig heid dient. Hilda zou, dunkt me, alle reden tot tevredenheid hebben als ze wist, dat iemand als jij zich voor haar interesseert en aan dien ander riint zooveel denken. Maar wees nu maar gerust je hebt mijn woord, dat ik niets zeg." „Geloof me nu toch, majoor, kinderen ziju kinde ren" zeide juist op dit oogenblik de jonge Weijer zeer luid. Hij probeerde nog altijd den majoor te be wijzen, dat zijn theorieën de ware waren. Al een heele poo* bad hij met den majoor op de wjjn- kiat gezeten en daar «ijn bewijsgronden niet den minsten indruk op den majoor schenen te maken, probeerde hg nu met hard pralen een beetje klem te zetten aan zijn betoog. „Geloof me, majoor, kin deren zijn hinderen en breDgen het huwelijksgeluk in gevaar." „Wat bazel je nu stoof de overste op, terwijl bjj opstond en ietwat zeer erg slingerend op den jongen Weijer toetrad. „Wat verkoop je nu voor zotteklap? Wat weet jij, zuigeling, van kinderen af? Daar heb ik verstand van, ik die sedert honderduilen, wat zeg ik, sedert tientallen van jaren getrouwd ben en zoo gelukkig getrouwd ben als maar denkbaar is; vooral mijn dochterenfin, dat heb ik al meer gezegd. En nu kom jij, jougmensch, verkondigen, dat kinderen hinderen zjjn en het echtelijk geluk in gevaar brengen. Onzin. Neem me niet kwalijk, maar je hebt te veel of te weinig gedronken." j Weijer dacht eveu na en zeide „Te weinig, overate u hebt volkomen gelijk, te weinig." Met greep hij naar de fleach om zich nog een» in te schenken, doch 'twas een lijkje. „Nog een flesch", riep hij. I „Ik denk, dal 't voor heden wal kan", meende I Stieber „'t is al laat en morgen is er waer een dag." „Flauw", antwoordde Weijer, maar hij schikte er zich loch in, te meer daar majoor Von Gemaier- i stein juist terugkwam en voorstelde, zich te slapen J te leggen. Het stroo werd uitgespreid en de heeren begonnen toilet te maken. „Nu, Sperlich, geef me nu mijn mantel maar terug; ik meen zoo, datje hem nulanggeuoeg ge dragen hebt", zeide de overste. De majoor voldeed aan het verzoek maar riep opeens angstig „Waar is mijn rijbroek Ik kan toch I niet in mijn zijden panulou in de open lucht slapen j „Draag dan woldat is goedkooper, gezonder en i Maar eensklaps bedacht bij, dat hij nog altijd éen rijlaars en éen pantoffel droeg en deze laatste aan den adjudant moest teruggeven. „Waar is mijn laars?" brulde hij met Stentor stem. „Waar is mjjn rijbroek?" schreeuwde nu ook de majoor. „Allo dan, die oppassers!" meugde Von Stieber zich in 't koor. De oppassers kwamen toegeloopen, maar wisten van niets. Zo hadden Diets ontvangen, en zo hadden niets weggebracht, en se hadden geen opdracht ge kregen om iets terng te halen, en se hadden niet gehoord bij welke compagnie do reparatie was af gegeven en ze hadden, enaoovoort, enzoovoort. En Stieber wist óok niet wie de schoenmaker en wie de kleermaker washij had verzuimd dit te vragen. „Dan moet u. zich voor vannacht nog maar be helpen" meende de majoor te slotte „ik kan nu met den besten wil het bataljon niet meer laten wekken om uit te maken wie de laars en wie de pauUlon heeft. Die komen morgen vroeg wel weer voor den dag. En bevriezen zult u niet; er ziju dekens en stroo in overvloed. Laat ons maar gaan slapen." 't Duurde nog een heele poos eer de heeren zich behoorlijk in het atroo hadden gewikkeld, maar nog veel langer eer ze insliepeu. Alleen de jonge Weijer snurkte binnen de vijf minuten als een wilde en alle pogingen om hem te wekken, waren vruchteloo» hij bleef rustig liggen met den mond wijd open en zaagde de eene knoest Da de andere door. „Zal ik hem met een strootje aan zijn hals kitte len vroeg Stieber te langen leste. „Wees voorzichtig, bjj beeft nogal aterig gedrou- ken we moesten eens van kwaad tot erger verval len", meenden de andaren en zoo liet men bem maar dooranurken en overmande de alaap ten alotte ook de overigen. Heel in de vroegte werd hel weder levendig in het bivak de vijand had de voorposten bjj 't krie ken van den dag overvallen en waa op 't punt ben terug te werpen; 'twn9 dringend noodig dat de hoofdtroep te hulp anelde. Alarm I De trompetteu en boorna schetterdenalles vloog in de kleeren; de tenten werden afgebroken en in de mantels gerold en binnen het half uur snelde het bataljon te hulp. Toen de overste en de majoor tegen zeven uur ontwaakten, ontdekten zjj, dat ze onder den blootea hemel lagen van het bataljon w&sgeeD lovend wezen meer te ondekken; zelfs de bag«go-trein was reeda weg en ook de tem waaronder zij geslapen hadden, was spoorloos verdwenen. Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1904 | | pagina 1