Zaterdag 11 Juni 1904. No. 5512. 53e Jaargang. Eerste Blad. Feuilleton. Binnenland. FIRMA A- H VAN CLEEFF te AMERSFOORT. Verschijnt DinsdagDonderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden fi. franco per post f 1.15. Advertentiën 1—6 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Legale-, ofïicieële- en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent. Reclames 15 regels f 1.25; elke regel meer f 0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. BUREAU KORTEGRACHT 9 Telephoon 19. Dit nummer bestaat uit TWEE BLADEN. Staatscommissie voor den Haudeltlrljvenden Middenstand. De «Staats Ct." no. 135 bevat een Kon. besluit waarbg bepaald wordt: I. in te stellen een Staatscommissie, aan welke wordt opgedragen, de vraag te over wegen, of het op den weg ligt der Regeering, maatregelen te nemen in het belang van den handeldrijvenden en industrieelen mid delstand en, bij bevestigende beantwoording van deze vraag, voorstellen daartoe strekkeu- de te doen, of voor zoover een nader on derzoek daaraan zou beboeren vooraf te gaan, de Regeering te dienen van advies omtrent de wijze waarop zulk een onderzoek zou zgn in te stellen II. in deze Staatscommissie te benoemen tot lid en voorzitter, den heer R. P. J. Tutein Notlhenius, te Amsterdam; tot leden en ondervoorzitters, de heeren: M.Noordtzy, lid van den Gemeenteraad en van de Provin ciale StateD, te KampenJ. S. Meuwsen, voorzitter van den Neaerlandschen Bond van vereenigingen van den handeldrij venden middelstand en voorzitter der Algemeene winkeliersvereniging te Amsterdamtot leden, de heerenmr. D. Josephus Jitta, hoogleeraar aan de Gemeentelijke Universiteit te Amsterdam W. Hovy, fabrikant, lid van de Eerste kamer der Staten-Generaal, te Amsterdam M. H. G. T. Fiedeldij Dop, lid der Kamer van Koophandel en Fabrieken en lid van de Kamer van Arbeid voor den klein handel, te Amsterdam G. van der Most van Spijk, voorzitter der Haarlemsche Handels vereniging en lid der Kamer van Koophandel en Fabrieken te Haarlem mr. P. J. M. Aal- berse, lid van de Tweede Kamer der Staten- Generaal, te Leiden A. den Held Jr., lid van den Gemeenteraad en voorzitter-patroon van de Kamer van Arbeid voor metaal- en hout bewerking, te Rotterdam; A. Huson,secreta ris der Vereniging «Gemeenschappelijk Be lang", te Vlissingendr. J. Nouwens, adviseur der «Hanze" te HeeswijkC. L. Bressers, fabri- PENSIONOPOLIS. 26. .Hè?" vroeg de majoor, rich slaapdronken de oogen wrijvend .wat is bier gebeurd?1' De overste vloog overeind alsof alle tarantellen van de wereld heui te geljjk hadden geBtoken. .Dat heb je nu van dat vele drinkeu" bromde hy .nu hebben we ons verslapen en niets van het opbreken Ook de majoor was middelerwijl opgestaan en daarbjj .wa9 r'jn blik cp lijn beenen gevallen; de rood rijnen pantalon deed toch niets aardig in die vellaircen. .Ik hoop ten minste, dat die kerel mijn rijbroek heeft laten liggen," riep bij. .Als bij mijn laare beeft meegenomen dan maar op den akker wa* noch laars nooh rijbroek te bekennen; wel lagen hier en daar nog een eetlepel, een knoopensohaar, een vetdoos en dergelijke beer- lijkhedep, die in der haast vergeten waren. .Dat is wat moois" mopperde de majoor, „zóo kan ik toch niet bij den troep komen". .Neem myn mantel rnaur weer" meende overste. .Bü die hitte?" kreunde de majoor, .'lis nu al warmer dan gister. Ik bezwijk nu reeds bijna." .Kom, je bezwijkt maar zoo gauw niet" troostte de overste. „Jij hebt waarlijk geen reden tot klagen." .Ik niet? U nog veel minder" antwoordde de majoor boos. .Wat?" riep de overste. .Ik geen roden tot klagen? Hoe kan ik nu rijden met den laars en den anderen voet met een zijden kous er om in den stijgbeugel houden?" .Waarom draagt u dan ook zijde?" antwoordde de majoor met de zelfde woorden dio de overste hem den vorigen avond had toegevoegd. .Waarom draagt u geen wol Ten eerste is dat veel gezonder, ten tweede veel goedkooper, ten derde „Majoor, ik verzoek u beleefd aau mij over te kant, lid van Gedeputeerde Staten, te Dongen J. Schaapkens Jr., voorzitter van ae Roomsch- Katholieke rereeniging «Maastrichtsche Mid delstand", te Maastricht; J. Rutgers Jzn., graanhandelaar, voorzitter der Zutpenhsche Handelsvereeniging, vice-voorzitter van de Kamer van Koophandel en Fabrieken en lid van den Gemeenteraad teZutphen Th. Plet, drogist, lid van den Gemeenteraad en lid van de Kamer van Koophandel en Fabrieken, te Nijmegen A. H. Laseur, handelsagent, lid der Provinciale Staten en lid van den Gemeenteraad, te Utrechtprof. mr. D. P. D. Fabius, hoogleeraar aan de Vrye Universi teit te Amsterdamdr. D. Bos, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, te Win schoten C. Visser, voorzitter van den Alge- meenen Nederlandschen Bond van mineraal waterfabrikanten en bierhandelaren, teGronin gen; mr. J. A. Stoop, voorzitter der Vereeniging «Nijverheid", te Leeuwarden; S. Fennena Pzn., horlogemaker, te BolswardP. D. Stibbe, president van de Kamer van Koophandel en Fabrieken, te Meppellot lid en secretaris, den heer mr. Anne Anema, te 's-Gravenhage III. te bepalen, dat de leden de bevoegd- beid zullen hebben, huu van het advies der meerderheid afwijkende tneeningen in afzon derlijke nota's mede te deelen. In zijn «Wat voor de hand ligt" schrijft het «Ned. Exportblad". Dal de Voorzienigheid goed gedaan heeft met in 't algemeen iemand zyn eigen eeuw feest niet te laten beleven, bewijst alweer de verdeeldheid die thans in Engeland heerscht bij het herdenken van den geboorte dag van Richard Cobden. Voor precies honderd jaar, in zyn wieg, zal Cobden er natuurlijk niet aan gedacht hebben, te vrijhandelen; daarvoor was hij op dat moment trouwens te weinig zelfstandig, te afhankelijk, m. a. w. te zeer op-bescher ming-vertrouwend gezind. Eerst na 1830 zien wij Cobden (in den strijd vóór of tegen de graanrechten tot overtuigd voorstander van den vryhandel geworden) beslissende overwinningen behalen op het politiek terrein van actie, beslissend althans in zooverre, dat èn het medelevende èn het eerst-nakomend geslacht de onomstootelijke overtuiging met zich zoude mededragen, dat voor de alge meene welvaart, en dus het algemeen belang, geen andere regeerings-politiek dan die van den vrijhandel mocht zegevieren. Andere tijden, andere inzichten, Nog geen kwart eeuw na den dood van Cobden maakte het protectionisme onder Bismarck ht voortgaan in do lijn van de absolute vrij handelspolitiek onmogelyk. Wat Cobden in dertig jaren tot stand had gebracht, vernielde Bismarck met éen machtwoord, daardoor, dat hij niet de vrije oeconomische ontwik keling in den Staat, maar het agrarisch behoud op den voorgrond stelde. Van het oogenblik, dat aan de vrije mede dinging een groep kunstmatig werd onttrok ken, was de vrije mededinging als interna tionale politiek onhoudbaar. Boven bet al gemeen belang zoude voorshands, voor alles de partijgeest misschien uit de meest noodzakelijke behoudzucht, maar althans in strijd met het algemeen belang regeeren. Trouwens wij behoeven ook maar even buiten den dagelijkscben gezichtseinder, wat verder om ons heen, te zien om volkomen te begrijpen dal, bij de tegenwoordige poli tieke opvattingen, aan de toepassing vau de ruime begrippen van vrijhandel voor het oogenblik niet te denken valt. Waar officieel zulke roof begrippen heerscben als die, welke in onzen tijd de Vereenigile Staten tot den aanslag op Cuba, van Japan op Korea (in de eerste instantie tegen China), van Enge land op de Zuid-Afrikaansche Republieken en nu wederom van Japan tegen Rusland (op Korea en zoo mogelijk wat meer-) dre ven; terwijl daaromheen, volgens de diplo matieke verklaringen van alle beschaafde Staten, de verstandhouding met ieder der in bet gevecht gewikkelde partijen de aange naamste en de meest sympathieke is; waar zóo met het begrip van humaniteit, rechten fatsoen officieel wordt gezwendeld als in onzen tijd, daar kan het geen verbazing wek ken, dat het aandringen op vrijhandel slechts een medelijdenden glimlach afdwingt van hen, die voor bet oogenblik den partijinvloed, d.i. de macht, bezitten. Eerst als het geschokte vertrouwen in de theorie hersteld is, als de feitenkennis da gevolgen van misleiding uit partijgeest on- omstooielijk heeft vastgesteldeerst als een om een menschwaardig bestaan schreeuwend volk ook een zelfstandig denkend humaan volk is, als de grenzen der natiën zullen zijn laten wat ik wensch te dragen" zeide do overtie op hooien toon, die geen tegenspraak duldde. „Ik zal zijde of wol dragen naarmate ik dat verkies." .Volkomen juist" antwoordde de majoor, die er niet aan daoht, ongenaamheden te krijgen met zijn vriend .dat gaat me ook niemendal aauover hon derd jaar zyn we toch allebei dood en danromvind ik het ook volstrekt niet de moeite waard, hier te loopen ruziën en zou 't veel beter zijn, dat we eens kalmpjes overlegden wat ons nu te doen staat." Zoo hielden ze beiden krijgsraad en daar zo er niets anders op vonden, deden ze 't eeuige wat hun te doen mogelijk was: de een strompelde met zijn éene laars eu de andere in den geweldig dikken mantel naar het dorp, waar zij na laug zoeken hun paarden vonden, klommen in den zadel eD reden onmiddellijk daarop naar hun huiselijke penaten. „In 's hemelsnaam stappen" bad de majoor .want de rijbroek, die ik nu draag, geeft me heelemaal geen zit en bovendien smelt ik." De overste haalde met een gewichtig gelaat zijn stafkaart voor den dag en raat den afstand tot aan huis. ,Zoow*t vijftig Kilometer" oonoludeerde hij. .Als we den heelen weg stappen, komen we eerst na onzen dood weer thuis en dat iB toch wel wat laug. Af en toe moeten we een* een sukkeldrafje wagen, want dan zal 't toch al aardig avond tjju eer we in stad komen. Dan stijgen we bij 't eerste 't beste huis af, laten de paarden naar stal breugen en gaan per rijtuig naar huis." .Ik wou wel, dat we al ih 't rijtuig zaten", zuchtte de majoor „Ik ook" meende de overste „maar opdat dat nog eens gebourein draf, marrrsch I" Maar de majoor had geen zit en sliugerdo in den zadel, dat het een aard had. „Als dat nog vyf minuten zoo voortduurt, zit myu maag in myn voorhoofd of lig ik op 't maaiveld" jammerde hy. En de overste klaagde mee. Tel keus verloor hy zij u stijgbeugel en als hy die dan weer trachtte te grjjpeD, •loog het harde ijzer hem met alle macht tegen de teeuen, wat hem nu niet bepaald eeu aangenaam gevoel bezorgde. Daar vloog die beugol zoo waar tegen tyn linker enkel; hy kromp ineeu van pijn taalgrenzen en geen prikkeldraad, afgewis seld met in uniformen op invoerrechten ge dresseerde bullebakken eerst tegen dien tijd, als er kans is dat uit de Parlementen fat soenlijke lieden terugtreden, eer zij weigeren met onfatsoenlijke lieden samen te werken adres de Vredesconferentie eerst dan zal or werkelijk kans zijn voor algemeenen vrijhandel. Gij zult meenen lezer, dat dit nog wat zal durenwelnu, ik denk het met u. In de Memorie van antwoord op liet afdee- deelingsverslag betreffende bet wetsontwerp tot toekenning van de hoedanigheid van wettig betaalmiddel aan de biljetten der Ne lerland- sche Bank, deelt de Minister van Financiën mede, dat hij met insfemmiug den wensch heeft vernomen om den toestand der con signatiekas wettelijk toregelen. Hij stelt zich voor, dit onderwerp ter hand te nemen, zoodra de tijd, die thans geheel door anderen arbeid in beslag wordt gonoinen, dit zal toe laten. De woorden «zoolang de «Nederlandsche Bank gerechtigd is, als circulatiebank werk zaam te zijn" zijn geenszins op te vatten als een beperking der bevoegdheid des wetgevers om te allen tijde op den thans voorgestelden maatregel terug te komen. Al zouden de bankbiljetten de hoedanigheid van wettig betaalmiddel verlifezen, de op de Nederlandsche Bank rustende verplichting van wisseling dier biljetten bly ft ongewijzigd bestaan. Als datum van het in werking treden van het wetsontwerp is voorgesteld 1 October 1904, daar de regeliDg een uitvloeisel is van de intrekking der muotbiljetten, waarmee op dat tijdstip een aanvang zal worden gemaakt. Door landbouwers in Friesland is aan den Minister van Oorlog een adres ingediend, inhoudende het verzoek om voortaan de jaar- lijksche inspectie van de milicien-verlofgangers op een ander tydslip te doen houden dan in den hooitijd, omdat juist dan op het land geeu arbeidskrachten kunnen worden gemist. eu trok ziju linkerbeen zóo hoog op, dat zijn knie zoo wat onder zijn neus kwam. „Stappen" schreeuwde hij ,'t gaat niet anders, ma joor; we moeteu in hemels naam het heele eind maar spappen en 't wordt dan nacht eer we thuis zyn, maar tóch ben ik bly, dat ik gister de manoeuvre heb meegemaakt eu als wo 'l den anderen heeren vertellen, dan zullen ze ons benyden ondanks de pach, die wy vandaag hebben gehad." „Meent u werke begon de majoor, maar zyn paard sloeg op dit moment met de beide achterbeenen naar een bremstruik eu de majoor vloog over hot hoofd van het paard in een drooge sloot. „Dat moet er nu nog maar bijkomen" mopperde hij, toen hy bemerkte dat hij uiet meer op zijn paard zat; maar in een oogenblik was hy weer rechtover eind, had hy den mantel uitgegooid en ging hy zijn paard achterna 'twas eeu koddig gezicht die roode pantalon in die vetlaarzen kreeg bet te pakken en sprong weer in den zadel. De overste had gelijk gehad; 'twas byua midder nacht toen zo Boberswalde binnenreden. Drie dagou later zat overste Vnu Kettler een kopje kolfie te drinken eu de „Beberswalder Courant" te lezen. Veel stoud er natuurlijk uiet in, maar als je hel blaadje zorgvuldig uitspelde van den eersten tol den lnatsten regel en ook de advertenties alle las, dan bracht je dAarmce toch nog een halfuurtje zoek. Vandaag wierp do overste de ciurant veel sueller neerby las noch het hoofd-artikel, noch het Raads- veralag, noch he'. buitenlandsch nieuws dat overigens verre van nieuw was eu interesseerde zich niet over bet geval dat mevrouw Bodeustock die erg sleets was alweer een nieuwe keuken meid vroeg hy had vandaag alleen maar het Plaatse lijk nieuws gelezen. En daarvoor was redener stond „Naar wy tot ons genoegen vernemen, is overste Von Ketller gekozen tot President van de Vereeniging tot verfraaiing van onze goede stad en tot Vice-president van de Vereeniging tot Bevorde ring van het Vreemdelingenverkeer. Naar onze meeuing had de keuze geen betere kuunen zyn, want do overste die, naar inen weet, ook Voorzitter is van de Wandel-club, heeft, ofschoon by hier eerst sedert kort woont, onze stad reeds zóo lief gekregen en iB een zóo groot bewonderaar van de schoone omstreken der stad, dat hij zeser alles zal doen wat in zyn vermogen is om de hem aangeboden eereposten zoo getrouw mogelijk te vervullen,in het welbegrepen belang van onze stad". Had "hij gelezen, dat hij in do plaats van Waldersee tot opperbevelhebber van de verbonden, maar nog altyd oneeuigo troepen in China was benoemd, dan bad hij zich daarover niet meer verheugd dan over dit bericht, dat wel niet nieuw voor hem was, maar hem toch weder hoogst aangenaam aandeed door de vermelding zwurt op wit van de nieuwe ouder scheidingen, welke hem ten deel waren gevallen. Vroeger dau gewoonlijk ging hij van huis om zyn avondbiertjo in te nemen hij wilde nog een paar straten omloopen en zich laten bewonderenieder zou 't nieuws al wel gelezen hebben en dus was er kans op, dat meu hem zou gelukwenscben óok zou deze en geue hem wel benijden. De eerste kennis dien hij tegenkwam, was de oude heer Weijer, die hem zeer beleefd groetend voorbij wilde loopen; maar dat giug niet; de overste was niet zoo vroeg vau huis gegaan om zijn hoed af te nembn, maar om hier en daar een praatje te maken. Hy hield düs den heer Weijer staande. „Waarom zoo'u haast? Gaat u nog wandelen eer u naar de Stamuitisch gaat?" „Neen, ik kom vauavoud niet. Ik heb juist een een telegram van myu jongen gekregen, die met sjjn paard gevallen is en sjjn rechtervoet heeft verstuikt. Over een half uur komt hij met verlof hier; mijn vrouw wil hem zelf verplegeu eu ik moet nu eveu naar den dokter, die hem vanavond nog kan onder zoekeu". „Wol, dat spijt me" antwoordde de overste. „Van gansoher haite beterschap." De heereu scheidden, de overste zyn triomftocht voort en was natuurlijk precies op tyd san de Slamm- tisch. Tot sjjn verbazing ontbrak er behalve de heer Weijer geen enkele en aaostoDds concludeerde hy, dat er een bijzondere reden was, dat alle heeren present en er zóo vroeg waren. „Zij willen mjj zeker gclukwenichen, een kleine ovatie brengen", daoht de overste „ik zie 't aan hen nu ze me alle zoo ouderzoekend aankijken; ik moet me maar van den domme houden." (Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1904 | | pagina 1