Donderdag 21 1904. No. 5529. 53e Jaargang. Reis-exemplaren. Feuilleton. SLATÈK PALMEIV te Lokden, FIRMA A- H VAN CLEEFF te AMERSFOORT. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden 1. franco per post 1.15. Advertentiën 16 regels 60 centelke regel meer 10 cent. Legale-, oflicieële- en onteigeningsadvortentiën qer regel 15 cent. Reclames 15 regels f 1.25elke regel meer 0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. KORTEGRACHT9 Telephoon 19. Aan onze abonne's, die tijdelijk elders, hetzij binnen- of buitenlands vertoeven, wordt op aanvrage en met duidelijke opgave van adres, de Courant eiken verschijndag tegen vergoeding van het porto toegezonden. Ook niet-geabonneerden kunnen op de zelfde wijze de geregelde toezending van de »Amersfoortsche Courant" tijdens hun uitste- digheid zich verzekeren. Aan het Nederlandsche rottl Na de warme huldebetuigingen, welke onzen grooten generaal Van Heutsz in ver schillende deelen der Rijks reeds zijn ge bracht, wenscheu wij er uwe aandacht op te vestigen, dat U de gelegenheid wordt aangeboden om aan uwe vereering voor den pacificator van Atjeh en zijn dappere troepen een tastbaren en blij venden vorm te geven. Reeds uit de nieuwsbladen, die ons wel willend hun medewerking hebben toegezegd, zal het u bekend zijn, dat onze comité's zich zich gevormd hebben met het doel lo. een schilderij van Baté-Iiië (Samalanga) aan te bieden aan het Instructie-bataljon te Kampen, de instelling alwaar generaal Van Heutsz als 16-jarig jongeling in militairen dienst trad, en waar hij dus zijn eerste schrede zette op zijn schitterende en voor Nederland en zyn koloniën zoo zegenrijke militaire loopbaan 2o. een »Generaal Van Heutsz-Fonds" op te richten voor opvoeding en onderwijs van kinderen van militairen benedeu den rang van officier, die in Ned. Indië gesneuveld of aan voor den vijand bekomen verwondingen overleden zijn. By monde nu vau onzen Eere-voorzitter, generaal Snijders, is aan generaal Van Heutsz dit tweeledig huldeblijk aangeboden, en Z. E. heeft verklaard dit gaarne te willen aan vaarden, zoowel uit belangstelling voor het Instructie-bataljon, als met het oog op de schoone bestemming van het fonds, 't welk ten goede zal komen aan de nagelaten kinde ren van onder-officieren en manschappen, die hun leven lieten op het veld van eer in den dienst van Koningin en Vadeiland. Generaal Van Heutsz heeft voorts de toe zegging gedaan om op een nader te bepalen dag in Augustus a.s. te Kampeo het hulde blijk in ontvangst te zullen nemen voor zooveel betreft van een fotographie, welke, in afwachting dat de schilderij gereed komt, deze zal vervangen en aan het Instructie bataljon als aandenken te zullen schenken. Het uitvoerend- en het eere-comité houden zich overtuigd, dat de geheele natie met geestdrift door geldelijke bijdragen de ver wezenlijking van hun plannen zal steunen, dat er alzoo in waarheid een Nationaal hulde blijk, den generaal Van Heutsz en het dap pere Indische leger waardig, zal tot stand komen, een huldeblijk waarin Nederland toont dat het zijn groote mannen weet te eeren, tevens dat het den plicht, de eere schuld der dankbaarheid, erkent jegens de onschuldige kinderen van hen wier levens draad door 's vijands lood of staal in Indië ontydig werd afgesneden. Welnu dan! Waar het Nederlandsche volk, waar het daartoe in de gelegenheid was, ge toond heeft bezield te zijn met de meest edele gevoelens van waardeering voor den held van Atjeh en zijn troepen, daar meenen wij een beroep te mogen doen op die gevoelens om thans ook metterdaad te bewijzen, dat het U ernst is met uw huldebetoogingen en dat een ieder, die met dit denkbeeld sympathi seert, zal willen bijdragen aan het Nationaal huldeblijk, waarvau het tot stand komen in de eerste plaats van uwe mildheid zal af hangen. Daar waar Zijne Koninklijke Hoog heid Prins Hendrik der Nederlanden door zijn werkelijk Vorstelijke gift zoo'n schoon voorbeeld gaf, bij het vernemen van de be stemming van het Fonds, twijfelen wij er niet aan dat een ieder near zijn krachten dit voorbeeld zal volgen. Wij verzoeken U uwe bijdragen te willen doen toekomen aan de directiën der dagbladen, die zich tot het in ontvangst nemen en ver antwoorden der gelden bereid hebben ver klaard, of aan de heeren E. Heldring, Directeur der Koo. Ned. Stoombootmij, en J. M. van PENSIONOPOLIS. 42. Ten vijfde ergerde hjj rich over zyn vrouw, die nu éen en ui vereenigiug was. De goede vrouw had zoetjesaan het idéé fixe gekregen, dat de Beberswalders haar nu al doorzien hadden of haar althans spoedig zouden doorzien en daarom draafde ze van den vroegen ochtend lot den laten avond door het stadje om «ruien te bezoeken of leden (e werven, met bet vry Datuur- lijk gevolg, dat de Armen haar een pottekykster noemden en dat xjj met de dames menige onaan genaamheid bad, die zy weer op baar man verhaalde, gelijk te doen gebruikelijk is. Met zyn vrouw was niets te beginnen en met Hilda heelemaal niets. Die bleaf maar te Berlijn hangen en scheen volstrekt geen plan te hebbeD om in de eerste dertig jaar naar buis te komenze amuseerde zich kostelyk en had op een der eerste dagen eeu neef Ernst leeren kennen, die op de Hoogere Krijgsschool was en haar buitengewoon goed scheen te bevallen. Elke brief begon mat „Neef Ernst was gisteravond hier" of .Neef Ernst komt vanavond" en dat er iets in le maak was, had zelfs een blinde uit Hilda's brieven kunnen zien. Ten zesde en ten zevende ergerde de overste zich mateloos aan de Bodenstocks. Mevrouw negeerde hem totaal, alsof hy er de schuld van was, dat Dorn- bach te Wiesbaden een buis bad gekocht, en als do .dievenleider" hem tegenkwam, dan vroeg by altijd met zijn infaam lacbje: .Nu overste, u is zeker blij, dat Dorubach niet komt, bè?" Je zoudt bem den hals hebben omgedraaid. Ook over de Slammtisch ergerde hij zich. Hy bad te veel „carte noir" gedronken hel bocht bekwam bem mat den dag slechter, maar by durfde niets anders drinken omdat by vreesde dat een dar heeren zou zeggen: .'t8cbynt wel of u solied wordt sedert u weet, dat de Dornbachs niet komen. Vroeger, toen u ons trachtte op te zetten tegen hem, kondtu nooit genoeg drinkennu kjjkt u er niat meer naar om." Dugieren, Commelin3traat 32 ie Amsterdam, dan wel op door ons comilé rond te sturen lijsten liet bedrag uwer gave te willen tee kenen, zullende alsdan later op de door den Secretaris van liet Eere-coinite en den Voor zitter van het Uitvoerend-comité af te geven postquitantie over dat bedrag gedisponeerd worden. W. G. F. Snijders, luitenant-generaal, inspecteur der infanterie, Voorzitter Eere- Comilé. J. H. Solkesz, te Amsterdam, Voorzitter Uit- voerend-Comilé, Ontbinding der Eerste Kamer. De «Staatscourant" No. 169 oevat het Kon. besluit van 19 Juli 190i betreffende de ont binding van de Eerste Kamer der Suten- Generaal. Voormeld besluit bevat de volgende arti kelen Art. 1. De Eerste Kamer der Staten-Ge neraal wordt ontbonden met den 23sten Juli 1904, gelijktijdig met de sluiting der tegen woordige zitting. Art. 2. De verkiezingen der leden van eene nieuwe Eerste Kamer zullen plaats hebben op Woensdag 3 Augustus 1904. Onze Commissarissen in de verschillende provinciën worden gemachtigd, de Staten hunner provincie te dien einde in buiten gewone vergadering bijeen te roepen. Art. 3. De eerste samenkomst der nieuwe Kamer zal plaa(3 hebben op Dinsdag 20 Sep tember 1904. Sluiting der Statea-Generaal. De «Staatscourant" No. 169 bevat een Kon. besluit, bepalende dat Art. 1. De tegenwoordige zitting van de Staten-Generaal zal worden gesloten op Za terdag 23 Juli 1904, des namiddags te drie uur. Art. 2. De Minister van Binnenlandsche Zaken wordt gemachtigd, zich op het in artikel 1 vermelde tijdstip te begeven naar de vergadering der Staten-Generaal ten einde in eene vereenigde vergadering der beide Kamers de zitting in naam van H. M. tJe Koningin te sluiten. Naar wij uit goede bron vernemen, zal de benoeming van luitenant-generaal J. B. van Heutsz tot Gouverneur-Generaal van Ned.-Indië hedenavond in de «Staatscourant" verschijnen. De nieuwe landvoi gd zal met de »Oranje" naar Indië vertrekken, vergezeld van kapitein H. Colijn, thans zijn adjudant, die te babang aan wal gaat. De bedoeling is, generaal Van dér W'ijck voorloopig voor éen jaar te benoemen tot Gouverneur van Atjeh en hem overste Van I Daalen ter zijde te steller. Kapitein Colijn zou dan in de plaats van overste Van Daalen belast worden met het bevel der expedities in de Gajoe- en Alaslanden. Onder het opschrift: »Zullen de pryzen der goederen stijgen als de inkomende rech ten verhoogd worden V' beeft de vereeni- ging «Het Vrye Ruilverkeer" baar 32e Vlie gend blaadje verspreid, waaraan het volgende is ontleend. Tot dusver werd algemeen aangenomen, dat verhooging van het inkomend roebt op buitenlandsche goederen den prijs van deze doet stijgen. Ook door de protectionisten wordt dit toegegeven bij artikelen die, gelijk petroleum, krenten, enz. niet in Nederland worden voortgebracht. Wat echter zal het geval zijn bij artikelen, welke ook binnens lands kunnen worden vervaardigd We meenen, dat ook hiervan de prijs in den regel stijgen zal, en dat, indien de prijs niet klimt, zulks ie danken zal zijn aan een bijzondere omstandigheid, welke in een klein land gelijk Nederland menigmaal kan uit- Deze courant is gedrukt met de courant^inkt van de firma vertegenwoordiger HOTT Ittntu J. J. HA HU SEIS1, kantoor en magazijn Cornelis Trompstraat 1 Ook over de wandelclub ergerde hy zich. Om den dank en de sympathie der heeren te winneD, bad hij in den laatsten tijd alles gedaan wat zy wilden, op alles ja en amen gezegd en was overal heenge- draafd waar zij heen wilden, al was bem dat dikwijls veel te ver. Hy zou hun nu toch eens bewijzen, dat bij de president was en de lakens had uit te geven, maar (och miste hy daartoe den moed, want ook hier vreesde hy dat iemand zeggen zou„Sedert u weet, dat Dornbach niet komt, blaast u zich gansch geweldig op en voelt u u veel te veel." De eenige waarover hy zich niet ergerde, was majoor Sperrlich by wien hij zich hoe langer zoo meer aansloot en tegen wien hij zijn hart vooral op hun wandelingen uitstortte. Ook vandaag gingen zy, als naar gewoonte, twos uur wandelen om tegen den avond behoorlijk dorst te kunnen hebben. De overste was voor de verandering weer eens buitengemeen zeer slecht gemutst, ditmaal door den zooveelsten brandbrief van zyn zood, die maar niet scheen te willen ophouden met den vader lijken zegen te vragen en óok niet wilde nalaten de de boosheid tegenover zijn aanstaanden schoouvader wat te doen luwen. „Ja zóo geheel en al ongelijk heeft de jongen niet" meende de majoor „waot de ander heeft je toch eingenlyk niets gedaan". Da overste bleef staan alsof de bliksem vlak voor zijn voeten in den grond was geslagen. „Wat?" kwam by los „heeft hy my niets gedaan? En dat zegt u, inijn beste vriend, mjjn eenige vriend, van wien ik toch werkelijk wel mocht verwachten dat hij mij volkomen begreep?Heeft Dornbach me niets gedaan? Nu wordt het hoe langer zoo mooier. Je kent wel dio passage uit Teil: „ich lebte etill und harmlos", nu, zoo is 'tme óok gegaan. Ik was hier zoo gelukkig en tevreden als een menich maar wezen kanik verheugde my iederen dag over het oogenblik waarop ik besloot, hierheeD te komen en als ik ergens spijt van had, was 't dat ik niet veel eerder ontslag vroeg en niet veel eerder bier kwam. Ik was de gelukkigste mensch onder de zon tot die smerige krant met bet bericht kwam, dat Dornbach zich hier óok zou vestigen. „Weh, nun iat all mein Qlück dabin" zong Lohengrin reeds, en ik zing 'them na, By mün vrouw loopt er een streep door; met mijn zoon heb ik mot; myn dochter ia 't hnis uitgeloopen ik heb me een bouwvallige villa laten en daD durft u nog zeggen„die man heeft je toch eigenlijk niets gedaan". Ja, dat is zoo, direct niet, maar indirect des te meer - ik geloof toch, dat het resultaat precies het xeltde is en denk zoo, dat dat resultaat laug niet voor de poes is". j „Maar overste" trachtte de majoor te troosten „hoe kunt u zich toch zóo ergerenover honderd jaar zijn we tóch allemaal dood". „Praat nu geen onzin" viel de overste weer uit „dat ik sterven moet, weet ik ook wel zonder dat jy 't me zegt, maar eerst hoop ik toch nog een jaar of wat te levtn en vóór 3ieu tijd weer de oude vroolijke Frans te worden en daarom moet het status quo ante hersteld worden; mijn vrouw moet uit de ver- eeuiging; mijn zoon moet die dochter van myn plaag geest de bons geven en mijn dochter moet met de looppas weer naar huis komen." „Alles mooi en wel" trachtte de raiyoor te troosten „maar op gevaar af, voor de tweede maal onzin te pralen, moet ik u toch even zeggen, dat wy ous leven nu eenmaal niet zóo kunnen inrichten zooals we wel zouden willen, maar het moeten namen zooals het is. Naar het bekende woord van den niet minder bekenden Socrates is slechts by gelukkig, die lauk- ruoedig alles draagt wal het leven hem brengt." „Wat gaat my die oude Griek aan met zyn dolle kervel-beker" stoof de overste op „je ziet nu zelfs eens hoever die man het met zijn mooie praatjes heeft gebracht; op eeu goeden dag kreeg hy order cm zichzelven te vergiftigen. Ik dauk je zeer voor zoo'n voorbeeld," Een tijd lang stapto de overste zwygend voort naast zyn vriend. Plotseling begon bij„T Allermeest verontrust ik me over Hilda. Ik weet niet of alle vaders hun kinderen zóo liefhebbeu alsik, maar't denkbeeld, dat zy te Berlijn verliefd raakt en «ich verlooft en gaat .trouwen, laat me maar niet met rust. Dat zij het zaakje met den huzaar niet ernstig opnam, heb ik altyd wel gedacht, maar in stilte beb ik toch altyd gehoopt, dat sij Stieber zou nemen, dan was ze zeker gelukkig gewordon en ik had haar nog een heelen tijd bij me gehouden, maar daar heb ik óok Diet veel vertrouwen meer op; ik zou haast zoggen, dat er niets van komt." „Ik ook niet" meende de majoor. De overste keek hem verbaasd aan. „Wat weet je er dan van Hoe zeg je dat zoo?" De majoor werd een beetje verlegen en zeide eindelijk; „Ja, eigenlijk had ik er niet over willen spreken maar ik kan het toch óok wel zeggen; ik geloof, dat Lilli zich een dezer dagen zal verloven met Stieberzij is ten minste tot over de ooren op hem verliefd en ik geloof hy vice \%rsa. Ik heb ze onlangs op het tennisveld eens gadegeslagen en toen zyn me de oogen zoowat opengegaan." De overste wist waarlyk niet wat bjj zeggen zou. Hoe kwam 8tieber er toe, zich nu plotseliDg te ver lieven op Lilli, nadat bij uren achtereen had door gaslagen over Hilda? Maar düt kon hij toch niet aan den majoor zeggen, óok Diet om Hilda, voor wie de aanstaande verloving reeds een streep door de rekening zou zijn «d ook niet om zichzelven, want dat de adjudant een ander voortrok hoven zyu dochter vond bjj maar half goed. Maar toch moest hij iets zeggen, want zyn hart was te vol, en daarom viel hij uit: „Maar wat hadt u dan toch te maken op het tennisveld?" „Hè?" vroeg de majoor, werkelijk verschrikt door dien onverwachten uitval, maar hij vervolgde half vroolyk, half verontschuldigend „neem 'tme niet kwalijk, overste; ik heb er niets kwaads mee bedoeld ik wilde maar eens zien hoe Lilli zich weerde bij 'l spel. Dat zal toch wel mogen?" De overste bromde iels wat even goed «en toe stemming als het tegendeel kon beteekenen en ging toen weer zwygend verder, in zyn diepste binnenste een nieuwe verwachting begravend, welke soort be grafenis weinig opbeurends heeft. Vroeger dan gewoonlijk keerden de heeren naar huD penaten. Den overste was de historie van Lilli en Stieber ietwat iu de beenen geslagenhy was zóo landerig, dat hy groote behoefte had aan een hartversterking en daarom bepraatte hy den majoor, nog even in het „Deutsche Haus" aan te loopen. Als gewoonlijk was de zaal nog bijna volkomen ledigaan éen tafeltje zat iemand te eten. Dat iemand te Beberswalde op dit uur van den dag warm at, was zedert de schepping der wereld daar nog niet voorgekomen en ook den restaurateur scheen dit ongewone geval ten zeerste te imponeeren, want hjj bediende persoonlijk den gast. Wordt vtrvolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1904 | | pagina 1