Dinsdag 16
Augustus
1904.
No 5540.
53e Jaargang.
Reis-exemplaren.
MUZIKALE liLlimi.
Feuilleton.
Het Medaillon.
UITGAVE
FIRMA A- H- VAN CLEEFF
te AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden f\.
tranco per post 1.15. Advertentiên 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Legale-,
officieële- en onteigeningsadvcrtentiën per regel 15 cent. Reclames 1—5 regels/1.25; elke regel
meer 0.25. Groote letters naai- plaatsruimte. Bewijsnummers naai' buiten worden in rekening
gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiên van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
KORTEGRACHT 9
Telephoon 19.
Aan onze abonne's, die tijdelijk elders,
hetzij binnen- ol buitenlands vertoeven, wordt
op aanvrage en met duidelijke opgave
van adres, de Courant eiken verschijndag tegen
vergoeding van het porto toegezonden.
Ook niet-geabonneerden kunnen op de
zeilde wijze de geregelde toezending van de
»Amersloortsche Courant" tijdens hun uitste-
digheid zich verzekeren.
lieden verzenden wij aan de daarop ge-
abonneerden aflevering 21 van den Tweeden
jaargang van onze premie «De Muzikale
B1 o e m I e z i n g".
Deze aflevering bevat, behalve de gewone
«Wenken van een ouden muziekmeester",
kunstenaars-biographieën en berichten, bene
vens zeers lezenswaardige mededeelingen op
muzikaal gebied, de volgende muziekstukken
1. Souvenir de Schönbrunn, wals voor piano
door J. Lanner; 2. Frlihlingskinder, voor
piano door O. Fröhlich; 3. Liebchens Ver-
ti'auen, voor piano en zang door A. Lesca;
4. Vei'irrtes Kind en Kindes E'staunen, voor
piano door O. Bolck.
De «Muzikale Bloemlezing" kost voor de
abonné's op ons blad slechts 00 cent per
kwartaal, voor welk luttel bedrag men in de
drie maanden 0 afleveringen met 30 a 35
muziekstukken ontvangt.
„Handel en Nijverheid".
Ter gisteravond gehouden, druk bezochte
maandvergadering van «Handel en Nijver
heid" werden de notulen der vergadering
van 12 Juli ongewijzigd vastgesteld.
De Voorzitter, de heer S. J. van
Duinen, deelde vervolgens mede, dat exem
plaren van hetstenographisch verslag der Alge-
rneene vergadering van den «Ned. Bond van
vereenigingen van den handeldrij venden
middenstand" alsnog voor 50 cent zij te ont
bieden bij den uitgever den heer Geo Ëshuis,
te Dalfsen.
Aan de orde kwam hierna het uit de vorige
vergadering aangehouden vcorstel-Berns: Het
besluit der vergadering van 5 Juli 1901 betref
fende het bespreken van cindidaten voorde
Kamer van Koophandel en Fabrieken weder
voor drie jaren te continueeren. Genoemd be
sluit is feitelijk 5 Juli 1904 buiten werking ge
steld en de vergadering had dus te beslissen
of het zal worden gecontinueerd dan wel of
de vereeniging de caudidaten kan en mag
bespreken.
De Voorzitter herinnerde, dat in de
vorige vergadering, welke te weinig talrijk
was om deze Reglementsherziening tot stand
te brengen, de zaak in den breede werd be
sproken en hoopte, dat de discussiën niet
zouden worden uitgemeten omdat punt 2
wel zeer veel tijd zou eischeu.
De heer G. v a n E d e steunde het voorstel
omdat ook hij vreesde, dat in deze vereeni
ging in welke de leden zóo eensgezind zijn,
deze kwestie allicht het Trojaansehe paard
zal blijken en tweespalt kan brengen.
De Voorzitter merkte op, dat dit een
der argumenten is, welke ook werden te berde
gebracht in de vorige vergadering. Spr. moest
nog wijzen op de onjuistheid in een der
couranten-verslagen. Het voordstel totwedor-
uitstellen is namelijk in de Bestuursvergade
ring niet aangenomen met algemeene stem
men, doch met éen onthouding.
De Secretaris, de heer Van der M eijde n,
herinnerde dat de vereeniging zich kan en
mag uitspreken over eventueele cand'daturen
en dus niet moet. Waarom zouden we ons
dan aan banden leggen door het voorstel
aan te nemen? We zijn toch niet verplicht,
eventueele caudidaten te bespreken.
De Penningmeester, de heer B e r n s, moest
thans wel iets in 't midden brengen en her
innerde aan Nijmegen waar scheuringont
stond óok door de quaestie der Kamer van
Koophandel. Als éen lid de candidaten wenschl
te bespreken, dan moet de vergadering daarop
wel ingaan.
De Voorzitter achtte thans de ver
eeniging stabiel genoeg om kalm en be
daard candidaten te bespreken in 1901, kort
na haar oprichting was zij dit wellicht niet
thans is ze het wel. Kan zij zich niet begeven
op dit terrein dan vreest spr. dat zij ook
voor andere zaken onbevoegd is.
Er is nbg iets. De vereeniging is inmiddels
toegetreden tot den Middelstandsbond, welke
wel geen programma heeft, maar toch op
vele vergaderingen zeer duidelijk heeft uit-
8 (Slot).
Toen steeg het bloed mij naar bet hoofduit dat
landje riep de stem, die smeekende aiem mij toe:
„Red mij Bescherm mij voor hem 1"
Hallero vroeg: „Heb je daar het boekje?"
„Hier is het", en ik gaf het hem. Op dit oogenblik
zagen de groene oogappels mij aan. Ik sidderde.
Waren dat niet de oogen van den vijand, de oogen
van den gehaten mededinger, die groe.ie appels, die
mij uauzageu
„Ited mij, bescherm mij, voor hem!" herhaalde
de stem, zonder ophouden.
Eonsklaps flikkerde bet lemmet van den dolk en
terwijl Hallero zich over het boekje heenboog
om niet een kennersoog de gothische letters te be-
studeeren, deed ik een stap naar den lessenaar, strekte
de hand uit, lichtte haar op. Een sloot. De dolk
was tot aan het gevest tusschen de schouders van
den grijsaard gedrongeu cu bleef daar zitten. Hij
slaakte geen kreet. H(j gleed stil op den grond met
do handen geklemd oin den rand van den lessenaar.
Zonder mij te bedenken, ging ik kalm naar het
laadje, opende het en stak er de hand in: het me
daillon was er. Met welk een wellust drukte ik het
aan mijn hart
Daarop keerde ik mij om. Den ouden man sag
ik uiet. Hjj was achter de lafol gegleden en zijn
rug leunde waarschijnlijk tegen den stoel. Maar om
den rand vau de tafel aag ik een magere spookach
tige hand geklemd, mei knokkelige, verwrongen
vingers. Ik wist niet wat ik moest doen orn die
hand te doen verdwijnen. Het was alsof zij van
dien doode het eenige wbs dat nog leefde eu daar
voor altijd om dien rand van de tafel geklemd zou
blijven.
Ik aocht met de oogen naar iota, een stok, dio my
zon helpen haar te verwijdereu, zonder haar aan te
rakeu, eu legde het medaillon zoolang op den lesae-
gesproken dut de, aangesloten Hnndelsvereeni-
gingen stein moeten hebben in de Kamer van
Koophandel, welke, evenals een Handelsver-
eeniging, een totaal onzijdig lichaam is en
absoluut geen politieke corporatie. Spr. voor
zich ziet niet het minste bezwaar er in dat de
vereenigitig eventueel candidaten bespreekt.
Als men steeds bang is, zich te branden,
durft men op den duur de handen in 't geheel
niet meer uit te steken.
De heer Van der M eij den acht inmen
ging wel degelijk op den weg van deze
handelaren en nij veren.
De heer L. Houbaer kan niet begrijpen
hoe men in een Kamer van Koophandel een
politiek lichaam kan zien en scheuring in deze
vereenig'ng kan vreezen. Het is voor hande
laren en nij veren toch van het grootste belang,
dat zij hun vertegenwoordigers in dit advi-
seerend lichaam wikken en wegen. Spr. wil
dan ook voorstellen, deze onthouding te laten
varen wel «Iegelijk de vereeniging te laten
raeesp. ken bij een eventueele verkiezing.
De heer Smits vraagt of 'tgeen uitweg
is om bij iedere verkiezing door stemming
te doen uitmaken of men zich al of niet zal
mengen in die verkiezing.
De Voorzitter acht dit een zeer juiste
uitweg.
De heer Van Ede moet persisteeren bij
hetgeen bij zooeven zeide; als men candidaten
gaat bespreken, dan komt men er óok toe,
ze te stellen. Er zijn hier meer dan genoeg
standsbelangen te bespreken laat ons deze
eandidatureri laten rusten.
De heer Van der M e ij d e n, die het
Huishoudelijk reglement hielp samenstellen,
merkt op dat wel zeer degelijk bedoeld is het
stellen van candidaten. Spr. moet erkennen,
dat de redactie zeer onduidelijk is.
De Voorzitter sluit nu de discussiën
en brengt het voorstel in stemming, dat ver
worpen wordt met 16 tegen 8 stemmen (vóór
de heerenG. van Ede, Jaeger, J. VV. van
Achterbergh, J. Lohmann, Oosterveen, Frede-
riks en Berns.)
De Voorzitter brengt aan de orde
punt 2: Bespreking van maatregelen, te nemen
tegen de Hollandsche IJzeren Spoorweg
I Maatschappij naar aanleiding vau het besluit
j ter Almelosche Handelsvereeuiging.
Spr. zegt, dat hel Bestuur deze materie
van verschillende kanten heeft bekeken, leest
het bekende artikel over de «Coöperatie der
Eensklaps en dat is het vreeselyke, het onmo
gelijke, mijnheer eensklaps flikkert de vlam der
kaars en gaat uil, alsof iemand haar uitblaast en
terstond daarna hoor ik, vlak bij my, een geluid,
als van een outvlesschde hand, die heellangzaam
over het hout glijdt.
Ik huiver doch werktuiglijk tasi ik op deu les
senaar naar het medaillon en steek hel in mijn zak.
Het geluid houdt op.
Als een waanzinnige hol ik de deur uit. de trap
af eu de strait op.
In de duisternis ineen ik steeds een reusachtige
hand te zien, me' verwrongen vingers, alsdepooten
van een spin, die mij achtervolgt en inhaalt.
Waar ik dien nacht doorbracht, weet ik niet; ik
denk, dat ik door dc straten gedoold heb, op gevaar
af van opgepakt te worden.
Naarma;e het dag werd, kwam er oen nieuw ge
voel bij mij op Het wus geeu berouw over hetgeen
ik gedaan had dat zult u wel begrijpen. Ik móest
het doen. Maar ik dacht: als ze je oppaken, nemen
ze het je af, en da', denkbeeld werd een ware fol
tering.
Ik had een getrouwde zuster in een naburig stadje,
die ik al lang beloofd had eens te bezoeken;
ik ging er dien zelfden dag been en vroeg belet
voor een paar nachten. Zij noch haar man vermoed
do iets; zij vonden alleen, dat ik erg bleek was.
„Gevolgen van laat opzitten, ik lees te veel", zei ik.
Welk oen kalmte in dat stadje en boe keerde
langzamerhand mjjn gemoedsrust terug, nu ik zoover
was van de plaats, waar al dat vreeselijke gebeurd
Wilt u wel gelooven, mijnheer, dat ik dien nacht
zoo rustig sliep als een kind dat moe is van het
loopen? Eu ooit den volgenden nacht sliep ik. Den
derden nacht begon het vreeselijke weer. Ik had
het medaillon in een landje van de schrijftafel ge
legd, in mijn kamer, en wilde juist naar bed gaan,
toen de vlam der kaars begon te flikkeren, naar
een kant boog en uitging.
Ea daar was weer dat akelige geluid, dat kras
sende geluid, van de ont: leeschde hand, die over
de schrijftafel schoof. Zij koerde terug. Zij had
mij gevonden eu kwam haar prooi opeiscaen.
H. S. M." iti het «Handelsblad" van 22 Juli
(Avondblad) naai' aanleiding van het besluit
der Almeloosche Handelsvereeniging en zegt
hoe het Hoofdbestuur der vereeniging Voor
Allen", van de H. IJ. S. M. het opschrift van
dat artikel wraakte en verklaarde dat het
was oen door en uil het personeel opgerichte
coöperatieve vereeniging, welke geenszins is
een zaak van de Directie der H. S. M. Spr.
deelt verder mee, dat deze verbruiksvereeni-
ging een 1900 leden telt, herinnert aan do
uitdrukking «woede van enkele kruideniers"
in liet verweerschrift en vervolgt dat de
onjuiste voorstelling welke in dat verweer
schrift van de zaak wordt gegeven, hem
pijnlijk heeft aangedaan. Wanneer de hoof
den van zulk een vereeniging zich niet ont
zien, der waarheid een klap in 't aangezicht
te geven, moet er wel een bedoeling achter
zitten en deze bedoeling is volgens spr. dat
het personeel moet worden voorgepraat, dat
die «kruideniers" toch erg enghartig en
egoist zijn.
Spr. heeft een oogenblik er over gedacht,
het publiek eens voor te lichten hoe de H.
S. M. staat tegenover hen van wie zjj bestaat.
Vooral na het besluit van Altneloo is spr.
er van teruggekomen, zijn brochure te doen
drukken. Geheel onafhankelijk van spr.
schreet ook de heer Van der Meijden een
brochure over deze zeer ingrijpende zaak.
De heer Van der Me ij den leest nu
eenige passages uit zijn handschrift voor,
waarvan de conclussie is, dat deze verbruiks-
vereeniging niet bereikt de kleinere beamb
ten doch de ruim gesalarieerde ambtenaren,
die haar niet noodig hebben. Zij zal dan
ook weldra ontaarden in een soort «Eigen
Hulp" van de slechtste soort. Er is niet «Ie
geringste controle dat niet-beambten niet
profiteeren in tegendeel zijn er vele achter
deurtjes om ook niet-spoormannon te doen
deelnemen.
Toen indertijd dekens, aardappelen en
brandstoffen werden verstrekt, liet de handel
dit pisseeren omdat hij er een soort philan-
tropie in zag, waar de Maatschappij zoo zeer
te kort kwam tegenover haar personeel. Nu
echter verzet hij er zich tegen en voegt zjj
der Maatschappij toe geef uw personeel
beter loon, humaner behandeling, voldoend
pensioen, voldoende zorg voor weduwen en
weezen, doch houdt het niet zoet met schijn-
weldaden waarvan het niet genieten kan, óok
Met bevende banden ontstak ik een lucifer, liep
naar het laadje; het medaillon was er nog! Ik pakte
het beet, liep, zoo ds ik was, op bet torras en bleef
daar den heelen nacht bij het licht der sterren, dat
niemand kan uildooveu, lot de ochtend aanbrak.
Dien dag verliet ik mijn zuster.
Van dien tijd liet de onverbiddelijke jacht mg
geen rust. Waarheen ik ook vluchtte, na een paar
nachten vond de hand van den doode mij weer en
kwam hel medaillou halen, eu eeu onzichtbare mond
blies altijd het licht uit; want zij komt alleen heel
zachtjes in 't donker. En zij kent dc plaats waar
ik ,het medaillon verberg, dat medailloD, dat tiiana
mijn eigendom is, en dat uiemaud mag weten waar
het verborgen is. Daarom wil ik 's nachts geen op
passer hebben. Zij wil geen ittdriugers, dat lieve
kind, met de blauwe oogen en do roode, lachende
lippen. Ik ben jaloersch Wij moeien met ons beiden
alleen zijn!
Eu ik heb het overal verborgeti om het te
trekken aau die hand, tut onder de vloermatten.
Tevergeefs! Na óen of twee nachten, daar is weer
de tocht, het krassende geluid vau die dorre vingers,
over de tafels langs de wauden, overal.
Daarom heb ik my op zekeren ochtend hijgend,
door tien onzichtbaren vijand achtervolgd, naar
net politiebureau begeven eu alles verteld. Ik hoopte,
dat men my daar zou redden. Alle hoop is geoorloofd
als .jen ouder een betoovering leeft! Ik bleef een
nacht in de gevangenis; toen kwam er een magistraat,
gevolgd door een dokter en 's avouds zond men m'y
bier heen. Hier hen ik nu acht dageu en de hand
is nog niet gekomen! Ik het» het medaillon altijd
bij mij, maar nu op een veiliger plaat». Het is hier.
Hij sprak nóg zachter, keek voorsichtig roud en
zyn bevende vingers opeudeu even zyn hemd, xoodat
ik een fijn koordje zag, waaraan een klein voorwerp
hing, dat ik niet kou onderscheiden.
Ik heb het hier op myn borst; u alleen weet het,
maar u vertrouw ik. U begrypt my, u is de eeuige
die my kan begrijpen, en u zult woord houdeu als
u belooft, mij niet te verraden. Zweer het!
I Zijn Btern was heesch en zijn handen omklemden
tnjjn polaeu. Ik beloofde het om he:u gerust te stellen.
Ziju geheim leek my niet gevaarlijk voor iemand;
1 ik bad zoo'n medelijden met dien ongelukkige!
Het vuur in zijn oogen verdoofde, zijn handen
vielen slap neer en hij hernam vol bitterheid:
De baud is nog niet gekomen. Maar sy xa] komen
eu dan zal de worstelling verschrikkelijk zijn. En ik
zal niet kunnen vluchten. Hoe zou ik dat kunnen?
Hier zijn geen kaarsen, zei ik om hem gerust te
stellen, en het electrisch licht bewaart u voor de
medeplichtigheid der duisternis. Eq misschien vindt
zij u niet meer.
Een sombere glimlach speelde om zijn bleeke
lippen; hij schudde het hoofd en zei: „Zij zal mij
terug viudeu."
Dit was zyn laatste woord; ik verliet hem geheel
ter neer geslagen. De onverstoorbare oppasser sloot
weer de deur van numero 8.
Ik moet bekennen, dat de drukte van het dage-
lijksche leven zelfs de meest indrukwekkende voor
vallen doet vergeten. Drie of vier dagen later begon
het beeld vau den ongelukkigen krankzinnige mij
al flauwer voor den geest te staan weldra zou ik
hem geheel vergeten hebben, indien niet juist den
vyfden dag een zeer zonderling bericht in het avond
blad mij deed ontstellen. Het door zyn beknoptheid
zoo omzettende artikeltje luidde
„In ous crimineel krankzinnigengesticht heefteen
vreeselijk, zeer geheimzinnig voorval plaats gehad.
De oppasser der gevangenen „in observatie" hoorde
gisteravond neel laat een geBuioord gerochel in een
der vier cellen in de gang.
„In twee daarvan sliepen de gevangenen heel gerust.
In de derde was het pikdonker. Hy wilde het elec-
trische licht opdraaien maar dat giug niet, eu toeo
ontwsardde by bij het licht eener kaars den bewoner
vau Numero 3 m vreeselijk verwrongen toestand
voor het bed liggen, met alle sporen van een hevigen
doodsstrijd. De ongelukkige was, blijkens ondersoek,
korteliugs overleden en geworgd met een heel dun
koordje, dat inet zeer ingewikkelde kuoopeu om
ziju hals gedraaid zat, Het achynt, dat aan dat
koordje een medaillon had gehaugen, zooals wy van
deu directeur vernamenmaar het medaillon is niet
gevonden."
Niemand zal ooit te weten komen welk zonderling
drama daar in het duister afgespeeld is. Evenmin
als men ooit zal weten hoe juist dien nacht het
licht in Numero 3 onklaar is geworden.