Dinsdag 13 September 1904. No. 5552. 53e Jaargang. Feuilleton. FIRMA A H VAN CLEEFF te AMERSFUOKT. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden f\. lranco per post 1.15. Advertentiën 1—6 regels 60 centelke regel meer 10 cent. Legale-, officieële- en onteigeningsadvcrtentiën per regel 15 cent. Reclames 15 regels/" 1.25; elke regel meer f 0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. KORTEGRACHT 9 Tolephoon 19. Fantasie of werkelijkheid? Moedeloos zat meester voor het venster en staarde over de dorpsstraat. Werktuiglijk groette hij terug, als een der dorpelingen zijn huis passeerde. Vermoeid was hij van den verren tocht heen en terug naar het naaste stadje, waar hij een bezoek gebracht had aan zijn schoolopziener om bij hem zijn hart eens uit te storten. Veel had het niet ge geven hij kon weer heengaan inet den schra len troost»Als ik wat voor u doen kan, zal ik 't doen." En den geheelen moeilijk begaanbaren zandigen weg, had hij die woor den hooren klinken iu zijn moe hoold en telkens had hij ze soezend loopen herhalen«Als ik wat voor u doen kan, zal ik het doen". Thuis gekomen, had hij zyn vrouw verteld, wat de schoolopziener gezegd had, klonken die woor den hem zoo zonderling, alsof ze uit een vreemde taal waren. En nu zat hij daar moedeloos voor zijn venster en aldoor drensde het maar in hem door«Al» ik wat voor u doen kan, zal ik het doen". Hij stond op en keek eens over het stille schoolplein naar de school. Toch een aardig gebouw, zoo tusschen het groen, met dat grooie plein. En hij herinnerde zich den dag, toen hy met jeugdigen moed voor het eerst den drempel van «zijn" school had overschreden. Dat was al heel lang geleden. Hij was pas drie en twintig, toen de be trekking van hoofd der school in dit stille, afgelegen dorpje vacant kwam. Hij sollici teerde mee en moest vergelijkend examen doen, waarop sommen werden opgegeven van elkaar voorbij snellende treinen en een vat mot drie kranenook bad hy een be toog moeten schryven, dat het werk van den onderwyzer meer overeenkomt met dat van den tuinman dan met dal van den mijnwer ker. En nog vee! meer. Dat alles liep goed af en hij werd benoemd Wat was bij bly en trotsch I Zoo jong en al hoofd eeuer school. Wel was de school klein en was er geen andere onderwy zer of onderwijzeres aan verbonden, doch dat was het minstehij was jong en sterk en kon bard werken. Met vreugde en trots was zijn eenvoudige ziel vervuld toen bij zijn jonge vrouw de mees- De omle Klokkeluider. EEN RUSSISCHE NOVELLE. Het schemerde. Boven het donkere, dichtbegroeide woud stond de mun ann den hemeltij stond er, doch verspreidde geen licht. Het kleine dorpje, dat zich in 't midden van het bosch, langs de beek uitstrekt, was gehuld in de eigenaardige schemering der lentenachten, wan neer de maan vaag en nevel de duisternis der wouden ondoordringbaar maakt en de vlakte met een zilver achtig waas bedekt. Allea is stil, treurig eD somber. Het dorpje verkeert in rust. Slechts flauw teekenden zich de donkere omtrekken der armoedige bulten at; hier en daar flikkerde een lichtje: zou nu en dan hoorde men een deur knarsen of een waakschen hond aanslaan op da donkera paden van het zacht riteelende woud bewogen zich de gestalten van voetgangers of eenzame ruiters. Het waren de bewoners der afgelegen hoeven, die zich ter kerke spoeden, ter viering van de Meimaand. Het kerkje stond op een heuvel, middenin het dorp. De vensters waren verlicht. Statig verhief zich de oude, hoogs klokketoren tegen de donkerblauwe lucht. De treden der trap kraakten de oude klokkeluider Micheïtach klimt naar boven, waar aanstonds zijn kleine lantaarn, als een vry in de lucht zwevende ster, zal bengelen. Het trappenklimmen valt den ouden man zwaar. De voeten wilden niet meer gehoorzamen, het gezicht wordt slecht. Het is tijd om de rust in te te gaan maar Ood zendt nog maar steeds den dood niet. Hij heeft zyn zoons en kleinkinderen begraven hij heeft ouden en joDgen naar het kerkhof begeleid, en nog steeds leeft hy. Het valt zwaar. Vaak reeds heeft by de Meimaand ingeluid, dik- wyiz de plechtige stonde hier in den toren verbeid. De oude leunt tegen de borstwering. Beneden, rond de kerk liggen zy, die hem voorgingende oude kruisen strekken als beschermend de armen over terswoning mocht binnen leiilen. Groot was die woning niet, maar er waren een paar gezellige kamers en met wat mooie platen, een boekenrekje en eenige meubeltjes zag het er werkelijk toch zoo gezellig prettig uit. In de school viel het hem in het begin lang niet mee. De oude meester had inden laatsten tijd de zaken wel wat laten loopen, zooals het liep; doch met ijver en talent, met opoffering van al zijn vrijen tijd gelukte het hem in een paar jaar de school te maken tot seen der beste dorpsscholen uit deu ge heelen onttrek'', zooals hem eens door een schoolopziener werd verklaard. 't Was hem gelukt, wel is waar na veel moeile, eenige nieuwe stellen lees- en reken boeken, een stel mooie platen en vrat na tuurkundige werktuigen van bet Gemeente bestuur te verkrijgen. Ook werden de ban ken nieuw geschilderd, enz. Ja, ja, alles ging goed, zoowel in huis als op school. Daar kwam nog hij, dat door de oprichting eener kleine fabriek, zich een drie tal gezinnen in het dorpje kwamen vestigen, waardoor het getal zijner leerlingen steeg en er een leerkracht meer aan de.school moest komen. Dat was een reden tol groote vreugde. Nu zouden ze eens zienTegen de beste stadsscholen zou bij opwerken. Ieder zou zijn school noetnen als voorbeeld En inderdaad, dat lukte. Meermalen had hij kans, elders benoemd te worden, doch hij en zijn vrouw hadden zich gehecht aan het huis, de school, de menscheu, de kinderen. Hij kon niet goed weer weg. 't Was of die school, dat huis, die dorps- toren hem wouden vasthouden, als hij heen wilde gaan. Zoo bleef hij er, en leefde nog een tiental jaren recht gelukkig. Tot op een zekeren dag iets heel ergs ge beurde. De predikant van het dorp, de dominee, een van meesters beste vrienden, kwam plot seling te overlijden. Dat was een heele slag, ook voor den meester. Want de dominee had den meester altijd trouw ter zijde gestaan. Ook in dit afgelegen plekje waren wel eens stemmen opgegaan om een Christelijke school te stichten, wantzoo'n neutrale school was »toch eigenlijk niks", zooals het dan heette. Doch dan was dominee altijd kwaad geworden en had gezegd «Wat niks 't Onderwijs, dat meester jullie kind.eren geeft, is zoo best als 't kan. En voor den godsdienst zal ik wel zorgen. Het gsloof is een zaak voor den dominee en niet voor den meester, leder het zijne". En dan was het ook uit en werd er niet mter over gesproken. De opvolger van dezen dominee was een volijverig jong mensch, heftig voorstander der «vrije" school en tegen alle neutraliteit in zake onderwijs, o ndal niemand een neu trum is. Reeds na de tweede of derde preek van den nieuwen dominee kon meestor het zich voor gezegd houdener zou een bijzon dere school gesticht worden, zoodra er maar geld genoeg was ingezameld. Er kwam geld genoegt De school werd gesticht en de nieuwe do minee hield een feestrede, naar aanleiding van de woorden«Leer den jongen de eerste beginselen naar den eisch zijns wegs". Wel maakte een van de domme boeren de opmerking, dat «dat geen nieuws was, want dat de meester van de openbare school dat al jaren lang had gedatn", doch dit ver stond de dominee niet. Onze meester had het succes, dat er aan vankelijk maar weinig zijner leerlingen naar de bijzondere school gingen; zijn onderwijs werd te zeer gewaardeerd. En hij zou toonen, dat hij de concurrentie wel kon volhouden. Doch wat gebeurde? De Gemeenteraad nam twee besluiten1 o. om het schoolgeld aan de openbare school te verhoogen en 2o. om den tijd van toela ting tot de openbare school te verlaten. Dat was voor onzen meester een dubbele ramp. De ouders moesten meer betalen en ze mochten hun kinderen niet vóór hun zesde jaar naar school zenden. En aait de Christelijke school? Daar was minder schoolgeld en werden de leerlingen reeds op vijfjarigen leeftijd ge plaatst. Daar was niet tegen te vechten. Zoolang de kansen gelijk stonden, ging alles goed; doch nu Met tranen in de oogen kwamen de ouders hun kinderen van de school nemen en zonden zij ze naar de bijzondere. de graren uit. (Her sommig# b»Dgen de nog blader- looze takken van eeu berk. De geurige lucbi van jeugdig groen en bloesem stroomt van beueden Micheïiscb toe. 't Is, of ook bem de droeve rust van den eeuwigen slaap bevangt. Hoe cal 'ter over eeu jaar met bem uitzien? Zal h wederom hier boven onder de metalen klok staan, om met luiden jubel 'tfeesttij aau te kondigen, of zal by ginds liggen in een donker boekje vau het kerkhof? God weet het; hjj is bereid. Ditmaal echter laat God hem het feest nog vieren. .God zij gedankt 1" de oude lippen prevelen een gebed en Micheïtach staart omboog naar deu fonke lenden sterrenhemel. „Micheïtichklinkt van beneden eeD bevende oude stem. De gryze koster kykt omboog naar den toren, houdt de band voor de tranende oogeo, doch siet Micbeïtsch niet. .Wat is er, bier ben ik", antwoordt de klokke luider zich voorover buigend. „Zie je mij niet?" „Neen is 'tal tyd? Wat denk je?" Beiden kyken naar de sterren. Duizenden hemel- lichijes schitteren boven ben. Micbeïtsch overlegt. „Nog niet, 't is nog te vroeg. Ik weet den tijd." Hij weet het; hij beeft geen klok noodig. De aarde en de hemel, het zacht voortdrijvende witte wolkje, bet geheimziuuig fluisterend woud, nel murmelende beekje zijn bem alle oude bekenden. Niet tevergeefs heeft bjj zijn geheele leren bier door gebracht. Het verre verleden gaat aan zjjn geestesoog voorbij. Hij herinnert xicb, boe bij voor de eerste maal met zyn vader den toren beklommen heeft. Hoe lang is dat ai geleden. En toch, hoe kort! Hy ziet zichzelf als een blonden knaap; zyn oogen schitteren; de wind speelt met zyn lokken... Beneden, heel in de verte loopen een paar kleine menschea, liggen de kleine dorpshuizen eu strekt zich bet bosch uitwal komt het dorp bem reusachtig voorEn daar ligt het nu in zijn gebeele groottemompelt de oude met een blik in de richting van het dorpje. Zoo is ook het leveD. In de jeugd ziet men eind noch grensEn dan ligt bet daar, als een niets, van begin tot eind iu een plekje gewijden grond op den doodenakker. Het is tyd om te gaan rusten. Na korten tijd werd de onderwyzeres elders benoemd en geen nieuwe aangesteld. Het aantal leerlingen verminderde sterk en in de twee lokalen, waar eens een honderdtal kleinen onderwijs ontviugen, zaten er nu nog acht. O, als meester u vertellen kon, wat hij had geleden, als hij u zeggen kon, hoe snijdend de pijn was, die hij telkens en telkens weer voelde, als hij dacht Aan de mislukking van zijnlevenstaak. Menigmaal had hy in de stilte van zijn huiskamer luidop geweend, uitgeweend zijn leed. Thans is hij daarover heen. Een andere, meer directe ellende staat hem te wachten. Er worden plannen gevormd om de open bare school, «zijn" school, op te heffen. En dan? Dan wordt hij op wachtgeld gesteld. Schrikkelijk, schrikkelijk denkbeeld Hij, op zijn veertigste jaar op wachtgeld. Tot vervelens toe heeft hij telkens weer art. 39 der Wet op het Lager onderwijs overgelezen, totdat de hoofdzaken uit dat artikel als het ware in groote reclarae-letters voor hem staan. »Het wachtgeld is gelijk aan de helft van zijn salaris. «Het wordt hem maar vijf jaar uitbetaald. «Wat hij verdienen kan met schrijfwerk of voor een levensverzekeringmaatschappij, komt in vermindering op die helft". In de kracht zijns levens uit zijn betrekking gezet en veroor deeld tot hongerlijden van de helft van zijn gering salarisl Inderdaad een bitter Jot. En wat moet er worden van zijn kinderen? Zijn oudste jongen zit thans in zijn tweede studiejaar eener Rijkskweekschool voor onder wijzers. Zal hij er kunnen bly ven? Meester heeft gesolliciteerd en solliciteert nog overal heen, doch de Gemeentebesturen (en wie zal het hun ten kwade duiden verkiezen een jong en dus goedkoop onder wijzer boven een die, tengevolge van zijn dienstjaren, een hooger tractement moet hebben. Een korten tijd van opleving van moed heeft hij gehad, toeu hij in dc bladen ge lezen had, dat du Minister vau Binnenlandsche Zaken, dr. A. Kuyper, in de vergadering der Ja, bet is tijd. Micbeïtsch kykt nog eens naar de sterren, staat op, zet den hoed op en grijpt de klok- ketouwen. Een minuut later trilt de avondlucht van een luiden jubelklank, een tweede een derde en een vierde volgt, en in den toelen, feestelijk gestemden avond weergalmen overweldigende, lang gerekte, zingende en jubelende tonen. De toneu verstommen. In de kerk begint de avonddienst. In vroeger jaren was Micheïischo steeds nsar beneden gegaan om te bidden en te luisteren naar het gezang. Doch tbans blijft bij boven, want vanda g is hy te moe. Hij gaat op de bauk zitten en vurzinkl in diep gepeins. Waarover? Hy zou zelf geen antwoord hebben kunnen geven op die vraag. De toren wordt door de kleine lantaarn slechts flauw verlicht; de klokken zelf zyn in duisternis gebuid; nu en dau klinkt vanuit de kerk gedempt gezang naar boven en de nachtwind beweegt ue touwen, die aan de klokken zijn bevestigd. De oude man luat bet hoofd diep op de borst zinken. Zij zingen bet „Ave", denkt by en ziet zichzelf in de kerk. Van bel koor staren kinderoogen bem aaDde bejaarde priester bidt met bevende stem bet slotgebed; honderd boerenboofden buigen zicb alt rijpe aren voor deu wind en richten zicb weer op. Zij liaan eeu kruis, 't Zün louter bekende gezichten. Daar het strenge gezicht van vader; ginds de oudzte broer, die diep zucbt en daar hijzelf, vol gezondheid eD kraebt, vol onbewust vertrouwen op geluk, vol boop op 'a levens geueuchten, Het geluk, waar bleef bel? Ondraaglijke arbeii, kommer, zorg. Waar is bet geluk? Het harde lot groeft rimpels op het jeugdig voorhoofd, kromt den forschen rug, leert zuchteD. Doch daar links, onder de boerenvrouwen, staat met deemoedig gebogen hoofd zijn meisje. Zij was voor oen hem goede vrouwGod hebbe haar zielHoczeel leed en Binart heelt zij moeten ver duren, de arme! Ontberingen en arbeid doen de schoonsiu vrouw verflenzen, de glans der oogen ver dooft eu eeu uitdrukking van gestadigen augzt voor de onvoorziene slagen van bet lot, verdrijft bet jeugdig frissobe schoon. „Ja, waar is haar geluk Een zoon was hun over gebleven, bun hoop, hun vreugde, doch ook deze was door de onrechtvaardigheid der menschen bun ontnomen. In Micbeïtsch binnenste stormt en kookt en bruist het en de strenge gezichten der Heiligen aan den wand zien ernstig neer op de menschelijke smart eu de menschelijke ongerechtigheid. Dat alles is voorbij, dat alles ligt achter bem. Thans bestaat de wereld voor hem slechts uit dezen ouden toren, waar, in de duisternis de wind built en de klokketouwen beweegt. „God zal oordeelen!" fluistert de oude en tranen vloeieu langs z<jn rimpelige wangeu. „Micbeïtsch! Hoe it het, ben jein tl tap gevallen?" klinkt bel van beneden. „Wat?' roept bij en springt overeind. „Myn God, ik sliep tocb niet? Dat zou de eerste keer geweest zijn En met vaardige hand grijpt hij de touwen. Beneden beweegt zich de schaar der geloovigen de boute vaandel* golven in de wind. de blijde jubelgroet „Ave Maria" drinkt tot Micbeïtsch door. Nog nooit beeft de oude Micheïiscb zóo geluid. Hel scheen alsof zijn overvol bart bet doode me taal bezielde; juichend klonken de tonen. En de oude man vergat bet leven met zyn zorgen en ontbering. Hij vergat, dat hy zijn leven in dezen □auwen, duisteren toren had gesleteD, dat hij alleen in de wereld was, als een oude boom, welken de bliksem verplettert. Het scheen hem toe, alsof hij weder omringd was door zyn zonen en kleinkinderen, die hem zongen van geluk en van vreugde, die by toch in het leven niet gekend bad; de oude klokkenist trok aan de touwen, dikke tranen biggelden over zijn wangen en zyu bart klopte sneller in denkbeeldig geluk. Beneden luisterden de boeren en Huisterden elkaar toe, dat Micheïtach nog zóo wonderschoon geluid bad. Daar hoorde men plotseling een wanklank, de groote klok verstomde de oude man viel bewuste loos op de bank neer en twee laatste tranen vloeiden langzaam over zijn verbleekte wangen. Lost hem af, gij daar beneden De oude klokke luider beeft zyn taak volbracht.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1904 | | pagina 1