(jemeob. KAMERS gevraagd
Ingezonden.
Advertentien.
dochter moet huisvrouw eu later echtge-
noote en moeder worden. Zg moet een
huisgezin kunnen besturen, zooals 't be
hoort; zg moet kunnen koken en braden,
wasschen en met oordeel plassenzg
moet een man gelukkig kunnen maken
en hem kunnen steunen en helpen en
sterken in den strijd des levens. Zij
moet een moeder zjjn voor zgn kinderen
en die niet alleen voedeu, maar ook op
voeden tot nuttige burgers van Staat en
Kerk en Maatschappij. Dat is de roeping,
dat is de plicht der vrouw. Voor haar
het huigezinvoor den man de maat
schappij. Bij haar en in haar hand
berust niet alleen het wel en wee van
man eu kroost, maar van geheel het
men8chdom
Helaas, helaas, dat zoovele ouders zulks
niet willen geloovenOok hun dochters
moeten schitteren in de wereld. Ook zg
moeten een geletterde opvoeding ont
vangen, zullen zij de eerzucht van vader
en moeder bevredigen!
Studeeren dus, en concurreeren met
den man op de groote markt des levens
Doch nu hoor ik een mijner leze
ressen mij toevoegen: „Gjj hebt goed
praten, maar gy eet misschien beter.
Weet ge dan niet, dat niet alle meisjes
eens het genot kunnen smaken huis
vrouw en moeder te zijn, of we moesten
wonen in 'tland der Mormonen of one
bekeereu tot den leer van Mohammed?
Zjj dus, voor wie dit zalige vooruitzicht
niet bestaat, zullen toch op de eene of
andere manier eerlijk door de wereld
moeten zien komen en daarom zullen zjj
toch iets moeten leeren of doen!"
Aceoord bevonden, en dan wil ik Dog
wel eens in een volgend schrijven terug
komen op dat doen, minder dan op het
leeren. Ik ben daarover zoo heel gauw
niet uitgepraat, doch daar de ruimte mg
op 't oogenblik ontbreekt, stel ik mij voor,
binnenkort een causerie te houden over
de roeping der vrouw.
Het opnemen van Ingezonden «tukken brengt
niet altijd mede, dat de Redactie onroorwaardelijk
instemt met hun inhoud.
Kopij van geplaatste of ongeplaatste stukken wordt
nimmer teruggegeven.
Mr. Sijbrandy en de waarheid.
Geachte Redactie,
In de openbare vergadering, gehouden Vrijdag
9 Dec. j.l. in de Keiserskroon, is door schrijver
dezes, toen de spr., de heer Sijbrandy, repliceerde,
geïnterrompeerd, dat de heer Sijbrandy een
scheeve voorstelling gaf van een door hem aan
gehaald citaat, en verder, dat de heer Sij brandy,
in tegenstelling met zijn beweren, zich wel dege
lijk schuldig maakt aan het gebruik van on
waarheden in het debat.
De gelegenheid om daarvoor het bewijs te
leveren, is mij door den voorzitter geweigerd.
Staande de vergadering heb ik het publiek be
loofd dat bewijs te zulleu leveren in de plaat
selijke bladen.
In verband met het bovenstaande en in het
belang vaD de publieke moraliteit, verzoek iku
beleefd, dste artikelen in zijn geheel te willen
plaatsen.
Volgens het verslag in de (Oude) „Amersfoort-
scbe Courant" van 10 December zeide de heer
Sijbrandy in zijn repliek
„Spr. herinnert zich, dat de beer Loopuit
„hem indertijd toeriep: „Leez voorl" toen «pr.
„gezegd had, dat Troelstra een ton beloofd had,
„als prikkel tot staking. Spr. wil, nu de gele
genheid hem geboden wordt, deze kwestie uit»
„maken sn doet voorlezing uit „Het Volk" van
„3 Juli 1901.
verder: „Ik heb deze zaak aangeroerd
„omdat de heer Oosterman haar aanduidde".
De laatste bewering is onjuist. De heer Ooster-
mau beeft niet gezinspeeld op de kwestie-
Loopuit. Alleen is gevraagd of de heer 8 jj brandy
in zijn repliek even netjea wilde blijven als in
zijn rede.
Maar ook de kwestie van die ton gouds, aan
gehaald door Troelstra in de Tweede Kamer,
die trouwens aan ieder, die eenigsiins op de
hoogte is met de publieke zaak, bekend is, heeft
met de zaak, waar het over gaat abeoluut niets
uitstaande. Waar het om gaat, blijkt het duide
lijkst uit het volgende stukje, voorkomende iu
„Het Volk" van 22 November 1904
De S ij brand y-m oraal. Onze partijgenoot
Jos. Loopuit schrijft ons„De Standaardr van
17 November jammert over den politieken toon
tegenover personen, die aan de regeeringstafel
zitten en roept uit
„Wij waren aan zulk een polemiek van zoo
laag gehalte ten onzent niet gewoon.
„Men bestreed politieke personen politiek, men
stelde beginsel tegenover beginsel en men oefende
critiek op wat men in de nitvoering van die
beginselen afkeurde.
„Maar de laagheid van peil waartoe dit nieuwe
soort polemiek zonk, was nog nimmer hier te
lande op een politiek persoon toegepast."
Is het nu niet een bewijs van een diep ge
zonken politieke moraal, dat het blad van een
partij, die een sujet als den heer Sijbrandy in
haren dienst gebruikt, durft spreken van poli
tieke moraliteit?
Nog deze week, in een openbare vergadering
te Meppel (15 November), stond deze christelijke
leugenfabrikant o. m. te beweren: dat Gorter
openlijk aan Troelstra verweten- had, dat hij arbei
ders »n de staking van 1903 bedrogen had, door ze
miUioenen le beloven
Door mij aanstonds gevorderd, vóór te lezen
waar dit stond, aarzelde hij een oogenblikin
het volgend moment hernam hij zijn kalmte en
riep uit:
„Wie dat wil lezen, die moet „Het Volk" van
3 en 4 Juli nqtien(Niet eens van welk jaar.)
Het spreekt vanzelf dat, waar wij nu weer mr.
S. zullen ontmoeten, hem dien leugen wel zul
len trakteeren. Maar het is wezelijk een van de
kenmerken van 'smans karakter, dat de meest
gewone, burgerlijke moraal bij hem voortdurend
aan het „stuivertje-wisselen" is.
Hij liegt, eerstens, wordt dan op zyn leugens
gewezen, maar neemt zijn toevlucht tot een
nieuwen leugen, om zich te redden.
De Standaardmoet noodig ach I en wee 1 roe
pen over anderer moraal.
Dat blijkt ook uit het volgende, voorkomende
in een brief van Loopuit aan mij, van 6 December
„Deze kwestie zit zóoSijbrandy behandelde
„de werkstaking van 1903. Hij verkondigde bij
„deze gelegenheid ook, dat Gorter aan Troelstra
„openlyk in „Het Volk" zou hebben verweten,
„dat deze laatste den stakenden arbeider milli-
„oenen heeft beloofd. Toen riep ik uit de ver
gadering voorlezen waar dat staat."
„Eenigszins bedremmeld riep S. toen dat kan
men lezen in „Het Volk" van 3 en 4 Juni. Hij
„zei er niet bij van 1903 of 1904.
„Het spreekt van zelf, dat 't in geen „van
„beide staat. DM is de kwestie."
Niet dus of Troelstra den arbeiders een ton
heeft beloofd als prikkel tot stakiDg, maar de
kwestie gaat hierom of Gorter aan Troelstra
openlijk in „Het Volk" zou hebben verweten,
dat hij de stakende arbeiders heeft bedrogen
door ze millioenen te beloven.
Dat dit de eigenlijke kwestie is, blykt ook
hieruit, dat de heer Sijbrandy een citaat voorlas
uit „Het Volk" waar inderdaad over millioeuen-
beloven wordt gesproken.
Dit blijkt óok hieruit, dat de heer S. in zijn
repliek zeide: „Loopuit heeft den datum ver
keerd verstaanik zal de kwestie nu meteen
uitmaken."
Duidelijk is dus, dat de heer S. zijn te Mep
pel uitgesproken beschuldiging met dat citaat
wilde bewijzen.
Dit citaat, voorkomende in „Het Volk" van
4 Juni 2e blad, le pag. 2e kolom, luidt als volgt
„Gorter kan niet toegeven, dat Troelstra een
„lijn gevolgd had die hij moest volgen. Het
„was duidelijk in die dagen, dat er gestreden
„moest worden. En dan waren er maar twee
„antwoorden, zooals Wibout zegtneen en zoo
„spr. zegtja,
„Maar men kan niet zeggen nu eens ja en
„dan eens neen. De tegenstrijdigheid in het
„artikel „Wat nu?" is onoplosbaar.
(Troelstra: „Dat heb ik gisteren toch uitge
legd.")
„Ja, maar dat is voor my niet voldoende. De
„economische staking was even gevaarlijk. Men
„mag dat dogmatiek noemen, maar men moet
„vooruitzien wat de klassenstrijd eischt. Troel-
„stra had geweifeld en zich doen beïnvloeden
„door de dingen van den dag. Hij had tot het
„uiterste moeten strijden. (Troelstra: „Dat heb
„ik gedaan"). Ja maar ge hadt het ook moeten
„zeggen (_gelach).
„Het was van te voren te zien, dat de libe
ralen op een hoop gedreven zouden worden met
„de clericaleD. (Schaper„Z6o eenvoudig is de
„zaak niet").
„En nu de calvinistische en dean-
„archistische arbeiders. Troelstra
„gaat de eersten veel uitlokkender
„tegemoet dan epr. de anarchisten.
„Hij zegt: jelui kunt van de 8. D.
A. P. millioenen krijgen."
Do door mij gespatieerde woorden, die door
den heer Sijbrandy met veel pathos werden voor
gelezen, moeten dus wettigen zijn te Meppel uit
gesproken beschuldiging. Waar in het eerste
gedeelte van het citaat sprake is van de tactiek
van de S. D. A. P. bij de algemeene werkstaking,
zal ieder begrijpen, dat Gorter, daar waar hy
zegt„en nu de salvinistische en anarchistische
arbeiders enz." daarvan afstapt, en overgaat tot
wat anders.
Ik zal dat duidelijk maken uour een citaat
uit „Het Volk" van 3 Juni 1903, 2e bl. 4 pag.
3e kolom.
De inhoud van beide bladen is éen geheel,
want ze bevatten het congresverslag van de S.
D. A. P. van 1903.
Dit citaat luidt
Troelstra„Vóór dat ik gefaald had, was Gor-
„ter al doodsbenauwd, dat ik falen zou (gelach).
„De agrarische kwestie is nog niet opgelost. Op
„welke party steunt spr. in den schoolstryd?
Gorter: „Op de calvinistische."
Troelstra: „Juist, de Calvinisrischs partij voelt
„zich bedreigd door mijn standpunt in aen school
strijd {applaus).
„Spr's steun in den schoolstrijd is het sociaal
„beginsel, dat onverschillig is voorden godsdienst.
„Spr. wil aan geloovige arbeiders het toetreden
„tot onze partij mogelijk maken, zoodra zij op
„het terreiD van den klassenstrijd met ons mee-
„gaan. Gy wilt den deur wagenwijd openzetten
„voor de arnarchistische elementen. Ge wilt ze
„zelfs een eindje tegemoet komen."
Wanneer men nu het door mij gespatieerde
gedeelte van het vorige citaat van 4 Juni 1903 in
verband brengt met het bovenstaand citaat van
3 Juni 1903, dan is het voor iedereen duidelijk
en tastbaar, dat Gorter niet doelt op die ton
gouds, noch dat hij Troelstra een verwijt doet de
arbeiders-te hebben bedrogen, door ze millioenen
te bsloven, maar dat hier wordt afgedaald in
onderdeelen van het debat, en dat er sprake is
over ds opvatting van hun taak als propagandist.
Troelstra zegt tegen Gorter„Gij bepaalt u in
hoofdzaak tot de anarohistische arbeiders." Gorter
zegt tegen Troelstra„Gij werkt in hoofdzaak
om de calvinistische arbeiders in de party te
krijgen". En dan slaat Gorter's uitdrukking
.jelui kunt bij de S. D. A. P. millioenen
krijgen" heelemaal niet op de stakende arbeiders,
maar wel op Troelstra's algemeene propaganda
onder de christelijke arbeiders en in het byzonder
op zijn houding in de schoolstryd, zooals uit het
door mij aangehaalde oitaat van 8 Juni blijkt.
Gorter had dus even goed kunnen zeggen „Gij,
Troelstra, belooft den calvinistischen arbeiders
gouden bergen als ze bij ons komen."
Ik hoop den lezer te hebben duidelyk gemaakt,
dat het door mr. Sijbrandy aangehaalde citaat
uit „Het Volk" van 3 Juni 1903 hoegenaamd
geen verband houdt met zijn te Meppel uitge
sproken beschuldiging en óok, dat het niets uit
staande heeft met die ton gouds waarover hij
in daze vergadering sprak.
De kwestie is dus deze:
De heer Sijbrandy zeg£ te Meppel in zijn repliek,
als tegenspraak niet meer kan plaats hebben
„Gorter heeft Troelstra openlijk verweten de
stakende arbeiders te hebben bedrogen door ze
millioenen te beloven." Men begrypt, dat oen
zóo krasse beschuldiging van zóo een vooraan
staanden partijgenoot indruk maken moet. Opge
vorderd, te zeggen waar dat ataat, noemt bij
„Het Volk" van 3 of 4 Juni.
In deze vergadering begint hij, zonder eenige
aanleiding onzerzijds, geheel uit eigen beweging
over de kwestie; verdraait haar zóo, dat het
neerkomt op de bekende ton gouda-geschiedenis,
en als klap op de vuurpijl, dat onze veront
waardiging over zijn gebrek aan waarheidsliefde
gemaakt is, rukt hij een citaat uit zijn verband,
en geeft er zóo'n scheeve voorstelling van, dat
het publiek den indruk krygt, dat zyn beschul
diging wel degelijk waar is en ook in „Het Volk"
voorkomt.
Hij stapelt dus opzettelijk de eene leugen op
de andere en toen ik aandrong om, aan de hand
van deze verslagen en brieven, te willen bewijzen,
dat de heer Sijbrandy onwaar was, vouwde hij
doodbedaard zijn krant dicht en antwoordde heel
leuk„Deze zaak is du voor goed uit." Lakens
waardiger wordt dit gedoe, als men weet, dat
de Voorzitter (de heer Goossens) den brief van
Loopuit had gelezenals men weet, dat ik hem
de zaak in geuren en kleuren had meegedeeld.
Lakenswaardiger wordt het, dat deze man, we
tende dat de heer Sijbrandy onwaarheid spreekt,
mij dreigt door de politie te zullen laten ver
wijderen en, toen ik aandrong op voorlezing van
de stukken die de zaak in het ware licht stellen,
mij toevoegde, dat ik dan in het vervolg van
hun vergaderingen zal worden geweerd.
Zoover is de publieke moreele inzinking bij
de anti-revolutionnairen al gevorderd, dat men
met alle middelen tracht, een zoo onbeschaam-
den leugenaar te beschermen.
Ik heb deze kwestie zoo uitvoerig behandeld
om dsn lezer te doen voelen tot welke oneerlijke
middelen de heer Sijbrandy zyn toevlucht neemt.
En dit is geen op zichzelf staand feit. Nog in
deze vergadering beweerde hij ra. dit: „dathet
ontwerp-arbeidswet goed is, blijkt uit „de Nieuwe
Tijd", onder redactie van Van Kol, waarin werd
geschreven
„Als Kuyper deze wet in het Staatsblad weet
„te krijgen, dan heeft hij zyn naam als Christen-
demokraat in eere hersteld".
Wat is daarvan aan De „N. Tijd", een week
blad in Twente, schreef dit toen het oorspronkelijk
ontwerp verchenen was, waarbij voor deTwent-
ache textielarbeiders de 10-urendag zou worden
ingevoerd en uitte zich dus speciaal met het oog
op die voor deze arbeiden gunstige bepaling.
Maar het gewijzigde ontwerp kwam en weg
was de 10-urendag. Kuyper had dadelijk toege
geven aan het verzet der Twenteche katoen- en
linnenfabrikanten en de 10-urendag voor vol
wassenen, mannen en vrouwen, eu voor kinderen
werd geschrapt.
Dat Minister Kuyper aan het verzoek der fa
brikanten, die volgens den heer Sijbrandy f 80 000
en meer per jaar verdienen, wel voldeed, en aan
dat der arbeiders om handhaving van den 10-
urendag al was het maar alleen van de
vrouwen niet heeft voldaan, dat vertelt de
heer Sijbrandy zijn gehoor niet.
Maar ik Traag den lezer of die aanhaling uit
de „N. Tyd", die 9laat op het oorspronkelijke
ontwerp, na de verknoeiing van dat ontwerp
nog mag worden aangehaald als bewijs, dat ook
S. D. dat ontwerp goedkeuren.
Dit zijn twee staaltjes uit de hier gehouden
vergadering, die voldoende aantoonen wat wij
onder „sybrandiseeren" verstaan.
Ik zal nu aantoonen, dat de heer Sijbrandy
zich ook niet geaeert om nóg grover, nóg tast
baarder onwaarheden te gebruiken in het debat.
Sprekende over den oorsprong van het werk
woord „sybrandiseeren", zegt mr. Sijbrandy:
„De gansche geschiedenis waarop deze aan
klacht rust, is een reeks valsche beschuldigin
gen van den kant van de liberalen, die het van
„hooren zeggen hebben". (Zie verslag (oude)
„Amersfoortsche Courant" van 9 December 11.)
Alvorens te bewijzen, dat ook deze bewering
onwaar is, zal ik den lezer eerst laten kennis
maken met een andere onhebbelijkheid van mr.
Sijbrandy.
In het debat was door mij abusief gesproken
over „kinderen van de doleantie", terwijl het
moest zijn „afgescheidenen".
Met een breed, minachtend gebaar kwam njr.
S. vertellen, dat ik sprak over zaken waar ik
Diets van wist.
Hij echter vertelde zijn gehoor, dat de vrij
zinnig-democraten vóór de StakingBwet hebben
gestemd. De waarheid is, dat ze er tegen hebben
gestemd. (Zie Hand. Tweede Kamer 1903, blz.
1172).
Ik zal nu niet beweren, dat mr. S. spreekt
over zaken waar hij niets van weet, doch deze
vergissing, die hij ook Maandag 12 December
te Hilversum heeft gedebiteerd, maar boeken by
de lange reeks vergissingen die hij in zijn jong
publiek leven reeds heeft begaan.
Een werkelijk intellectueel, hoogstaand spreker
behandelt zóo geen debater.
De oorzaak zal wel hierin schuilen, dat de
partijgenooten van mr. 8. hem om strijd roemen
als een talentvol en wetenschappelijk woord
voerder vaa Anti-revolutionnaire partij.
Van dat twnlvolle en wetenschappelijke zal
ik den lezer èenige snuifjes laten genieten. Spre
kende over de achteruitzetting van Roomsch-
Katholieken en Anti-revolutionnairen, bij be
noemingen door Hberale Kabinetten, zal hij een
sprekend bewijs noemen. „En vergadering" zoo
zegt mr. S. met stemverheffing „in het R.K.
Noord-Brabant ziin in 't geheel 3 (zegge: drie)
R. K. notarissen."
Men roept uit de vergadering„In Bergcn-op-
Zoom zijn er twee".
„Juist," zegt mr. 8., „dan is de derde ergens
anders."
Zyn vrienden juichen hem toe voor deze ad-
vocaterige handigheid.
Ik heb me de moeite getroost, deze bewering
wat nader te onderzoeken. Nu blijkt mij uit het
„Jaarboek voor het Notarisambt" (uitgave Vau
der Ven en Fikkert, lie jaargang, 1904) dat in
het arrondissement 's-Hertogenbosch zijn: 53
notarissen, waarvan 37 R. K. en 16 niet-R. K.
In het arrondissement Breda 39 notarissen,
waarvan 25 R. K. en 14 niet-R. K.
Tezamen duB 92 notarissen, waarvan 62 (zegge:
twee en zestig) R. K. en 30 niet-R. K. of, zoo-
als het Jaarboek zegt, Protestanten.
Men ziet het, mr. S. praat alleen over dingen,
die hij weet.
Maar nu de benoemingen; want daar gaat het
ten slotte om.
TijdenB het Ministerie Kuyper zijn in beide
arrondissementen benoemd 13 notarissen, waar
van 9 R. K. en 4 niet-R. K.
Tijdens het Ministerie Keuchenius-Mackay
zijn benoemd 15 notarissen, waarvan 12 R. K.
en 3 niet-R. K.
Nemen we nu het bijna ondenkbare, maar
voor mr. S. het gunstigste, geval dat alle door
de beide christelijke Kabinetten aangevulde
vacatures eertijds waren bezet door liberale
vriendjes, dan komen we tot het resultaat, dat
onder liberale Kabinetten zyn benoemd 41
(zegge: een en veertig) R. K. notarissen en 23
niet-R. K., of Protestanten.
Maar de eenvoudigen onder mr. Sijbrandy's
partijgenooten gaan van zoo'n vergadering naar
huis onder den indruk, dat tij vroeger vreese-
lyk werden achtergesteld en onderdruktwant
dat, en niets anders, is de kennelijke bedoeling
van deze aan idiotisme grenzende verkrachting
van de waarheid.
Nog een staaltje.
12 Januari van dit jaar sprak mr. Sijbrandy
te Wageningen voor de vereeniging „Prins Wil
lem I"in het R. K. Volksgebouw „St. Josep".
Daar orakelde hij o. m. ook dit: „Ja, vergade
ring, de S. D. zijn tegen sociale wetgeving. Want
zij hebben gestemd tegen de Wet op de Kamers
van Arbeid en tegen de Ongevallenwet."
Nu kan iedereen weten, dat bij de behande
ling van de Wet op de Kamers van Arbeid nog
geen S. D. in de Tweede Kamer waren en dat
de S. D. Kamerleden vóór de Ongevallenwet
hebben gestemd. Dat deert mr. S. niet.
De bewering van mr. Sijbrandy, dat het werk
woord sybrandiseeren" berust op een reeks
valsche beschuldigingen is dus even brutaal als
onwaar.
Het zal den lezer na kennisname van boven
genoemde feiten niet meer verwonderen als hij
leest, dat tijdens de repliek een gedeelte van
de verg. rumoerig werdwant heuBch, het kost
inspanning om kalm te blijven, en het meest
weerzinwekkende is wel, dat op dit onzalig werk
met zalvende stem de zegen van den Allerhoogste
wordt afgesmeekt.
Ten slotte: Als de anti-revolutionnaire pro-
paganda-club, die deze vergadering heeft be
legd, nog eenigen zin heeft voor eerlijkheid in
de publieke zaak, dan zal zij openlijk moeten
erkennen, dat zij met deze verleugening niet
instemt; dan zal zij hebben te zorgen, dat mr.
Sijbrandy openlijk amende honorable maakt.
P. STIJNMAN.
Voor ditmaal hebben we ai deze ruimte
gegeven aan onzen gast.
Hij en onze lezers zullen 't met ons eens
zijn, dat een volgenden keer een minder
groot beroep moet gedaan op onze hospitali
teit. Red.
Getrouwd
D. H. G. KLEBER
en
M. D. MISSET
die, mede namens wederzijdschc familie,
barteljjk dank betuigen voor de vele bewij
zen van belangstelling, by hun huwelijk
ondervonden.
Amersfoort, 15 December 1904.
Voor de bewijzen van deelne
ming, b\j het overlijden van mejuf
frouw J. G. BIERMAN ontvangen, be
tuigt de familie haren harteliiken
dank.
Amersfoort, 17 December 1904.
V Voor de bewezen van deelne
ming, ontvangen b\j het overlijden
van mejuffrouw J. G. BIERMAN, be
tuig ik m(jnen hartelijken dank.
A. 8. E. HASSELAAR.
Amersfoort, 17 December 1904.
Jüder PENSION.
Brieven letter K. bureau (oude) Amers-
foortsche Courant, Kortegracht 9.