Donderdag
Februari 1905.
No. 5622.
54e Jaargang.
„Vreemde dingen"
Feuilleton.
Reservist Tiesmeijer.
Binnenland.
FIRMA A- H VAN Cl .F. FFF
te AMERSFOORT.
Verschijnt DinsdagDonderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden
franco per post f 1.15. Advertentiën 16 regels 60 centelke regel meer 10 cent. Legale-,
ofïicieële- en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent. Reclames 15 regels/" 1.25; elke regel
meer 0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening
gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de sted worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
KORTEGRACHT9
Telephoon 19.
KENNISGEVING EjN.
De BURGEMEESTER on WETHOUDERS van
AMERSFOORT,
Gezien de Aanschrijving van den heer Commissaris
der Koningin in de provincie Utrecht van 16 Fe
bruari 1905 no. 6, A. Z. (Provinciaal blad no. 39).
Brengen ter kennis van de ingezetenen dat inge
volge de wet van 8 November 1815 (Staatsblad no.
51), alle vorderingen ten laste van het Ryk over hot
jaar 1904, vóór den 1 Juli e.k. moeten worden inge
diend l;j de antoriteiten door wie de bevelen tot
bet doeu van leverantiën zijn gegeven, en dat de
belanghebbenden die biertoe van de tusschenkomst
des gemeentebestuur* wenschen gebruik te maken,
hunne declaratiëu vóór den 30 Juui a.s. ter Secre
tarie behooren in te leveren.
Amersfoort, 21 Februari 1905.
Burgemeester eu Wethouders van Amersfoort,
De Burgemeester,
WUIJTIERS.
De Secretaris,
Van REIGERSBERG VEESLUIJS,
waarn. Secretaris.
De BURGEMEESTER der Gemeente AMERS
FOORT
gezien art. 16 der wet van 26 Mei 1870 (Staatsbl.
no. 82), betrekkelijk de grondbelasting.
brengt ter kennis van belanghebbenden dat de
Staat no. 75 met 19 vervolgstaten en 3 scbatting-
staten, aanwijzende de uitkomsten, bedoeld by de
artt. 15, 28 en 43 der gemelde wet, gedurende der
tig dagen ter Secretarie ter visie zal liggen, eiken
werkdag van 10 tot 1 uur.
Amersfoort, 23 Februari 1905.
De Burgemeester voornoemd,
WUIJTIERS.
Slot van 21 Februari.
Nog heel veel zou over dit vruchtbaar
onderwerp mee te deelen zijn, maar een
courant eigent zich niet tot grootere
uitvoerigheid.
Echter nog deze zeer pakkende ge
schiedenis, die als volkomen authenthiek
werd medegedeeld aan den bekenden
journalist Willian Stead, door mrs. Green
te Newry, de Lucy uit het volgende
verhaal
Aan boord van een stoomschip, dat met
een lading, katoen van Calcutta naar
Liverpool thuisvoer, diende een stuur
mansleerling uit laatstgenoemde plaats.
Op Dinsdag 25 Augustus 1868 kwam
plotseling een storm opzetten, welke het
Daar lag in den toou barer stem zoo iets smeo-
kends, dat zy zelfs dsn ouden overste ontroerde.
„Nu, nichtje, vertel me dan maar, wat er is".
Stevrouw Von Riibsam had zich voorgenomen
om niet ai te veel de deemoedige tegenover den
overste te spelen, maar nu ze ham zoo kaarsrecht
tegenover haar zag zitten, voelde zich zij zich niet
erg op haar gemak.
„Neef, ik heb geld noodig ik heb schulden".
Ze hield op, hopend dat dj oud-militair haar een
troostend woordje zou zeggen. Maar daarin vergiste
zy zich danig; integendeel, bij keek haar atrak aan
en richtte zich nog rechter op, ala een, van wien
geen zacht oordeel te wachten waa. Hg kuchte al
leen even.
„Zegt u iets, neef?" waagde mevrouw Von Rüb-
aara hem te vragen.
„Neen, nichtje, ik wil je liever eerst lateu uit
spreken. Ik luister aandachtig naar je verhaal ga
maar door".
„Ik heb eigenlijk niet veel meer te vertellen, neef.
Ik heb schulden, ik moet eindelijk eens onze reke
ningen betaleD. Daarvoor heb ik geld noodig. Wel
Seen schatten 'tis hselemaal maar vier of vyf-
uizend gulden, maar ik heb ze niet Otto heeft
ze niet en ik zou bovendien niet graag willen,
dat hij wist dat ik schulden had".
De oude heer vergenoegde zich om nog eens te
kuchen.
„Neef, zeg toch eena wat", riep zy ongeduldig uit,
beknor me zooveel als je wilt, wees woedend op me,
maar blijf daar niet zitten ala een ateeneu beeld.
Dat maakt me razend van zenuwachtigheid en ik
ben vandaag buitendien al zoo prikkelbaar".
„Ik heb het recht niet, uiohtje om woedend op je
te worden. Ik kuchte alleen, omda' je zoo.alaofhet
bergen der zeilen noodig maakte, waarbij
de stuurmansleerling overboord sloeg en
jammerlijk verdronk. In zijn val hoorde
de kapitein hem duidelijk roepen „O
Lucy, Lucyterwijl ziju pet, tegen den
wind in, vlak voor de voeten van den
kapitein viel.
Zoodra het schip zonder verder ongeval
te Liverpool wa3 aangekomen en de kapi
tein van boord kon, begaf deze zich naar
den trein om naar Manchester, waar zijn
gebin woonde, te gaan.
Op de Kade zag hij een oud heer en
een jong meisje, dat zóo op den veron
gelukten stuurmansmaat geleek, dat de
kapitein bleef staan om haar aan te
staren en nauwelijks had het meisje hem
opgemerkt of zij werd doodsbleek eu riep
uit; „0! kijk! dat is de man, dien ik
in mijn droom gezien hebtHaar vader
trachtte haar te doen bedaren en vroeg
den kapitein, wie hij was. Zoodra hij
zich had bekend gemaakt, barstte het
meisje in tranen uitOhet is dan tóch
waar! Ik zag in mijn droom James uit
de mast ruggelings in zee vallen en hoorde
hem duidelijk roepen „0 Lucy! Lucv!"
Het gelaat vau den kapitein moet wel
hebben uitgedrukt, dat deze droom geen
bedrog was, want de oude heer vroeg:
„Mijn God! is het dan tóch waar; is
hij dood1?"
„Ja, het is maar al te waar" sta
melde de kapitein, hevig ontroerd „wat
ik zooeven hoorde is woord voor woord
gebeurd. Hij viel rakelings lang mij
heen en ook ik hoorde hem roepen„O
LucyLucy J"
Veel later, toen de kapitein voor de
zooveclste maal deze geheimzinnige ge
beurtenis verhaalde, bleek heni, na zeer
nauwkeurig onderzoek dat het meisje
alles in haar droom had gezien in den
zelfden nacht, waarin haar broer omkwam
en juist gehoord, wat op een afstand van
3000 mijlen was geschied en was uitge
roepen in een vliegenden tropischen storm.
Eu dat meu het thans nog niet ver
smaadt om somnabules te raadple_, n
maar niets is, sprak over vier of vijfduizend gulden.
Weet je we), hoe groot bot kapitaal moet weien,
dat 4 of 6000 gulden rente afwerpt
„NeeD, en dat kan me ook niets schelen", ver
klaarde de jonge vrouw ongeduldig. „Wat doet dat
er toe Rekenen was nooit myn sterke zijde op
school niet en later nog minder. Bij ons thuis be
hoefde geen van ons ook te rekenen. Papa was een
van de rijkste maonen uit de stad en toen hy door
allerlei dolle speculaties al ziju geld kwyt raakte,
was bet toch te laat om te gaan rekenen we
kregen het er toch niet mee terug. U hebt lang ge
noeg by ons aan buis gefrequenteerd om precies te
weten, hoe bet by ons toeging. Ik wou, dat ik nu
te vertereu had, wat papa me destyds als kleedgeld
toelag. Dau zou ik nu niet over je zitten, neef, als
een, die geen raad weet, als u haar niet helpt. En
niet waar, neef, u wilt mij die vier of vijfduizend
gulden wel leenen Dan kan ik er mijn naaister eu
nog een paar rekeningen van modistes en winkeliers
inee betalen
„Wat, heb je zoo'n groote som alleen voor jezelf
noodig, voor je toiletrekeniugen
„Ja, is u daar zoo verwonderd over, neef," vroeg
de mooie vrouw uaïf. „Verbeeld h, daar schreef uiiju
uaaister me dat ze, omdat ze zelf zulke groote be
talingen te doen heeft, me verzoeken moet haar
binnen drie dageu myn rekening te voldoen. Ik
viel byna flauw van angst, toen ik zag, hoe groot
deze nota was, ik had er niet het minste besef van,
dat het zoo opgeloopen was. Want als ik er was,
dan zei ze altijd„dat zou mevrouw mooi staan
voor mevrouw is niets te duur o.eouveuiëeit het
mevrouw niet om dadelyk te betalen, dat hindert
niets.... we vertrouwen mevrouw best." En zoo
koop je maar telkens weer je deukt er niet aan,
dat het zoo oploopt. En nu moet ik vier duizend
gulden ruim aau rekeningen bij allerlei leveranciers
betalen. Hoe zal ik asn dat geld komeu Ik heb er
den heelen nacht niet van kunnen slapen. Ik heb
zelfs zoo liggeu huilen, dat Otto er wakker door
werd en mij vroeg, wat my mankeerde
„En heb je hel hem uiel gezegd T"
„Neen ik zou liever geatorveu zyn. Die ariue
man heeft al sorg en verdriet genoeg door zijn dient.
blijkt, mij nog uit een advertentie, in het
Nieuws van den Dag van gisteren, 22
Februari.
Daarin toch werd het adres gevraagd
van een somnambule om van advies te
dienen in een ernstige zaak.
Tot besluit nog het volgende.
Wij herinneren ons allen nog wel de
vreeselijke gebeurtenis in den weldadig-
heidsbazar te Parijs, die aan 146 menscheu
het leven kostte en over heel Frankrijk
zóo veel rouw heeft gebracht.
Wjj denkeu daarbij ook aan de bijna
beruchte zieneres vau dezen tijd, mad.
Couédon, die voorspellingen deed, haar
rechtstreeks ingefluisterd door den aarts
engel Gabriel-
Maar wat te gelooven van het onora-
stootelijk feit, dat zij in April 1896 bij
een particuliere séance ten huize vau me
vrouw De Maillé dezen ramp voorspelde,
in de volgen de bewoordingen;
J'avance d'une anuée,
Pres des Champs-Elysées,
Je vois un endroit pas élève
Qui n'est pas pour la piété,
Mais qui en est approché
Dans uu but de eharité
Qui n'est pas la vérité.
Je vois le feu s'élever
Et les gens hurler.
Des chairs grillées,
Des corps calcines.
J'en vois oomme par pelletées.
Vele getuigen bevestigen dit. Ook
voegde zij aan haar voorspelling toe, dat
geen der op dieu avond aanwezigen bij
de ramp zou omkomen, en ook dit is
bewaarheid.
In den Old Moore Almanach, die in
Juni 1896 verscheen, staat het volgende
te lezen:
Wij voorspellen, dat in het einde der
maand April 1S97 een vreeselijke brand
te Parijs zal plaats hebben. Vele persoueu
uit de hoogste standen zullen er in om
komen en vele nieuwsgierigen zullen om
de ruïnes zwerven.
Wat daarvan te zeggen?
Is 'tniet het best, deze vraag te be
antwoorden met Hamlet's bekend gezegde:
„veel is er tusschen hemel en aarde, waar
van men niet 't minste besef heeft".
Fiikdkriks.
Ik heb hem geantwoord, dat ik vreeselijke kiespijn
had. Hy stond dadelijk op, en hij heeft me allerlei
pyostilleode middelen middelen gegeven o, 'tis
zoo beste man."
„Dat is bij ook. Maar waarom doe je hem dan
zooveel verdriet. Ik heb wel geeu recht om je ver-
wytiugen te doen, maar toch kan ik mij niet weer
houden om je te zeggeD, dat ik niet begrijp, hoe je
zoo lichtzinnig kunt zijn. Ieder mensch moet de
tering naar de nering zetten."
„Jij hebt goed praten, neef," verdedigde mevrouw
von Rüb8am zich. „Jij behoeft je niet te bezuinigen
je kunt alles krygen, wat je noodig hebt. Maar
je moet tooh leven!"
„Ia, maar men kan ook te groot leven."
„Dat zegt een ander zoo gauw, die alles dubbel
en dwars heeft."
„Ieder moet zich al eens wat ontzeggenik kan
ook niet alles krijgen, wat ik graag zou willeu
hebben."
„Toe, neef, wees toch zoo streng niet. Ik zei ual.
dat ik bet vroeger bij uayn ouders thuis zoo weel
derig gewend was; heuacb, ik heb me ai zooveel
ontzegd, dal ik in rnyn ouders huis had. U weet,
hoe eenvoudig we leveu, woelen eiken middag,sleehls
groenten, vleesch en aardappelen. Alleen 'sZondags
wat na of soep. Maar ik kan niet met een japon
loopen, door eeu slechte naaister gemaakt. Ik vind
hat vreesdij k om er als een hobbezak uit te zien.
Noem dat uu ydelhoid, tuaar wie maakt ons vrouwen
zoo Jelui ile mannen. Elke vrouw hoort het
i graag, dat zy uiel alleen knap. maar ook elegant
is. Jij zelf lalt me dat ook zoo dikwijls gezegd. Eu
i mijn mar- Otto vindt het heerlijk, als ik mooi
gekleed '.wii Ja. Otto is een engel. Hij heeft mij er
1 nooit ee verwijt vau gemaakt, dat papa niet alleen
zijn for tin, maar ook liet zijne zoek heeft gemaakt.
En f j ik nn niet alles doen om het hem aauge-
naatn te maken Ik doe al het mogelijke om heut
onze armoede niet te laten gevoelen."
De overste kuchte.
„Eu laat hij zich zoo kalm wat voorspiegelen
Begrijpt hij dau niet, dat jo vau hel betrekkelijk
woiutgje, dat jelui te verteren hebt, toch niet zulke
kostbare toiletten kunt bekostigen?"
Men deelt aan «Het Volk" mede, dat
eenigen tijd geleden le Rotterdam een groote
lading koffie aangekomen is. die meer dan
verrot is. De verzender heelt getracht die
te Londen te lossen, doch' de Engelsche
autoriteiten hadden gevoel genoeg voor de
volksgezondheid om dit te weigeren.
Eene Hollandsche firma uit het Zuiden heeft
echter van deze koffie, die in staat van
gisting is, niet minder dan 1ÜU000 K. G.
gekocht.
Zij, die uit de grensplaatsen in Rijn-Pruisen
hun vleesch, echter niet meer dan 1. K. G.
vrij willen invoeren uit Holland, moe
ten maandelijks een persoonlijke familie-
kaart aauvragen, weike zij bij het vervoer
bij zich moeten hebban. Te Emmerik hebben
deze familiekaarten op het Gemeentehuis
zooveel werk verschaft er zijn 10000 ea.,
afgegeven dat de gemeenteraad besloot om
voor elke kaart 15 cent te heffen. Ieder
gezin moet daardoor als hij vrij vleesch wil
invoeren jaarlijks fl.SO opbrengen een be
lasting welke zeker schadelijk zal werken
voor de slagers ie 's Heerenberg, waar het
vleesch meerendeels gehaald wordt.
De heer dr. W. 1». Ruysch te 's-Graven-
hage, is wegens zijne veelvuldige amblsbe-
zigheden afgetreden als algemeen voorzitter
van den «Volksbond, Vereenigiug tegen
drankmisbruik."
In zijne plaat» is als algemeen voorzitter
opgetreden de heer Prof. dr. C. A. Pekel
haring te Utrecht.
De Minister van Waterstaat, Handel en
Nijverheid heeft het verlangen te kennen
gegeven, dat de door zijne atnbsvoorgrngers
uitgevaardigde verbodsbepalingen tegen het
zoogenaamde kermis- en nieuwjaarvvenschen
door beambten der posterijen en telegapbie,
niet langer zullen worden gehandhaafd. Dien
tengevolge werden, bij beschikking van den
directeur-generaal van 18 dezer, alle bepa-
Mevrouw von Rübsaiu kreeg een kleur.
„Ik weet wel, dat bet heel slecht van me is, maar
ik beb Otto altyd maar wijs gemaakt dat ik alles
contant betaalde en als hy eens vroeg, wat zoo'n
japon kostte, zei ik altijd maar de helft of een derde
van den prijs. Wat wtteu mannen er van, hoe duur
wy onze kleeren moeten betalen?"
De overste bleef zwijgen. Zy bad hem alles ge
biecht en uu hoopte zij stellig, dat hij haar helpen zou.
En minuut op minuut ging voorbij, zonder dat
Witte den mond open deed.
„Overste", begon mevrouw van liübaam opnieuw,
„overste, wilt u mij niet uit dc verlegenheid helpen.
Ik verlang bet geld alleen slechts te leen. Ik heb
al tien jaar eeu lot in de Hamburger Loterij en eens
i.d ik toch wel een grooten prijs trekken en dan geef
ik u die vier of vijfduizend gulden dadelyk met ile in
terest terug, terwijl ik u plechtig beloof, dat ik
voortaan alles dadelyk zal betalen. Toe, laat je uu
verbidden, neef. Binnen drie dagen moet ik die
arme naaister, die ook op haar geld wacht, betalen.
Doe ik het niet, dau is zij iu staat om aau Otto te
schrijven of misschien regelrecht aan deu kolonel,
want zulke menscheu weten precies, waar zy je
j 't diepst eu venijnigst mee treffen kunnen. Verbeeld
je eens, dat de kolonel Otto by zich laat kom n,eu
hem gelast mijn naaiilersrekeniug dadelyk te betalen
I verbeeld u zoo iet* eens o, ik ga balf dood van
angst, als ik aan die mogelijkheid denk."
Eu werkelijk rolden er dikke tranen over haar
wangen.
I De overste kon geeu vrouw zien schreien en zeker
i geen mooie, jonge vrouw.
Hij vatte haar hand on liefkoosde die zacht.
„Kom, Dichtje, tvees bedaard, kind. Je mooie
kijkers worden rood van al dat huilen. Laten we
eens kalm nagaan of ik je wel heipon kan. Je weet
dat ik je in myn testament bedacht heb. Ik bob je
de heltt van tuijn vermogen vermaakt". Juffrouw
von Weidmann behoudt, soolaug zy leeft het vrucht
gebruik van de andere helft. Na haar dood krijg jy
ook dat kapitaal."
Wordt vervolgd.)