Dinsdag 7 Maart 1905. No. 5627. 54e Jaargang. Feuilleton. Reservist Tiesmeijer. FIRMA A H VAN CLEEFF te AMERSFOORT. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden f\. franco per post 4.-15. Advertentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Legale-, officieële- en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent. Reelatces 1—5 regels/" 1.25; elke regel meer f 0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. Bij advertentiën vau buiten de stad worder. de iucasseerkosten in rekening gebracht. KORTEGRACHT Telephoon 19. KENNISGEVINGEN. Oo BURGEMEESTER eii WETHOUDERS van AMERSFOORT doen te weten, dat door den Raad dier Gemeente iu zijue vorgadering van 21 Februari 1905 ia vastgesteld do volgende verordening. VERORDENING tot wijziging der verordening op de tapperijen, koffiehuizen en logementen, afge kondigd den 9. Juli 1900. Aitikel 1. De aanhef van art. 4 tweede zinsnede wordt aldus gelezen „Het is hun verboden iu dien tusschentijd bezoe kers in hunne tappergen of koffiehuizen te bebbeu." Art. 2. Iu art. 41 vervallen de laatste woorden van de eerste zinsnede „of vau zijnentwege. zijnde deze Verordeniug aan de Gedeputeerde Staten van Utrecht volgens hun bericht van den 8. Maart 1905, no. 46 in alscbrift medegedeeld. En is biervan afkondiging geschied, waar het be hoort, den 6. Maart 1905 's middags 12 ure. De Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, WÜIJT1ERS. De fd. Secretaris, Van REIGERSBERG VERSLUIJS. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van AMERSFOORT, Gelet op art. 264 der Gemeentewet, Doen te weten, dat het 3e Aauvulliogskohier der Plaatselijks Directe belasting op de inkomsten ver het dienstjaar 1904, goedge keurd door Gedeputeerde Staten vau Utrecht, in afschrift gedurende vijf maanden op de Secretarie der Gemeente voor een ieder ter lezing ligt. Amersfoort, 6 Maart 1905. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, WUIJTIERS. De fd. Secretaris, Van REIGERSBERG VERSLUIJS. „De l'ractijk der Vrijziunigheid." Een occasional schrijft Onder voorzitting van den heer H. P. Goossens hield de Antirevolutionaire Propa- ganda-club gisteravond in de Keizerskroon een openbare vergadering, waarin voor een eivolle zaal de heer N. Oosterbaan, anti- revolutionnair schoolopziener te Doesburg een rede hield over tie «Praktijk den Vrij zinnigheid.'' Nadat de voorzitter, na met gebed de ver gadering te hebben geopend, de mededeeling haar gedaan, dat onlangs de vrijzinnige koks plotseling met een servu- zijn voor den dag gekomen, waarop zich een blanco artikel be vond, verkreeg de heer Oosterbaan hot woord, die ongeveer het volgende zei Spreekt van zelf dat men dit onderwerp van uit onderscheidene gezichtspunten kan bezien; als historisch verschijnsel, on dus nagaan wat de vrijzinnigheid eenmaal ge weest is in het verleden ten opzichte van de vrijheid van godsdienst in Nederland eertijds, in Frankrijk heden ten opzichte van de vrijheid van onderwijs, van geweten, op het terrein van den arbeid, enz. Zie laar 27). Nadut do bediende hem had uitgelaten wendde Tiesmeijer zich tot jufl'rouw Winter. „Wel, hoe bevalt ja ingn opvoeder V' Zg antwoordde niet dadelijk maar zocht druk iu de briuvor, en paperassen en zeide eindelijk „Ik geloof, dat liet oen goed mensch is, al doet hg nog zoo bsrseh". „Is dat alles?" „U dut niet hooi veel Kan men beter getuigenis omtrent iomaud geven." ,.Ja, daar heb je gelijk in", stemde Ticsmeger toe „maar ik meen, hoe is hij je overigens bevallen? Ik geloof het je aleens meer gezegd te hebben en herhaal het, je moest hern trouwen". Juffrouw Winter bloosde: „Maar, mgnheer". „Nu, bijt me maar niet" antwoordde hij „waarom zou je hem niet trouwen? Omdat hij onderofficier is Dat is nog zoo'n slecht beroep niet en hij heeft ecu vrg aanlig tractemant en als jij dan kalmpjes op kantuor blijft, dan kunnen jelui heel gemakkelijk rondkomen". „Dank u" untwoordde zij snibbig. „Geen dank" zeido hij kalm „maar je moet wer kelijk niet te min denkeu van den onderofficiers- stand die is werkelijk zoo slecht niet. En.zieeexs, je hebt dadelijk een diepeu indruk op hem gemaakt verschillende punten van waaruit men de •vrijzinnigheid kan beoordeelen en die ieder op zich zelf hun eigen beschouwingswaar- de hebben. Doch met het oog op den aanstaanden stembusstrijd heeft het bestuur der club die allen hier bijeen riepspr. uitgenoodigd meer bepaald een oog in de toekomst te slaan en met eenigszins profetischen blik te beschouwen de gevolgen eener eventueele overwinning door de Vrijzinnigheid in Juni a.s. te behalen, m. a. w. deze vraag te stellen en te beant woorden Wat zal ons de Vrijzinnigheid brengen, wanneer het har" mocht gelukken, bij den stembusstrijd va, .05 in de Tweede Kamer een meerderheid ;i rkrijizen. Wanneer wij ons die oelangrijke vraag ter beantwoording stellen u daarbij in onze herinnering terug roepen hel re' tiek enga gement onlangs gesloten tussch o unie-libe ralen en vrijzinnig-democraten, een cgagement dat zal leiden tot de politieke bruiloft, waar op ook de oud-liberalen en sociaal-democraten zullen genoodigd worden. Toch geeft spr. den bruiloftsgasten de ver zekering dat hij en zijn geestverwanten alles in het werk zuileu stellen en geen eerlijke middelen enbeproefd zullen laten oin de bruiloft tot een «gestoorde bruiloft" te maken. Door middel der rondgezonden verlovings brieven vertellen zij, wat zij het volk zuileo brengen als zij een meerderheid mochten be komen. Die verlovingsbrief is het bekende concetratie-program. Als eerste punt wordt, daarin vermeld: Handhaving der openbare school en op heffing van het peil van ons volkouderwys in zijn verschillende vertakkingen. Twee zeer onderscheiden zaken dus. Tegen ili? eerste is volstrekt geen bezwaar zoolang art. 192 der Grondwet blijft wal het is. Een herziening der Grondwet wordt op ditoogen blik door geen enkele partij begeerd, zoodat er dus slechts zeer ongegronde vrees zou kunnen bestaan dat de openbare school uit het volksleven zou worden verbannen. Wij willen en dr. Kuijper evenmin de openbare school geen stroohalm in den weg leggendat is niet de quaestie waaroui het gaat. De quaestie is eenvoudig deze Wij willen dat de taak der opvoeding berust bij de vaders éér dan bij den Staat. Danton wilde, dat de kindereu eerst den Staat en daarna den ouders zonder behooren, doch wij willen ze eerst voor de ouders en daarna voor den Staat opeischen. Daaruit vloeit voort dat de plicht tot het verstrekken van onderwijs niet het eerst aan den Staat maar aan de ouders toekomt. Reeds in 1874 had tussohen de heeren Kappeijne van de Copello en Dr. Kuyper een zeer ernstige en levendige discussie plan's. De minderheid moest onderricht worden zoo sprak de eerstgenoemde. Zij zijn als de vlieg die de kostbare zalf van den apotheker stinkend maakt. Dat was de hooggeroemde verdraagzaamheid. In die dagen van verdraag zaamheid wij leven nu nimmers in dagen van onverdraagzaamheid moest de adelaar het lain maar grijpen. Wanneer zoo ver klaarde Kappeijne hij ooit een portefeuille zou aannemen dan zou het zijn om den ergerlijken tegenstand tegen het openbaar onderwijs te breken. U, dagen van glorie waar zijt ge geble ven. Nu zijt ge niet meer dan een kleine vogel die zich uit eigen kracht slechts nauw kan bewegen. Drie jaren later werd Kappeijne voor een portefeuille geroepen. Nu zou bij door de machtige Staatsschool die kleine bijzondere schooltjes wel dood drukken. Nog tien jaren lang werden zij door den machtigen adelaar vastgehouden, maar toen lag de groote vogel machteloos en moest hij de bijzondere schooltjes loslaten. In 1889 geraakten de liberale iu de min derheid. Toen kregen wij het eerste Christelijk bewind,het ministerie Mackay.dat niet pronkte m> t het beeld der verdraagzaamheid, maar inderdaad de kalmeerende olie der pacificatie op de golven wierp. Twee beginselen vonden door die pocificatie een belichaming. Vooreerst het principe der gelijkstelling voor de wet van het bijzondere met het openbare onderwijs. Waar het bijzonder onderwijs tot nu toe zoowat onder pohtie-toeziebt had gestaan, werd het als echt erkend. Het tweede beginsel was de verplichte schoolgeldhel'ting, waardoor ook de open bare school een billijk schoolgeld moest hellen. Met dit laatste beginsel is nogal gesold. In 1898 bleek uit een in 294 gemeenten ingesteld onderzoek dat iu de meeste ge meenten die eisch niet was doorgevoerd, ja dat er gemeenten waren waar de hondenbe lasting nog meer opbracht dan het school geld. Thans kost een leerling der openbare school aan het rijk f31.18, tegen een leerling der bijzondere school slechts f4.65. Een leerling der bijzondere school spaart dus het rijk 26 a 27 gulden uit. Wij zouden dus kunnen zeggen als Van Houten te Weesp: zij zijn iiet goedkoopste in gebruik. Nu zou men kunnen zeggen, ja maar ge kunt nu wel klagen dat ge aan de openbare school moet mee betalen, maar het is toch biliijk. is bet dan billijk dat als het mij in mijn kosthuis niet bevalt en ik verhuizen ga, inen mij ook het oude kosthuis laat betalen on behoeft maar een vinger uit te steken om heen aan je voeten te zien. Denk ei eens over na ik j zorg voor bruiloft en uitzet eu je kunt daarbij geruit ziju van mgn goeden smaak, tarvvgl ik ook niet ai te karig zal wezen". Zij antwoordde niet, maar ging aan de schrijf- machine zitten en zeide „Hier is nog een brief van j die fit ma te Bordeaux die al zóo dikwijls offertes i beeft gedaan wat zal it daarop antwoorden „Op 'toogenblik niets we kunuen dat van middag weieons nagaan". „Meu moet uiet uitstellen wat men dadelijk kan afdoen" meeude zij. „Van middag is er weer een nieuwe en een groote post". Half boos, half vroolijk keek hij naar haar Wees piot te openhartig. Wintertje! Ik wil zorgen voor je levensgeluk en jij houdt zedepreekou tegeu me. Kom, wees nu niet kinderachtig" voegde hij er bij, I toen hij zag daL de waterlanders kwamen. „Je weet I toch dat ik 'tgoed met je meen kom, geef me de I hand. Toe maar", verzocht hg nogeeua toen zij aar- I zeide „wg kennen elkaar toch te lang en te goed i dar- dat wij tegen elkar r mogen koppen, niet Zij reikte hem haar hand en keek hem met groote j vraag-oogen aan en was doodsbleek toen zij zei: „Ja, ik weet het, dat u bet goed met mij meent". 1 „Zie je wel, dau zijn we 'talweer eens! En uiaak nu maar dat je wegkomt. Ouder de diepste ge heimhouding wii ik je nog meedeelen, dat ik geen lust heb, vanmiddag te werken. Bljjf dus maar thuis". „Maar, mijnheer" zeide zy verwijtend. „Alweer een preek?" plaagde hij. „Van middag wordt geluierd als er iets zeer buitengewoon ge- wichtigs komt, dan telegrafeer ik. 'tls waarlijk al mooi dat den van ons tweeën bij sulk pracb ig weer moet thuisblijven en daarom moet j\j eeDs dubbel profiteereu" i.ij zoebt een goudstuk uit zjjn por- temonnaie „hier, ga eens met je moeder en zustor een toertje doen". „Dut mag ik niet aannemen, mijnheer: ik laat me goed beulen voor :uyu werk, uia ir gescbeul.en neem ik uiet aan". „Heer iu den hemel wees toch niet zoo licht ge raakt, Wintertje" antwoordde hg kalm, „ik schenk je het geld toch uiet: van schenken is heeiemaal geen sprake. De lirma Xiesmuijer A Co. verleent je dit twintig markstuk als buitengewone gratificatie voor belangrijke bewezen diensten en iu verbaud met het overheerlijke weer, onder gehoudenbeid dat je er nog vau middag gsbruik van maakt. Weiger je nu nóg Zoo, nu beu je weer op den goeden weg", vervolgde hij tocu ze na eeuig aarzelen het geldstuk aannam. „Wintertje, Wintertje, je maakt me 't leveu dikwijls heel uioeilyk". „U mij ook, mijnheer." „Wel, heb ik van mijn leven", zeide ug werkelijk onthutst. „Neen heuscb mijnheer", vervolgde zij, „ik bedoel niet wat hel werk betreft, dat is mij nooit te veel, maar uw plagerijen en fopperijen, zooals zooeven mot dieu sergcaut' zij zweeg en keek verlegen naar den grond. „Was je dal onaangenaam „Heel erg. mgnheer." H\j stak haar de hand toe en toen zij die greep, zag hij weer tranen iu ua.tr oogeu. Hij wist wat in haar omging. Reeds lang was het voor hem geen geheim meer. dat zg hem liefhad. Nooit had hij er over gesproken, op geziuspceld zelfs of ook maar een woo. gezegd datals aanrnoe- digiug had kuuneu worden opgevat. In 1901 traden wij een nieuwe phase in. Door den heer Goeman Borgesius was bij de behandeling der leerplichtwet nadrukke lijk verklaard, dat in de meerdere kosten welke tengevolge dier wet op het bijionder onderwijs zouden drukken, door rijksbijdra gen zou worden voorzien. Aan die conditie is het te danken dat het ministerie, dat gedurende de periode 1897— 1901 gemakkelijk had kunnen worden om gekegeld, de wet er door kon halen. Nu is de oppositie van geheel ander karakter. Terwijl toen de oppositie welwil lend was, wordt nu geen enkele gelegenheid prijs gegeven om het aan het ministerie zoo zoo lastig mogelijk te maken. Hadden Schaepman en Kolkman niet voor gestemd of was de bekende Amersfoortscbe ruiter niet met zijn paard gestruikeld, dan had alles misschien heel andere geloopen. Spr. wil direct erkennen dat de heer Goe man Borgesius zich royaal aan zijn toezeg ging heeft gehouden. Maar zelfs thans, nu het bijzoudere-school- kind aan het Rijk f7.36 kost, spaart het toch nog 26 a 27 gulden uit en is dus nog altijd «het goedkoopste in het gebruik." Antirevolutionairen, christelyk-historisr.hen en katholieken sparen den Staat jaarlijksch 6 rniiiioen gulden uit en zijn daarom de goedkoopste Nederlanders. En zelfs als zij door de voorgestelde reorganisatie twee mil- lioen meer noodig hebben, dan nog zijn zij het goedkoopst. Men mocht, zou men toch zeggen, nu kun nen verwachten dat de openbare onderwij zers eu de vrijzinnigen zich bij de zaak zou den kunnen neerleggen. Men weert zich alsof de christelijken storm liepen tegen de vesting der openbare school. Die school wordt echter niet begeerd, maar de christelijken weiischen dat niet de school zich zal plaatsen tusschen vader en kind, om aan het kind de richting van opvoeding aan te wijzen. Volkomen is spr. het eens met wat de onderwijzers in de Hoofdstad naar aanleiding der nieuwe instructie voor de scholen hebben geschreven: «Het werk va.i den onderwijzer is in de eerste plaats een werk vaD ver trouwen". Ambtenaren op kantoren en in werkplaat sen kunnen gecontroleerd worden maar on derwijzers niet. Het essentieele in die taak, het geestelijk kontakt is als de marconigraaf; 'tis er zon der dat men het ziet. Maar uit die erkenning volgt toch ook on- wederlegbaar dat de Staat niet mag dwingen hen dat vertrouwen te schenken. Een vertrouwen tot stand gekomen door dwang, is geen vertrouwen meer. Hg had au ontzaglijk medelijden met haar xooal» ze daar vóór hem heftig stond te snikken, de tanden vast op elkaar geklemd en herig met xiebzeive strijdend om bem baar groote liefde niet te verraden. „Kom, Wintertje, wees verstandig" xeide hij „zie nu tocb eens naar buiten de zon lacht zóo heerlijk eu de lucht is zóo zuiver en blauw dat het toch eigenlijk meer dau schandalig is, dat jij hier staat te huiien. Kom, profiteer van desen praebtigen dag zij knikte dan tot weerziens, morgen amuseer je goed en denk er om dat je mg geen prentbrief kaart zendtje weet dat ik die dingen niet ka'. uitstaan. Als je me maar een zendt dandan krijg jb een pak slaag van me." Ze lachte door haar tranen heen en zeide „Eu als ik er twee zend „Dan gebeurt er een moord, niets minder". Zij reikte hem de h*od ten afscheid. Hij keek haar lang na toen zg door de reeks vertrekken naar de gang ging. „Arine meid" dacht hg, „die onbeantwoorde liefde hauteert haar. Wist ik maar hoe zo er too gekomen is, verliefd op mg ie worden, 't Is waarlijk -et bert, dat ik baar tracht uit te huwelijkeu. Koblachön zou nog zoo'n slechte partij niet voor haar syn. Ik zal er nog eens met haar over praten «u als hij haar te min is als sergeaut, dan-kau ik hem misschien wel een goed baantje bij de Gemeente bezorgen of ik maak hem opzichter, keldermeester of zoo iets, want by is in ieder geval een zeer betrouwbaar man, Enfin, w« zullen eens zier< hoe we iat plooien". WonU vtrvotyd).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1905 | | pagina 1