die er niet onder behooren. Hieraan moet voor
een duel de gewraakte stijging van de admini
stratie kosten worden toegeschreven. Te dozen
aanzien dient intueachen vernield te worden,dal
de Directeur, op grond van een Bestuursbesluit,
onder dc administratiekosten ook de onkosten
heeft geboekt.
Dat bij de vergelijking van de rekeuing over
1004 met de justificatoire bescheiden, gebleken
zoude ziin, dat ongeveer f2100 niet werd ver
antwoord, moet, naar de meening van de com
missie, niet in dezen zin worden opgevat, dat
dit uitgraafbedrag niet ten behoeve vaiule Maat
schappij zonde zijn besteed. De zaak is,dat verschil
lende lUtgaafbewijzen ontbreken, hetgeen uit de
groote slordigheid gereedelijk te verklaren is.
Aan onpzettelijke malversatie behoeft hierbij niet
te worden gedacht.
Trouwens, liet Bestuur heeft reeds ter verga
dering van 30 Augustus toegegeven, dat de
leemten in dc posten Staats- en gewone weezen
en exploitatie-Doorgangshuis, zoo niet geheel en
ai, dan toch voor het grootste gedeelte verant
woord geworden zjjn.
Bij het deolareeren van zijn reiskosten heeft
de Directeur de zonderlinge methode gevolgd
om van tal van gedane reizen niet te gewagen
en voor de wel vermelde, om het kort te zeggen-
min of meer ronde bedragen te noteei-.n. Deze
methode stelde hem in de gelegenheid, de kosten
van ontvangst van bezoekers op „Zandbergen",
de kosten van de motorfiets en enkele andere
uitgaven in rekening te brengen, zonder dat aan
vankelijk hiervan bleek. Het verkeerde hiervan
springt te zeer in het oog, dan dat de commissie
er veel over zoude behoeven te zeggen. Dit geldt
ook van de f500.20 reiskosten over het 4e kwar
taal 1903 die de Directeur eerst als zoodanig
naar 1901 heeft willen doen verhuizen, doch daar
dan dit jaar uit dezen hoofde te zeer deaaudacht
zoude trekken, ten slotte geboekt heeft als
reiskos.en door (of voor) een 45-tal wcczeu ge
maakt, het bedrag te dien einde over de hoofden
dier weezen per.iequeerend. Dat deze eiBkoslen
op zich zelf te onrechte zouden zijn geneelareerd,
is van do zijde des Be9tuurs niet beweerd ge-
wordea en komt der commissie ook niet waar
schijnlijk voor. De Directeur mocht dan al niet
goedkoop reizen de kosten schijnen eerlijk gemaakt
te zijn; slechts de voorstelling deugt niet en dit
moet te sterker veroordeeld worden, naarmate
de Directeur, in zoo velerlei opzichten al te eigen
machtig handelend, goed beschouwd al bijzouder
weinig reden had o:u op dit stuk anders dan
onafiiankelijk zich te betoonen. Mvstificatie
zaaiende, oogstte hij wantrouwen. Te dezer
plaatse zij nog nadrukkelijk verklaard, dat de
wijze waarop de Directeur de kosten van zijn
motorfiets, die hij openlijk had kunnen decla-
reeren omdat bij dat voertuig voor zijn dienst
reizen bezigde, bedektelijk ten laste van de Maat
schappij heeft gebracht, naar het oordeel van de
commiessie niet vergoelijkt kan worden, doch
ten strengste meet worden gelaakt.
Wat den post kappersgereedschappen, in de
grievenlijst a flOO rond aangenomen, betreft,
keurt de commissie het af. dat aan weezen, die
een vak van handenarbeid kiezen, een uitrusting
in gereedschappen verstrekt wordt, als zijnde dit
weinig paedagogisch en voor de financiën van de
Maatschappij buitendien te bezwarend. Overigens
t heeft het onderzoek uitgemaakt, dat voor de
bedoelde kappersgereedschappen in totaal f 51.75
besteed geworden is, terwijl mag worden aange
nomen, dat de kappi-r, toen hij. wel wat licht
vaardig, van den Directeur volmacht verkreeg
om voor r"e gereedschappen tc zorgen, van die
volmacht een ruimer gebruik maakte, dan de
Directeur bedoeld had.
Het is aan de commissie gebleken, dat aan
kosten van reparatie van „Zandbergen" en het
Doorgangshuis niet zooveel is uitgegeven, als
het Bestuur, afgaand op de door den Directeur
verstrekte gegevens, wel meende. Onder dit
hoofd van rekening boekte de Directeur allerlei
uitgaven ten dienste van de exploitatie van het
Doorgangshuis, zoodoende op onverklaarbare
wijz-- in de hand werkend, dat het bezwaar van
het Bestuur tegen de voortdurende stijging van
die reparatiekosten steeds nieuw voedso' ontving.
De in het eerste kwartaal 305 onder hoofd
„Onderhoud en vernieuwing" gehoekte post van
1130.óS vertegenwoordigt het totaal van ver
schillende uitgaven, beneden f25 elke.
Ten onrechte vermeldt de grievenlijst, dat bij
de specificatie van het hoofd „Administratie
kosten", de Directeur, na opgave der volledige
onkosten van porto's, inning ran contribution,
verzending van Jaarverslagen en maandbladen
onz. nog eindigde met een sluitpost ad f 249.00,
woordelijk luidende „voor post- en plak zegels,
strafport en diverse uitgaven". Inderdaad waren
dc gewone porto's over 1901 niet in die opgave
begrepen, zoodat zij, naar waarheid, nog onder
die 1249.60 mochten worden ondergebracht.
Trouwens, dn bedrag van f24900 omvatte nog
uitgaven, die in eer vorihe instantie door deii
Directeur nominaal waren gespecificeerd. In
dit geval, gelijk in zooveel andere, heeft hij den
op het Bestuur tc weeg gebmehten slechten
indruk aan zijn slordigheid en zijn gemis aan
eerbied voor administratieve orde en juistheid
te wijten.
Eindelijk moet de commissie deze clausule
uit de grievenlijst toelichten„liet kasboek, bij
die gelegenheid (conferentie ten huize van het
bestuurslid Schmitz) geproduceerd, was een
kingen onz., in hot wezen identiek geacht
kunnen worden.
Het voorafgaande samenvattend, constateort
de commissie, dat op des Directeursa dministra-
tieve be'ieervoering te recht zwaarwichtige
aanmerkingen gemaakt en te maken zijn;
tevens echter spreekt zij de overtuiging uit, dat
de Directeur niet schuldig staat aan bewuste
oneerlijkheid, dat hij zich niet willens en
wetens ton koste der Maatschappij heeft verrijkt.
Ook moet zij doen opmerken, dat de adminis
tratie van de Maatschappij zeer veel arbeid
vordert, die bezwaarlijk gepaard kan gaan met
de juiste vervulling van de hoofdtaak, de wee
zen verzorging. Het komt der conunissio voor
dat, hoezeer dit den Directeur niet vermag te
verontschuldigen, toch de onvolledige en on
nauwkeurige administratie ten deele mag worden
toegeschreven aan de samenkoppeling van de
fimetiën van weezenverzorger en van adminis
trateur.
Om de houding, door den Directeur jegens
liet Bestuur aangenomen, in het algemeen de
onderlinge verhouding tusschen beiden, met
voldoende juistheid en objectiviteit te kunnen
beoordeelen, schijnt het de- commissie noodig,
voor een oogonblik terug te treden naar het
tijdstip, waarop de Maatschappij auu het initia
tief van den heer M. \V. Scheltema Kzn., den
19en Mei 1S74 het levenslicht dankte.
Met geestdrift, was zij begroet geworden. Hen
nieuw ideaal had zij in de wereld der pbilan-
tropie binnengeleid. Breed zou de weg zjjn,
dien zij hoopte te bewandelen.
Reeds was de weg door den heer Schelteiua
afgebakend. Van hem was het denkbeeld
uitgegaan. Hij had zich ingedacht in de
schoone. grootsehe tank. om verweesden kinderen
een nieuw tehuis te bereiden, waar zij, naar
eigen aanleg en behoefte, in den kleinen kring
van een huisgezin opgekweekt en opgevoed,
geleid en bewaakt, in de liefde en de zorg van
hun tot dusver vreemde, naar hun komst met
hartewarmte verbeidende menschen, iets zouden
terugvinden van wat hun droef ontnomen
geworden was. Iets anders dan de uniformiteit
van een weeshuis, iets meer bij het kind passends
dan in een gesticht, met veelal zeer talrijke
bevolking, gemeenlijk te vinden kon zijn.
Om dit ideaal te" kunnen bereiken, moest de
heer Scheltema zich van den steun en de
medewerking van invloedrijke personen verze-
ren, moest hij over ruime geldmiddelen kunnen
beschikken. Hiertoe was het noodig, dat hij
derden voor zjjn streven warm maakte, doch
ook alleen hiervoor. Hij zelf zou het in de
practijk wel dragen; hij zou het wel belichamen
en bezielen te gelijk.
Welnu, men vertrouwde in zijn kunnen, in
zijn welslagen, gelijk men geloofde in zijn ideaal.
Men zou hem lielpeu, doch ook hem alleen de
taak van de zaak laten zijn. Hij aanvaardde de
ziel gaf er al zijn kracht, heel zijn hart, elke
seconde van zijn tijd aan. Geen wonder, dat
men hem, zooals hij zich, met de in het leven
geroepen en allengs zich in toeuemenden bloei
verheugende Maatschappij vereenzelvigde. Met
zijn mede-bestuurders giug hij uiteraard te rade,
beginselen vaststellend, zeker ook wel vaak advies
inwinnend. Doch aan die medebestuurders lag
het niet, zoomin als het waarschijnlijk lag in
zijn bedoeling, alleen in den aard der zaak lag
het, dat men den eigelijken arbeid der weezen-
verzorging door hem alleen liet verrichten, hem
met de verantwoordelijkheid ook meester over
de uitvoeriug liet. Hij toch was de Directeur
zij stonden hem gaarne ter zijde doch ter
zijde.
Zoo moest de Maatschappij wel „die van den
heer .Scheltema" worden, moest hij in den loop
der jaren wel het besef in zich gaan omdrugen
„de Maatschappij ben ik". En zoo liet het zich
begrijpen, dat fnj gaandeweg, als ongemerkt, op
zijn eigen levenstaak naijverig werd, van zijn
wisselende, zijn arbeidsveld niet tot in de verste
schuilhoeken kennende, medebestuurders op den
duur slechts het uiterlijke uiede-zeggenachup
kou aanvaarden en uit zijn persoonlijken invloed,
steunende op de vastheid van zijn werk, den
toestand deed en zag geboren worden, dat men
alles aan hem overliet, 't Ging immers goed.
Wat zou men veel meepruten en meebazen
Dan, zijn jaren klommen en lichamelijk en
geestelijk nam hij af. Toen begon bij zijn medc-
nestuurders het begrip post te vatten, dat hij
wel eens spoedig, of door den dood, öf door
ongesteldheid aan de Maatschappij zou kunnen
BireolMlr-Mcretnii» op de lioogte worden go- I ondcranm gcldmidiMen en in hel Micnd.,
bracht van de verhouding van de Maatschappij "ver die van oen Maatschappij, wolke door de
tegenover dc pleegouders «u voorts van de geïnde belangstelling en de liefdadigheid van het
administratie". Dit besluit werd genomen op 21 publiek ui stand moot worden gehouden —met
November 1895 voorzichtigheid behoort te handelen en mot de
Do storm ging liggen. Do heor Scholtoma I voorhanden middelen moet woekeren om daar-
bleef aan het roer en vond oen hulp-stuurman 1 mede het meeste nut tc bereiken
zijn aanstaanden schoonzoon, de hoer J.
Woudstra, toenmaals lo luitenant der infanterie
to Amersfoort. Hem wijdde hij in, in do ver-
verhouding van de Maatschappij tegenover do
pleegouders, iu do geheele administratieook in
de eigenaardigheden van do verhouding tusschen
den Directeur en het Bestuur, ook in het credo,
dat de Directeur do Maatschappij was en 2ich
van den alleenlieorschcrs-troon niet mocht laten
ontzetten. Indien ja, dan is do eigenmachtigheid,
die thans een der kenmerken van des heeron
Woudstra's optredeu is, als staande op bepaald
historischen grond, psychologisch te verklaren.
De heer Scheltema liad aan des Bcstuurseisch
voldaan. Sedert het begin van 1896 had hij zich
doen ter zijde staan en meer en meer had hij
de teugels van het bewind toevertrouwd aan den
man, die inmiddels, in den zomer van datjaar,
zijn schoonzoon geworden was, en zich geheel
in de moeilijke, veelomvattende taak had inge
werkt. Toen de heer Scheltema dan ook het voor
nemen openbaarde om met 1 Februari 1808 als
Directeur-secretaris af te treden, stelde hij te ge
lijk den heer Woudstra als zijn opvolger voor.
Aanvankelijk bestond bij het Bestuur overwe
gend bezwaar om dezen wensch in te willigen,
aooh midat de heer Woudstra zich
persoonlijk
voorgestel®
en ecu zeer guiistigcn indruk op hen gemaakt
had, werd hij voor éen jaar met de waar -raing
van de betrekking belast. Nadat intussch de
Statuten gewijzigd waren geworden, werd hij,
na afloop van het proefjaar, definitief als Direc-
tenr-9eoreturis, geen Bestuurslid, aangesteld.
Toen de heer Woudstra dus aangewezen werd
om eventueel den lieer Scheltema als Directeur
op te volgen en later in diens |ilaats als zoodanig
benoemd werd, was hij jong officier. Hij was
niet in de gelegenheid geweest, te tooneu, dat
hij die karaktereigenschapjien en dien levensernst
bezat, die vereischt worden voor de waardige
vervulling van de betrekking van Directeur der
Maatschappij, belast met do zorg voor do plaat
sing van weezen in huisgezinnen en mot het
toezicht oj> hun opvoeding.
Zijn benoeming als Directeur, waarbij hot
toenmalig Bestuur, blijkbaar zonder den lieer
Woudstra te kennen, alleen op do aanbeveling
van zijn schoonvader en op een spontaan ver
kregen eigen indruk afging, mag dan ook een
waagstuk genoemd worden; een waagstuk, waar
van de uitslag, de oommissie raag dit constateeren,
gunstiger is geweest, dan had kunnen gevreesd
worden, al heeft de administratie tot ernstige
grieven aanleiding gegeven.
De persoonlijkheid van den heer Woudstra
maakte op de commissie niet den indruk van
het bezit van het complex van eigenschajipen
en hoedanigheden, dal zij zoo gaarne zou aan
getroffen hebben in een persoon, die de taak
van weezenverzorger op zich genomen heelt. Een
zekere mate van gemis aan tact in den rnaat-
schappelijken omgang, gepaard aan zeker gebrek
aan ingetogenheid, liet niet na, aanleiding te geven
tot onaangenaamheden en opspraak. Luchtigheid
van levensopvatting is niet te miskennen in de
wijze, waarop dc heer Wondstra ztch zoo uit
het jongelui's leven verplaatste in de even serieuse
als delicate taak van Directeur der Maatechappy
en ook niet in het in zijn herinnering blijkbaar
weinig nawerken van indrukken omtrent feiten
en omstandigheden, die, naar de commissie tot
nog toe meende niet spoedig uit de herinnering
van een ontwikkeld man plegen uitgewischl te
worden.
Toch aoht de commissie zich gelukkig, to
kunnen constateeren, dat de wijze, waarop dc
heer Woudstra de op zieh genomen taak van
weezenverzorger heeft vervuld, lof verdient J lij
bezit ongetwijfeld vele goede eigenschappen, als
bepaaldelijkonverdroten ijver, een warm hart
en een groote belangstelling in liet lot van de
ongelukkige weezen en veriatenen, die hem
hierbij uitnemend te stade kwamen. Deinlich
tingen. over welke de commissie te dezer zake
kon beschikken, zijn over het algemeen gunstig,
en waar het bier vuoral op aankomt, is dit.
dal, in overeenstemming mot dc bijna ulgemeene
opinie, ook het oordeel van het Bestuur van do
Maatschappij over den heer Woudstra, als
oytvalleu. Te gelijker tijd voelden zij misschien I weezenverzorger, in hoofdzaak gunstig is.
wel iets ia zicu opkomen van een verlangen om I De commissie acht zich, uit het oogpunt van
ra mindere mate dan voorheen, ornament of billijkheid en rechtvaardigheid, verplicht hierop
vliegwiel te zijn. Dal de Directeur van de Maat- te wijzen, omdat, waar aan den heer Woudstra
ontslag (zonder meor, tl. w. z. niet eervol) is
verleend op een wijze, die een smaad werpt oj>
ge
boei nieuw exemplaar, blijkbaar voor die gele
genheid vervaardigd. liep dan nok slechts tot
eer li ge maanden terug en gaf daarby geen ophel
dering". De zaak is, dat dit nieuwejkasboek een
net kasboek was, vervangend het aan het Be
stuur bekend geweest zijnd oude kasboek, dat
door «lordigo bijwerking letterlijk ontoonbaar
was on daarom door den adsistent word over
geschreven, een arbeid, die bij gelegenheid van
die conferentie nog niet voltooid wan Dit oud-
kind-) kasboek In-staat nog en is door den Di-
ree teil r gesteld ter beschikking van de commissie,
die de beide exemplar-o nauwkeurig met elkan
der vergeleken heeft- Hierbij heeft zij bevonden,
dal deze boeken het nieuwe ontduun van de,
het oude ontsierende, doorhalingen, tegen b 5e-
isbappy, dus haar ambtenaar, tevens ook alö
Secretaris hun medebestuurder was. dus zijn
eigen chef en zijn eigen ondergeschikte, dit was
toch ook eigenlijk niet heelemaal goed. Zoo
overwoog men verandering, en, als gevolg daarvan
•Statutenwijziging. Daartoe was de heer Scheltema
geroepen mede te werken daartoe kon hij echter
niet medewerken. Een jaar lang, het geheele
jaar 1895, hield het ontwerpen van gewijzigde
Statuten het Bestuur bezig. Er rees eonig wan
trouwen; er kwam strijd. De heer Scheltema
scheen het wellicht toe, dat men zijn hof ouder
graven wilde, zijn autocratie beperken.
^jUp zekeren dag bleef hij uit een bestuursver
gadering weg, schriftelijk zijn ontslagneming in
het vooruitzicht stellend, voor bet geval dat men
besluiten mocht, de com bi natie Dirccteurbcstuure-
lid uit dc Statuten te doen wegvallen en deze
zoo aan de algemcone vergadering ter sanctie
voor 16 leggen. Dezen stap motiveerde hij door
de ovcrwegiug, dat de uirecteurstauk van zoo
kiesehen aard was, zoozeer ingreep in de familie
verhoudingen der weezen, dat men een zetel in
het Bestuur niet mocht onthouden aan den man,
die, hetzij nu of later, als Directeur de „ziel"
van de Maatschappij zoude zijn.
Voor dit veto zwichtte hot Bestuur. Het be
loofde de gewijzigde Statuten „voorloopig niet
aan het oordeel van de algemeenc vergadering
to zullen) onderwerper., onder de uitdrukkelijke
(voorwaarde, dat ten Bjiocdigsto een adsistontzal
worden benoemd, dio door den tegenwoordigen i
zijn persoonlijkheid, ook zijn geheele persoonlijk
heid en in het bijzonder de wijze, waarop hij
zijn hoofdtaak (die van weezenverzorger) ver
vulde. in compensatie moec worden gebracht
togenovcr de hom ten laste gelogde, reeds
genoemde fouten oji administratief gebied.
Niet zoozeer door Statuten en instructie (dio
beide door onvolledighei uitmunten) uls wel
door een jarenlang toegestane practijk, was den
heer Woudstra op administrasief gebied eon
verantwoordelijkheid opgelogd, of, beter gezegd
een eigenmachtigheid gelaten, die hij inderdaad'
geloond hoeft niet te hebben kunnen dragtn.
Gelijk hiorvoren in bijzonderheden aangetoond
geworden is, is het de commissie bij onderzoek
van de boekhouding van den heer Woudstra
gebleken, dat begrip van geordende administratie
hem te eenen male vreemd :r.
Terwijl tot voor korten tijd het Bestuur ge-
noogen nam mot, of althans zich ncderlogdo bij,
hetgeen door den heer Woudstra werd opgegeven
als voor do Maatschappij door hem ontvangen
of uitgegeven, waarbij hij zelfs bemoeiingen
(als inning van contribution e. d.) deed, die
ontegenzeglijk in "Ike ordelijke vereeuiging tot
de taak van den Penningmeester behooren,
ging jiij indordaud, bij liet beschikken over de
geldmiddelen van de Maatschappij, met groote
eige 1 machtigheid te werk, blijkbaar zonder te
begrypen dat men, by het beschikken over eens
liet moot dun ook niet verwonderen dat, toen
oen nieuwe Penningmeester optrad, die bezield
was met de begeerte om des Directeurs finan-
oioele administratie tot in alle onderdooien to
eoiitroleeren en zieh voor do groott e en den aard
der uitgaven mede verantwoordelijk te Btollen,
een conflict ontstond.
Met meer kracht dan vroeger schijnt toen op
zuinigheid en nauwgezetheid to zijn aange
drongen, doch zonder resultaat, liet gevolg was,
dat liet Bestuur den heer Woudstra ovor
bepaaldelijk aangewezen uitgaven waaromtrent
de becijferingen zelf3 niet konden nalaten twijfel
aan goede trouw op te wekken ter verant
woording riep.
Hot Bostuur was hiertoe volkomen gerechtigd.
De houding, door den lieer Woudstra daarop
tegenover hot Bestuur aangenomen, moet worden
afgekeurd. Dat hij niet op elke vergadering,
op stel en sprong, elk cijfer dat hem werd tegen-
goworjien, voldoende kon toelichten, behoeft
men, de inrichting dor boekhouding in aanmer
king genomen, niet zoo zwaar te laten wegen
maar de administratie ivas van dien aard en do
bescheiden waren in zoodanigen toestand, dat
inderdaad kwade trouw en oneerlijke praktijken
konden verondersteld worden. En daarom had
de hoer Woudstra, in het besef van zijn ver
antwoordelijkheid aan liet Bestuur, niets onbe
proefd moeten laten om aan dat, Bestuur het
licht to verschaffen, dat het volkomen terecht
verlangde.
Hij had zich niet moeten houden, alsof aan
zijn eigenmachtigheid de beschikking over dc
geldmiddelen van do Maatschappij stond, maar,
niet eerlijke blootlegging van al du uitgaven,
teu behoeve van de Maatschappij gedaan en
ten laste van de Maatschappij geboekt en van
al de fouten en slordigheden van zijn admini
stratie, dadelijk en- in alles open kaart moeten
spelen en aan liet Bestuur alpehecle opening
van zuken moeten geven. Dit deed hij niet en
het gevolg was voeding van wantrouwen bij het
Bestuur, dat, door een commissie uit zijn midden,
vruchteloos trachtte het noodige licht in de
administratie te ontvangen. Ten einde hem
zooveel mogelijk te sparen, werd hem onder
hands in overweging gegeven zijn eervol ontslag
te vragen. Hieraan voldeed hij niet. Terwijl nu
de lieer Woudstra zich in 't begin van Juni 1905
om hulp en voorlichting tol eenige correspon
denten der Maatschap]iij had gewend, werd hij
in de Bestuursvergadering van 14 Juni 1905
ontslagen.
De commissie van onderzoek meent, dat het
Bestuur zich geen voldoende rekenschap heeft
gegeven van de beteekenis van „ontslag" zonder
meer, dus niet eervol, hoedanig ontslag pleegt
gegeven te worden aan personen, die zich schuldig
maken aan wangedrag of oneerlijke practijken.
Van wangedrag was geen sprake en oneerlijke
praktijken werden mogelijk geacht, doch waren
niet bewezen. Uit de administratie kan niet
worden aangetoond en ook bij liet onderzoek
der commissie bleek niet - dat du heer Woudstra
zich gelden van de Maatschappij heeft toege
ëigend. Alleen bleek en dat is zeker niet te
verontschuldigen dut hij te eigenmachtig uit
gaven ten laste van de Maatschappij gedaan had
en die in rekening bracht op ecu wijze, die hij
wist, of althans kon weten, dat het Bestuur niet
goed vond.
Wel mocht het Bestuur te recht ontstemd zijn
over do houding van rlen heer Woudstra, m iau
dit motiveerde nog niet een smadelijk ontslag.
Wel kon er gemis van de noodzakelijke samen
werking geconstateerd worden, doch dit had
alleen tot oen eervol ontslag mogen leiden.
Wat er verder oj> hot geven van ontslag volgde
doet tot de hoofdzaak aan onze commissie
ter onderzoeking gegeven weinig af.
De heer Woudstra schijnt ook op de bijeen
geroepen Bestuursvergadering, 17 Juni 1905 elke
verdere bespreking geweigerd te hebben, in af
wachting van do actie, die hij van eenige leden
der Maatschappij verwachtte. Afgifte van het
archief en ontruiming van „Zandbergen" werden
ook door henj geweigerd, nadat de datum van
ingang van het ontslag minder formeel door
oen commissie uit, maar dan toch onder nadere
goedkeuring van het Bestuur —op 17 Augustus
1905 was bepaald geworden.
Op grond van het bovenstaande concludeert
onze commissie, dat do zaak don volgendon loop
moot nemen:
1. Do heer Woudstra biedt aan liet Bestuur
der Maatschappij zijn verontschuldiging aan voor
do houding, door hem tegenover dat Bestuur
aangenomen, erkent, dat hij aan het Bestuur
verantwoording schuldig is en geeft alsnog aan
liet Bestuur op nlle punten, waarover het inlich
ting verlangt, zonder eenige terughouding ulge-
heele opening van zaken.
2. Wordt aan liet genoemde sub 1 niet vol
daan, dun blijft het ontslag gehandhaafd, maar
mot de bijvoeging „eervol".
8. Wordt aan hot genoemde sub 1 voldaan,
dan trekt liet Bestuur den omslagbrief van 1-1
Juni 1905 in.
Jl0'. bestuur doet zoodanige voorstellen
tot wijziging van Statuten en bevordert zooda
nige wijziging van instructie, data. hot werk
van den Directeur, voorzooveel de jdaatsing
oil do verzorging van do wcozcn betreft, gedaan
wordt onder toezicht van een d-vartoe uit het
Bestuur of tie uit de Maatschappij aangewezen
commissie, in welke ook vrouwen zitting hebben;
b. do fiuancieele administratie en verantwoording
geheel blijven aan den Pen» ngmeostor, mot
dien verstande, dat de Directeur, ton behoeve
van de plaatsing en verzorging van de woezen,
dc beschikking zul liobhen over beperkte cro-
(lioten of voorschotten, die hij periodiek ver-
antwoordt en die hij niet mag overschrijden dan
met machtiging van hot Bestuur of van oen
hiertoe aangewezen commissie uit hot bestuur.