steeds de voldoening te zien, dutje liet geleorde niet opvolgt en je met bekommert om de voor schriften. In Indië rukt men niet uit als hierdaar is er geen sprake van, dat naar 't gevechtsterrein wordt gemacheerd in rust en al zingendzoodra me., het kapement verlaat, iB men gereed voor 'tgevocht en klaar om aan te pakken; doch er zijn ook wonderlijke dingen. Vandaag heet het volgens de orders velddienst, morgen gevechts formatie, een derden dag bajonet-schermenen daaraan houdt men zich dan stipt, zoo precies, dat toen in een der ernstigste gevechten de com mandant aan een der vijf bataljons-commandan ten liet vragen „waarom valt u niet aan?" hij ten antwoord kreeg „hoe moet ik aanvallen volgens het voorschrift op den velddienst of volgens een ander?". Neen, lacht dien overste niet uit; hij hield zich aan het voorschrift. Wat is het onderscheid tusschen velddienst en gevechtsvoorschrift, vroeg spr. later wel aan zijn luitenants en zou die vraag thans ook wel willen doen aan zijn toehoorders. Het antwoord luidde strijk en zetVelddienst, als er geen, gevechtsvoorsckrift als er wel een vijand is. Daarin nu zit juist de moeilijkheid om de mannetjes, die gestaag worden geoefend naar het velddienst-voorschrift, op te leiden voor het gevecht. In Indië worden óok wel manoeuvresgehouden: zeer plechtig, heelemaal volgens het boekje! En zoo geviel het, dat de korporaal dio den spits commandeerde met hoog ernstig gelaat spr. kwam mededeelen, dat de veronderstelde vijand had gevuurd, wat spr. natuurlijk óok al lang had gehoord. De dappere spits-commandant begreep geen jota van spr. antwobrdJa, dat weet ik al lang, maar jij moest er al in zitten ik blyf hier, want ik moet het rapport schrijven. Wat zou er van zijn terecht gekomen als 't eens geen veronderstelde, maar een werkelijke vijand ware geweest. Immers we moeten dadelijk aanpakken, we moeten vooruit, we moeten terruin winnen, we moeten den vijand verhin deren te schieten en ons dooden of gewonden te bezorgen. Bij iedere stagnatie in het gevecht, al duurt die ook maar éen seconde, ziet ge den vijand goed richten en kunt ge er zeker van zijn, dat ge een doode meer hebt. Zorgt ge vooruit te gaan en verhindert ge daardoor den vijand dat hij richt, dan is er geen gevaar. En de eerste klap is ook in Indië een daalder waard. Het Indische leger werd jaren achtereen volgens beeldige methode keurig voorbereid tot militair. Spr. begon zijn opleiding hier le lande en zag mooi exerceeren en herinnert zich nog best hoe o. a. bij het 4e regiment infanterie men bedreven was in het keurig „kantjes kloppen"maar dat alles haalde niet bij het Indische leger, niet alleen de Kaderschool of een depot-bataljon, maar vooral bij de Javaantjes die op hun bloote voetjes mooier marcheeren dan een oud-model keien-trapper van 't le. Ook schoten ze prachtig en zoo gingen ze van de parade naar 't gevecht, precies alies doende wat gecommandeerd werd, doch nooit handelend naar eigen idee. Met het kader was 't al niet veel beter gesteld en toch gingen dagelijks patrouilles uit onder een onderofficier, die streken in bedwang moesten houden zoo groot als een heele Nederlandsche provincietoch werd aar. een onderofficier een taak opgedragen, die omvangrijker was dan een, welke men hier aan een kapitein oplegt. En er waren onderofficieren bij, voor wie spr. gaarne in de positie zou staan, mannen van intellect en Ausdauer, vol lust voor hun vak en vol goed begrip van hun taak, mannen met zeldzamen en nooit verzwakkenden moed. Doch zij hadden zelfs in den velddienst links- en rechtsom leeren maken, maar nooit geleerd hoe ze hun minderen konden bewaren voor wonden of dood. Honderden zijn te vroeg grafwaarts gegaan oindat er niet was opleiding voor het gevecht. Eindelijk spande het en ieder was den kop kwijt. Dat was in 1896. Maar toen ook gloeide do dageraad van de opleiding voor het gevecht, werd er niet meer rechts- en linksom gemaakt en begon men in te zien, dat noodig waren coöperatie en hangen op en begrijpen van de bevelhebbers. Thans is veel veranderd en ofschoon het leger niet veel grooter is, heeft men thans oneindig meer succes. Spr. was zelf de man. die de proef moest geven op de som, dat niet alleen netjes exerceeren alle3 was en vond daarbij volstrekt niets nieuws uit. De tegenstanders van dat zoogenaamde nieuwe werden wanhopig en vroegen: hoe krijgen we gehoorzaamhei i als we den troep loa laten? Spr. had zijn proefstuk afgelegd als kapitein- commani'ant eener compagnie Javanen, doch dit mouten doon in bataljons verband, maar toch reeds het verschil laten zien wanneer er bijzon dere nadruk werd gelegd op gehoorzaamheiden minder op exercitie. Men zocht gehoorzaamheid in con gansch ander ding, dat overigens voor de hand lag en wel in het Reglement op den Inwendigen dienst. I En deze j uist werd het minst nageleefd. Dat moest veranderen. Als kapitein riep spr. zijn onderofficieren bijeen en zeidc hun ongeveerJelui, kern en rug van het leger, die onze oogen zijt, op wie du dienst rust, die de moeilijke doch eervolle positie bekleedt, enz., die alle minderen in de imessec kent, die gaarne niet gestraft zijt, enz kan jelui mij .net de hand op 't hart verklare.., dat Hoofdstuk I vun den Inwendigen dienst (van de reveille) stipt wordt nagekomen? Wordt alles precies zóo gedaan als daar staat voorge schreven? Natuurlijk zeiden allen ja; doch spr. wist wel beter en daarom vervolgde hij in dezen trant Jelui tracht me iets te verbergen, wat heel verkeerd is, want ik kom er tóch achter en'tis heel dom van jelui, dat je bang bont voor straf, want die Jtrijg jo pus als je er om bidt en smeekt en dus als ju tracht, me te bedriegen. Wees nu voortaan fatsoenlijk et. d-aaicr nooit mindere en die liegt terug. Verberg nooit iets, want mijn plicht is, er achter te komen en je maakt het mij dus maar noodeloos lastig om dat uit to zoeken. Leg ik je een te moeilijke taak op, zeg 'tdan en ik zal je net zoolang uit leggen wat ik wensch tot die taak je licht is geworden. En de zóo toegesprokenen werden spr. vrienden in den meest waren zin des woords. Spr. heeft nooit begrepen, dat er niet altijd veel meer nadruk is gelegd op den Inwendigen dienst, die althans in Indië is wat te Bijhei is voor den geloovige. Hierin zit juist het groote verschil met Nederland on hierdoor juist acht spr. een fusie der officiers-korpsen van moeder land en koloniën onmogelijk. Juist tegen den Inwendigen dionst zien meeste contractbreuk begaan; ieder wijzigt en torr.t er aan en trapt daardoor de basis van heel het leger in elkaar. Vraagt men bij een theorie: wat is tucht? dan wordt een van buiten geleerd en absoluut niet-begrepen lesje opgedreund. En't is toch zoo eenvoudig, éen woora slechtsorde. Waar tucht is, komt orde, onder conditie dat er gezag zij, doch dit wordt helaas steeds vergeten. Hoe wordt de orde geregeld Door den In wendigen dienst en daarom juist is 't heilig schennis als men zich aan deze vergrijpt en daarom juist eischte spr. steeds precies kennen, precies volgen, precies naleven van den Inwen digen dienst, die in alles voorziet, van de reveille tot licht-uit. Hoe kreegt ge begrip van orde? Niet in het leger, want dan hebt ge het te laat gekregen. Ge leerdet het thuisook toen moest ge na uw ontwaken u wasscben, u kleedcn, enz. en wist ge wat ge te doen hadt tot ge u weer te slapen legde. Thuis kreeg ge het eerste en beste begrip van orde. Vraagt men spr. wie hem orde en tucht leerde, dan antwoordt bij mijn moeder, die meer militair was dau al mijn latere chefs en die óok geen tegenspraak duldde. Ook dit leerde spr. zyn onderhebbenden en hy zeide hun: onthoudt dit wel, dat als ik iets zeg, gij uw mond niet opendoet. Dat moesten ze Jeeren, want er konden oogenblikken komen, waarin mijn hoofd omliep en ik toch moest denken óok voor hen wier leven mij was toever trouwd wat zou 't dan geworden zijn als zy my niet begrepen en me met vragen hadden over stelpt. Dit is geen overdrijving. Zelfs spr. beide dienstboden hebben dat geleerdeen wenk, een teeken is voldoende. Zegt dan een ruiter tot zijn paard: ik wil dien weg in? En niemand die rijden kin, ge bruikt zijn beenen. Paard en ruiter begrypen elkaar. En dat kunt ge gedaan krijgen van al uw personeel, als ge maar wederzyasch vertrouwen kweekt. Ook in het Nederlandsche leger kan dat en moet dat, anders komt er on-orde 011 dus on-gehoorzaamheid. Hoe krijgen we dat gedaan vroegen spr. onder officieren. Gelukkigze vroegen al, hetgeen in dienst niet licht gebeurt. Wel, heel eenvoudig, antwoordde spr., ga meer om met je minderen, leer ze kennen. Jelui gaat te veel op in je boekje, let te veel op éen of twee struepen, op éen of meer sterren. Als je je tractement wilt verdienen, en niet eenvoudig opstrijken, zorg dau te weten te komen hoe je orders worden uitgevoerd. En ik zal wel eens theorie met jelui houden. Natuurlijk vreeselijk lange gezichten. Doch ik hield theorie spelender wijs ot in cantine en gaf ze, zonder namen te noemen, hun vetmaar de collega's zeiden „dat is voor die" en ik legde hun uit wat coöperatie i in het leger is en dat deze de ziel van het leger is, dat ik alléén niets kon uitvoeren, doch aller medewerking noodig had. En ik zeide hun, dat hetgeen verkeerd werd gedaan der gansche coöpe ratie ten nadeele-, dat hetgeen goed werd ver richt der gansche coöperatie ten voordeele kwam en dat er een oeriijke en fatsoenlijke omgang moest zijn van boven naar beneden en omge keerd. Dat het oneindig gemakkelijker was, van beneden naar boven te „pesten" dan omgekeerd en dat wie bovenaan staat en dus meer aan den weg timmert, veel bekijks heeft, terwijl veel ver geven wordt aan wie beneden staat, ook omdat bij niet steeds weten kan wat hij doen moet. En ik gaf hun onderricht in gezagvoeren, in com mandoeren, in fouten herstellen en werkte op hun gemoed. - Doe wat ge moet doen, geen cent minder en geen ceut meer. Dat is het geheim voor gezag voeren. En maak nooit misbruik van uw gezag. Iedere mindere bestudeert zijn meerdere op diens zwakke punten. Laat u daar nooit oppakken, want dan zijt ge verloren. En dit moet ge doen door zuiver rechtvaardig te zijn en door te leven volgens der. Inwendigen dienst. Hier zul 'tnog wel gebeuren, dat een onder officier den bekenden Willemsen, die altijd thuis blijft, toeroept: Willemsen, haal eens een bakje water. Als dat in Indië zou geprobeerd worden, kan krijgt die onderofficier of een raclee of straf, want de corveeën worden volgens den Inwendi- gen dieDst gecommandeerd door den sergeant van de week, volgens rooster waarop de luitenant week toezicht heeft te houden. Die luitenant komt dan ook in 't gedrang. Spr. gaf eenige punten U't den Inw. dienst om 'e doen zien hoe kunnen ontstaan zekere wrevel, geen goede verhouding, te weinig achting, onhartelijkheid enz. In Indië wordt lauwer gediend in het garni zoen dan te velde. Te velde wordt examen gedaan in hetgeen in het garnizoen werd geleerd en daar kan dus geen sprake zijn van slordig salueeren, ongevraagd toespreken, oude kleeding enz. Immers te velde kan ieder toonen wat er 'ti hem zit en blijkt het dikwijls, dat de gering ste fuselier meer en betere militaire eigenschappen heeft dnn zijn chef, die dus de teugels wel moet ar:aaien, wil hij dc baas blijven, hetgeen hij ■voet doen opdat, uls 'ter op aan komt, hij de perieur is. En dit is noodzakelijk, want op weer om heen. Jok nooit, want dat voelt de oe.i onverwacht oogen blik wordt hy gedetacheerd vooruit gwonden, bolton het oog wn «jn jM en moet den rijn plicht ten 'f j"';.® verantwoordelijk voor igu minderen om wier leven het lichtelijk gaat. Spr. was jong 2c luitenant toen hy m een nu gesloopte benting op Atjeh werd geplaatst, tegenover dc linie. Voor die benting lag een sawah van 400 bij 500 M. en daarover, in het bosch, een kampong der Atjehers, die vrijelijk hun oogst mochten binnonhulen als ie maar niet schoten, 's Nachts evenwel deden ze wel eens een aanval. Eens, 'snachls tuezene» 1 - en 4, hoorde spr. schieten. Als officiei tier wacht ging hij naar het bastion en vroeg don schild wacht of er onraad was en hoeveel vijanden or waren. Wel 50. En hoever zijn ze nog weg? Een 550 M. Wel stond de 9 c.M. voorhuid, uit den tijd van Mozes en Afiron, geladen, doch spr. vond het toch noodig den oudsten luitenant, een aarts-liefhebber van lichtkogels, te waar schuwen, dat de vijand schoot. „Dat heb ik al lang gehoord" was 't bescheid. Spr. ging naar den kapitein-commandant, die er maar weinig over gesticht was, te worden gewekt. Hoeveel zijn er? Ik schat ze op 60. Deel dat door 3en hoever zijn ze nog weg? Zoowat 50 M. Vermenigvuldig dat met 5't is nog lang geen tijdgoede wacht. Dat was spr. eerste opleiding tot kalmte in 't gevecht en later heeft hij steeds gedeeld door 3 en vermenigvuldigd met 5 en nooit is hem gepasseerd wat dien adjudant gebeurde, die zeide „de salvo's van den vijand waren zóo dicht, dat ik over het lood moest springen om u dit rapport te kunnen brengen". In 1896 kwam spr. bij de marechaussee welke was geëuoadreed met een magnifiek stel onderofficieren, keurig in de kleeding, keurig gedrild, met keurig strafregister en keurige aanteekeningen. lederen nacht ging 40 pet. in hinderlaag op een aangewezen puntof juister ze gingen naar de naastbij gelegeu post, waar de sergeant sliep op het bed van een collega die op wacht was en de minderen eeo tukje deden in het soldaten- kwartier. En als ze uittrokken, ging het geheel volgens het boekjede geheeïe brigade van 20 geladen karabijnen, uit den tijd van Prins Maurits, die wel tot 600 pas droegen, klewang en dolk alles marcheerde in den pas, sommige telden zelfs 3-4, tot op de aangewezen piek, waar halt werd gecommandeerd. Dan werd gericht werden de gelederen geopend en ging men plat voorover liggen wachten op den vijand. Door den prachtigen sterrenhemel is 't in Indië nooit volkomen duister en als nu de vijand dicht genoeg genaderd was, werd er gecommandeerd: salvovuur-vaardig; aan; vuur en van den vijand, meestal een paar smokkelaars, die al het geschreeuw allang hadden gehoord en zich voor over hadden laten vallen, was niets meer te zien tot opeens van den anderen kant een bende Atjehers op de arme brigade viel, die een hoop dooden en gewonden kreeg en werkelijk daden van moed en opoffering bedreef, doch den vijand geen verlies toebracht. Daaraan moest een einde komen en in 96 werd een hinderlaag gelegd, doch nu aan gene zijde van de linie, waar we zeker waren dat geen smokkelaars doch wel vijanden zouden komen. Er werd niet gesproker, niet gecommandeerd, niet in den pas doch heel snel gemarcheerder werd geen post aaangedaan, niet gericht, niet op twee gelederen doch op 10 pas halt gehouden en wie iets zag, zou beginnen met er op te slaan. Een reserve van 3 a 4 man zou achterblijven en de rest zou 't zaakje uitvechten. Slechts in den alleruitersten nood mocht eeu signaal om ver sterking worden geblazen. Dat was een stukje opleiding tot het gevecht. Men durfde reeds niet meer tegenspreken, maar de eerste maal werd 't hun toch te machtig en zeiden ze, dat het heel gevaarlijk was. Spr. antwoordde't Moet, en zonder geladen karabyn, ander schiet jelui op elkaar, zooals nu pas weer onderling vuur is afgegevenen ik ga mee. Toen gingen ze en deden ze prachtig hun plicht. Den eersten avond vonden we van 7 man er 6 en don volgenden ochtend den zevendenaan aan onze zijde had er éen een kap over een arm. En ze begrepen nu voor goed, dat ieder man juist evenveel waard was als een sergeant of een luitenant, dat ieder in 't gevecht zijn gewicht aan goud waard is en dat niet alleen de chef, maar allen samen 't hem doen als eenmaal het gevecht aan den gang is. En zóo komt het, dat thans de marechaussee wordt gehaald als de infanterie het niet meer af kan. Al wordt de troep ontbonden in een zeer lange linie, hetgeen moet wegens het belsche moderne geweervuur, tóch moet de coöperatie blijven be staan, toch moet men op elkaar blijven ver trouwen. En er is maar éen middel om gewonden en dooden te Voorkomen en dat isnaar den vyand toe gaan. Altijd moet men den kop bij elkaar houden en naar den vijand toe gaan. En nooit moet men zich wagen in het open veld, want het gevecht is geen velddienst, doch zoo vlug mogelijk naar den vijand toe gaan. Men moet steeds kijken naar de nevenliedeu, het verband bewaren en naar den vijand toe gaan. Laat ge de linie stoppen, dan slaan de kogels voor je in, wat zeer demoraliseert, of ze treffen je, wat óok verkeerd ia. Er is geen sprake van, dat ge overzicht hebt over 10000 of 12000 man die ziet ge toch niet ge ziet ton hoogste uw eigen compagnie. Eerst vele dagen later hoort ge iets van de gelsden verliezen. En ge hebt maar om éen ding te denken en wel, dat ge naar den overkant inoet. En ge ziet niet de plassen bloed, waarover zoo mooi wordt geschreven door menschen die nooit in 't gevecht z'jn geweest; en ge hoort niet liet gereutel der ste. "enden of het gejammer der ge wonden. Go zoi It or versteld van staan als go ooit zaagt hoe ondenkbaar groot deatervenssnioed is juist in de laag 'e rungen. Nadrnk dient gelogd op éen zaak, dio ook hier te lande vreeselijk veel kwaad doet en een gevolg is van de opleiding, die geen opleiding is, name lijk het haasten. Wie zich haast of anderen tot haasten aanzet, geeft zich een brevet van onge schiktheid voor het gevocht. De inlander zegt, zoo typisch „wie zich haast, moet minstens dron ken ziin". Haa«t u langzaam, anders wekt ge onherroepelijk een ontevreden, wrevelige stem- Waarom dat eeuwige haasten, ook hier Waar toe het aantroden voor tamboers-appel. Waarom dat gedraaf en gevlieg als 't nergens voor noo- d'Spr.'schetste nu hoe, toen hij als korps-com- luandant zijn korps eens ran naderbij wenschte te bekijken, het heele kampement op stelten stond toen een hoornblazer hem zog naderen en aanstonds op hol slaande „daar komt ie brulde. Heerlijk was dat verhaal; ook dat antwoord „3—4 nadat de oudste officier had gemeld, dat het korps present was. En kalmte is noodig omdat in het gevecht zoo ontzettend veel wordtgevorgd van de zenuwen, vooral bij het nachtgevecht, waartoe een ijzeren dresuur behoort maar waarin dan ook allen het onmogelijke verrichten. Tien minuten vóór er wordt uitgerukt, is alles in het kampement doodstil. De commandant wekt dan de officieren en 5 minuten later staan 220 man geheel klaar, zonder dat er appèl wordt gehouden of gericht. Ieder heeft zijn vaste plaats, niet volgens de grootte, en ieder treedt aan op de plaats rust. Fluisterend wordt gevraagd is ieder gezond, wenscht niemand uit te treden, is ieder bereid Dan wordt in de grootste stilte afgemarcheerd. Ieder weet, dat het ernst is. Je went niet aan doodslaan, wat men ook moge zeggen en iederen keer wordt je benauwder zoo dra je de lichten van het kampement niet meer kan zien, want je weet dat volgens de kansre kening je kansen telkens minder worden. Vooral de goede oogenblikken van je leven vliegen je dan door den geest. Doch jc hebt niet veel tijd tot denken. Dan kijk je om in de oogen van je beste, brave kerels, die terugkijken en een gevoel van wederzijdsch vertrouwen komt in je in het heerlijkmooi nachtelijk duister. Niemand spreekt, doch wie in 't bo6ch komt, trekt de klewang en legt zijn hand op den rug waarin zijn achter man haaktde takken worden overgegeven, op kuilen en gaten wordt gewezen en opeens fluistert er een, die als de katten 't best ziet in '1 donker, „loerloer" (van ons: loeren). Hij heeft iets verdachts gezien en zonder commando wordt gedéployeerd. Dan komt een moment van geweldige, afschu welijke spanning, die je in den keel voelt. Doch de stelling blijkt verlaten en doodmoe ga je verder. Tegen den ochtend stuitje op den vijand die in grooten getale een andere stelling heeft ingenomen. Weg is de moeheid, niemand bukt en op het „Marechaussee I" vliegt de heele linie er o p in. En ge begrijpt niet hoeveel heldenmoed op zoon locht wordt gegeven. Bij het passeeren van eea smallen dijk op een zeer gevaarlijk punt kreeg een Javaan een schot in den buik heel het korps móest passeeren; hij kroop op zij en wilde niet, dat men bij hem bleef. Een der offi cieren deed het tóch, tot een tandoehem oppikte Een ander man was in een put gevallen doch had geen schreeuw gelaten en bleef rustig zitten tot de reserve hem passeerde en hem er uit hielp. Een ander gevaar is de infanterie, die maar Diet kan nalaten salvo's te vuren de marechaus see schiet pas als de vijand vlucht, want dan pas is elk schot een eendvogel. Een enkele maal ook moet men al zijn koel- bloedighied verzamelen om den troep uit 't ge drang te balen. Zoo, toen eens we omsingeld waren, terwijl de troep doodmoe was. Een man, waarop spr. steeds huizen had gebouwd, kroop terug voor een kogel, die voor hem insloeg. Waar is mijn kaart vroeg spr. De man zeide, liggend, dad hij die niet bad. „Sedert wanneer spreek je den commandant toe in die houding De man stond op en was genezen en met hem t vertrouwen teruggekeerd in de geheele troep, die er zich nu ook glansrijk uit redde. Spr. eindindruk was, dat zijn taak was mooi en bitter. Mooi omdat hij het beste gaf wat hij kon. Mooi omdat hij het verlies aan dooden en gewonden vermocht te reduceeren van 40 tot 1 of 3. Mooi omdat de troep zoo dankbaar was voor de goeae zorgen. Mooi om het vertrouwen, dat bestond tusschen chefs en minderen en niet als hier m den manoeuvre-tijd, wanneer allen bier drinken uit éen glas, maar omdat bleek, dat de superieuren werkelijk meerderen waren, u i- iZiJ .Saven heel hun gemoed en al bun hartelijkheid en dat is de eersteen voornaamste factor voor de opleiding tot bet gevecht. Begrijp vooral, dat alles steunt op coöperatie, dat de kleinste fout van éen het geheel in het grootste gevaar kan brengen. Zoolang er coöperatie in den troep bestaat, behoeft ook een kleine Staat niet angstig te wezen; zelfs de grootste kerels zijn bang voor een klein ventje, dat flinke handen aan 't lijf heeft en die goed weet te gebruiken. En dat idee van coöperatie kan even goed worden aangekweekt en ontwikkeld als flinkheid karaktervastheid en eigenwaarde tegen en voor de supérieuren. Als gc dien grooten gemeenschapszin goed doorvoert, als ge in „Ons Belang" zoekt hetgeen u kan ontwikkelen en telkens u beter geschikt maakt voor uw taak, dan zult ge zien, dat ge vanzelf respect afdwingt en werkclyk superieur ,™k '«n- gcsproKene niertoe moge l en ik daartoe iets hebben bygebracht. Een donderend applaus volgde op do schier aderalooze stilte waarmee de boeiende rede was aangehoord en werd herhaald toen, na den dank van den Voorzitter, diens „tot weerziens" niet werd afgeslagen. Vervolg zie BIJVOEGSEL.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1906 | | pagina 2