steeds de voldoening te zien, dutje liet geleorde
niet opvolgt en je met bekommert om de voor
schriften.
In Indië rukt men niet uit als hierdaar is
er geen sprake van, dat naar 't gevechtsterrein
wordt gemacheerd in rust en al zingendzoodra
me., het kapement verlaat, iB men gereed voor
'tgevocht en klaar om aan te pakken; doch er
zijn ook wonderlijke dingen. Vandaag heet het
volgens de orders velddienst, morgen gevechts
formatie, een derden dag bajonet-schermenen
daaraan houdt men zich dan stipt, zoo precies,
dat toen in een der ernstigste gevechten de com
mandant aan een der vijf bataljons-commandan
ten liet vragen „waarom valt u niet aan?" hij
ten antwoord kreeg „hoe moet ik aanvallen
volgens het voorschrift op den velddienst of
volgens een ander?".
Neen, lacht dien overste niet uit; hij hield
zich aan het voorschrift.
Wat is het onderscheid tusschen velddienst
en gevechtsvoorschrift, vroeg spr. later wel aan
zijn luitenants en zou die vraag thans ook wel
willen doen aan zijn toehoorders. Het antwoord
luidde strijk en zetVelddienst, als er geen,
gevechtsvoorsckrift als er wel een vijand is.
Daarin nu zit juist de moeilijkheid om de
mannetjes, die gestaag worden geoefend naar
het velddienst-voorschrift, op te leiden voor het
gevecht.
In Indië worden óok wel manoeuvresgehouden:
zeer plechtig, heelemaal volgens het boekje!
En zoo geviel het, dat de korporaal dio den
spits commandeerde met hoog ernstig gelaat
spr. kwam mededeelen, dat de veronderstelde
vijand had gevuurd, wat spr. natuurlijk óok al
lang had gehoord. De dappere spits-commandant
begreep geen jota van spr. antwobrdJa, dat
weet ik al lang, maar jij moest er al in zitten
ik blyf hier, want ik moet het rapport schrijven.
Wat zou er van zijn terecht gekomen als 't
eens geen veronderstelde, maar een werkelijke
vijand ware geweest. Immers we moeten dadelijk
aanpakken, we moeten vooruit, we moeten
terruin winnen, we moeten den vijand verhin
deren te schieten en ons dooden of gewonden
te bezorgen. Bij iedere stagnatie in het gevecht,
al duurt die ook maar éen seconde, ziet ge den
vijand goed richten en kunt ge er zeker van
zijn, dat ge een doode meer hebt. Zorgt ge vooruit
te gaan en verhindert ge daardoor den vijand
dat hij richt, dan is er geen gevaar. En de eerste
klap is ook in Indië een daalder waard.
Het Indische leger werd jaren achtereen volgens
beeldige methode keurig voorbereid tot militair.
Spr. begon zijn opleiding hier le lande en zag
mooi exerceeren en herinnert zich nog best hoe
o. a. bij het 4e regiment infanterie men bedreven
was in het keurig „kantjes kloppen"maar dat
alles haalde niet bij het Indische leger, niet
alleen de Kaderschool of een depot-bataljon,
maar vooral bij de Javaantjes die op hun bloote
voetjes mooier marcheeren dan een oud-model
keien-trapper van 't le. Ook schoten ze prachtig
en zoo gingen ze van de parade naar 't gevecht,
precies alies doende wat gecommandeerd werd,
doch nooit handelend naar eigen idee.
Met het kader was 't al niet veel beter gesteld
en toch gingen dagelijks patrouilles uit onder
een onderofficier, die streken in bedwang moesten
houden zoo groot als een heele Nederlandsche
provincietoch werd aar. een onderofficier een
taak opgedragen, die omvangrijker was dan een,
welke men hier aan een kapitein oplegt.
En er waren onderofficieren bij, voor wie spr.
gaarne in de positie zou staan, mannen van
intellect en Ausdauer, vol lust voor hun vak en
vol goed begrip van hun taak, mannen met
zeldzamen en nooit verzwakkenden moed. Doch
zij hadden zelfs in den velddienst links- en
rechtsom leeren maken, maar nooit geleerd hoe
ze hun minderen konden bewaren voor wonden
of dood. Honderden zijn te vroeg grafwaarts
gegaan oindat er niet was opleiding voor het
gevecht.
Eindelijk spande het en ieder was den kop
kwijt. Dat was in 1896. Maar toen ook gloeide
do dageraad van de opleiding voor het gevecht,
werd er niet meer rechts- en linksom gemaakt
en begon men in te zien, dat noodig waren
coöperatie en hangen op en begrijpen van de
bevelhebbers.
Thans is veel veranderd en ofschoon het leger
niet veel grooter is, heeft men thans oneindig
meer succes.
Spr. was zelf de man. die de proef moest
geven op de som, dat niet alleen netjes exerceeren
alle3 was en vond daarbij volstrekt niets nieuws
uit.
De tegenstanders van dat zoogenaamde nieuwe
werden wanhopig en vroegen: hoe krijgen we
gehoorzaamhei i als we den troep loa laten?
Spr. had zijn proefstuk afgelegd als kapitein-
commani'ant eener compagnie Javanen, doch
dit mouten doon in bataljons verband, maar toch
reeds het verschil laten zien wanneer er bijzon
dere nadruk werd gelegd op gehoorzaamheiden
minder op exercitie.
Men zocht gehoorzaamheid in con gansch ander
ding, dat overigens voor de hand lag en wel in
het Reglement op den Inwendigen dienst. I
En deze j uist werd het minst nageleefd. Dat
moest veranderen.
Als kapitein riep spr. zijn onderofficieren
bijeen en zeidc hun ongeveerJelui, kern en
rug van het leger, die onze oogen zijt, op wie
du dienst rust, die de moeilijke doch eervolle
positie bekleedt, enz., die alle minderen in de
imessec kent, die gaarne niet gestraft zijt, enz
kan jelui mij .net de hand op 't hart verklare..,
dat Hoofdstuk I vun den Inwendigen dienst
(van de reveille) stipt wordt nagekomen? Wordt
alles precies zóo gedaan als daar staat voorge
schreven?
Natuurlijk zeiden allen ja; doch spr. wist wel
beter en daarom vervolgde hij in dezen trant
Jelui tracht me iets te verbergen, wat heel
verkeerd is, want ik kom er tóch achter en'tis
heel dom van jelui, dat je bang bont voor straf,
want die Jtrijg jo pus als je er om bidt en
smeekt en dus als ju tracht, me te bedriegen.
Wees nu voortaan fatsoenlijk et. d-aaicr nooit
mindere en die liegt terug. Verberg nooit iets,
want mijn plicht is, er achter te komen en je
maakt het mij dus maar noodeloos lastig om
dat uit to zoeken. Leg ik je een te moeilijke
taak op, zeg 'tdan en ik zal je net zoolang uit
leggen wat ik wensch tot die taak je licht is
geworden.
En de zóo toegesprokenen werden spr. vrienden
in den meest waren zin des woords.
Spr. heeft nooit begrepen, dat er niet altijd
veel meer nadruk is gelegd op den Inwendigen
dienst, die althans in Indië is wat te Bijhei is
voor den geloovige. Hierin zit juist het groote
verschil met Nederland on hierdoor juist acht
spr. een fusie der officiers-korpsen van moeder
land en koloniën onmogelijk.
Juist tegen den Inwendigen dionst zien
meeste contractbreuk begaan; ieder wijzigt en
torr.t er aan en trapt daardoor de basis van heel
het leger in elkaar.
Vraagt men bij een theorie: wat is tucht?
dan wordt een van buiten geleerd en absoluut
niet-begrepen lesje opgedreund. En't is toch zoo
eenvoudig, éen woora slechtsorde. Waar tucht
is, komt orde, onder conditie dat er gezag zij,
doch dit wordt helaas steeds vergeten.
Hoe wordt de orde geregeld Door den In
wendigen dienst en daarom juist is 't heilig
schennis als men zich aan deze vergrijpt en
daarom juist eischte spr. steeds precies kennen,
precies volgen, precies naleven van den Inwen
digen dienst, die in alles voorziet, van de reveille
tot licht-uit.
Hoe kreegt ge begrip van orde? Niet in het
leger, want dan hebt ge het te laat gekregen.
Ge leerdet het thuisook toen moest ge na uw
ontwaken u wasscben, u kleedcn, enz. en wist
ge wat ge te doen hadt tot ge u weer te slapen
legde. Thuis kreeg ge het eerste en beste begrip
van orde. Vraagt men spr. wie hem orde en
tucht leerde, dan antwoordt bij mijn moeder,
die meer militair was dau al mijn latere chefs
en die óok geen tegenspraak duldde.
Ook dit leerde spr. zyn onderhebbenden en
hy zeide hun: onthoudt dit wel, dat als ik iets
zeg, gij uw mond niet opendoet. Dat moesten
ze Jeeren, want er konden oogenblikken komen,
waarin mijn hoofd omliep en ik toch moest
denken óok voor hen wier leven mij was toever
trouwd wat zou 't dan geworden zijn als zy my
niet begrepen en me met vragen hadden over
stelpt.
Dit is geen overdrijving. Zelfs spr. beide
dienstboden hebben dat geleerdeen wenk, een
teeken is voldoende.
Zegt dan een ruiter tot zijn paard: ik wil
dien weg in? En niemand die rijden kin, ge
bruikt zijn beenen. Paard en ruiter begrypen
elkaar.
En dat kunt ge gedaan krijgen van al uw
personeel, als ge maar wederzyasch vertrouwen
kweekt. Ook in het Nederlandsche leger kan
dat en moet dat, anders komt er on-orde 011 dus
on-gehoorzaamheid.
Hoe krijgen we dat gedaan vroegen spr. onder
officieren.
Gelukkigze vroegen al, hetgeen in dienst
niet licht gebeurt.
Wel, heel eenvoudig, antwoordde spr., ga meer
om met je minderen, leer ze kennen. Jelui gaat
te veel op in je boekje, let te veel op éen of
twee struepen, op éen of meer sterren. Als je je
tractement wilt verdienen, en niet eenvoudig
opstrijken, zorg dau te weten te komen hoe je
orders worden uitgevoerd. En ik zal wel eens
theorie met jelui houden. Natuurlijk vreeselijk
lange gezichten. Doch ik hield theorie spelender
wijs ot in cantine en gaf ze, zonder namen te
noemen, hun vetmaar de collega's zeiden „dat
is voor die" en ik legde hun uit wat coöperatie
i in het leger is en dat deze de ziel van het leger
is, dat ik alléén niets kon uitvoeren, doch aller
medewerking noodig had. En ik zeide hun, dat
hetgeen verkeerd werd gedaan der gansche coöpe
ratie ten nadeele-, dat hetgeen goed werd ver
richt der gansche coöperatie ten voordeele kwam
en dat er een oeriijke en fatsoenlijke omgang
moest zijn van boven naar beneden en omge
keerd. Dat het oneindig gemakkelijker was, van
beneden naar boven te „pesten" dan omgekeerd
en dat wie bovenaan staat en dus meer aan den
weg timmert, veel bekijks heeft, terwijl veel ver
geven wordt aan wie beneden staat, ook omdat
bij niet steeds weten kan wat hij doen moet.
En ik gaf hun onderricht in gezagvoeren, in com
mandoeren, in fouten herstellen en werkte op
hun gemoed. -
Doe wat ge moet doen, geen cent minder en
geen ceut meer. Dat is het geheim voor gezag
voeren.
En maak nooit misbruik van uw gezag. Iedere
mindere bestudeert zijn meerdere op diens zwakke
punten. Laat u daar nooit oppakken, want dan
zijt ge verloren. En dit moet ge doen door zuiver
rechtvaardig te zijn en door te leven volgens
der. Inwendigen dienst.
Hier zul 'tnog wel gebeuren, dat een onder
officier den bekenden Willemsen, die altijd thuis
blijft, toeroept: Willemsen, haal eens een bakje
water. Als dat in Indië zou geprobeerd worden,
kan krijgt die onderofficier of een raclee of straf,
want de corveeën worden volgens den Inwendi-
gen dieDst gecommandeerd door den sergeant van
de week, volgens rooster waarop de luitenant
week toezicht heeft te houden. Die luitenant
komt dan ook in 't gedrang.
Spr. gaf eenige punten U't den Inw. dienst
om 'e doen zien hoe kunnen ontstaan zekere
wrevel, geen goede verhouding, te weinig achting,
onhartelijkheid enz.
In Indië wordt lauwer gediend in het garni
zoen dan te velde. Te velde wordt examen
gedaan in hetgeen in het garnizoen werd geleerd
en daar kan dus geen sprake zijn van slordig
salueeren, ongevraagd toespreken, oude kleeding
enz. Immers te velde kan ieder toonen wat er
'ti hem zit en blijkt het dikwijls, dat de gering
ste fuselier meer en betere militaire eigenschappen
heeft dnn zijn chef, die dus de teugels wel moet
ar:aaien, wil hij dc baas blijven, hetgeen hij
■voet doen opdat, uls 'ter op aan komt, hij de
perieur is. En dit is noodzakelijk, want op
weer om heen. Jok nooit, want dat voelt de oe.i onverwacht oogen blik wordt hy gedetacheerd
vooruit gwonden, bolton het oog wn «jn jM
en moet den rijn plicht ten 'f j"';.®
verantwoordelijk voor igu minderen om wier
leven het lichtelijk gaat.
Spr. was jong 2c luitenant toen hy m een
nu gesloopte benting op Atjeh werd geplaatst,
tegenover dc linie. Voor die benting lag een
sawah van 400 bij 500 M. en daarover, in het
bosch, een kampong der Atjehers, die vrijelijk
hun oogst mochten binnonhulen als ie maar
niet schoten, 's Nachts evenwel deden ze wel
eens een aanval. Eens, 'snachls tuezene» 1 - en
4, hoorde spr. schieten. Als officiei tier wacht
ging hij naar het bastion en vroeg don schild
wacht of er onraad was en hoeveel vijanden or
waren. Wel 50. En hoever zijn ze nog weg?
Een 550 M. Wel stond de 9 c.M. voorhuid,
uit den tijd van Mozes en Afiron, geladen, doch
spr. vond het toch noodig den oudsten luitenant,
een aarts-liefhebber van lichtkogels, te waar
schuwen, dat de vijand schoot. „Dat heb ik
al lang gehoord" was 't bescheid. Spr. ging
naar den kapitein-commandant, die er maar
weinig over gesticht was, te worden gewekt.
Hoeveel zijn er? Ik schat ze op 60. Deel dat
door 3en hoever zijn ze nog weg? Zoowat
50 M. Vermenigvuldig dat met 5't is nog
lang geen tijdgoede wacht.
Dat was spr. eerste opleiding tot kalmte in
't gevecht en later heeft hij steeds gedeeld door
3 en vermenigvuldigd met 5 en nooit is hem
gepasseerd wat dien adjudant gebeurde, die
zeide „de salvo's van den vijand waren zóo
dicht, dat ik over het lood moest springen om
u dit rapport te kunnen brengen".
In 1896 kwam spr. bij de marechaussee welke
was geëuoadreed met een magnifiek stel
onderofficieren, keurig in de kleeding, keurig
gedrild, met keurig strafregister en keurige
aanteekeningen.
lederen nacht ging 40 pet. in hinderlaag op
een aangewezen puntof juister ze gingen naar
de naastbij gelegeu post, waar de sergeant sliep
op het bed van een collega die op wacht was
en de minderen eeo tukje deden in het soldaten-
kwartier. En als ze uittrokken, ging het geheel
volgens het boekjede geheeïe brigade van
20 geladen karabijnen, uit den tijd van Prins
Maurits, die wel tot 600 pas droegen, klewang
en dolk alles marcheerde in den pas, sommige
telden zelfs 3-4, tot op de aangewezen piek,
waar halt werd gecommandeerd. Dan werd gericht
werden de gelederen geopend en ging men plat
voorover liggen wachten op den vijand. Door
den prachtigen sterrenhemel is 't in Indië nooit
volkomen duister en als nu de vijand dicht
genoeg genaderd was, werd er gecommandeerd:
salvovuur-vaardig; aan; vuur en van den
vijand, meestal een paar smokkelaars, die al het
geschreeuw allang hadden gehoord en zich voor
over hadden laten vallen, was niets meer te zien
tot opeens van den anderen kant een bende
Atjehers op de arme brigade viel, die een hoop
dooden en gewonden kreeg en werkelijk daden
van moed en opoffering bedreef, doch den vijand
geen verlies toebracht.
Daaraan moest een einde komen en in 96
werd een hinderlaag gelegd, doch nu aan gene
zijde van de linie, waar we zeker waren dat geen
smokkelaars doch wel vijanden zouden komen. Er
werd niet gesproker, niet gecommandeerd, niet
in den pas doch heel snel gemarcheerder werd
geen post aaangedaan, niet gericht, niet op twee
gelederen doch op 10 pas halt gehouden en wie
iets zag, zou beginnen met er op te slaan. Een
reserve van 3 a 4 man zou achterblijven en de
rest zou 't zaakje uitvechten. Slechts in den
alleruitersten nood mocht eeu signaal om ver
sterking worden geblazen.
Dat was een stukje opleiding tot het gevecht.
Men durfde reeds niet meer tegenspreken,
maar de eerste maal werd 't hun toch te machtig
en zeiden ze, dat het heel gevaarlijk was. Spr.
antwoordde't Moet, en zonder geladen karabyn,
ander schiet jelui op elkaar, zooals nu pas weer
onderling vuur is afgegevenen ik ga mee.
Toen gingen ze en deden ze prachtig hun plicht.
Den eersten avond vonden we van 7 man er 6
en don volgenden ochtend den zevendenaan
aan onze zijde had er éen een kap over een arm.
En ze begrepen nu voor goed, dat ieder man
juist evenveel waard was als een sergeant of
een luitenant, dat ieder in 't gevecht zijn gewicht
aan goud waard is en dat niet alleen de chef,
maar allen samen 't hem doen als eenmaal het
gevecht aan den gang is.
En zóo komt het, dat thans de marechaussee
wordt gehaald als de infanterie het niet meer
af kan.
Al wordt de troep ontbonden in een zeer lange
linie, hetgeen moet wegens het belsche moderne
geweervuur, tóch moet de coöperatie blijven be
staan, toch moet men op elkaar blijven ver
trouwen.
En er is maar éen middel om gewonden en
dooden te Voorkomen en dat isnaar den vyand
toe gaan.
Altijd moet men den kop bij elkaar houden
en naar den vijand toe gaan.
En nooit moet men zich wagen in het open
veld, want het gevecht is geen velddienst, doch
zoo vlug mogelijk naar den vijand toe gaan.
Men moet steeds kijken naar de nevenliedeu,
het verband bewaren en naar den vijand toe
gaan.
Laat ge de linie stoppen, dan slaan de kogels
voor je in, wat zeer demoraliseert, of ze treffen
je, wat óok verkeerd ia.
Er is geen sprake van, dat ge overzicht hebt
over 10000 of 12000 man die ziet ge toch niet
ge ziet ton hoogste uw eigen compagnie. Eerst
vele dagen later hoort ge iets van de gelsden
verliezen.
En ge hebt maar om éen ding te denken en
wel, dat ge naar den overkant inoet.
En ge ziet niet de plassen bloed, waarover zoo
mooi wordt geschreven door menschen die nooit
in 't gevecht z'jn geweest; en ge hoort niet liet
gereutel der ste. "enden of het gejammer der ge
wonden. Go zoi It or versteld van staan als go
ooit zaagt hoe ondenkbaar groot deatervenssnioed
is juist in de laag 'e rungen.
Nadrnk dient gelogd op éen zaak, dio ook hier
te lande vreeselijk veel kwaad doet en een gevolg
is van de opleiding, die geen opleiding is, name
lijk het haasten. Wie zich haast of anderen tot
haasten aanzet, geeft zich een brevet van onge
schiktheid voor het gevocht. De inlander zegt,
zoo typisch „wie zich haast, moet minstens dron
ken ziin". Haa«t u langzaam, anders wekt ge
onherroepelijk een ontevreden, wrevelige stem-
Waarom dat eeuwige haasten, ook hier Waar
toe het aantroden voor tamboers-appel. Waarom
dat gedraaf en gevlieg als 't nergens voor noo-
d'Spr.'schetste nu hoe, toen hij als korps-com-
luandant zijn korps eens ran naderbij wenschte
te bekijken, het heele kampement op stelten
stond toen een hoornblazer hem zog naderen en
aanstonds op hol slaande „daar komt ie brulde.
Heerlijk was dat verhaal; ook dat antwoord „3—4
nadat de oudste officier had gemeld, dat het
korps present was.
En kalmte is noodig omdat in het gevecht
zoo ontzettend veel wordtgevorgd van de zenuwen,
vooral bij het nachtgevecht, waartoe een ijzeren
dresuur behoort maar waarin dan ook allen het
onmogelijke verrichten.
Tien minuten vóór er wordt uitgerukt, is alles
in het kampement doodstil. De commandant
wekt dan de officieren en 5 minuten later staan
220 man geheel klaar, zonder dat er appèl wordt
gehouden of gericht. Ieder heeft zijn vaste plaats,
niet volgens de grootte, en ieder treedt aan op
de plaats rust. Fluisterend wordt gevraagd is
ieder gezond, wenscht niemand uit te treden, is
ieder bereid Dan wordt in de grootste stilte
afgemarcheerd. Ieder weet, dat het ernst is. Je
went niet aan doodslaan, wat men ook moge
zeggen en iederen keer wordt je benauwder zoo
dra je de lichten van het kampement niet meer
kan zien, want je weet dat volgens de kansre
kening je kansen telkens minder worden. Vooral
de goede oogenblikken van je leven vliegen je
dan door den geest. Doch jc hebt niet veel tijd
tot denken. Dan kijk je om in de oogen van je
beste, brave kerels, die terugkijken en een gevoel
van wederzijdsch vertrouwen komt in je in het
heerlijkmooi nachtelijk duister. Niemand spreekt,
doch wie in 't bo6ch komt, trekt de klewang
en legt zijn hand op den rug waarin zijn achter
man haaktde takken worden overgegeven, op
kuilen en gaten wordt gewezen en opeens
fluistert er een, die als de katten 't best ziet
in '1 donker, „loerloer" (van ons: loeren). Hij
heeft iets verdachts gezien en zonder commando
wordt gedéployeerd.
Dan komt een moment van geweldige, afschu
welijke spanning, die je in den keel voelt. Doch
de stelling blijkt verlaten en doodmoe ga je
verder. Tegen den ochtend stuitje op den vijand
die in grooten getale een andere stelling heeft
ingenomen. Weg is de moeheid, niemand bukt
en op het „Marechaussee I" vliegt de heele linie
er o p in.
En ge begrijpt niet hoeveel heldenmoed op
zoon locht wordt gegeven. Bij het passeeren
van eea smallen dijk op een zeer gevaarlijk punt
kreeg een Javaan een schot in den buik heel
het korps móest passeeren; hij kroop op zij en
wilde niet, dat men bij hem bleef. Een der offi
cieren deed het tóch, tot een tandoehem oppikte
Een ander man was in een put gevallen doch
had geen schreeuw gelaten en bleef rustig zitten
tot de reserve hem passeerde en hem er uit hielp.
Een ander gevaar is de infanterie, die maar
Diet kan nalaten salvo's te vuren de marechaus
see schiet pas als de vijand vlucht, want dan
pas is elk schot een eendvogel.
Een enkele maal ook moet men al zijn koel-
bloedighied verzamelen om den troep uit 't ge
drang te balen. Zoo, toen eens we omsingeld
waren, terwijl de troep doodmoe was. Een man,
waarop spr. steeds huizen had gebouwd, kroop
terug voor een kogel, die voor hem insloeg.
Waar is mijn kaart vroeg spr. De man zeide,
liggend, dad hij die niet bad. „Sedert wanneer
spreek je den commandant toe in die houding
De man stond op en was genezen en met hem
t vertrouwen teruggekeerd in de geheele troep,
die er zich nu ook glansrijk uit redde.
Spr. eindindruk was, dat zijn taak was mooi
en bitter. Mooi omdat hij het beste gaf wat hij
kon. Mooi omdat hij het verlies aan dooden en
gewonden vermocht te reduceeren van 40 tot
1 of 3. Mooi omdat de troep zoo dankbaar was
voor de goeae zorgen. Mooi om het vertrouwen,
dat bestond tusschen chefs en minderen en niet
als hier m den manoeuvre-tijd, wanneer allen
bier drinken uit éen glas, maar omdat bleek,
dat de superieuren werkelijk meerderen waren,
u i- iZiJ .Saven heel hun gemoed en al bun
hartelijkheid en dat is de eersteen voornaamste
factor voor de opleiding tot bet gevecht.
Begrijp vooral, dat alles steunt op coöperatie,
dat de kleinste fout van éen het geheel in het
grootste gevaar kan brengen.
Zoolang er coöperatie in den troep bestaat,
behoeft ook een kleine Staat niet angstig te
wezen; zelfs de grootste kerels zijn bang voor
een klein ventje, dat flinke handen aan 't lijf
heeft en die goed weet te gebruiken.
En dat idee van coöperatie kan even goed
worden aangekweekt en ontwikkeld als flinkheid
karaktervastheid en eigenwaarde tegen en voor
de supérieuren.
Als gc dien grooten gemeenschapszin goed
doorvoert, als ge in „Ons Belang" zoekt hetgeen
u kan ontwikkelen en telkens u beter geschikt
maakt voor uw taak, dan zult ge zien, dat ge
vanzelf respect afdwingt en werkclyk superieur
,™k '«n- gcsproKene niertoe moge l
en ik daartoe iets hebben bygebracht.
Een donderend applaus volgde op do schier
aderalooze stilte waarmee de boeiende rede was
aangehoord en werd herhaald toen, na den dank
van den Voorzitter, diens „tot weerziens" niet
werd afgeslagen.
Vervolg zie BIJVOEGSEL.