No. 7229.
55e Jaargang.
Reis-exemplaren.
Uit de Pers.
Feuilleton.
De misdaad zijns broeders.
FIRMA A. H. VAN CLEEFF
ie AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag- Donderdagen Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden /'1.
franco per post 1.15. Advertentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Legale-
oflicieële- en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent. Reolatnes 15 regels f 1.25; elke regel
meer f 0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening
gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Rij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
KORTEGRACHT9
Postbus 9. Telephoon 19.
Aan onze ubonné's, die tijdelijk elders,
heizij binnen- of buitenlands vertoeven, wordt
op aanvrage en met duidelijke opgave
van adres, de Courant eiken verschijndag tegen
vergoeding van het porto toegezonden.
Ook niet-geabonneerden kunnen op de
zelfde wijze de geregelde toezending van de
«Araersfoortsche Courant" tijdens hun uitste-
digheid zich verzekeren.
H. M. de Koningin.
De «Staats-Courant" voor heden bevat het
volgende bulletin
Daar de toestand van Hare Majesteit de
Koningin thans als geheel bevredigend kan
worden beschouwd, zullen door ons geen
bulletins meer worden uitgegeven.
Dr. ROESSINGH.
Arts. POT.
Freule Anna de Savornin Lohman kan het
toch soms maar ongezouten zeggen.
Zóo thans weer in «De Hollandsche Lelie'
waarin ze schreef over
A A N S T E L L E R IJ.
Ik wil van Rembrandt niets dan goeds
zeggen, natuurlijkmaar misschien kan het
töcli geen kwa^d, juist iu deze dagen, nu
wel allemaal doen aan Rembrandt-feesten
en Rembraudt-vereering en Rembrandt-
aanstellerij, te herinneren aan een ware
opmerking uit »L» Matin", het bekende
fransche dagblad, waarin ik dezer dagen las:
Allerlei menschen, die tranen storten omdat
die arme Rembrandt zijn prachtige schilde
rijen haast niet kon verknopen toen hij nog
leefde, hebben nooit een cent over om een
in hun hedendaagschen tijd bekendeD schilder
op zijn beurt wat af te koopen. 't Komt er
niet op aan, of zoo'n levende man talent
heelt, en soms zelfs heel veel talent hij
lééft nog, en dat is zijn nadeel! Als je maar
eerst dóód bent en hoe langer dood hoe
beter dan wordt je een mode-artikel, voor
wiens werk men hooge prijzen besteedt
Zoo ongeveer luidde de redeneering van
den Matin-auteur, naar aanleiding van de
zoo dwaze afgoderij met alles wat «antiek"
enzoovoort is.
Inderdaad «aanstellerij", modezucht, be-
heorschen zooveel menschen iu dergelijke
dingen, dat bet wel der moeite waard is,
hun eens laten zien, hoe gek ze zich aan-
stellen. Meenen ze werkelijk, als ze hier 'n
oud spinnewiel te pronk zetten, daar 'n ko-
pereo beddepan. op 'n verkooping opgedaan,
in het oog laten vallen, als ze hun gang
opsieren met 'n antieken frieschen klok, of
bij de boeren opkoopen 'n ouderwetsche
kast, dat zo, door 't gewild uitstallen van
al die quasi-deftigheid, ook maar iets lijken
op de soliede, niet met 'n franschen slag er
op te plakken voornaamheid van wezenlijk-
deftige inboedels, waarvan de familie-stukken
zijn overgeërfd van vader op kind?
Ik voor mij ken niets, dat ik sternmender-
voornaam, maar tegelijk ook somberder vind,
dan zoo'n hollandsche inboedel uit vroeger
eeuwen. Alle »stijl-volle" moderne meubeler
vazen, enz., enz., geef ik u graag cadeau
daarvoor, wat «mooiheid," betreft. Daaren
tegen, bij ons toch al zoo somber en duister
klimaat, zit ik-voor-mij persoonlijk veel liever
tusschen wit-gelakte Engelsche meubeltjes,
dan tusschen al die zware, donkei e, massieve
kasten en stoelen en tafels, onzer zelf óok,
als hun huisraad, zoo streng- en somber-
uitziende voorzaten
Maar dat is een questie van smaak
Als men eenmaal zoo'n ouderwetschen
inboedel hééft, kan ik me begrijpen, dat
men er voor voelt, dat anderen óok er voor
voelen, hem te zien. 't Gaat mij altijd aan
't hart, als ik er weer een door sterfgeval
of geldverlies uit elkaar zie spatten. Gauw
genoeg zullen er geen meer over zijn, om
nog te herinneren aan verleden grootheid
Iets geheel anders echter is het zich aan
stellen, alsof men ouderwetsche meubels
erfde, terwijl men in waarheid ze kocht op
'n verkooping; is het, zijn moderne poppen
huisje volproppen met dingen uit'n verleden,
die er veel te groot en te zwaar voor zijn,
die er bij vloeken inplaals van bij passen,
en dat niet omdat het erfstukken zijn, maar
uit modezucht
Het staat zoo «chic" als je «voelt voor
oudheden". En ik moet altijd lachen, als ik
bij mijn kennissen kom in hun dóór en dóór
moderne omgevingen, met hun dóór en dóór
moderne ideën, en hun dóór en dóór moderne
japonnen en «smokings", ca hun fietsen en
hun auto's, en ze willen je dan wijsmaken,
terwijl ze zoo echt kinderen zijn van hun
eigen tijd, dat ze héusch zooveel «voelen"
voor dat verleden, zóóveel, dat ze niet ge
lukkig kunnen zijn- zonder 'n bij een anti
quaar opgediept zoutvaatje, of 'n bokaal die
ergens te pronk staat uit het jaar zooveel,
of 'n kabinet waarin onze grootmoeders haar
linnengoed vouwden, of eenigen anderen
poespas van dien aard die misschien nooit
»oud" is geweest óok nog, han lig i's gefa
briceerd door een van die fabrieken in anti
quiteiten, waarvan de meeste antiquaars
hun «oudheden" betrekken. Geldbluf, niets
dan geldbluf 1 Arme poenen, denk ik dan,
zou je 't nu heusch zelf niet merken, dat
je alleen daarom je inbeeldt zou met die
oudheden, die dikwijls foei-leelijk zijn, te
dweopen, omdat mode is dat te doen, chic
En waarom is het dat?
Omdat het geld kost, véél geld. Eo geld
regeert allesóok de modeWie veel geld
kan besteden voor zijn kleeren, zijn huis zijn
meubels, zjjn genoegens, die is de gróótste
aristocraat heden ten dage
Is dat nu niet poenig? Als je or goed over
nadenkt, is het heusch niet der moeite waard
er eens even bij stil te staan, hop dwaas we
ons aanstellen, als we zóo bukken voor Koning
Geld
Voor eenige jaren zag ik in Den Haag bij
n antiquaar een heele collectie familie-schil
derijen uit een van onze oudste adellijke ge
slachten. Op mijn vraag wat hij daarmee
ging aanvangen (ik had ze enkele dagen
vroeger gezien op de algeheele verkooping
van alles) vertelde hij mij, dat ze reeds ver
kocht waren naar Amerika, waar ze bij den
een of anderen petroleum-koniug als sieraden
«in zijn familie-galerij" zouden komen te
hangen.
Zoo iets is dégoutant en belachelijk tegelijk
nietwaarmaar het komt voort uit niets
anders dan uit de zelfde liefhebberij voor
«bluffen" op 'n verleden, dat men niet heelt,
waaraan onze met meer bescheiden beurzen
tot meer bescheiden „protzigheden" genood
zaakte hedendaagsche oudheidliefhebbers óok
mank gaan'N moderne inboedel kan
iedereen zich aanschaffen, zelfs voor weinig
geldmaar iets «antieks" aan je inrichting
bijzetten, drukt er 'n cachet op van «gedis-
ingueerdheid"! En dus gaan al de mode
dwazen rond op verkoopingen en bij anti
quaars, en geven hun geld uit voor vooral
héél dure en dikwijls heel leelijke dingen, die
waarschijnlijk niet eens wezenliik-oud zijn.
Ook dit komt er niet op aan, zooals het
Matin-artikel elders zeer ad-rem opmerkt! De
^amateur" wil met genoegen worden bedrogen,
als het maar lijkt voor de menscben, dat z'n
verzameling prullen heel «antiek" is. Al
weet. hij-zelf dan ook, dat hij 't slachtoffer is
van 'n grove oplichterij, op zijn beurt licht
hij zijn gasten dan maar weer op, door met
zijn quasi-oudheden te pronken, en deftig te
doen.
Waarlijk, zoolang wij menschen niet komen
tot wat meer nadenken over de tailooze sot-
tises, blufferijen, aanstellerijen en geldver
kwistingen, waarmee we onzen tijd, onze
gezondheid, ons geluk soms, verspeleD, alleen
om het bedrieglijk najagen van schijn, zoolang
3)
Inmiddels was de dokter verschenen en bad bij
zich in het spoorwegrijtuig begeven, waarin zich bet
lijk bevond. De commissaris van politie was ook
aangekomen en stond thans met den agent de uit
spraak van den doktor af te wachten, waarvan zou
afhangen of Frank Muurse naar huis mocht gaan,
of onder verdenking van moord gevangen genomen
zou moeten worden.
De trein, waarvan het bewuste rijtuig was afge
haakt, had nauwelijks het station verlaten, toon een
andere trein nit Londen, en waarin ziob vele reizi
gers bevonden, het station van Norwood binnen-
stoomde.
In een oogenblik waren het perron en de uit
gangen gevuld. Op de eene of andere geheimzinnige
wijze niemand kan zeggen hoe en hoe spoedig
zulk nieuws voortgang maakt was de tijding ver-
sproid, dat. in den vorigen trein eeu ongeluk was
voorgevallen. Allerlei berichten deden do ronde,
die het een meer, hot ander minder dicht by de
waarheid waren. Velen bloven dus nog eveu staan,
in (lo hoop iemtnd te vinden, die hun nieuwsgie
righeid bevredigen zou en de portier, die Frank's
deur bewaken moest, ziende, dat er niemand was
om de kaartjes aan den uitgang op te vragen, verliet
zyn post om deze bezigheid op zich te nemen.
Onder de reizigers, die langzaam het station ver
lieten, bevond zich een jonge man, gekleed iu een
militaire jas. Deze sloeg in het voorbijgaan een blik
iu de wachtkamer en scheen den eenzamen man
daarbinnen te herkennen. In een oogenblik begreep
hij de gausche toedracht der zaak. Hij begaf zich
naar de deur en deze gesloten vindend, draaide bij
bedaard den sleutel om en trad binnen.
„Frank
„Herbert 1"
„Mijn beste Frank, waarom ban je hier opge
sloten
„O, oom, oomriep de gevangene uit.
„Oom! Wat is er met oom?" vroeg de ander.
„O, Herbert, dood, d o o d Hij ia dood gevonden
in den trein. Hij eu ik waren samen alleenik
sliep en hij was dood, toen we hier aankwamen."
Deze tijding scheen Herbert hevig te doen ont
stellen; maar daar hij een man was van stalen
zenuwen en zeer weinig gevoel, bad hy zyn zelfbe-
heerscbing onmiddellijk herwonnen en bogon hy
de zaak kalm van alle zijden te bezien.
„Blijf bedaard, Frank. Het is al erg genoeg, maar
antwoordt nu kort en vlug. Waarom ben je hier?"
„Ze dwongen me hier te blijvenze sloten my op."
„Frank, wil je my vertrouwen en je door mij
laten leiden, zooals in de dagen, toen we nog jongens
waren Bereid je voor op slechte tijding. By myn
aankomst deed een gerucht de rondo, dat een heer
doodgeschoten was gevonden in den troiu. Werd
oom doodgeschoten gevonden? Weet jij bet?"
„Ik weet het niet. Zij zonden naar een dokteren
sloten mij hier inmiddels op."
„Dan heeft de dokter klaarblijkelijk zyn meening
gezegd, arme broeder! Je zegt, dat er behalve jijzelf
niemand iu het rijtuig was. Weetje dat zeker?"
zal het altijd met de meesten onzer, door
eigen schuld, er maar treurig blijven uitzien
wat onze zedelijke waarde betreft
Lang niet mis ook is hetgeen de heer J.
van Waning, Burgemeester van Ouderkerk
aan den Amstel, in de Zaterdag gehouden
vergadering van Burgemeesters en Secreta
rissen in Zuid-Holland heeft gezegd over
don Burgemeester in algouieenen dienst.
In de eerste plaats ging spr. na welk
karak'er het Burgemeestersambt droeg onder
de voorschriften, die aan de Gemeentewet
onmiddellijk voorafgingen in de tweede
plaats hoe dat ambt in de Gemeentewet is
geteekend; en in de derde plaats, wat erin
den loop der jaren van geworden is.
In het Reglement van 1825 op de steden
trad de Burgemeester niet op den voorgrond.
Raad en B. en W. was het leeuwendeel
des bestuurs toegewezen deze colleges waren
de uitvoerders der wetten en Kon. besluiten.
Anders was dit geregeld in het Reglement
van 1825 voor het platteland, waarin ten
aanzien van den Burgemeester werd voor
geschreven, dat hem de uitvoering der wetten
en besluiten werd toevertrouwd.
Onder die reglementen bleven de Ge
meenten slechts ondergeschikte lichamen en
de Burgemeesters afhankelijke agenten van
het Rijksgezag.
De Gemeentewet zou hierin verandering
ten goede brengen.
In art. 124 juncto art. 179d werd het
dienen van bericht en raad aan de Departe
menten van algemeen bestuur, aan den Com
missaris en de Staten, opgedragen aan B. en
W., terwijl art. 126 de uitvoering van wetten,
algemeene maatregelen van bestuur en pro
vinciale verordeningen toewijst aan het zelfde
college. Wordt de medewerking van den
Raad gevorderd, dan wordt deze uitdrukkelijk
genoemd.
In deze artikelen wordt van den Burge
meester als agent van het Rijksbestuur dus
niet gerept. In het ontwerp was hij door
Thorbecke opgenomen, maar op een aan
merking van de Staten van Noord-Holland
werd hij uit het artikel gelicht. Art. 126
was de plaats om den Burgemeester aan te
spannen voor den algemeenen dienst. De
wetgever heeft dit echter opzettelijk nage
laten, zoodat de werkelijkheid een groot
contrast vormt met het stilzwijgen der wet.
In art. 70 zien we den Burgemeester echter
aangewezen als hoeder der wet, tot keering
van besluiten, met wet of Rijksbelang in
strijd.
Niet uit de schets van Thorbecke vloeide
deze opdracht voort, maar uit een viaag var.
do Si aten van Geldeiland.
„Het was de sneltrein van Louden naar Norwood.
Er was niemand in dan oora en ik. Ik geloof, dat
ik den gauschen tijd geslapen heb."
Herbert dacht een oogenblik na, doch slechts een
oogenblik. Hij maakte zeer snel gevolgtrekkingen.
„Frankzeide by plotseling.
»Ja 1"
„Ze zullen je beschuldigen."
„My beschuldigen?" zeide Frank verbaasd.
„Ze zullen je beschuldigen" zeide Herbert en bier
fluisterde bij den naam van de misdaad zijn broeder
in bet oor.
„O, vreeselyk", riep de ontstelde Frank uit; die
gedachte was nog niet by hem opgekomen.
„Ze zullen je beschuldigen, zonder twijfel" zeide
Herbert. „We moeten snel een besluit nemen. Laat
me een oogenblik denkenIk zal je bijstaan om
weg to komen. Luister ou zwyg; boud je goed eu
ik zal eeu broeder voor je zijn. Ik moet nu eerst
zien, dat ik je wegkryglater zullen we over de
toekomst spreken. Luister nu kalm."
Nu werdeu eenige gefluisterde inlichtingen gegeven,
zakkeu. Het geheele onderhoud was in veel korter
tyd ufgeloopen, dan wy noodig hebben om hot te
vertellen. De laatste nieuwsgierige reiziger had zyn
best gedaan, alles van den portier te weten te komen,
wat deze omtrent het ongeluk wist, en zoo was deze
beambte nu weder in de gelegenheid, eens naar do
wachtkamer en zijn gevangene om te zien.
Bij het vernemen van naderende voetstappen in
het nu ledige station, trad de broeder met de militaire
jas vlug in een aangrenzend vertrek en liet den ge
vangene alleeD, die wederom in de zelfde neergebogen
houding toingzouk.
„Heb ik ooit", zeide de portier tot zichzelf, naar
den sleutel ziende, die in de deur stak, „ik zou er
eeu eed op hebben willen doen, dat deze deur ge
sloten was en ik heb er voortdurend eeu oog op
gehouden. Maar", en bier keek hij door liet venster
en zag hij den gevaugene juist zóo zitten, als hij
hom verlaten had, „er is niets aan verbeurd, maar
we zullen 't zekere toch maar boven 't onzekere
verkiezen", en met deze woorden draaide bij den
sleutel weder om.
Het onderzoek van den dokter had inmiddels het
feit aan deu dag gebracht, waarvan Herbert het be
richt reeds aan zijn broeder had medegedeeld, dat de
heer Wilson werkolyk door hel hart was geschoten.
.Daaarop was besloten, dat Frank Muurse onmiddellijk
gevangen geDoraen zou worden, onder verdenking
van moord; al de bijzonderheden, die reeds door den
agent wareu opgeschreven, werden met Finnk's
naam cd adres opgoteekend dcor den commissaris van
politie, waarop deze zich met den stations-chef en
nog eeu spoorbeambte naar de wachtkamer begaf.
„Mijnheer Frank Muuree!"
„Pardon?" riep de gevangene uit.
„Mijnheer Frank Muurse, zeg ik, en ik waarschuw
u, mij niet weder in de reden te vallen, Mynheer
Frank Muurse, ik neem u gevangen onder vorden-
king vau moord gepleegd te hebbeu op deu heer
Wilson, door hem in den trein dood te schieten,Ik
verzrek u kalm mee te gaan naav het bureau van
politie."
„O, natuurlijk zal ik bedaard wedegaau", zeide de
gevangene, „maar ik ben niet schuldig."
(Wordt vervolgd.)