Zaterdag 4
Augustus 1906.
No. 723!
55e Jaargang.
Reis-exemplaren.
MUZIKALE BLOEMLEZING.
Feuilleton.
De misdaad zijos broeders.
Uit de Pers.
FIRMA A. H. VAN CLEEFF
te AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag- Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden f\.
franco per post f 1.45. Advertentiën 16 regels 60 centelke regel meer 40 cent. Legale-
officieële- en onteigeningsadvcrtentiën per regel 45 cent. Reclames 45 regels/" 4.25; elke regel
meer f 0.25. Groote lettere naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening
gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 40 cent.
Bij advertentiën van buitea de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
KORTEGRACHT 9
Postbus 9. Telephoon 49.
Aan onze abonné's, die tijdeljjk elders,
heizij binnen- of buitenlands vertoeven, wordt
op aanvrage en met duidelijke opgave
van adres, do Courant eiken verschijndag tegen
vergoeding van het porto toegezonden.
Ook niet-geabonneerden kunnen op de
zelfde wijze de geregelde toezending van de
»Amersfoortsche Courant" tijdens huD uitstek
digheid zich verzekeren.
Heden verzenden wij aan de daarop ge-
abonneerden aflevering 20 van den Vierden
jaargang van onze premie «De Muzikale
B1 o e m I e z i n g".
Deze aflevering bevat, behalve de gewone
«Wenken van een ouden muziekmeester",
kunstenaars-biographieën en berichten, bene
vens zeer lezenswaardige mededeelingen op
muzikaal gebied, de volgende muziekstukken
4. Rbein-Klange, wals voor piano, door
Job. Strauss; 2. Scblummerlied, voor piano,
door Fr. Bebr; 3. Immer bei dir, voorzang
en piano, door Fr. Abt.
De «Muzikale Bloemlezing" ko9t voor de
abonné's op ons blad slechts 60 cent per
kwartaal; franco per post f0.85.
KENNISGEVINGEN.
De BURGEMEESTER van AMERSFOORT
brengt ter kennis van de ingezetenen dezerGemeente,
dat het door den Directeur van 'sKyks direct'
belastingen, enz. te Utrecht exeouioor verklaard
kohier No. 2 van de
Bedrijfsbelasting
over bet dienstjaar 1906/1907 aan den Ontvanger van
's Rijks dirooto belastingen alhier i» ter hand ge
steld aan wieu ieder verplicht is, zijnen aanslag op-
den by de wet bepaalden voet te voldoen.
Gedaan en op de daarvoor gebruikelijke plaatsen
aangeplakt te Amersfoort den 3 Augustus 1906.
De Burgemeester voornoemd,
WUIJTIER3.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
AMERSFOORT,
gelet op art. 37 der Drankwet,
brengen ter opeubare kennis:
lo dat by beu is ingediend een verzoekschrift om
verlof tot verkoop van alcoholhoudenden drank,
aDderen dan sterkendrank, voor gebruik ter plaatse
van verkoop, door O. van AKEN in de voor- en de
achterkamer van het perceel Kortegracht No. 1
alhier;
2e dat binnen twee weken na deze bekendmaking
«0
Zelf liep ze naar de deur en opende die eer de
de knecht kwam om dit te doen, weinig vermoedend
welk droevig nieuws haar wachtte. Zij hoopte haar
echtgenoot te begroeten, maar op den drempel stond
een agent, die haar een brief overhandigde. Hot
handschrift van haar man herkennend, werd zy
doodsbleek, terwijl z|j bet omslag openscheurde.
Vliegensvlug las ze
„Liefste vrouwtje. Ik heb treurige tijding voor
je, liore. Oom en ik verlieten samen do stad met
den trein van G uur, we vielen beiden in slaap en
toen ik by onze aaukorast aan bet station Norwood
ontwaakte, bemerkte ik, dat by dood was. Meer dan
het feit weet ik niet en ik kan geen oorzaak op
geven van zijn plotselingeD dood, maar het schijnt
noodig te xyn. dat ik hier blijf tot het lyk ge-
sobouwd .-al z|jn en waarschijnlijk zal ik later mee
naar hot politie-bureau moeten gaan om inliohtingen
te geven. Misschien zal ik niet vóór morgen thuis
kunnen komen. Maak je Diet bezorgd, liefste, over
myn veiligheid en kom niet by mij.
Je liefhebbende eobtgeuoot, Frank".
,0, wot beteekent dat? Wi.ar is mijn man V'riep
jjj uit.
„Op het politie-bureau, mevrouw. Alleen op ver
denking."
„Op verdenking van wat?" vroeg ze scherp.
„Van moord, mevrouw„Hemel, ze is flauw
gevallen I"
De dienstbode legde haar meesteres op een rust
bank, terwijl de politie-agent zich naar den dokter
spoedde.
Dr. Mitchell kwam spoedig op Raven wood on daar
ieder tegeD het verleenen van het verlof schriftelijke
bezwaren bij Burgemeester en Wethouders kan in
brengen.
Amersfoort, 8 Augustus 1906.
Burgemeester eu Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
WUIJTIERS.
De Secretaris,
J. G. STENFERT KROESE.
Onder het opschrift «Aan wie de schuld"
schrjjit men van bevoegde zijde aan de
»N. Arnh. Ct."
Wederom is de blijde hoop in droefheid
verkeerd, en ons Vorstelijk Echtpaar, zoowel
als het Nederlandsche volk, een smartelijke
teleurstelling ten deel gevallen.
En geheel natuurlijk rijst de vraag of,
met die mogelijkheid voor oogen, werkelijk
alles, wat behoorde te geschieden, gedaan is
om dien noodlottigen afloop te voorkomen?
Een vraag, die helaas niet volmondig met
ja beantwoord schijnt te kunnen worden.
Wcant ten zeerste heeft het verwondering
gebaard, en niet het minst in vakkringen,
dat men gemeend heeft, in deze voor Voretin
en volk zoo gewichtige gebeurtenis, de hulp
te kunneu ontberen van den eerste der Ne
derlandsche obstetrici, van den man, die in
het oog zijner vakgenooten op dit gebied als
de eerste autoriteit beschouwd wordt.
Immers, waar hoe langer des te meer in
dergelijke omstandigheden men te recht
meent, zich niet met de hulp van den huis
dokter tevreden te mogen stellen, daar was
'tin deze te verwachten geweest, dat men
zich gewend had tot den primus inter pares,
gezien de hooge belangen, die hier in het
spel waren.
En niet minder bevreemdend is het, dat,
gelet op de reeds vroeger ondervonden
teleurstelling, verzuimd geworden is te zorgen,
dat te alleu tijde een ervaren en bekwaam
obstetricus ten paleize aanwezig was, zoo
mede de reeds aangewezen verpleegster.
En eindelijk, wetende de groote kans op
recidief in dergelijke gevallen, vragen wij
ten slotte, of alle maatregelen genomen waren
om een nieuw onheil te keeren, of werkelijk
voorgeschreven was de meest volstrekte rust,
zoo noodig bedrust, noodzakelijk in de aller
eerste plaats om een eventueel gelukkigen
afloop mogelijk te maken.
Hadden, om slechts enkele feiten te noemen,
het bezoek aan Amsterdam, het ontvangen
der Rembrandt-commissie, met de daaraan
hij de zelfde geneesheer was, die het lijk van don
heer Wilson had geschouwd, behoefde hy niet te
gissen naar de oorzaak van Isabella's plotselinge on
gesteldheid. Ëeublilc op don brief die haar uit hand ge
vallen was, zeide hem dat zijn veronderstelling juist
was. Als oud vrieud van den overleden koopman en
diens gezin en daarenboven zeer zorgzaam en ]voor-
zichtig geneesheer, liet hy den brief in zyn eigen
zak glijden en verzocht de dienstbode, Isabella naar
haar kamer te brengen, de strengste rust en kalmte
aanbevelend en belovend, spoedig een bekwame ver
pleegster te zenden om haar te verzorgen. Isabella
lag den ganechen nacht bewusteloos en toen de
ochtend aanbrak, lag zy in jjleude koorts. Niettegen
staande al de goede zorgen van den dokter en de
verpleegster werd zy niet beter, eer zij weder tijdiug
van haar echtgenoot ontving.
Toeu dokter Mitchell alles voor de zieko had ge
daan, wat in zijn vermogen was, riep hij den ouden,
vertrouwden huisknecht en de huishoudster by zich
en vertelde hun in korte woorden de treurige tijding
van den dood van den beer Wilson. „Mijnbeer Frank
is naar aanleiding van deze zaak gevangen gehou
den", zeido hy, „en ik moet u waarschuwen, de
praatjes, die u waarschijnlijk over dit treurige geval
zullen bereiken, zooveel mogelyk voor u te houden.
Boven allee, zorgt, dat de zieke niets van al die be
richten verneemt."
De oude bedienden beloofden zijn raadgevingen
te sullen opvolgen en beschaamden het vertrouwen
niet, dat in hen gesteld was.
Den volgenden ochtend kwam de verpleegster en
nam onder leiding van den dokter de zorg voor de
zieke op zich. Er werd naar Brighton getelegrafeerd
om Herbert Muurse te ontbieden, maar daar er geon
antwoord werd ontvangen, maakte men de gevolg
trekking, dat hij, sooais dikwijls voorviel, van huis
was. Mevrouw de weduwe Muurse, de zuster van
den heer Wiisou, de moeder vau Herbert en Frank,
kwam dadeljjk in antwoord op een telegram, en,
hoewel diep geschokt, nam zij de zorg voor het
huishouden op zich, tot haar schoondochter hersteld
en haar zoons teruggekeerd soudou zyn.
verbonden Garden-party, uit een medisch
oogpunt gezieo, niet achterwege moeten
blijven
Niemand zal kunnen beweren, dat, mits
sommige dingen gedaan en andere nagelaten
waren geworden, de afloop eeu minder tra
gische zoude geweest zijn.
Maar toch is deze overweging geen ver
ontschuldiging voor het feit, (lat niet in alle
opzichten gehandeld is, zooals Ir. deze om
standigheden had kunnen en moeten ge
beuren"'.
In dit zelfde blad schrijft daarop den vol
genden dag «een medicus"
Met zeer groote belangstelling en volko
men instemming las ik hel artikel «Aan wien
de schuld Het wil mij echter voorkomen,
dat daarin nog niet duidelijk genoeg beschre
ven is hoe groot het verzuim is, dat hier
gepleegd werd. Reeds eenige dagen liep ik
met het plan rond dit eens duidelijk aan te
toonen. Het genoemde artikel zal er de aan
leiding toe zijn.
Het is van algemeene bekendheid, dat de
heer Roessingh een uitnemend internist is
geneesheer voor inwendige ziekten);het
is echter voor geen ingewijde een geheim,
dat hij te eenen male onbekend is met de
leer der vrouwenziekten en verloskunde.
Gedurende zijn jarenlang verblijf in Den Haag
werd door hem dan ook nooit een gyenko-
logisch of obstetrisch geval behandeld. Het
klinkt ongelooflijk, en toch ben ik volkomen
zeker van wat ik schrijf.
Dal nu een intern geneesheer niet of weinig
bekend is mei de gynaekologie, daarin steekt
ook niets bijzonders. liet is onmogelijk voor
een huisarts om, gegeven de enorme vlucht,
die dit vak de iaatste jaren genomen heeft,
daarin de meer eenvoudige gevallen na
tuurlijk uitgezonderd met vrucht werk
zaam te zijn. Daarom zendt dan ook de
huisarts zijn zuiver gynmkologische patiënten
naar den gynmkoloog. En daarom doet ook
de heer Roessingh dat zelfde wanneer hij in
Den Haag is, en zal de heer Pot dat wel
doen met zijn gynaskologische patiënten in
Apeldoorn.
Wanneer u dit stukje gelezen hebt, mijn
heer de redacteur, zal 't u eerst recht duidelijk
zijn van welken omvang het verzuim is, dat
jegens onze Koningin
De «Haagsche Crl." acht deze critiek van
een anoniem medicus onverantwoordelijk.
«De heeren Roessingh en Pot, die H. M.
Kort nadat de gevangene met zyn bewakers het
station had verlateu, kwam opnieuw een trein uit
Londen binneagestoomd en de portiers en de be
ambten, die de kaartjes moesten opvrageD, waren
op hun post, maar geen van heu zag, hoe de deut
van het vertrek grenzend aan de wachtkamergeopecd
werd en eeu persoon de wachtkamer doorliep, door
de thaus ongesloten eu onbewaakte deur naar buiten
trad en zich ongemerkt voegde hij de reizigers, die
het station verlieten. Deze persoon gaf zijn kaartje
af evenals de overigeu en werd evenals ieder ander
ongehinderd doorgelaten. Na eenigeu tyd den hoofd
weg gevolgd te hebben, sloeg hij een zijpad in en
bereikte weldra laugs allerlei paden en lanen een
klein gehucht. De Zigeuners, die des zomers in het
bosch of op de heide hu u tonten opsloegen, zagen zich
genoodzaakt, gedurende de strenge wintermaanden
hun toevlucht te nemen in eenige bouwvallige hutten,
die zich op de grens van dat gehucht bevonden.
Onze reiziger klopte op zeer bijzondere wijze op de
deur van een dezer hutten, welk kloppen dadelijk
beantwoord werd.
„Job, Job Sudderland 1" zeide de bezoeker.
„Ja. ik ben Job. Maar u? Wat, Romany?" riep
hy uit, meenend in don reiziger Herbert te"herken
nen. „Wat, Romany Rye! jij weer hier Wees welkom,
Wie zou je hier verwacht bobben op dezen tyd van
het jaar, en ook nog op dezen tyd van den avond!
Wat is er te doen?"
„Kom even buiteu, Job, ik moet je spreken"
„Best, mijnheer."
Job kwam buiten en had een gesprek met zyn
gobeimzinoigen bezoeker. In het begin scheen Job
zeer verbaasd en verbluft over de mededeelingen,
die hem gedaan werdeo, van welken aard ze dan
ook waren. Daarop werden er eenige teekenen ge
wisseld, zooala die onder Zigeuners gebruikelijk zijn
en liet de bezoeker eenige muntstukken in Job's
hand glijden, waarop Job het woord nam.
„Je weet, Romany, het is niet voor mij zelf, maar
voor de anderen, om ze stil te houden. God zegou
ie, voor mijzelf zou ik niets willeu bobbon. Weet
o nog hoeveel tochten we gemaakt hebben, toeu
behandelden, zija geen lichtzinnige of oner
varen mannenen wat er opgemerkt wordt
schijnt zóo voor de haod liggen, dat de artsen
't zeer zeker óok wel geweten hebbeD, zoodat
de waarschijnlijkheid is aan te nemen, dat
er factoren in het spel waren, die het publiek
niet kent.
Heeft men zich bijv., alvorens te oordeelen
en scherp te veroordeelen, overtuigd of 14. M.
raad van anderen heeft willen inwinnen?
En kennen de oordeelaurs de bijzonder
heden van den toestand?
Zulk een oordeel van een «medicus"
achten w\j dan ook ongepast en ongeoorloofd.
Mag een medicus aldus oordeelen over
mannen van naam, en hen aan de publieke
afkeuring overleveren Zonder hen gehoord
te hebben zonder toi stand en diagnose
te kennen wetende dat de aanklaagden
zich, als genecsheeren, niet over de omstan
digheden mogen uitlaten wetende dat
zij dit nog te minder mogen doen wegens
de persoon van hun patiënte?
Ons dunkt, geen ernstig mensch zal deze
vragen bevestigend beantwoorden".
De Haagsche briefschrijver van de «Zut-
phensche Courant" spreekt over het Midden-
standscongres en noemt het merkwaardig
in de eerste plaats omdat met den besten
wil ter wereld niet vast te stellen is, welk
deel der bevolking van ons land of welke
overeenkomstige belangen het precies ver
tegenwoordigt. Hij schrijft dan verder:
«Wij hebben op het congres zelf vernomen,
dat de kleinhandelen de kleiuindustrie er
bij behooren. Maar wat wordt na vast
omlijnd met die woorden aangeduid? Is
kleinhandel handel «en détail"? Behooren
de talrijke helpers van de.i groothandel, o.a.
makelaars, commissionnairs, agenten van
buitenlandsche huizen, reizigers, enz. er niet
bij? Blijft de kleinindustrie haar naam
waard, indien zij door een ondernemer op
zeer groote school gedreven wordt? Vallen
de erfvijanden: de ondernemers van waren
huizen, er onder? De vennootschappen, die
winkels exploïteeren? Vereenigt de naam
«Middenstand" kleermakers zoo goed als
confectiewinkeliers, schrijnwerkers met meu
bel makers?
Valt de handeldrijvende landbouw er ge
heel buiten?
Moet de grens gezocht worden in een in
komen van gemiddelde grootte, verdiend in
een direct productief handelsbedrijf met uit
zondering van (doch waar is hier de schei
dingslijn) de grootindustrie?
jij en je broeder noir jongens waren on ze ods uit
bet boscb joegen? Wal een heerlijke tyd was dat,
toen je 's nachts er met ons op uit placht te gaan
Och, die goede tijd komt nooit weeromJe hebt
er my meer dan eens heerlijk uitgeholpen; als je er
niet was geweest, zouden de agenten mij dikwijls
leelijk te pakken hebben gekregen, maar eeu woordje
van jou kon heel wat uitwerken. Je bent myn Ro
many eu als ik je een dienst kan bewjjzeu, zal ik
het niet laten, en, zooals ik gezegd heb, ik verlang
niets voor myzelf, maar ik moet iets hebben om
den mond van de andere jongens te stoppen".
Om deze zonderlinge toespraak begrijpelijk tema
ken, zij hier vermeld, dat Herbe't en Frank in hun
jeugd zich in de vacantia en by au de re gelegen hedeu
dikwyls by de Zigeuners luidden gevoegd en dat
tusscheu Herbert en Job Sudderland een soort
vriendschap was outstaan, die weinig vermoed werd
door Herbert's voorname betrekkingen en vrienden.
Het was volstrekt geen uitzondering, dut een Zi
geuner vriendschap sloot met een man uit be
schaafder stand. Was deze vriendschap, eenmaal
geschonken, dan werd die dnor do Zigeuners steeds
trouw en eerlijk gehouden, en zulk eeu vriend
noemden zy hun „Romany" of Romany Rye", niet
weikon naam Job zijn bezoeker dau ook'had be
groet, Onder deze Zigeuners werden dikwerf men-
schen van allerlei standen gevonden, die zich om
verschillende redenen uit de maatschappij terug
trokken en zich by de Zigeuners gevoegd hadden.
Job Sudderland was een van dezou. Hoewel by nu
laudbewoner was, had hy vrooger gevaren. Toen het
gesprek ten einde was, bracht Job zyn bezoeker
naar een der hutten en stolde hem aan de overige
bewoners voor als zijn eigen Romany, die een paar
dagen onder hun dak wilde vertoeven. Eenige ge-
heimzinnige teekenen werden gewisseld, een paar
geldstukben veranderden van eigenaar, een paar
woorden werden gesproken eu de bezoeker, zie?,
van zyn militaire jas ontdoende, begaf zich tor ruet0.
(Wordt vervolgd.)