Zaterdag 25
Augustus 1906.
No. 7240.
55e Jaargang.
Beleefd verzoek
Terugkeer
Feuilleton.
De misdaad zijns broeders.
FIRMA A. H. VAN CLEEFF
te AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag- Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden f\.
franco per post f 1.15. Advertentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 40 cent. Legale-
oflicieële- en onteigeningsailvertentiën per regel 45 cent. Reclames 45 regels f 4.25elke regel
meer f 0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening
gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 40 cent.
Bij advertentiën van br a de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
KORTEGRACHT 9.
Postbus 9. Telephoon 49.
aan hen die uitstodig waren
en zich de „Amersfoortsche
Courant" lieten nazenden, ons
bericht te geven van hun
opdat de courant weder ge
regeld aan huis kan worden
bezorgd.
Weduwen en weezen van onderofficieren.
ii.
Na het request aan de Tweede Kamer en
de memorie van toelichting, in het vorige
nummer opgenoraeu, volge hier het overzicht
van de ingekomen afdelingsverslagen omtrent
liet onderzoek naar de weduwen en weezen.
Het aantal weduwen van onderofficieren,
by de afdeelingeu bekend, bedroeg "244.
Het gemiddeld aanta' kinderen van deze
weduwen was ruim 3.
Armlastig waren er 109.
Zij worden onderhouden doorWeldadig
heidsmaatschappijen 4, Onderofficieren van
het korps 4, Particulieren 24, Garnizoens
kerkfondsen 2, Armbesturen '24, Bond van
oud-onderofficieren 8, Familieleden onbekend,
Kerkbesturen 22, Koninklijke vereeniging van
gepeusionneerda onderofficieren en minderen
vóór de Wet van 1877 13, Weesinrichtingen
2, de kinderen onbekend, opbrengsten van
concerten 4 en door Liefdadigbeidsvereeni-
gingen 5.
Van hen genieten Rykspensioen(mannen
in en door den dienst overleden) 3, gemid
deld pensioen per jaar f 230. Uit het Onder
officiersfonds: '2, jaarlijks een lyfreute van
f 50. Uit het Fonds tot oi dersteuning van
weduwen en weezen (Francke en De Mees
ter): 35, gemiddeld pensioen per jaar f56;
terwijl éen weduwe, wier man na zijn pen-
sionneering Gemeente-ambtenaar werd, een
jaarlijks Gemeente-pensioen van f380 geniet.
Niet bekend is hoeveel er gen.etea uit
pirticuliere fondsen.
De instellingen tot tegemoetkoming (onder
steuning) van weduwen en weezen zijn:
4. Fonds tot ondersteuning van militairen
„Dat zult u hoorenhot was juist oen schram,
zooals een kogel zou teweegbrengen als hij langs
het hout schuurde; hjj begon breed aan de buiten
zijde en werd smaller en smaller, totdat hy einde
lijk binnen in het rijtuig in een puut eindigde,
op de plaats waar ae kogel er uitsprong. Het
was geen groote schram, slechts ongeveer twee duim
lang, dooh groot genoeg voor mij. Jonathan, zeide
ik tot mijzelf, die kogel kwam van buiten Maar
hoe ter wereld kon hij van buiten komen? Zou de
man, die hem beeft afgeschoten op de loopplank
hebben gestaan? Neen, zeide ik, zeker niet, want
als bij buitenop had gestaan, zou hij zijn arm in
het rijtuig hebben gestoken en dan zou de schram,
door den kogel veroorzaakt, niet aan bot kozijn
kunnen zitten, want kogels maken geen zij waartsche
sprongen, als ze worden afgeschoten. Maar hoe
kwam die kogel dan in hot rijtuig? Dat zullen we
eens onderzoeken, zeide ik.
„Ik ging dus naar Londen en wachtte daar op
den zelfden trein als waarmede de oude beer reisde
op den avond toen hij vermoord werd, zoodat ik
den zelfdon weg zou gaan, dien hij gegaan was, om
te zien wat er zou gebeuren. En wat gebeurde er
Wel, ik had nog geen tien minuten in den trein
gezeten of de geheele zaak was mij zoo helder als
de dag. Op deze lijn, zooals bijna op alle lijnen
naar Londen, zijn dubbele rails. Over het buitenste
paar loopeu de treinen die aan allo kleine stations
ophouden; het binnenste paar is voor de sneltreinen.
„Ik nam dus plaats in den trein, waarmede de
arme heer gereisd had en daar het een sneltrein was,
beneden den rang van officier.
2. Militaire wederkeerige waarborgmaat
schappij «Onderlinge Voorzorg".
3. Or. erlinge ondersteuning bij overlijden.
(Dubbeltjestonds).
4. Kon. Nederlandsche Bond van Oud-
Onderofficieren. (Dubbeltjesfonds.)
5. Bergen-op-Zoom «Liefdadigheid
6. Goriuchem: Onder ifficiersvereeniging
tot ondersteuning van weduwen en weezen.
7. Kampen: Onderofliciersvereeniging
«Helpt elkander".
De betaling aan die fondsen is:
ad. 4. Willekeurig, naar gelang de aange
gane verzekering.
ad. 2. Is een spaarkasvoor uitkeering aan
nagelaten betrekkingen wordt niet afzonder
lijk gestort, deze treedt alsdan in de plaats van
de terugbetaling der inleggelden en renten.
ad. 3 en ,4. Bij overlijden van een deel
genoot betalen de overigen éen dubbeltje,
ad. 5, 6 en 7. Per maand 40 cent.
Er wordt uitgekeerd
ad. 4. By overlijden: Uitkeering in eens,
gemiddeld f144 en pensioen gemiddeld f56
per jaar.
ad. 2. voor eens een bedrag van f200.
ad. 3. voor eeos (afhankelijk van het aantal
deelgenooten) een bedrag van ongeveer f85.
ad. 4. voor eens een vaste som van f 100.
ad. 5. rene jaarlijksche uitkeering van f60
voor de weduwe en van f 10 voor ieder kind
beneden 15 jaar.
ad. 6. eene uitkeering gedurende drie jaren.
Bij overlijden een uitkeering van f 100 en de
beide volgende jaren van f50.
ad. 7. Bij overlijden voor eens een uit
keering van f 100 vermeerderd met 10% van
de overige in kas zijnde gelden, doch hoogstens
tot een bedrag van f250.
De algemeene toestand der weduwen en
weezen is treurig. Zeer weinig weduwen
kunnen in de behoeften van zich en de
kinderen voorzienin de groote plaatsen is
de toestand nog meer onvoldoende dan in
de kleine. De meeste weduwen trachten door
het verrichten van naaiwerk, verhuren van
kamers, het houden van kostgangers herstellen
van lijf- en werkgoederen van korporaals en
soldaten en dergelijke werkzaamheden, zoo
goed mogelijk in hun onderhoud te voorzien.
Zij leven van den eenen dag in den andeien,
scharrelen dan hier, dan daar wat op en
lijden fastoenlijke, stille armoede.
Enkelen worden door onderofficieren in een
zaakje gezet. De resultaten daarvan zijn in
den regel óok al niet gunstig meestal ver
loopt het na eenigen tijd. De clientele bestaat
voor het raeerendeel uit militairen en hoewel
het medegevoel aanvankelijk nog al spreekt,
vermindert dit gaandeweg en gaat de zaak
te niet.
Hier volge een uittreksel uit de antwoorden
der afdeelingen.
's Gravenhage. Op enkele uitzonderingen
na is de toestand slecht.
Groningen. Te weinig om te leven, te veel
om te sterven. Hard werken om wat voor
de kinderen te verdienen en toch nog broods
gebrek.
Den Helder. Als voren. Ook het onder
wijs der kinderen laat veel te wenscben over.
's-Hertogenboscb. Zonder uitzondering
kunnen allen op eenvoudige en bekrompen
wijze in hun onderhoud voorzien door han
denarbeid, ondersteuning van familie, arm
bestuur, enz.
Leeuwarden. Met enkelen gaat het. Een
is naaister in het Hospitaal. Een is schoon
maakster in een Gemeenteschoolwas vroeger
genoodzaakt bij nacht het station te gaan
schoonmaken, wat alleen voor een ijzersterk
gestel is uit te houden. Anderen houden
kostgangers, enz. Sommigen zijn zeer arm.
Leiden. Door de Besturen van de ver-
eeuigingen in punt 4 genoemd, werd ons op
een desbetreffende vraag omtrent den alge-
meenen toestandvan genoemde weduwen ge
antwoord, «treurig; anders werden zij dan
ook niet door ons geholpen."
Drie weduwen werden bij het overlijden
van hun echtgenoot door de onderofficieren
geldelijk ondersteund (door z.g. bedelbrieven),
terwijl 1 weduwe bovendien van H. M. de
Koningin, op haar daartoe gedaan verzoek,
een gift ontving, groot f30.
Van 2 dezer weduwen is ons bekend, dat
zij door bovenbedoelde hulp, in aansluiting
met ondersteuning van de zijde van naaste
familiebei rekkingen, voor bepaald gebrek
zijn gevrijwaard.
Verder nam de weduwe van een wacht
meester (zonder kinderen) de betrekking van
dienstbode aan 1 'weduwe van een adjudant-
onderofficier verdient haar schamel stukske
brood door koksgoederen, enz. te herstellen.
De overige weduwen z(jn allen min ol meer
ten lastë van familie.
Middelburg, Een weduwe heeft 5 kinderen
te haren laste, waarvan 4 onverzorgd, en is
dan ook armlastig. Zy ontvangt een kleine
ondersteuning van de Ger. kerkdeze be
taalt ook het schoolgeld der kinderen. Zij is
door den patroon van wijlen haar echtgenoot
liep Je trein over het binnenste paar rails. Geduren
de eenige minuten stoomden we kalm voort zonder
dat er iets voorviel, dat mijn aandacht waard was
maar toen kwamen we te rijden naast een andere
trein, dio Londen eenige minuten vóór ons had ver
laten, doch daar die trein aan de kleine stations
stopte en wij niet, hadden we hem ingehaald. Het
was juist tussclien twee atatious, dat we dien trein
iuhaaldeu en daar we bijna met de zelfde snelheid
reden, bleven we verscheidene bonderden Meters vlak
naast elkander, ia, de treinen waren zöo dicht bij
elkaar, dat reizigers uit de verschillende treinen el
kander gemakkelijk de hand hadden kunnen geven.
Ik staarde slechts een oogenblik op dien trein en
toen zeide ik: „Jonathan, uit dien anderen trein
kwam de kogel. Iemand in dien anderen trein schoot
den ouden heer in dezen trein dood terwijl de jonge
mijnheer in slaap was."
De detective zweeg en zag zyn hoorders aan, in
afwachting van oen goedkeurend woord over zijn
scherpzinnigheid; hij wachtte tevergeefs. Herbert
Muurse begon zelfs minachtend te glimlachen.
„Hoor eens, Havik" zeide hy eindelijk, „we zullen
je niet grof betalen voor het verzinnen van derge
lijke sprookjes. Ze zijn zeer onderhoudend, maar je
moest iets geloofswaardigers bedouken."
„Wat bedoelt u, mijnheer?" riep Havik uit, die
doodelijl: beleedigd was over Herbert's woorden.
„Ik bedoel, dat we u niet hier lieten komen om
ons op zulkcn onzin te onthalen. We twijfelen er
niet aan of ge zult gaarne de belooning outvangen,
die we u beloofden, indien ge den moordenaar van
mijn oom aanwijst, maar go zult met degelijke be
wijzen en niet met belachelijke verzinsels moeten
aankomen."
„Mijuheer, ik begrijp u niet", zeide Havik met
groote waardigheid, met moeite zijn toorn bedwin
gend.
„Ik wil alleen maar zeggen", antwoordde Herbert
droog „dat, als ge tevreden xyt met zulke onwaar
schijnlijkheden ik er u wel een doijjn kan geven.
„Hier heb ik er bijvoorbeeld een, die de uwe in
de schaduw steltDaar het eea mis:ige dag was,
st nd de trein verscheidene malen stil en de moor
denaar, die, laten we zeggen, zich alleen in het aan
grenzende rijtuig bevond, begaf zich in dat van den
beer Wilson gedurende zulk een oponthoud, doodde
hem en ging weder miar zijn plaats terug, of mis
schien verliet hy den trein en verdween hij in den
mist, nadat hy zijn revolver op den weg had ge-
werpen."
„Neen, mijnheer, ik houd mij aan mijn eigen
meeniug", zeide Havik „en het zal niet lang duren
of ik zal u bewijzen, dat ik gelijk heb."
De heer 8pence, die reeds zoo lang had moeten
zwijgen, zag thans de gelegenheid schoon om ook
een9 oen woordje mede te spreken.
„Ik beu 't met de opvatting van den heer Havik
eens. U hebt hem verkeerd begrepen, mijnheer
Muurse."
„Neen, dat heb ik nietl" hield Herbert vol.
„Neem mij niet kwalijk, maar ik geloof van wel. De
heer Havik zegt, dat er twee paar rails naast elkan
der loopen. Natuurlijk 1 De treinen gaan langs het
eene paar naar boven, langs het andere naar beneden;
is het niet? En nu zegt mijnheer Havik immers,
dat op het uogenblik, alB een trein van beneden een
trein van boven tegenkomt, iemand in den eenen
trein een persoon in den andereu zou kunnen dood
schieten
De hoor Havik bedwong met moeite zijn onge
duld, toen hjj zag, hoe verkeerd mr. Spence hem
had begrepen, en bij legde nog eens alles uit: „Ik
zeide, dat twee treinen in de zelfde riobting voort
liepen on daar ze bijna do zelfde snelheid hadden,
gingen zjj elkander slechts zeer langzaam voorbij,
zoodat het zeer gemakkelijk zou zijn voor eeu per
soon in den eenen trein, om iemand in den
andereu dood te schieten,"
De heer Spence bemerkte, dat hij een bok bad
geschoten en vond het niaar het verstandigst, ver
der te zwijgen maar Herbert Muurse viel Havik
opnieuw aan.
„Uw verklaring schijnt, my onmogelijk, Havik,-
in een winkeltje gezet, dat echter niet floreert
en hoogtens vrij wonen oplevert. Verder
ontvangt zij per jaar f25 van den Bond van
Oud-onderofficieren en heeft op request f 30
van H. M. de Koningin ontvangen, welk be
drag volgens den Betaalmeester een
voordurende toelag is, die elk jaar moet
worden aangevraagd. Algemeene toestand is
van haar dus hoogst zorgelijk.
Een andere weduwe heeft twee kinderen
beneden 12 jaar. Zij is nog niet armlastig,
doch zal dit hoogst waarschijnlijk zoo ze
niet hertrouwt binnen eenige jaren wel
worden.
Weer een andere weduwe heeft 10 kinderen
waarvan 4 te haren laste zy is reeds eenige
jaren weduwe en heeft dus nog donkerder
dagen gekeód dan nu.
Op 't oogenblik is ze niet armlastig, doordat
ze wordt onderhouden door de verdiensten
der zes ondste kinderen. Ze geniet geen
pensioen en heeft alleen dit jaar en het vorige
een kleine ondersteuning van den «Bond van
Oud-onderofficieren" ontvangen. De algemeene
toestand is dus ook hier verre van rooskleurig
en ze zou dus eigenlijk tot de z.g. «stille
armen" kunnen worden gerekend. Zelf is ze
niet meer in staat om te werken.
Maastricht. Een weduwe leeft van parti
culiere liefdadigheid.
Eén weduwe is opgenomen door het Stede
lijk Armbestuur in het Oude Vrouwenhuis.
Een andere weduwe, mei 40 kinderen heeft
geen pensioen2 kinderen verdienen een
weinig; eenige zijn in bet Armenhuis, de
andere thuis. Enkele weduwen worden door
kinderen ondei houden, terwijl sommige nering
drijven.
Naarden. Voor omstreeks 3% jaar werd
zij weduwe. Niet alleen zij, doch mot haar
moesten nog 4 zeer jeugdige kinderen het
harde lot deelen, geen man en vader meer
tot steun te hebben. Noodwendig moest ook
hier weder raad worden verschaft om aan
middelen te komen, ten einde dat zoo zwaar
getroffen gezin voor direct hongerlijden te
behoeden, waarom zich een commissie uit de
onderofficieren opwierp, welke commissie uit
de ontvangen giften enz. mocht ontwaren, dat
ook thans weder de onderofficieren en sommige
burgers inzagen, dat een geheel gezin aan
hongerlijden was prijsgegeven en al hun
krachten inspandeD ooi dit te verhinderen.
Nu echter weldra het ontvangen bedrag zal
zijn opgeteerd, de weduwe zelf ziekelijk is en
haar 4 kinderen wel ouder zijn geworden
doch nog steeds tot haar last zijn, behoeft
Andero menschen in de treinen zouden het schot
gehoord hebben."
„Volstrekt niet, mijnheer", antwoordde de detec
tive. „U moet niet vergeten, dat hel een zeer mistige
avond was en dat do mist-signalet. onophoudelijk
weerklonken. Ik houd er my van overtuigd, dat
de man, die het schot gelost heeft, den moord lang
vooruit beraamd heeft eu hjj bevond zich in den
anderen trein. U vraagt mij bewijzen voor mijn
verklaring, mijnheer Muurse. Ik kan er u een
geven, dat zeer afdoend is."
„En dat is?" vroeg Herbert scherp.
„De revolver, die op de lijn werd gevondon."
„Nu, wat zou die? Hij werd herkend, als toebe-
hoorende aan myu broeder."
„Ja, dat iB vaar", zeide Havik langzaam. „Er
werd een eed op gedaan, dat de revolver aan den
beer Frank Muurse toebehoordemaar Frauk
Muurse wierp dat wapen nooit uit den trein,
waarmede hy naar Norwood reisde."
„Hoe weet je dat? Waarom niet?"
„Omdat hij gevonden werd tusaohen de rails, waar
zijn trein overheen liep. Hy kan hem niet onder
zijn eigen trein geworpen hebben. Maar toen de
sneltrein, die zyn slachtofler bevatte, voorbij was,
wierp de ellendeling in den anderen trein die het
schol gelost had, ziju wapen uit het venster en het
viel lusschen de rails waarover de sneltrein zoo
juist gegaan was. Dit is mijn moening cn ik zal u
weldra bewjjzeD, dat zy de juiste is; maar wie de
moordenaar is, in welk gedeelte van den trein hy
zich bevond, of aan welk station hij afstapte, moet
nog ondekt worden."
„En indien gy in uw meening volhardt, zult ge
hem nooit ontdekken", zeide Herbert heslist.
„We zullen zien I" antwoordde Havik en by
maakte een beweging, alsof hot hem aangenaam
zou zyn, indien het gesprek een binde nam.
(Wordt vervolgd.)