Dinsdag 28
November 1906.
No. 7280.
56e Jaargang.
Feuilleton.
Be misdaad zijos broeders.
UITGAVE:
FIRMA A. H. VAN CLEEFF
te AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag- Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden f 1.
franco per post f 1.15. Advertentiën 6 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Legale,
ofiicieële- en onteigeningsadvortentiën per regel 15 cent.Reclames 1—5 regels/" 1.25; elke regel
meer f 0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening
gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
KORTEGRACHT 9-
Postbus 9 Telephoon 19.
KENNISGEVINGEN.
Jagen op spoorsueeuw.
De BURGEMEESTEE van AMERSFOORT
brengt ter algemeene kennis,
dat ook voor het loopende jachtseizoen vergun
ning kan worden verleend tot het houden van drijf
jachten op wild,
dat de aanvragen daartoe betrekkelijk, aan den
Commissaris derKoningi a in de provincieUtrecht moe
ten worden ingediend, door tusschenkomBt van den
Burgemeester.
Amersfoort, 26 November 1906.
De Burgemeester van Amersfoort,
WUIJTIERS.
Yisscherij
De BURGEMEESTER van AMERSFOORT
brengt ter algemeene kennis,
dat door den Commissaris der Koningin in de
provincie Utrecht voor het seizoen 1906/1907 geen
consenten worden afgegeven tot hPt uitoefenen der
vischerjj onder het ijs met de zegen;
dat, voorzooveel de visscherij met de overige ge
oorloofde vischtuigen betreft, aanvragen tot bet be
komen van consenten daartoe aan den Commissaris
der Koningin in de Provincie Utrecht kunnen wor-
Amersfoort, 26 November 1906.
De Burgemeester van Amersfoort,
WUIJTIERS.
De baldadigheid onzer jeugd.
Onder dezen titel schrijft de heer J. C.
van Rietschoten, te Amsterdam, het volgende
artikel in »De Telegraaf", dat ook wel onder
de aandacht van niet-lezers van dat blad
mag worden gebracht.
Niet ten onrechte schreef dr. Gunning in
een zeer belangrijk artikel, opgenomen in
«Onze Eeuw" (Nov. 1905), dat de ongedis
ciplineerdheid, da-, tucht- en bandeloosheid
der Nederlandsche jeugd met reden in bin
nen- en buitenland berucht is. De laatste
dagen brachten ons nieuwe klachten over
de niets-ontziende brutaliteit en vlegelachtig
heid van opgeschoten knapen, die uit louter
baldadigheid de kleederen van dames be
vuilen, eigendommen van anderen vernielen,
voorbijgangers ergerlyk hinderen, kortom,
die met grenzenlooze onbeschoftheid op de
straat regeeren.
En met klem bepleitte de Van Dag-tot-
Dag-schrijver in het «Handelsblad" de instel
ling van politierechtbanken.
Maardaar de opvoeding in dezen
tijd meer gelijkt op het werk van den hy
giënist dan op dat van den dokter en zij er
zich meer op richt om 't kwaad te voor
komen dan het te genezen, daar lijkt mij
het instellen van politierechtbanken niet het
beste paedagogische middel toe, al zal ik de
laatste zijn om te beweren, dat zij niet zullen
kunnen medehelpen om de bestaande teugel
loosheid te bedwingen.
Een goed paedagoog echter houdt vast
aan de stelliug, dat hij niet straften mag,
zoolang hij in gebreke gebleven is, de hem
ten dienste staande middelen toe te passen,
die 't kwaad misschien konden voorkomen
Terecht zegt Kieefstra in zijn merkwaardig
boek «De school der toekomst", nadat hij
betoogd heeft hoe dikwijls wy, opvoeders,
met de handen in 't haar staan«maar,
als wij iets kunnen geven, dat tot geluk
van 't kind strekken kan, dan is het voor
zorg".
48.)
Herbert Muurue lachtte spottend, terwijl hij haar
b\j den arm greep en haar toevoegdeJebent krauk-
zinuig, Isabella, je bent krankzinnig en ik zal je
onder behoorlijk toezicht doen stellen
,0, mijn zoon Frank mijn zoon I" gilde de
moeder, terwjjl zij trachtte zich uit zyn jjzereu vuist
los te maken.
De kreet wa3 gehoord en op den drempel stond,
naast den zoon, de echtgenoot en wreker.
Het duurde slechts éen oogenblik, want in het
volgende lag Herbert Muuree languit op den vloer
De vraig moet dus gesteld worden: hebben
wij alles gedaan, wat billijkerwijze van ons
mag verwacht worden
Ik zal nu niet spreken van het feit, dat
de kinderen in eeu groote stad als de onze
te eenen male missen wat zij zoozeer be
hoeven, d. i. ruimte voor spel. Er be
hoeft niet weer op gewezen worden, dat een
kind wil en moét spelen, hetzij dan mét,
hetzy zönder toestemming der groote men-
schen. Reeds zoo vaak is daarop de laatste
jaren de aandacht gevestigd, dat men lang
zamerhand daarvan wel overtuigd zal zijn.
Alleen deel ik mede, dat Kieefstra in het
bovengenoemde boek als een der voornaam
ste redenen van de bijzondere kracht, die
er uitgaat van de groote moderne kostscholen
in Engeland en Duitschland opgeeft: «er is
ruimte voor alles", en dat hij, die toch voor
zijn 30 jongens over een terrein van 15 000
vierk. M. beschikt (terwijl bovendien hei en
bosschen te Hilversum voor iedereen toe
gankelijk zijn) de ruimte ginds zeer benydbaar
acht. Ook stip ik slechts aan, dat hier reeds
jaren gebrek is aan voldoende plaatsen op
de ambachtsscholen, waardoor tal van jongens
uit 't volk, die de Lagere school verlaten,
verstoken blijven van een behoorlijke vak
opleiding en waardoor deze knapen soms
maanden langs de straat slenteren, zoekende
naar een baas enen slecht gezelschap
vindende. Kan 't ons verwonderen, dat deze
gedwongen leeglooperij aanleiding geeft, tot
tuchteloosheid
Even wil ik wyzen op andere landen, als
Frankrijk en Zwitserland, waar men bij de
volksopvoeding niet als hier op den
drempel blijft staan, waar verschillende ver-
eenigingen prachtig werk verrichten voor
de algemeene ontwikkeling en veredeling
van de kinderen des volks, lang nadat zij de
schoolbanken hebben verlaten. De bekende
vereeniging «Voor de jeugd" heeft haar
eerste schreden op dien weg gezet en reeds
lang heeft in die richting gearbeid de «Ver
eeniging tot opleiding voor ambachten en
beroepen", die zeker voor geen buitenlandsche
behoelt onder te doen, die reeds jaren met
uitnemende zorg waakt voor de onder haar
leiding staande jongens. Doch deze vereeni
ging, die aller belangstelling zoozeer verdient,
heeft groote behoefte aan persoonlijken en
financieelen steun, daar zij thans haar zege
nende werkzaamheid slechts over weinigen
kan uitstrekken.
Met stilzwijgen ga ik voorbij het feit, dat
nog geen enkele poging van beteekenis
gedaan is tot een algemeene regeling van
het leerlingswezen, en dat men nog steeds
met te weinig ernst en onvoldoende kennis
te werk gaat bij de beroepskeuze.
Teu laatste houd ik al is 't met moeite
een pleidooi in de pen voor 't stichten
van speciale opvoedingsgestichten te Amster
dam voor zedelyk-minderwaardige en door-
en-door verwaarloosde kinderen, die op de
gewone school niet thuis hooren. De school
beklaagt zich ernstig over hen, maar met
evenveel recht klagen zij over de school, die
hun met geen mogelijkheid geven kan, wat
zij behoeven. Zij brengen er bittere dagen
door en eindigen gewoonlijk met op 11 a
l'2-jarigen leeftijd te gaan vagebondeeren
en te behooren tot het gilde, waaruit dieven
en inbrekers gerecruteerd worden, totdat
zij eindelijk vallen in de handen der justitie
Ziet, over al deze dingen, die alle oorzaken
zijn van de baldadigheid, wil ik niet spreken;
alleen heb ik ze in herinnering gebrachi om
de oogen te openen voor eenige dringende
behoeften in de publieke opvoeding van het
volkskind en tevens om aan te toonen, dat
er nog wel iets anders noodig is dan een
politie-rechter.
Er moet intusschen wel begrepen worden,
dat baldadigheid niet alleen bedreven wordt
door de jongens dor lagere standenook in
de hoogere komt ze veelvuldig voor, dat
zouden o.a. de leeraren aan Hoogere Burger
scholen en Gymnasia kunnen getuigen, en
dat bewijzen ons eveneens de studenten, als
ze om maar éen voorbeeld te noemen
zich vereenigen, ten einde sen tooneelvoor-
stelling te verstoren en, indien dat niet lukt,
een kloppartij met de politie houden.
In het artikel straks ree Is genoemd
betoogt dr. Gunning, met een beroep op
Engeland en Amerika, dat de tucht- en bande
loosheid onzer jeugd kan vuorkoinen worden
door de opvoeding in huis en school. Door
een gestadige geleidelijke oelening van de
prilste jeugd af in zelfstandigheid en ver
antwoordelijkheidsbesef behoort het karakter
van het kind gevormd te worden ea den
Hollandschen jongen, die thans steeds becom-
mandeerd, geïnstrueerd en van voorzorgs
maatregelen en voorbehoedmiddelen omringd
wordt, moest gelegenheid gelaten worden
zichzelf te regeeren en zoo doende tucht te
leeren.
Hoogst ongerijmd en onbillijk is 't om het
den knaap, die nooit geleerd heeft op eigen
beenen te staan en eigen verantwoordelijk
heid te dragen, te wijten, dat hij dit niet
plotseling leeren kan, als wij hem vrijlaten,
en dat wel op een leeftijd, waarop zich de
natuurlijke hartstochten juist met onstuimig
heid ontwikkelen.
Tot zoover dr. Gunning, volgens wien dus
niét de politierechter, doch de opvoeding den
Eugelschman vrijwaart tegen de onbeschoft
heden van straatbengels.
Waarschijnlijk werken beide factoren samen
tot het verkrijgen van een gunstig resultaat.
Hierboven was sprake van opzettelijke op
voeding er is echter ook een onopzettelijke
en daarover vooral wensch ik te spreken.
Honderden invloeden werken dagelijks op
het jeugdige gemoed, sommige gewild, de
meeste echter ongewild.
Al onze daden, de geringste niet uitge
zonderd, al onze woorden kunnen beteekenis
hebben voor de vorming van onze kinderen.
En omdat wij weton, hoe groot de kracht
is van het voorbeeld, hebben vader eu moeder
tot ernstigen plicht zichzelf vooitdurend te
herzien en te verbeteren. Bovendien zorgen
"zij ervoor, dat in het gezin een milde geest
van liefde, van opgewektheid, van verdraag
zaamheid, van hartelijk meevoelen heerscht.
Want dat is de atmosfeer waarin 'tjonge
kind zich blij en zonnig ontwikkelen kan,
waarin 't vatbaar wordt voor alle mooie
deugden. Als 't kind iu zijn ouders zyn trouwe
brave, lielderijke beschermers en raadgevers
ziet, als 't zonder schroom met zijn nooden
en behoeften tot hen komt, als tevens ernst
eu vastheid niet ontbreken en met oprecht
toe maar een andere gestalte die de bevende vrouw
tegen zyn hart drukte, plaatste zich tusscben hen.
Zij worstelde om zich los te maken, doch het baatte
haar niet eu al worstelend zag zij in het gelaat, dat
zich vlak bij haar bevond. Haar oogen ontmoetten
die van haar bevrijder en op het zelfde oogenblik
begonnen zij van vreugde te stralen, want „Isabella,
miju lieve vrouw" werd in haar oor geduisterd.
Zij zag hem eenige seconden aantoen sloeg ze
haar armen om zijn hals eu barstte in tranen uit.
O, mijn Frame, mijn lievelingwaar ben je geweest?"
Dit was alles, wat zy al snikkend kou uitbrengen
en, door aandoening overmeesterd, zonk zo bewusle-
F'ran'/^kuste bet bleoke gelaat en drukte de be-
weginglooze gedaante nog vuster aan zyn hart. Plot
seling viel zijn oog op Herbert, die, half versuft
door zyn vel, langzaam van den grond opstond. In
zijn vreugde had Frank hem vergeten en nu hij den
ellendeling zag, die de oorzaak was geweest van al
zyn rampen, bestormden de bittere gevoelen van
haat bem met nieuwe kracht.
Herbert stond thans weder op zyn voetenzyn
oogen puilden uit van woede, terwijl hjj zich als
razend tot zyn nog onbekeude broeder keerden.
„Hoe durft u miju huis binnendringen, mijnheer
en mij op deze wjjze overvallen Wie geeft u het
recht, ongevraagd biunen te treden in mjjn huis?"
schreeuwde by letterlijk dol van woede.
De ander antwoordde op jjskouden, doch kalmen
toon
„Het is zeer de vraag, mynheer jMuurae, of dit
uw huis is dau wel het myue. Wat mijzelf betreft
ik sta hier met het recht van een echtgenoot om
zyn vrouw te besohermen in haar eigen huis."
Herbert Muurse werd plotseling doodsbleek en
wankelde naar de diohtstbjj zijnde stoel. Een vreese-
ljjke gedachte kwam in bem op; een afschuwelijk
gezicht doemde voor sjjn oogen op.
Wat? Wie waa deze man Hjj sag in doodsangt
heid gezocht wordt naar den weg tot het
goedo, dan zeker zal de huiselijke opvoeding
zegenrijk zijn.
Wat geldt voor 't gezin, behoort ook te
gelden voor de gemeenschap. Niet alleen
vader, moeder en onderwijzer voeden op,
maar de gansche maatschappij. De opzette
lijke opvoeding moge den grondslag voor 't
karakter leggen, het wordt eerst gevormd
»im Stroma der Welt", zooals Schiller het
uitdrukt. Elk volwassen mensch ziet de groote
kinderoogeu op zich gevestigd en elk woord,
door hem geuit, wordt door gretige ooren
opgevangen.
De 20e eeuw wordt wel eens de «Eeuw van
het kind" genoemd, maar deze naam zou
eerst recht van bestaan hebben, als de gemeen
schap wezenlijk de opvoeding (in ruimsteu
zin) als «die sittliche Fortpllaozung des Vol-
kas" beschouwde en als ieder door zyn daden
en woorden getuigenis allegde van het inni
ge besef der verantwoordelijkheid, die op
den volwassene rust tegenover de jeugd 1
Hoe is 't daarmee in onze samenleving ge
steld 'l Kennen wij, volwassenen, tucht? Hon
derden voorbeelden zijn aan te halen van
het tegendeel. Weken lang heeft op deu hoek
van de Utrechtschestraat een agent van poli
tie het verzoek tot de wandelaars gericht om
rechts te houden. Velen voldeden aan den
wensch, anderen echter haalden de schouders
op enhielden links. Maar wire 't een
bevel geweest, dan hadden éllen hem uitge
lachen en 'ra de bekende woorden uit de
reue toegezongen«Als ge 't nu met klem
gebiedt, dan doen we 'tlekker niet!" Hebt
ge wel eens bij slecht weer een bestorming
van de tram bijgewoond, byv. op den Dam.
Dan hebt gezien hoe or gedrongen en ge-
stooten en gevochten werdwaarby zelfs
dames en kinderen niet werdon ontzien.
Heel leerrijk is ook een kijkje in Arlisals
Hare Majesteit daar een bezoek brengt. Wat
'n onhebbelijk gedrang en gerèn door afslui
tingen en over perkenZoo zouden we kun
nen doorgaan 't zij genoeg, daar iedereen
uit eigen ervaring het lijstje kdn uitbreiden
om te bewyzen, dat de volwassenen oen al
lerbedroevendst voorbeeld geven in zake
tucbt.
En bleef het nog maar by de onordelyk-
heden, hierboven genoemd doch er gebeu
ren erger, veel erger dingen, die niet nala
ten, een verlagenden invloed op onze kinde
ren en jongelingen uit te oefenen.
Mogelijk hebt ge wel eens eeu oogje ge
slagen in enkele der moderne romans, waarin
zeer realistisch het leven in sommige
groote werkplaatsen wordt beschreven, en go
hebt bij sommige passages neiging gevoeld,
uw ramen open te zetten om de gore lucht te
doen wegwaaien, die er uit opsteeg ruw
heid, onreinheid, ongebondenheiden in
die werkplaatsen vertoeven tal van kuapen,
wier karakter nog moet worden gevormd.
Is 't misschien van meer belang, de aan
dacht te vestigen op de kroegen, die over
de stad gezaaid zijn, waar de vaders der
kinderen zich bedrinken, zoodat dronkemans-
tooneelen worden afgespeeld op de straat,
waarby de jeugd zich amuseert.
Ot zijn van meer boteekeuis de ramen met
onzedelijke plaatjes, waar de kleinen hun
neus plat drukken om te zien en te lezen
de gestalte voor zich aan. Hij was het t Ja, hy was het,
die heiu vyf-en-twintig jaar in zijn droomen had ver
volgd I Maar dit gelaat was niet doodhet leefde
het zag hem aan met oogen, waaruit vreesoly Ito haat
blonkhet leefde, het sprak! Het was de Btein van syn
overleden broeder Frauk I
Hy hief zyn haudeu op, om het apookBel af te weren.
Het baatto hem niet. Het bleef vlak voor hoin staan
en het begon te Bpreken.
„Herbert Muurse," zeide het op kouden, harden,
bitteren toon, „de dag van afrekening is gekomen.
Je broeder staat voor je om je rekenschap te vragen,
van hetgeen bij je vyf-en-twintig jaar geleden beeft
toevertrouwd. Hot geld van je vermoorden oom waa
je onbetwist eigendom en je was dankbaar voor bet
genot, dat het bezit van dien rijkdom je gaf, niet
waar f"
„Natuurlijk waa ik dankbaar. Heb ik niot al dia.
jaren voor je arme vrouw gezorgd?" stotterde Her-
bert.
(Wordt vervolgd.)