Donderdag 18 April 1907. No 7338, 56e Jaargang. Feuilleton. Het Kroontje. UITGAVE FIRMA A. H VAN CLEEFF te AMERSFOORT. Verschijnt Dinsdag Donderdagen Zaterdagmidd ag. Abonnement per 3 maanden franco per post 4.15. Advertentiën 1—5 regels 60 centelke regel meer 10 cent. Legale, oflicieële- en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent.Reclames 15 regels/11.25; elke regel meer f 0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. KORTEGRACHT 9* Telephoon 49. KENNISGEVING. Schietoefeningen tot rerhooging van '8 Lands weerkracht. Ingevolge aanschrijving van het Departement van Oorlog tal gedurende de maanden Mei, Juni, Juli en Augustus, eiken Zaterdag van 12 tot ongeveer 8 uur namiddag op de Leusderbeide gelegenheid zijn om zich te oefenen in bet schieten met het geweer Model '95, onder leiding van een officier van het 5e regiment infanterie te Amersfoort, Aan de oefeningen kunnen deelnemen le. Miliciens en landweerplicbtigen met groot verlof; 2e. Kaderreservisten met onbepaald verlof: 8e. Alle mannelijke ingezetenen uit Amersfoort en omliggende Gemeenten, van 16 tot 85-jarigen leeftijd, nidat zg, zoo noodig, vooraf met vrucht het noodige voorbereidend BChietonderricbt hebben door- loopen. Zie die aan bovenvermelde oefeningen wenschen deel te netneD, kunnen zich daartoe van 4 Mei af iederen Zaterdag aanmelden, op de uren hierboven genoemd, bij den officier op de schietbaan aanwezig. De oefeningen zijn geheel kosteloos. Aan hen, die zonder kennisgeving of zonder be paalde redenen meer dan driemaal achtereen zijn weggebleven of die zich misdragen, kan bet verder deelnemen san de oefeningen worden ontzegd. Aan het einde van bet ichietjsar zal er een schiet wedstrijd worden gehouden, waaraan alleen kan worden deelgenomen door hen. die aan drie vierden van het aantal gehouden oefeningeu hebben deelge nomen. Voor Bankoop van prijzen wordt voor eiken deelnemer aan den wedstrijd een gulden beschikbaar gesteld. Deze schietoefeningen, die van groote waarde zijn voor de weerkracht van het L'ttxl, worden in de belangstelling iler tot de oefening gerechtigden ten zeerste aanbevolen. Voortaan zal bij deze schietoefeningen ook het bewjjs van schietvaardigheid kunnen worden behaald, noodig voor hen die willen worden ingedeeld bij de viermaanders, Zij die niet aan deze schietoefeningen deelnemen en bij het examen voor viermaanders niet voldoen aan de eisch»n vati schietvaardigheid zullen het bewijB van militaire bekwaamheid niet kunnen ver werven. Nadere inlichtingen zijn desgewenscht te bekomen ten bureele van den kolonel-commandant van het 6e regiment infanterie te Amersfoort en op de schietbaan bg den officier-onder wjjter. Amersfoort, 18 April 1907. De kolonel, commandant v/h 5e reg. infanterie- VAN HOBK. Conférence de l'épée. Reuter seinde gister uit Rome dat, naar aanleiding van de vijandige ontvangst te Weenen en te Berlijn, Italië zjjti overgangs- voorstel ten aanzien van de beperking der oorlogsuitgaven heeft ingetrokken. 46). „Ik heb mjjn moeder beloofd, zoo spoedig raoge- Igk terug te komen", mompelde lord Harlsmore verlegen. „Ik zal u maar een enkel oogenblik ophouden. ij" ,?,8te,r K'n8 van n>8 weK met de bedoeling, aan lady Harlsmore een kostbaar kleinood terug te brengen, dat door bijzondere omstandigheden in haar bezit was gekomen. Weet u ook, of zg dit nog vóór haar zenuwtoeval aau uw moeder overhandigd heeft Lord Harlsmore zat op heete kolen. „Ik geloof.nu u 't vraagt. „Heeft «g 'tuw moeder gegeveD of niet 7" „Is er over dat voorwerp gesproken?" De jonge lord sloeg eerst zijn linkerbeen over bet rechter en zette ze een seconde later weer naast •kaar neer. ""e*r°uw Hemminga", zei hij ten slotte, „kwam werkelijk met de bedoeling, mjjn moeder haar diamanten kroontje terug te brengen. Zjj zeide, dat zij het in een zwarte doos had meegebracht. ongelukkig. „Wat?" „Toen de doo« geopend werd, was de vogel.par don, ik ben «enigszins overstuur.was het kroontje verdwenen." „Was 'ter niet?" „Neen." Onrustig trommelde bij met zijn vingers op den leuning van zijn stoel. De heer Groville sloeg hem Jacob van Campen. lil de Amersfoortsch Courant van 24 No vember 1898 trachtte ik te bewijzen, dat ,,D' Aerts bouheer", zooals Vondel hem op het wel aan alle Amersfoorters bekende graf- teeken in de Sint Joris-kerk noemt, te Amers foort werd geboren. Ik beriep my op zijn tijdgenoot en vriend Vondel die, in de „Nachtegaal van Amers foort" (editie 1657), Amersfoort bezingend, schreef De Heer van Randenbroek, de Bouwheer van de Vorsten, En 't Raedhuis t'Amsterdam, verheerlijkt haeren lof; Want zij hem baerde en zooghde aen haer getrouwe borsten. En op, Van Bemmel, die hem evenzeer aanwijst als te Amersfoort geboren. Maar vooral op een aanteekening in bet Doopboek der Ned. Hervormde kerk te Amersfoort, welke luidt: Den 22 January [1609] heeft Gerrit van Campen zijn kint ten doop gehehat. Het kint heet Jacop. in dat Doopboek, loopende van 2 Februari 1593 tot 28 October 1610, komt geen andere Van Campen voor. Deze mededeeling, welke ik hier zeer ver kort weergeef, bracht heel wat pennen in beweging. Immers Van der Aa, nog altijd de biograaf bij uitnemendheid, noemt Jacob van Campen geboren te Haarlem ol te Amersfoort in 1599. In het nummer van 15 December 1898 kon ik een Naschrift geven, waarin ik aan toonde, dat niet in 1599 en ook niet in 1609, gelijk ik uit bet Doopboek van laatstgenoemd jaar meende te mogen conciudeeren, doch tusschen Februari 1593 en Februari 15'J6 JoCob van Campen is geboren. Dr. C. Hofstede de Groot namelijk vond in de nagelaten papieren van mr. N. de Roever, den te vroeg ontslapen archivaris van Amsterdam, een aanteekening uit het Weesboek van 19 Februari 1617 waarin wordt verklaard, dat Jacob van Campen bij de comparitie 21 jaar is. Hij moet dus ge boren zijn tusschen Februari 1595 en Februari 1596 en dua beeft de aanteekening in het Doopboek van Amersfoort geen betrekking op hem. „De geboortefyd is nu dus zoo nauwkeurig mogelijk beBaderd rest nog uit te maken de geboorteplaofs" schreef ik destijds*. Thans komt de heer A. W. Weissman pleiten voor Haarlem als geboorteplaats van den grooten buuwmeester. Blijkens het extraordinaris Puiboek van Amsterdam compareerden 4 November 1594 voor commissarissen «Pieter van Campen Jacobszoon, out 26 jaeren, wonende op de Nieuwendyck in het in 1898 door mij genoemde huis »De witte swaen" enz. enz. «versoeckende syne drie sondachse uyt- roepitigben van de puye met Gerritje Claes- dochter, van Haerlem, ende aldaer woon- achtigh". De moeder van den bouwmeester kwam dus alvast van Haarlemzijn vader (de bovengenoemde Pieter van Campen Jacobs zoon) schijnt na zijn huwelijk zich daar óok metterwoon gevestigd te hebben, want na 1594 komt hij niet meer voor in de Am- sterddmsche archiefstukken. Het Doopboek der Groote kerk te Haarlem vermeldt verder, dat den 16 Juli 1595 werd gedoopt Jacob, zoon van Pieter Jacobsz. van Campen. Wat weer wondermooi klopt met de reeds in 1898 gedane raededeeliug, dat »d' Aerts boubeer" moet geboren zijn tusschen Februari 1595 en Februari 1596. Ik geloof, dat we nu gerust de pen mogen halen door hetgeen Van Bemmel op bl. 443 van hem zegt, althans waar hij hem noemt te Amersfoort geboieo. Een parel aau onze stedekroon minder. Frederiks. Uit donkerst Afrika. Van de geneugten aan welke missionarissen blootstaan, bemerkt het groote publiek slechts weinig. Af en toe leest het uil zijn courant, dat Boxers of andere dweepers weer een I massenmoord hebben gepleegdeen enkele maal volgt de bestraffing der daders. Alleen I de familie houdt in herinnering hen die, om hun roeping te volgen, verwanten en geboorte land verlieten en ver weg zich vestigden, veelal als eenige blanke te midden van steeds niet te vertrouwen wilden. Een abonné had de groote welwillendheid, ons een brief van zijn broeder, een missio naris in Donker Afrika, af te staan. Uit het gedeelte, dat we hier laten volgen, kan blijken met welke gansch onverwachte be zwaren zulle een zendeling te kampen heeft. Hij schrijft dan Je interesseert je voor talenstudie, geloof ik, en oplettend gade. „Was 'ter niet?" herhaalde hij. „Het is een pijulgke geschiedenis", zei de jonge lord. „Bg mij staat bet vast, dat mevrouw Hemmings het kroontje nooit in haar doos gehad heeft. Hoe zou zg bet in hemelsnaam in haar bezit gekregen hebben. Ik geloof, dat zij eenigszins in de war is geraakt door dien diefstal, zöo dicht bg haar in de buurt, en zich ten slotte in 't hoofd gehaald heeft. „Legt nijju zuster de verdwijning óok op die ma nier uit?" „O, neen." „Hoe verklaart zij ze dan Lord Harlsmore slikte iets in. „Dat.werkelijk, daarover swgg ik liever." „Ik zou 't toch graag willen weten." „Nu dan," kwam er op benepen toon uit, „zg gelooft, dat haar sooo de juweelen gestolen hoeft." Beide mannen zwegen en in de kamer daarnaast klonk een onderdrukte uitroep. „Wat denkt u ervan?" vroeg de heer Greville tenslotte. „Dat heb ik u reeds gezegd." „Wie heeft de doos geopend?" „Dat.dat heb ik gedaan." „Waar stond ze?" „Beneden, in de hal." „Was u alleen?" Lord Harlsmore stond op. „Ik vroeg u enkel, of u alleen was" „Wat heeft dat er mee te maken De deur van de aangrenzende kamer vloog open eer de heer Greville tijd ly»d om te antwoorden en Lilian trad er uit, een hoogroode kleur op de wan gen en met eeD paar oogen, die vonken schenen te schieten. „Dat heeft er seker mee te maken, jou groote deugnietje weet best, dat jij de dief bent I Ontken 't eens als je durft 1" De heer Greville leunde aohterover in zijn stoel eu baalde gelaten sjjn schouders op. Lord Harlsmore keek, of de bliksem voor zijn voeten insloeg. Hg werd doodsbleek, doch was daarna met éen sprong bij de deur. Hij smeet deze open en stormde de gang op, de trap af en uaar buiten, waar bg in zijn cab vloog, met een haast of tien duivels hem op de hielen zaten. Toen George op al dat geraas óok een kijkje op de gang kwam nemen, greep Lilian, die lord Harlsmere achtervolgde, hem bg den arm. „Je bent te laat," riep zij uit, sobreiend. „Waarom heb je hem niet tegengehouden 7" „Tegengehouden, wien vroeg George verbaasd. De heer Greville was haar gevolgd. „Je houdt je woord |goed; dat moet ik zeggen," zei hg, moeite deende om eeu boos gezicht te trekken. Lilian keek hem aan. „Ja, maar, die arme George werd beschuldigd van iets, wat hg niet gedaan heeft. Dat kon ik toch Diet over mijn kant laten gaan „Je bedoeling is altgd uitstekend," antwoordde de heer Greville, „alleen hapert er wel eens iets aan de uitvoering." „Ik geloof, dat u boos op mij is," klaagde Lilian, terwijl zij naar baar zakdoekje zocht. De beer Greyille schudde 't hoofd. „Lieve kind, )e bent onverbeterlijk." „Het spijt me verschrikkelijk," fluisterde Lilian. „Huil maar niet," kwam George tusschen beide. „Oom heeft ongelijk, zóo tegen je te spreken." „Komen jullie eens alle twee in mijn kamer," zei de heer Greville goed geluimd, „dan kunnen wij eens kalmpjes pralen." Aangegrepen door een plotselinge vrees had lord Harlsmore de vlucht genomen. Het kroontje zat veilig in zjjn binntnzak en zijn eenige angst was, dat men het hern weer zou afnemen. Die schitte rende steenen vormden in sijn oog do eenige kans om bet geluk te bereiken. Moest hg er afstand van doen, dan beteekeude dit, dat alle hoop voor hem om het geld, dat hg bg de wedrennen verloren en van Berlings hoopte los te krijgen, verkelcon was. Op sijn bevel reed de koetsier hem Daar het huis vau Berlings bij de Gray's Inn Road. Na het rijtuig zult dus wel weten, dat bijna alle negerstammen in deze streken, van het Noorden van Uganda tot en met de Zoeloes, allen dialecten spreken, die onder den gemeenschappelijken naam van Bantu-talen worden aangeduid. Bantu, of wantu, of antu is het meervoud van mtu of muntu en beteekent „menschen", dus: de talen van de ,men8chen De bantu-talen behooren tot die groep, die alle veranderingen, die in een woord voorkomen,alleen door voor- en achtervoegsels aanduiden en den stam van het woord onveranderd laten, b-v. yanka (antwoorden) maakt yankula (Bpreken) yankulitsa (harder spreken), ndidza yankulitsa (ik zal harder Een bijzonder kenmerk van de bantu-taleu is, dat de woorden geen geslacht hebben, maar in acht of negen verschillende klassen worden verdeeld, die alle een bijzonder voorvoegsel geven aan bijvoeglijke naamwoorden, werkwoorden, enz. Bijv. nyumbor yanga yeingono yina inagwa nyumba (huis) is ae oorzaak dat yanga (mijn) yeingono (klein) yina (ander) alle met een „y" beginnen en inagna (ingevallen) met een een andere klas geeft w en abijv. wana (kind), wangono wina anagwa; weer een andere klas „chi" bijv. chiko, changa, cha-chingono, china, chinagwa, enz. enz. Je ziet, dat zulk soort van talen bijzonder ge- sohikt is voor alliteratie, meer dan voor rijm en dat men om een meer ingewikkeld iaee weer te geven onmogelijke woorden moet vormen. Byv. de Maagd Maria is: Mariya wo-sa-nya-nzi- tsi-ka. Zoo'n woord is wel in den geest van de taal, maar dat neemt niet weg, dal bet ook voor de negers vrij barbaarsch klinkt. Die geschiedenis van voor-en achtervoegsels is echter niet de groote moeilijkheid van de taal; men went er rrij gauw aan, met een beetje oplettend heid in het begin; de uitspraak is óok niet erg lastig, ofschoon een Europeaan (en vooral een Engelschraan) nooit de juiste klanken nauw keurig kan weergeven. Naar mijn inzien zit de grootste moeilijkheid in de manier van het weer geven der gedachten. We hebben geregeld loeren denken en drukken onze gedachten uit volgens een Europeesche methode, zelfs al gebruiken we de juiste woorden van de taal hier. De negers hebben in heel hun leven nooit vijf minnten over iets nagedacht en hebben de taal geleerd van moeders en vaders, die al even logisch gevormd warenze praten dan ook naar evenredigheid. Woorden als: maar, omdat, ofschoon, enz. zijn hun onbekend, of min of meer door de Europeanen in zwang gebracht en worden door de negers zelden of nooit ge bruikt, terwijl wij onze gedachten niet gemakke lijk kunnen weergeven zonder conjuncties en bijzinnen, vooral als het de uitleg van den Ca techismus geldt. Een ander ding, dat veel moeite veroorzaakt, is het gebruik van klanknaboot sende woorden, de taal hier is er vol van en oogenblikken bet onaanzienlijk huisje en de uitsta ling vau niet ingeloste panden Btaan aankijken. Daarna duwde hij de wiukeldeur opende bel ging met veel lawaai over, terwijl hij binnentrad. „Kan ik Berlings even spreken?" Achter de toonbank stond een vrouw met éen oog. Zii nam hem van 't hoofd tot de voeten op. '„Waarvoor „Voor zaken. Is hg thuis?" „Hoe heet u?" „Harlsmore." „Wacht een oogeüblik, dan zal ik even zien". Zg verdween en ongeduldig wachtte lord Harlsmore op baar terugkomst. Na een oogenblik werd echter Ber lings gelaat achter de glazen tusscbendeuren zicht baar. „Kom binnen, lord," zei hg met veel vertoon van beleefbeid. „Het is beter, dat nten u hier niet ziet, nietwaar? Is er nieuws?" „Welk nieuws verwacht je dan?" vroeg lord Harls- more, terwijl hij het achter den winkel gelegen kamertje binnentrad, waarvan Berlings de deur oogen- blikkeljjk achter hem sloot. „Dat zou ik u niet kunnen zeggen. Geen nieuws is echter slechts nieuws, in tegenspraak mei het spreekwoord. Ik ben juist terug uit Woollacombe. Wie denkt u. dat met mg in den zelfden trein zat „Hoe kan ik dat weten „Dat aardige kind, dat de diamanten zoo handig beeft ingepikt. Ik heb haar heel goed gesien, ofschoon ze rag niet bemerkt heeft. Er was een heer bg haar, anders zou ik nog wel eens een boompje met haar opgeset hebben." tWie was die heer „Hg heet Hammings. Ik heb u wel eens met hem in gesprek gezien." Lord Harlsmore ging zitten. „Nu begrijp 9* het>" zei bg. „Zg gaf hem 't kroontje en zgn moeder heeft het hem voor den neus w ggeuomeD." „Zijn moeder?" vroeg Berlings ten hoogste ver baasd. (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1907 | | pagina 1